De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA 03.131/SB
datum
22-01-2003
onderwerp
Evaluatie MKZ verplaatsingsregeling
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In mijn brief van 16-12-2002 inzake de evaluatie van de MKZ-verzamelregelgeving heb ik aangegeven dat ik u terzake verder zou informeren na het gesprek dat ik zou gaan voeren met verschillende betrokken groeperingen. Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden op 15 januari jongstleden. Met een groot aantal organisaties, zowel uit de diverse schakels van het agrarisch bedrijfsleven, als in de sfeer van de hobbymatige dierhouderij en de Dierenbescherming, is op constructieve wijze de evaluatie besproken en is de follow-daarvan aan de orde geweest.
Inhoud van de evaluatie, hoofdlijnen van de reacties uit het gesprek en de follow-staan in deze brief centraal, mede tegen de achtergrond van de moties Van den Brink (Kamerstukken II, 2002-2003, 28600 XIV, nr 61 en 62).
up
datum
22-01-2003
kenmerk
VVA 03.131/SB
bijlage
Resultaten van de evaluatie op hoofdlijnen
Het doel van de evaluatie was om:
1. na te gaan of de regeling in de praktijk wordt nageleefd en
uitvoerbaar was,
2. inzicht te krijgen of de contactstructuur is gewijzigd,
3. duidelijkheid te krijgen over het risicorendement van de getroffen
maatregelen.
Ten algemene blijkt uit de evaluatie dat het MKZ-risico is afgenomen.
In bedrijfsdunne gebieden is sprake van een sterke daling van het
risico op verspreiding van MKZ. In bedrijfsdichte gebieden is het
effect geringer. Weliswaar is het aantal transportbewegingen
toegenomen, maar het aantal dierbewegingen is afgenomen.
Daartegenover staat dat de naleving door verschillende schakels in de
keten sterk te wensen over liet. Gesignaleerd worden met name het niet
invullen van het bezoekersregister, het niet juist omgaan met de I&R
regelgeving, het ongeoorloofd voorverzamelen van dieren, met name
schapen, en het niet juist naleven van de reiniging en
ontsmettingsregelgeving.
De winst die de maatregelen aldus op papier opleveren worden door de
praktijk deels weer teniet gedaan.
Gesprek over de evaluatie op 15 januari jl. en follow-up
Breed werd gedeeld de notie dat preventie van dierziekten voor
Nederland van het grootste belang is en dat onze systemen ook zoveel
mogelijk actueel moeten zijn opdat, mocht Nederland onverhoopt met een
(risico op een) uitbraak van een besmettelijke dierziekte worden
geconfronteerd, snelle en doeltreffende reactie gewaarborgd is.
Enerzijds werden daarom zorgen geuit over het geconstateerde gebrek
aan voldoende naleving. Anderzijds werd, uit oogpunt van
uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid, aandacht gevraagd voor
een aantal aspecten uit het huidige regelgevingscomplex rondom
preventie van dierziekten. Specifiek werd ook stilgestaan bij de
risico's van insleep vanuit het buitenland, tegen de achtergrond van
het feit dat Nederland thans vrij is van MKZ.
Ik heb de verschillende vertegenwoordigers nadrukkelijk gewezen op het
feit dat daadwerkelijke beperking van risico's vooral ook afhankelijk
is van de mate waarin de verschillende sectoren zelf hun
verantwoordelijkheid nemen. Een geconstateerd gebrek aan naleving kan
en mag niet louter door een verscherpt controleregime van
overheidszijde, dan wel het louter afschaffen van de betrokken
regelgeving, worden verholpen. Dit neemt niet weg dat ik, gelet op de
signalen vanuit verschillende organisaties, begrip heb voor de
situatie waar het Nederlandse agrarische bedrijfsleven mee is
geconfronteerd na afloop van de MKZ-epidemie: een aanzienlijke
hoeveelheid, ingewikkelde en gedetailleerde regelgeving die op
onderdelen een onbalans laat zien tussen veterinair risico en
uitvoerbaarheid.
Concreet heb ik dan ook toegezegd langs twee sporen een vervolg te
willen geven aan de evaluatie en het gesprek:
1. in 2003 zal het bouwwerk aan regelgeving worden doorgelicht, de
daaraan ten grondslag liggende beleidsstrategie worden beoordeeld
op effectiviteit en zo nodig worden gewijzigd;
2. op korte termijn zal een aantal aspecten van de huidige
regelgeving worden versoepeld.
Ad 1:
De huidige regelgeving met betrekking tot preventie van dierziekten is
- uiteraard - gebouwd binnen het raamwerk van de open Europese markt
en de bijbehorende ge- en verboden. Zo is het bijvoorbeeld verboden
een structureel stelsel te hebben dat is gebaseerd op strengere eisen
voor de import van dieren, dan voor het houden en transporteren van
'Nederlandse dieren'. Om die reden is het Nederlandse stelsel dan ook
van toepassing op alle dieren en rust het op twee pijlers: het verbod
op het verzamelen van dieren voor het leven en het verbod op afvoer
van evenhoevigen na aanvoer van een evenhoevige op het bedrijf. Hierop
is destijds een aantal uitzonderingen gemaakt en verfijningen
aangebracht om tegemoet te komen aan de praktijk.
Ondanks uitzonderingen en verfijningen blijkt uit de evaluatie in feite een aanzienlijk gebrek aan draagvlak. Dit baart zorgen en geeft aanleiding meer ten algemene het huidige beleid met betrekking tot preventie van dierziekten te heroriënteren. In nauw overleg met de betrokken sectoren is het doel te komen tot een stelsel dat in voldoende mate op draagvlak kan rekenen, dat alleen waar noodzakelijk is geënt op LNV-regelgeving en dat is gebouwd rondom bewuste en gedragen keuzes met betrekking tot veterinaire risico's. In dat kader zal ik ook de uitvoering van de motie Van den Brink (Kamerstukken II 2002-2003, 28 600 XIV, nr. 62), voor zover Europeesrechtelijk daartegen geen bezwaren bestaan, ter hand nemen. Het streven is erop gericht het geheel nog in 2003 geïmplementeerd te hebben. Ik zal het bedrijfsleven uitnodigen in dit traject te participeren.
Ad 2:
Op korte termijn zal de regelgeving op de volgende aspecten worden
gewijzigd:
* de thans geldende periode waarin het, na aanvoer van een
evenhoevige, niet is toegestaan evenhoevigen van een bedrijf af te
voeren bedraagt 30 dagen. Deze termijn zal worden teruggebracht
naar 21 dagen, aansluitend bij de concept-wijziging van de
EU-richtlijn voor de intracommunautaire handel in schapen en
geiten. Gelet op het communautaire recht zal uiteraard ook de
quarantaineperiode voor uit andere lidstaten afkomstige
evenhoevigen - thans 30 dagen - moeten worden teruggebracht naar
21 dagen. Met deze aanpassing kom ik deels tegemoet aan de motie
Van den Brink (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 600 XIV, nr. 61). De
vraag of, dan wel onder welke condities, de quarantaine-periode in
het geheel niet van toepassing kan zijn, zal, gelet op het feit
dat hier gaat om één van de pijlers van het huidige beleid ten
aanzien van preventie van dierziekten voor éénhoevigen, anders dan
varkens, onderdeel vormen van het hierboven beschreven traject;
* thans dienen evenhoevigen tenminste 30 dagen op een bedrijf
aanwezig te zijn, alvorens zij mogen worden afgevoerd. Ook deze
termijn zal worden teruggebracht tot 21 dagen;
* overblijvende runderen op een exportverzamelplaats moeten thans
met behulp van laboratiumonderzoek worden getest op MKZ voordat ze
terug mogen naar een Nederlands bedrijf. Dit onderzoek zal,
uiteraard in tijden waarbij geen sprake is van een dreigende
MKZ-uitbraak, worden vervangen door een klinisch onderzoek.
Naast deze elementen die rechtstreeks zijn terug te voeren op de
evaluatie, zal ik de Regeling varkensleveringen (RVL) op de volgende
punten wijzigen, teneinde deze beter te laten aansluiten op behoeften
uit de praktijk.
* de geldigheidsduur van de RVL verklaring zal worden verlengd van
24 naar 48 uur;
* bestemmingen in het buitenland alsook exportverzamelplaatsen
zullen niet meer als contactadres worden meegeteld in de RVL
systematiek en;
* het bijladen van slachtvarkens zal onder nader vast te stellen
voorwaarden, worden toegestaan.
Ten slotte
Preventie van dierziekten is en blijft voor een land als Nederland,
met zijn hoge veedichtheid, vele - nationale en internationale -
transportbewegingen van cruciaal belang. Vanuit de notie dat we thans
geen besmettelijke dierziekte in Nederland hebben, is de roep om de
insleep te voorkomen en de regels binnen Nederland te versoepelen
begrijpelijk.
Maar tegelijk geldt dat waakzaamheid geboden blijft. Zomaar tegemoet
komen aan die roep kan dan ook niet.
De komende tijd zal zorgvuldig nagegaan worden hoe het ondervangen van
veterinaire risico's en de dagelijkse praktijk het beste in
overeenstemming kunnen worden gebracht.
Omdat de naleving van het huidige maatregelenpakket te wensen
overlaat, met name bij houders van kleine herkauwers, zal, gezien het
zwaarwegend belang van een goede preventieve gezondheidszorg, door de
AID hieraan extra aandacht worden besteed, in het bijzonder aan de
aan- en afvoer op verzamelplaatsen en de reiniging en ontsmetting op
verzamelplaatsen en slachterijen.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
up Reageren
Homepage
---