Partij van de Arbeid

Na de dreun, de herkansing.

23-01-2003

Na de dreun de herkansing. Van oude beginselen naar nieuwe idealen

De PvdA heeft van de kiezer een herkansing gekregen. Daar moeten we ongelooflijk dankbaar voor zijn. Maar het mag geen excuus zijn om te stoppen met de vernieuwing van de partij, om het debat over onze inhoudelijke koers links of midden? - maar weer snel te beëindigen. Het probleem welke kiezers aan te spreken is niet nieuw. De wens de kapitalistische samenleving omver te gooien was nooit de wens van de meerderheid. Bart Tromp beschrijft in zijn proefschrift Het sociaal-democratisch programma (Bert Bakker, 2002) de ontwikkeling van de beginselprogrammas van de Sociaal Demokratische Bond uit 1882 tot het laatste beginselprogram van de PvdA uit 1977. Hij laat daarin ook de zoektocht zien naar de natuurlijke achterban van de PvdA. DE zoektocht naar de juiste koers ook.

Tromp laat zien dat van alle kernstaten van de wereldeconomie alleen in België het proletariaat ooit een meerderheid had. Daar kon in 1912 51% van de bevolking tot de arbeidersgroep gerekend worden. Vanaf 1937 is de SDAP zich dan ook niet alleen meer gaan richten op de arbeiders, maar op allen die te lijden hadden onder het kapitalisme. In 1947 kon al worden gesteld dat het socialisme steeds meer een zaak van het hele volk wordt. De klassenpartij veranderde langzaam in een volkspartij doordat steeds meer groepen tot die arbeidersklasse werden gerekend. In het PvdA program van 1959 is het woord klasse geheel verdwenen. In 1977 is het begrip wel weer terug in het partijprogram maar dan is het uitgangspunt dat de PvdA het specifiek voor een groep opneemt geheel verdwenen. De doelstelling is dan dat eenieder los van maatschappelijke positie kiest voor de politieke uitgangspunten van de PvdA en er daarom op stemt.

Ook de visie van de partij op politiek en staat zelf is veranderd. Waar het eerst ging om de spanning met de door het kapitalisme gecorrumpeerde staat zag de partij later steeds meer heil in de rol van de overheid als beschermer van bepaalde waarden. De maakbaarheid van de samenleving veronderstelde in de jaren 70 een hoofdrol voor de overheid. De ontwikkeling loopt van een visie op de maatschappij vanuit gemeenschapsidealen - de verandering van de maatschappij zou het collectief ten goede komen - naar een meer op individuen gerichte opstelling. Daarin is solidariteit een morele plicht van het individu, geen overheidszaak. Uiteindelijk merkt Tromp op dat alle fraaie standpunten over ouderenbeleid, gelijke behandeling, de wereldeconomie, internationalisme en onderwijshervormingen niet zijn terug te voeren op vaste en consistente beginselen.

Inmiddels is de vraag naar een nieuw beginselprogramma opnieuw actueel. Het is nog steeds goed zichtbaar dat de partij bij het oplossen van moderne vraagstukken moeite heeft een koers te vinden. Er is geen vaste groep waarden waarop men terug kan vallen bij het vinden van een richting voor de multiculturele samenleving, bij het oplossen van de paradoxale spanning tussen planeconomie en markt in de zorg, bij het reageren op de kapitalistische oorlog tegen Irak, bij het vormgeven van onderwijs met toegang voor iedereen, maar met voldoende kwaliteit voor het individu. Het moralisme - tegenwoordig eerder politiek correct genoemd - is kansloos indien het niet kan worden verklaard uit duidelijke uitgangspunten en wekt dan terecht irritatie.

Ten langen leste leidt dit tot een existentiële twijfel welke kiezers aan te spreken. Gaan we voor een bepaalde klasse? Zijn we een belangenpartij? Daar lijkt het op als gesproken wordt over de LPF-stemmers als onze kiezers. Of willen we door alle lagen van de bevolking heen mensen overtuigen van onze politieke uitgangspunten? In dat geval moeten die uitgangspunten wel helder zijn en een vertaling vinden in voorstellen die de moderne problemen zouden kunnen oplossen.

De onderverdeling van de maatschappij in klassen was in het verleden al tamelijk arbitrair. In het postmoderne Nederland is het een kansloze onderneming te denken dat een bepaalde groep op basis van sociaal economische klasse aan zal sluiten bij een partij. Het inkomen van de klassieke fabrieksarbeider, de Turkse ondernemer en de universitaire intellectueel ligt misschien niet ver uiteen, de verschillen zijn te groot om groepssolidariteit te kunnen veronderstellen. Bovendien heeft de moderne burger weinig behoefte tot een bepaalde klasse gerekend te worden.

Natuurlijk zijn verdelingsvraagstukken wel aan de orde van de dag. Het bestaansrecht van politieke partijen is mijns inziens grotendeels gelegen in de rol die ze spelen bij de herverdeling van kennis, macht en inkomen. Kennis, macht en inkomen zijn inmiddels vervat in het containerbegrip kansen. De PvdA moet zich inzetten voor een gelijkere verdeling van kansen. Maar voor een concretisering plaatsvindt naar de problemen van de huidige samenleving moeten keuzes gemaakt worden. Waar ligt de grens aan het individualisme? Hoe te zorgen voor solidariteit tussen mensen die weinig gemeen hebben? Welke offers brengen we om te zorgen dat het kapitalistisch systeem de wereld niet voorgoed onbewoonbaar maakt voor ons nageslacht?

In 1977 stond het er als volgt: Welvaartsgroei moet samen gaan met grotere gelijkheid: een beperking wordt pas aanvaardbaar als de achtergestelden er op vooruitgaan, de welgestelden zwaardere offers brengen en de arbeid rechtvaardig wordt verdeeld.

Maar ook in de keuze tussen emancipatie en cultuurrelativisme valt er wel iets te leren van het verleden. In 1882 stond in het beginselprogram van de sociaal democratische bond: De sociaal demokratische partij, van meening dat personen van beiderlei geslacht gelijke rechten en gelijke plichten moeten hebben, is besloten alle haar ten dienste staande middelen aan te wenden tot algehele opheffing der vrouw uit den staat van slavernij, waarin ze nu verkeert. Alsjeblieft!

Inderdaad, dit vereist een activistischer opstelling dan de afgelopen jaren na het afleggen van de ideologische veren gebruikelijk was. Optimisme en vooruitgangsgeloof zijn kernbegrippen in de geschiedenis van de sociaal-democratie. De tegenstelling tussen het liberale laissez-faire en de opheffing van de achtergestelde uit de slavernij is nu ook actueel bij het vormen van een visie op de multiculturele samenleving.

Mijns inziens is de behoefte aan een nieuw beginselprogramma meer dan een academische discussie tussen ouderwetse sociaal-democraten maar juist een cruciale opdracht aan de nieuwe PvdA, aan de jonge garde. Aan de PvdA van Wouter Bos, kortom. Een discussie over onze uitgangspunten, onze idealen, is NU nodig zodat we de komende jaren eindelijk moderne linkse politiek gaan voeren. Dat is pas nieuwe politiek. We hebben een herkansing gekregen. Nu moeten we haast maken met inhoudelijke politiek, niet voor één bepaalde groep, maar voor een socialer Nederland!

mr L.F. Asscher
http://www.ivir.nl/medewerkers/asscher.html
Instituut voor Informatierecht, Universiteit van Amsterdam
Rokin 84, 1012 KX Amsterdam
tel 020-52539327, fax 020-5253033

Lodewijk Asscher