Gemeente Barendrecht

Verslag van de openbare vergadering van de commissie voor de bezwaar. en beroepschriften, gehouden op 23 januari 2003 in Gebouw Patrimonium te Barendrecht.

Aanwezig: mevrouw Mr. M.E. Pietermaat-Kros (voorzitter),

de heer Mr.E.L.Elvers, de heer Mr. B.J. Walraven, mevrouw Drs. J.P. Zevenbergen-Herweijer (leden), de heer Mr. M. van Putten (secretaris) en mevrouw H.E.G. de Beij (notulist).


1. Opening

De voorzitter
opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. 2. Behandeling van het bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van een projectsubsidie

Bij de behandeling van dit agendapunt zijn aanwezig:

Reclamant: de heer J. van Geffen

Namens de gemeente: de heer F. Nugteren

De voorzitter
opent de hoorzitting, licht de procedure toe en geeft het woord aan de heer Van Geffen.

Voor het betoog van de heer Van Geffen wordt verwezen naar de pleitnota (bijlage 1).

De heer Nugteren
merkt op dat de motie waar de heer Van Geffen naar verwijst in de raad niet is aangenomen. Spreker verwijst naar het verweerschrift van de gemeente.

De heer Van Geffen
merkt op dat de raad de motie van de fractie van Groen Links niet heeft aangenomen, omdat de raad dit niet in detail wilde regelen. Dat is iets anders dan dat ze het wijkblad niet zouden willen.

De heer Walraven
merkt op dat in de Algemene Subsidieverordening in artikel 10 de weigeringsgronden worden vermeld. Spreker constateert dat in het besluit geen verwijzing naar de weigeringsgronden staat.

De heer Nugteren
zegt dat de Wijkvereniging Smitshoek geen subsidie ontvangt. Desgevraagd geeft de heer Nugteren aan dat weigeringsgrond g) hier van toepassing is. De gemeente richt zich in haar beleid op de groei van de gemeente, de jeugd en ouderen. Communicatie en sociale structuren valt niet onder de speerpunten van het beleid.

De heer Van Geffen
merkt op dat de burgemeester in zijn nieuwjaarstoespraak bewonersparticipatie als speerpunt heeft toegevoegd

De heer Elvers
informeert naar de vergelijking met de Wijkvereniging Smitshoek. De Wijkvereniging Smitshoek heeft ook een clubblad, maar heeft geen projectsubsidie. Spreker vraagt zich af in hoeverre de vergelijking met die vereniging juist is. Als de wijkvereniging Smitshoek die activiteiten subsidie ooit heeft aangevraagd en dat is afgewezen, heeft de gemeente een punt en kan die vergelijking worden gemaakt. Daar heeft de heer Elvers in de stukken niets over aangetroffen.

De heer Nugteren
zegt dat er geen projectsubsidie is aangevraagd door de Wijkvereniging. De vereniging brengt al jaren een clubblad huis aan huis uit. Als de BOCA meer leden krijgt, zal ze meer activiteitensubsidie ontvangen en meer voor de leden kunnen doen.

De heer Elvers
merkt op dat het blad wel past in de doelstelling van groei van de gemeente

De heer Nugteren
vindt van niet.

Mevrouw Zevenbergen
vraagt wat zij zich moet voorstellen bij groei als speerpunt van beleid.

De heer Nugteren
dat bijvoorbeeld als een sportclub veel extra leden kan krijgen uit Carnisselande en een grotere kantine nodig heeft; de gemeente kan dan middelen inzetten om te helpen.

De voorzitter
vraagt naar het speerpunt bewonersparticipatie.

De heer Van Geffen
merkt op dat de Stuurgroep Sociale Structuren door de raad wordt aangewezen als forum om dit nog eens te bespreken. In Carnisselande heeft de BOCA 550 leden. Er zijn nu 4500 huizen bewoond. Binnenkort komt er een wijkactie. De heer Van Geffen wijst erop dat de meeste mensen een woonverleden hebben; zij komen uit achterstandswijken in Rotterdam. Op de scholen dragen kinderen die achtergrond mee.

De heer Walraven
vraagt of het bezwaarschrift alleen per e-mail is ingediend. Is het ook per post ingediend? Er is discussie mogelijk over de vraag of dat nu al zo kan. Hoe kijkt het college er tegenaan, formeel of inhoudelijk?

De heer Nugteren
antwoordt dat het college dit inhoudelijk bekijkt.

De voorzitter
bedankt voor de bijdragen en sluit de hoorzitting.

Nadat de commissie in beslotenheid heeft beraadslaagd, brengt zij het volgende advies uit.

"De commissie stelt vast dat het bezwaarschrift uitsluitend per e-mail is ingediend. Deze wijze van indienen van een bezwaarschrift is niet in overeenstemming met de wettelijke eisen en daarom kan het bezwaarschrift niet in behandeling worden genomen. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het college evenwel verklaard dat het college daarin geen aanleiding ziet een volledige heroverweging achterwege te laten.

Met het oog op deze heroverweging komt de commissie tot de conclusie dat het bezwaarschrift onvoldoende is gemotiveerd, omdat de weigeringgrond waarop het besluit is gestoeld, niet vermeld is en er in het besluit geen relatie is gelegd met het gemeentelijk beleid.

De commissie adviseert in de heroverweging van het betrokken besluit nader in te gaan op de vraag welke weigeringgrond zich hier voordoet en, indien de weigeringgrond in strijd zou zijn met het gemeentelijk beleid, nader te specificeren waarom deze weigeringgrond zich hier zou voordoen."

3. Behandeling van de bezwaarschriften gericht tegen het besluit om vrijstelling te verlenen voor een tiental bouwvergunningen voor het oprichten van woningen op de kavels 1,11,13,14,15,16,17,18,21 en 22

Bij de behandeling van dit agendapunt zijn aanwezig:

Reclamant: de heer N. Hoogenboom

Namens reclamant: de heer Mr. R. van Nooijen (AKD Prinsen Van Wijmen)

Namens de gemeente: mevrouw I. Kranendonk

De voorzitter
opent de hoorzitting en geeft het woord aan de heer Van Nooijen.

Voor het betoog van de heer Van Nooijen wordt verwezen naar de pleitnota (bijlage 2).

Voor het betoog van mevrouw Kranendonk wordt verwezen naar het verweerschrift van gemeente. Mevrouw Kranendonk voegt eraan toe dat de gemeente geen rapport door Bureau Blauw op heeft laten maken, omdat de activiteiten op dat moment niet representatief werden geacht. Volgens de gemeente kan er woningbouw plaatsvinden. Over het zware verkeer merkt mevrouw Kranendonk op dat het hier een 30 km zone betreft. De geluidsbelasting valt binnen de toegestane DBA norm. Het urgentiecriterium is op grond van de huidige wetgeving niet meer van toepassing. Het project moet worden voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. De PPC heeft op 19 juli 2001 met bestemmingsplan Voordijk Zuid ingestemd, onder voorwaarde dat de gemeente rekening houdt met de door de PPC gemaakte opmerkingen.

Op 15 juni 1999 is het college en op 30 juni 1999 is de gemeenteraad akkoord gegaan met de Notitie "Toekomstige verkeerskundige situatie van de Voordijk in Carnisselande".

Mevrouw Zevenbergen
vraagt of de producten alleen worden gesorteerd en gewassen. Vindt geen bewerking plaats? Naar aanleiding van de opmerking in de pleitnota onder punt 15 vraagt spreker in welke categorie het bedrijf valt.

De heer Van Nooijen
antwoordt dat geen bewerking plaatsvindt. DCMR heeft aangegeven dat het bedrijf valt onder code 1531 (aardappelproductenfabrieken).

Mevrouw Zevenbergen
merkt op dat dienstverlening ten behoeve van de landbouw in een andere categorie is ingeschaald.

De heer Hoogenboom
zegt dat de gemeente een cirkel van 100 meter heeft aangegeven. DCMR heeft gezegd 300 meter. TNO heeft 500-800 meter aangegeven. Bureau Blauw geeft een milieucirkel van 800-1000 meter aan. Als die boven water komt, dan mag de wijk niet volgebouwd worden. Er zijn nu weinig klachten als de wind uit het zuidwesten waait; in de polder nu woont niemand. Rotte aardappelen stinken heel erg. Het verkeer moet door de woonwijk heen. Als de wagens gelost worden stinkt het. De heer Hoogenboom constateert dat het iedere keer een herhaling van zetten is. Er is maar één oplossing: het bedrijf moet daar weg. De vrachtauto's moeten over een weg van 5 meter breed. Als ze elkaar tegen komen moeten ze over het trottoir heen, en dat in een woonwijk. DCMR heeft gezegd dat wat de gemeente hier wil, niet kan.

De heer Walraven
vraagt naar de voorschriften in de milieuvergunning over geur, en vraagt of dit een oprichtingsvergunning of een revisievergunning betreft.

De heer Hoogenboom
antwoordt dat het een revisie vergunning betreft uit 1996.

De heer Van Nooijen
merkt op dat de voorschriften met name zien op geluid. Er staan geen nadrukkelijke geurvoorschriften in.

De heer Hoogenboom
merkt op dat de nieuwe bewoners klagen. Als er straks een hele woonwijk is, wordt het moeilijker. Als er achter het bedrijf huizen worden gebouwd, zitten die voor 80 % van de tijd (zuidwestenwind) in de stank. Zowel Bureau Blauw als TNO zeggen dat dit niet kan.

De heer Walraven
vraagt naar de reactie van de gemeente op de genoemde afstanden voor wat betreft de geur.

Mevrouw Kranendonk
zegt dat DCMR heeft aangegeven dat stankcirkels liggen op 100, 200 en
300 meter van de bron af. De woningen voldoen daar aan. De meest dichtbij gelegen woning ligt op 180 meter van loods 3. Naar aanleiding van klachten bij DCMR in 1993 is gezegd dat het wassen moet plaatsvinden in een loods, dat is loods 3 geworden. Het onderzoek van Bureau Blauw is niet representatief. Er lag op dat moment 200 ton aardappels op het erf, deze lagen al dagen te rotten en weerspiegelde zo het meest slechte scenario.

De heer Hoogenboom
zegt dat dat niet klopt. De helft van de aardappels was voor voer, en de helft is naar de industrie gegaan. Normaal wordt 200 ton per uur verwerkt. Nu is 200 ton in zes uur verwerkt. Er zijn dagen dat er
1000-2000 ton per dag wordt verwerkt.

De heer Walraven
constateert dat de gemeente door DCMR is geadviseerd, ook op het punt van geur. Dat leidt tot de conclusie dat een afstand van 100 meter geen geurhinder wordt ondervonden. Spreker constateert dat er veel verschillende afstanden en verschillende classificaties worden gehanteerd.

De heer Hoogenboom
zegt dat de gemeente 100 meter aangeeft en DCMR 300 meter. De gemeente heeft opdracht gegeven aan TNO, en vervolgens aan Bureau Blauw voor een onderzoek. Het rapport is niet boven water gekomen; dan werd de cirkel nog groter. De gemeente wilde met het rapport bewijzen dat de cirkel geen 300 meter maar 150 meter moest zijn.

De heer Van Nooijen
zegt dat tegen hem en de heer Hoogenboom wordt gezegd dat het niet kan, en naar de gemeente een wat zachtere opstelling wordt gepresenteerd.

De voorzitter
informeert naar de afweging van belangen tussen de nieuwe woningen en het bestaande bedrijf. De heer Walraven constateert dat het belang van de heer Hoogenboom niet goed zichtbaar is in de besluitvorming.

De heer Walraven
constateert dat de stankhinder zo serieus genomen dat er opdracht is gegeven voor onderzoek.

De voorzitter
zegt dat het zo zou kunnen zijn dat de bestemmingsplannen dienen als ruimtelijke onderbouwing. Zijn er onderdelen van de toelichting op het bestemmingsplan waarin dat is opgeschreven? Dan zou te zien zijn of de belangenafweging voldoende heeft plaatsgevonden.

Mevrouw Kranendonk
merkt op dat het bedrijf van de heer Hoogenboom ook in het voorontwerp bestemmingsplan Carnisselande noord is ingepast.

De voorzitter
informeert naar de stand van zaken bij het bestemmingsplan.

Mevrouw Kranendonk
antwoordt dat een aantal zaken nog moet worden uitgezocht. Als die duidelijk zijn, kan het concept ontwerpplan aangeboden worden, uiterlijk 4 april 2003.

Mevrouw Zevenbergen
vraagt of de PPC opmerkingen heeft gemaakt over het bedrijf.

De voorzitter
vraagt of de heer Hoogenboom tegen het bestemmingsplan een inspraakreactie heeft ingediend.

De heer Hoogenboom
antwoordt bevestigend.

De voorzitter
constateert dat de woningen in een ander bestemmingsplan zitten, bestemmingsplan Voordijk Zuid. Wat is er in bestemmingsplan Voordijk Zuid opgemerkt over het bedrijf van de heer Hoogenboom? De onderbouwing van de belangenafweging tussen bedrijf en woningen moet gevonden kunnen worden in bestemmingsplan Voordijk zuid.

De heer Van Nooijen
zegt dat er geen belangenafweging is gemaakt; een aantal relevante belangen wordt weggemoffeld. De overlast die het bedrijf Hoogenboom veroorzaakt is een van de belangrijke punten, maar daarnaast zijn er de vrachtwagens die door de wijk moeten gaan rijden.

Mevrouw Zevenbergen
constateert dat opmerkingen over het bedrijf niet in de toelichting op het bestemmingsplan zijn opgenomen.

De voorzitter
constateert dat het grenst aan het plangebied, dus het belang moet worden meegewogen.

De heer Hoogenboom
zegt dat het plan al was gerealiseerd voordat hij bezwaar kon maken. Volgende week gaan de mensen in de huizen wonen.

De heer Walraven
vraagt of geen schorsing is overwogen.

De heer Van Nooijen
antwoordt dat dat is overwogen, maar er loopt reeds een groot aantal (kostbare) procedures. Het gaat over heel veel besluiten.

De voorzitter
vraagt aan de gemeente waarom er allemaal aparte besluiten zijn genomen.

Mevrouw Kranendonk
kan hierop geen antwoord geven.

De heer Van Nooijen
zegt dat dit wellicht iets te maken kan hebben met de planschade die uiteindelijk gevorderd zou kunnen worden. Bij artikel 19 besluiten krijgt men nooit het complete beeld.

De voorzitter
vraagt aan de gemeente of dit bestemmingsplan naar de provincie is gegaan.

Mevrouw Kranendonk
antwoordt bevestigend.

De voorzitter
verzoekt in te gaan op het aspect verkeer, met name de belasting voor de straten.

De heer Hoogenboom
verwacht dat de bewoners van deze mooie bungalowwijk gaan procederen.

De voorzitter
stelt, ervan uitgaande dat het bedrijf blijft, dit hoge eisen stelt aan de wegen. Zijn in de exploitatie opzet, die aan de bestemmingsplannen ten grondslag ligt, speciale bedragen opgenomen zodat de wegen zo uitgevoerd kunnen worden dat ze geschikt zijn voor deze vrachtwagens?

Mevrouw Kranendonk
verzekert dat de gemeente zich wel heeft gerealiseerd dat er maatregelen noodzakelijk zijn. Daar staan kosten tegenover.

De voorzitter
vraagt of dit zichtbaar is gemaakt in de exploitatie opzet.

Mevrouw Kranendonk
weet niet hoe de praktijk eruit ziet.

De heer Hoogenboom
merkt op dat de gemeente de eerste fietsbrug wil weghalen, dan komt er een minirotonde. De oprit naar de Voordijk moet verzwaard worden voor het vrachtverkeer. De gemeente vindt het bezwaar over het verkeer dan niet meer van toepassing.

De heer Van Nooijen
merkt op dat dit strijdig is met het faseringsplan, dat door de gemeente ten grondslag wordt gelegd aan de verkeersbesluiten.

De voorzitter
vraagt of het voorstel, zoals de heer Hoogenboom dit nu schetst, ergens in een stuk staat.

De heer Van Nooijen
antwoordt dat dit is terug te vinden bij kavel 16 en 18, waarin in de gemeentelijke reactie wordt opgemerkt dat er naar alternatieven wordt gekeken voor de slingerroute die nu uit het faseringsplan naar voren komt. Daar is nog geen officieel stuk van.

De voorzitter
vraagt waarom heeft het zo lang geduurd voordat de bestemmingsplannen in procedure gebracht zijn. De provincie heeft verondersteld dat het plan binnen een half jaar ter inzage gelegd zou worden.

Mevrouw Kranendonk
merkt op dat een aantal zaken onderzoek vergden, onder meer de vestiging van de school.

De heer Walraven
vraagt of er geen rapport is over de geur.

Mevrouw Kranendonk
verwijst naar het rapport van DF (DCMR), waarin de stankcirkel wordt aangegeven. Dit onderzoek is gedaan om te kijken of de kavels voor woningbouw ontwikkeld zouden kunnen worden.

De heer Van Nooijen
zegt dat dit is gemaakt naar aanleiding van de klacht van de gemeente dat Bureau Blauw geen representatief rapport naar voren had gebracht. Het zijn bevindingen ter controle van wat Bureau Blauw heeft gedaan. Het is dus geen apart onderzoek naar de geuroverlast.

De voorzitter
vraagt van wanneer dit rapport is.

De heer Van Nooijen
antwoordt dat dit van december 2002 dateert.

De heer Walraven
constateert dat op pagina 170 wordt aangeven dat er sprake is van een heel beperkte opdracht en een heel beperkte conclusie. ("Samenvattend kan worden gesteld dat de bedrijfsituatie niet representatief was op
15 mei 2002, ten tijde van het geuronderzoek").

Mevrouw Kranendonk
zegt dat geconcludeerd werd dat de gemeente niets kon met het rapport van Bureau Blauw.

De heer Walraven
stelt vast dat er in het kader van deze vrijstelling verlening wel de gedachte is geweest om na te gaan hoe de woningbouw zich verdraagt met geurhinder, maar dat niet tot enig resultaat heeft geleid. In de toelichting zal worden nagegaan of dat onderzoek heeft plaatsgevonden, en of er in het kader van de bestemmingsplanprocedure een zelfstandige conclusie is in verband met de geurhinder.

De heer Van Nooijen
merkt op dat het voorontwerp bestemmingsplan al wat ouder is. Zou daar een gedegen geuronderzoek aan ten grondslag hebben gelegen, dan zou het niet nodig zijn dit soort rapporten nu alsnog te laten opstellen.

De heer Walraven
vraagt of de heer Van Nooijen een rapportage kent, in het kader van de bestemmingsplan procedure of in het kader van deze procedure.

De heer Van Nooijen
kent geen rapportage, behalve de opmerking van de gemeente over hoe de DCMR er vijf jaar geleden over dacht.

De heer Hoogenboom
zegt dat DCMR in december bij hem is geweest om aan te tonen dat het rapport van Bureau Blauw relevant is. DCMR heeft toen weer een nieuw rapport gemaakt.

Mevrouw Zevenbergen
geeft aan dat de resultaten daarvan staan op pagina 169.

De heer Van Nooijen
zegt dat dit is gedaan in het kader van de vraag of het onderzoek van Bureau Blauw destijds representatief is geweest.

De voorzitter
merkt op dat het gaat om de vraag of het besluit zorgvuldig is genomen. Is voor de datum waarop GS de Verklaring van geen bezwaar afgegeven hebben, een behoorlijk onderzoek is geweest naar de milieu aspecten van het bedrijf, inzake geur, geluid en stof en is daar een goede rapportage van geweest? Verder is de vraag waar GS de ruimtelijke onderbouwing vandaan haalt.

De heer Van Nooijen
zegt dat in ieder geval ten aanzien van geur geen onderzoek is gedaan, voor geluid wel.

De voorzitter
bedankt voor de bijdragen en sluit de hoorzitting.

Nadat de commissie in beslotenheid heeft beraadslaagd, brengt zij het volgende advies uit:


---
Voor alle bestreden besluiten geldt dat deze van een goede ruimtelijke onderbouwing moeten zijn voorzien. Uit de besluiten zelf blijkt niet van een dergelijke onderbouwing.

De ruimtelijke onderbouwing zou kennelijk te vinden moeten zijn in het voorontwerp bestemmingsplan Voordijk Zuid. In de toelichting van dit voorontwerp heeft de commissie evenwel niet aangetroffen dat is beoordeeld hoe de geplande woningbouw zich verhoudt tot het bedrijf van de heer Hoogenboom. Het bedrijf van de heer Hoogenboom wordt in tegenstelling tot andere bedrijven niet vermeld in de toelichting. Ook is ter zitting niet gebleken van rapportages van relevante onderzoeken, die zouden kunnen dienen als bouwsteen van een ruimtelijke onderbouwing.

Ter zitting is gebleken dat opdracht is gegeven tot het verrichten van geuronderzoek, waaruit kan worden afgeleid dat het aspect geur in ieder geval relevant wordt geacht. Dit heeft evenwel niet heeft geleid tot enige rapportage die kan dienen als bouwsteen voor een ruimtelijke onderbouwing. Dit geld eveneens voor geluid en stof, eveneens hinderaspecten.

Evenmin is duidelijk in hoeverre in het nieuwe woongebied rekening is gehouden met de te verwachten verkeersoverlast van het bedrijf (verkeersveiligheid, geluidhinder en financiële aspecten).

De commissie overweegt dat het besluit niet van voldoende draagkrachtige motivering is voorzien en onzorgvuldig is voorbereid. De commissie is van mening dat het besluit niet in stand kan blijven.

De commissie adviseert het college het bezwaarschrift gegrond te verklaren."


4. Vaststellen van het verslag van de vergadering van 28 november en
16 december 2002

De verslagen worden ongewijzigd vastgesteld.


5. Mededelingen

De heer Van Putten
deelt mee:

* Mevrouw Pietermaat, mevrouw Zevenbergen, de heer Schreinemakers, de heer Elvers en de heer Cok nemen afscheid als leden van de commissie.

* De installatie van de nieuwe commissie vindt plaats op 6 maart
2003.

* Op 20 februari is de laatste vergadering van de commissie in oude samenstelling. Deze vergadering begint om 19.30 uur


6. Rondvraag

Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt.


7. Sluiting

De voorzitter sluit de vergadering.