Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kerncijfers Wvg 2001

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DVVO/ZV-U-2350797

23 januari 2003

Hierbij bied ik u ter informatie aan de Kerncijfers Wvg 2001. Het betreft de jaarlijks beschikbaar komende informatie met betrekking tot de aantallen en kosten van de verstrekte Wvg-voorzieningen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Kerncijfers Wvg 2001
1.
Kerncijfers Wvg 2001

Kerncijfers Wvg 2001

Aantallen en kosten van verstrekte
Wvg-voorzieningen (landelijke cijfers)

Samenstelling
drs. H.G. van Andel
C. van 't Hoft
drs. H.A. van de Pol
drs. K. Smeets
drs. B.A. Wapstra-van Damme

SGBO
Onderzoeks- en Adviesbureau van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten BV
Postbus 30435
2500 GK Den Haag

Verkoop
Elsevier bedrijfsinformatie bv
Postbus 4, 7000 BA Doetinchem
Tel. 0314-358358, fax: 0314-358161

Voorwoord

In de periode 1994-2000 is de landelijke evaluatie van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) uitgevoerd. Deze evaluatie bestond uit een aantal modules: enquêtes en interviews onder gemeentelijke coördinatoren, grootschalig cliëntenonderzoek, onderzoek naar niet-gebruik, verordeningenonderzoek en onderzoek van vervoerssystemen. Daarnaast maakte de Wvg-scan deel uit van de evaluatie.

In het kader van de Wvg-scan zijn elk jaar bij alle gemeenten kwantitatieve gegevens verzameld over aantallen aanvragers, aantallen toegekende Wvg-voorzieningen en de kosten van de Wvg-uitvoering. De resultaten van dit onderzoek vormden de cijfermatige onderbouw van het landelijke evaluatieonderzoek.

Met de beëindiging van de landelijke evaluatie is besloten de Wvg-scan nog minimaal twee jaar te laten uitvoeren, zodat men kan blijven beschikken over de belangrijkste kengetallen van de Wvg en zicht houdt op de ontwikkelingen.

De resultaten van de Wvg-scan worden jaarlijks gepubliceerd. De achtste aflevering van de Kerncijfers, met de gegevens over 2001, ligt voor u.

De jaarlijkse Wvg-scan en de Kerncijfers worden uitgevoerd door SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Deze publicatie is opgesteld door C. van 't Hoft en drs. H.A. van de Pol onder leiding van drs. H.G. van Andel.

drs. C.D. Mak,
directeur SGBO

september 2002

Inhoudsopgave 

VOORWOORD

1. INLEIDING 1 1.1 Achtergrond van de kerncijfers Wvg 1 1.2
Technische
toelichting


---
1.3
Leeswijzer


---

2. AANTALLEN EN KOSTEN VAN VOORZIENINGEN,
LANDELIJK
OVERZICHT


---

3. AANTALLEN AANVRAGERS EN CLIËNTEN 13

4.
TOEKENNINGSPERCENTAGES
18

5.
AANTALLEN
TOEGEKENDE
VOORZIENINGEN 21

6. KOSTEN VAN TOEGEKENDE
VOORZIENINGEN 26

7.
UITVOERINGSKOSTEN
EN
INKOMSTEN 31

8.
BUDGETTAIRE
UITKOMSTEN
35

BIJLAGE

Overzicht corresponderende tabelnummers Kerncijfers Wvg 1994 t/m 2001 41

1. Inleiding

1.1 ACHTERGROND VAN DE KERNCIJFERS WVG

Inmiddels is het landelijk evaluatieonderzoek van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) afgerond, wat onder andere heeft geresulteerd in de rapporten Een verstrekkende Wet, deel 1, 2 en 3. Het evaluatieonderzoek bestond uit verschillende deelonderzoeken. Een van de deelonderzoeken wordt na afronding van de landelijke evaluatie nog minimaal tweemaal uitgevoerd. Het betreft de Wvg-scan, een inventarisatie onder alle gemeenten van de aantallen toegekende voorzieningen en de kosten daarvan. De Wvg-scan wordt jaarlijks gehouden met als doel `de vinger aan de pols' te houden en jaarlijks een kwantitatief beeld te geven van de Wvg-uitvoering in alle gemeenten.

De scanvragenlijst behandelt deze aspecten van de Wvg-uitvoering:
- aantal aanvragers;

- aantal toegekende voorzieningen;

- toekenningspercentages;

- kosten van voorzieningen op kasbasis;

- kosten van voorzieningen op verplichtingenbasis;
- uitvoeringskosten.

In Kerncijfers Wvg 2001 wordt verslag gedaan van de Wvg-scan over het kalenderjaar 2001. De bedoeling van de opdrachtgever1 met het uitbrengen van de jaarlijkse Kerncijfers Wvg is het verschaffen van een overzichtelijk naslagwerk over de cijfermatige aspecten van de Wvg-uitvoering aan gemeenten, landelijke politiek, belangenorganisaties, bedrijfsleven, indiceerders en andere betrokkenen. Gebruikers van dit rapport worden zo in staat gesteld een vergelijking te maken tussen de uitkomsten in de eigen gemeente of regio en vergelijkbare gemeenten elders in Nederland2.

Alle bedragen zijn nog in guldens vermeld, omdat het over het verslagjaar 2001 gaat waarin gemeenten nog met guldens werkten.

1 De opdrachtgever van de Wvg-scan 2001 is het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). 2 Voor nadere informatie over de hier opgenomen gegevens kunt u contact opnemen met SGBO, tel. 070-3738434/ 3738853.

Kerncijfers Wvg 2001 1

1.2 TECHNISCHE TOELICHTING

Responsgegevens
De vragenlijst Wvg-scan 2001 is op 28 februari 2002 verzonden naar alle 504 gemeenten die in 2001 bestonden. De vragenlijst voor de inmiddels opgeheven gemeenten is toegezonden aan de gemeenten waarin de voormalige gemeenten zijn opgegaan.
Elk jaar is de nodige inspanning vereist om de gewenste ­ kwantitatieve en kwalitatieve ­ respons te realiseren. Dit heeft onder meer te maken met onderbemensing van Wvg-afdelingen van gemeenten en een groot verloop onder de invullers van de Wvg-scan. Daarnaast bleek het voor de meeste gemeenten die per 1 januari 2001 zijn heringedeeld, niet mogelijk te zijn om de vragenlijst in te vullen. De procedure om gemeenten te herinneren aan het invullen van de Wvg-scan bestond dit jaar uit twee herinneringsbrieven en een telefonische ronde. Mede door deze acties is de respons goed. De vragenlijst is ingevuld door 422 gemeenten; de respons is 84%. Ook de spreiding van de respons naar inwonertal en landsdeel is goed; deze ligt tussen 79 en 96%. Deze goede respons heeft het mogelijk gemaakt een representatief kwantitatief beeld te schetsen van de Wvg-uitvoering in alle Nederlandse gemeenten.

Berekening van landelijke totaalcijfers
Aangezien er geen respons is van 100%, dienen, om landelijke uitspraken te kunnen doen, de scangegevens te worden opgehoogd naar een landelijk totaal voor de 504 gemeenten. Dit gebeurt door extrapolatie op basis van inwonertal. Voor de deelpopulatie waarvan de desbetreffende vraag is ingevuld, wordt per gemeentegrootteklasse het gemiddelde bedrag of het aantal per inwoner berekend. Deze gemiddelden worden vervolgens per gemeentegrootteklasse vermenigvuldigd met het totaal aantal inwoners in de desbetreffende klasse. Optelling van de bedragen of aantallen per gemeentegrootteklasse levert de gegevens voor heel Nederland op. Een relatieve ondervertegen- woordiging van gemeenten in een bepaalde gemeentegrootteklasse wordt op deze wijze ondervangen.

Berekening van gemiddelden
Veel getallen in de tabellen in deze publicatie hebben betrekking op gemiddelden. Bij het berekenen van een gemiddelde waarde van een grootheid die uitgedrukt wordt in `aantallen per 1.000 inwoners', kunnen in principe twee methoden worden gebruikt.

2
Kerncijfers Wvg 2001

Middeling over personen
Als voorbeeld kan `het aantal aanvragen per 1.000 inwoners' gelden. Het gemiddelde X voor Nederland kan berekend worden als:
X = (som van alle aanvragen in Nederland) / (som van alle inwoners in Nederland) In dit geval worden de gemeenten als één grote gemeente gezien. Men kan dan een uitspraak doen als: `Van alle inwoners in Nederland heeft X procent een aanvraag gedaan.'

Middeling over gemeenten
Men kan ook voor elke gemeente het aantal aanvragen per 1.000 inwoners berekenen (Ai) en die waarden vervolgens middelen over alle gemeenten. Het landelijk gemiddelde Y is dan: Y = (som van de Ai in alle gemeenten) / (aantal gemeenten) Men kan hierop een uitspraak baseren als: `In een gemiddelde Nederlandse gemeente doet Y procent van de bevolking een Wvg-aanvraag.'

Deze kwestie speelt overigens zowel bij de berekening voor Nederland als geheel, als bij de berekening van het gemiddelde voor verschillende klassen van gemeenten (groot ­ klein, geografische ligging).

In deze publicatie, die vooral tot doel heeft soorten gemeenten onderling te vergelijken, wordt in principe de tweede methode gebruikt (middeling over gemeenten). Bij een aantal tabellen wordt het landelijk gemiddelde over personen opgenomen. In die gevallen wordt dat uitdrukkelijk bij de tabel aangegeven.

Aantallen
Overal waar sprake is van aantallen voorzieningen, wordt gedoeld op aantallen toegekende voorzieningen. Een voorziening is toegekend als er een (positieve) beschikking over is afgegeven. In de meeste gevallen gaat het in deze Kerncijfers om nieuwe toekenningen, dat wil zeggen dat doorlopende voorzieningen die in een eerder jaar zijn toegekend niet als nieuwe toekenning gerekend worden. In een aantal gevallen, met name bij gemeenten die voorzieningen aanschaffen, zijn vervangingstoekenningen bij de toekenningen inbegrepen. In een enkele tabel wordt gewerkt met het aantal uitstaande Wvg-voorzieningen: dit geeft de omvang van het bestand aan uitstaande voorzieningen op 31 december van het boekjaar weer (stand ultimo). Over het aantal aangevraagde voorzieningen zijn geen betrouwbare landelijke gegevens beschikbaar3.

3 De desbetreffende vraag (E.5) in de scanvragenlijst is onvoldoende ingevuld om er landelijke cijfers over het aantal aangevraagde voorzieningen op te baseren. Alleen de verhouding tussen aangevraagde, toegekende en afgewezen voorzieningen is gebruikt (zie tabel 11).

Kerncijfers Wvg 2001 3

Kosten en uitgaven
In de tabellen over kosten en uitgaven wordt soms een verschil gemaakt tussen kosten op verplichtingenbasis en uitgaven op kasbasis. Wij lichten dit onderscheid hier kort toe.


- Verplichtingenbasis. Op het moment dat een positieve beschikking wordt afgegeven (en er sprake is van toekenning), gaat de gemeente een financiële verplichting aan. Kosten op verplichtingenbasis zijn derhalve de kosten die te voorzien zijn op het moment van toekenning. De kosten op verplichtingenbasis worden vanaf de Scan 1995 alleen verzameld bij die voorzieningen waar een groot verschil bestaat tussen verplichtingen en kasbasis, namelijk de woonvoorzieningen. Bij naturavoorzieningen (rolstoelen, scootermobielen) is er een groot verschil tussen gemeenten die huren en gemeenten die kopen. Daarom werd bij naturavoorzieningen naast de feitelijke kasuitgaven ook weergegeven wat de vergelijkbare aanschafwaarde van de nieuwe toekenningen is. Hierbij baseerden wij ons op gegevens van Welzorg (het voormalige ZVN-Zorglease). Dit was van belang om een zuivere vergelijking te kunnen maken met de oude AAW-situatie, waarop de hoogte van de gemeentefondsuitkering in 1994 was gebaseerd. Omdat steeds meer gemeenten overgegaan zijn op het herverstrekken van naturavoorzieningen leidde deze methode tot een steeds grotere overschatting van de kosten. Daarom worden vanaf dit jaar de kosten op aanschafwaardebasis voor naturavoorzieningen niet meer berekend. Om (in hoofdstuk 8) toch iets te kunnen zeggen over de besteedbare ruimte worden bij vervoersvoorzieningen en rolstoelen de uitgaven op verplichtingenbasis gelijk gesteld aan de kasuitgaven.


- Kasbasis. Hier gaat het om de werkelijke kasuitgaven in het boekjaar. Een kasuitgave vindt later plaats dan het tijdstip waarop de verplichting is aangegaan en kan lager (bijvoorbeeld als een vergoeding niet tot het maximum is gedeclareerd) of hoger (bijvoorbeeld indien de definitieve beschikking voor een woningaanpassing hoger uitvalt dan de voorlopige) zijn dan de aangegane verplichtingen. Kasbedragen hebben altijd betrekking op zowel de nieuwe toekenningen in het boekjaar als de uitgaven voor doorlopende voorzieningen.

4
Kerncijfers Wvg 2001

1.3 LEESWIJZER

In hoofdstuk 2 wordt een totaaloverzicht gegeven van de aantallen en kosten van toegekende voorzieningen in 2001. In hoofdstuk 3 wordt het aantal aanvragers weergegeven, uitgesplitst naar diverse categorieën gemeenten. Uitsplitsing vindt plaats naar drie kenmerken:
- het inwonertal (in vijf gemeentegrootteklassen);
- het landsdeel (noord, oost, west en zuid)4;

- de leeftijdsopbouw van de bevolking (in vier klassen)5.
Zo'n uitsplitsing wordt in alle hoofdstukken gemaakt.

In hoofdstuk 4 komt aan de orde in welke mate aanvragers en aanvragen zijn gehonoreerd, opnieuw uitgesplitst naar categorieën gemeenten. Het aantal toegekende voorzieningen staat centraal in hoofdstuk 5, terwijl de desbetreffende kosten uitgebreid behandeld worden in hoofdstuk 6. De overige kosten, zoals kosten voor indicering en apparaatskosten, worden gepresenteerd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 tot slot wordt een overzicht gegeven van de budgettaire uitkomsten van de Wvg- uitvoering. Behandeld worden de netto-uitgaven van gemeenten, alsmede het kasverschil over 2001.

Vergelijking van de cijfers van 2001 met die van 1994 tot en met 2001 komt in alle hoofdstukken aan de orde. Bij die vergelijking dient men steeds voor ogen te houden dat het jaar 1994 uit slechts drie kwartalen bestond (de Wvg startte op 1 april 1994) en dat de gehele instroom in 1994 (dus inclusief voormalige AAW'ers) als `nieuwe toekenningen' is beschouwd.

In de bijlage wordt een overzicht gegeven van de relatie tussen de tabelnummers in de Kerncijfers Wvg 1994 tot en met 2001. Zo kunnen corresponderende tabellen eenvoudig worden teruggevonden.

4 Landsdeel:
N: noord (provincies Friesland, Groningen, Drenthe); O: oost (provincies Overijssel, Gelderland, Flevoland); Z: zuid (provincies Limburg, Noord-Brabant, Zeeland); W: west (provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht). 5 De categorie-indeling is dit jaar aangepast vanwege de toenemende vergrijzing. Voorgaande jaren werd nog de categorie " Kerncijfers Wvg 2001 5

2. Aantallen en kosten van voorzieningen;
landelijk overzicht

In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de kosten die gemeenten in 2001 hebben gemaakt voor Wvg-voorzieningen. Alle kosten hebben betrekking op Nederland als geheel en zijn gebaseerd op extrapolatie van de onderzoeksresultaten.

Onderscheiden kunnen worden kosten op basis van verplichtingen/aanschafwaarde en kosten op kasbasis (uitgaven). Bij woonvoorzieningen zijn verplichtingenkosten en kasuitgaven apart gemeten. Bij de andere voorzieningen zijn alleen de kasuitgaven gemeten.

Tevens worden in tabel 1 individuele voorzieningen onderscheiden van collectieve voorzieningen. Het verschil is dat de kosten van collectieve voorzieningen niet op individuele beschikkingen terug zijn te voeren.

De aantallen toegekende voorzieningen in tabel 1 hebben betrekking op toekenningen in 2001 (ongeacht het jaar waarin ze zijn aangevraagd). Voorzieningen die vóór 1 januari 2001 zijn toegekend en in 2001 gecontinueerd worden, zoals een vervoersvergoeding en een bruikleenrolstoel, rekenen we niet mee als toekenning in 2001. Uiteraard speelt het verschil tussen `nieuwe' toekenningen en doorlopende voorzieningen niet bij eenmalige verstrekkingen, zoals de meeste woonvoorzieningen.

Uitgaven (kasbasis) in tabel 1 kunnen niet gerelateerd worden aan de aantallen toegekende voorzieningen. De uitgaven hebben immers niet alleen betrekking op `nieuw' toegekende voorzieningen, maar ook op uitstaande voorzieningen (zie tabel 2) en lopende voorzieningen die gedurende het boekjaar zijn beëindigd.
Bij woonvoorzieningen is er wel een directe relatie tussen de kosten (op verplichtingenbasis) en de aantallen toegekende voorzieningen. Deze relatie wordt verder uitgewerkt in tabel 19.

6
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 1. Aantallen en kosten voor Wvg-voorzieningen 2001, per type voorziening (landelijk)

Uitgaven op kasbasis Uitgaven op Aantal nieuw verplichtingenbasis Type voorziening toegekend1 (x 1.000) (x mln) (%) (x mln) (%)

Woonvoorzieningen (individueel): 129,91 413,54 100,00 455,83 100,0
- woningaanpassingen tot 45.000 72,00 269,90 65,27 270,94 59,43
- woningaanpassingen boven 45.000 0,78 32,75 7,91 46,90 10,29
- verhuizing en inrichting 15,50 56,30 13,61 85,32 18,72
- roerende woonvoorzieningen 23,33 31,66 7,66 33,15 7,27
- overige woonvoorzieningen 18,29 22,93 5,54 19,52 4,28 Overige gemeentelijke bijdragen aan nvt 4,60 100,00 woonvoorzieningen2
Vervoersvoorzieningen (individueel): 61,96 549,34 100,00
- scootermobielen3 23,78 175,20 31,89
- overige naturavoorzieningen 9,16 36,15 6,58
- beheerskosten naturavoorzieningen3 nvt 13,83 2,52
- geldsomverstrekkingen 29,02 226,48 41,23
- aanvullende vergoeding bij collectief 22,99 91,26 16,61 vervoer3

- overige kosten3 nvt 6,42 1,17 Collectief vervoer 74,89 295,18 100,00 n.v.t. Rolstoelen: 47,66 245,91 100,00
- rolstoelen (handmatig en elektrisch) 4 47,01 200,63 81,59
- sportrolstoelen 0,65 4,37 1,78
- beheerskosten nvt 21,65 8,80
- overige kosten nvt 19,26 7,83 Collectieve voorzieningen: nvt 18,46 100,00
- aanpasbaar bouwen nvt 2,70 14,60
- liftenregelingen nvt 0,38 2,08
- complexgewijze aanpassingen nvt 2,82 15,29
- overige kosten collectieve voorzieningen nvt 12,56 68,03 Totaal voorzieningen 314,42 1527,04 nvt Toelichting bij tabel 1: totaalbedragen per categorie zijn gebaseerd op extrapolatie van de gegevens van de responsgroep naar alle 504 gemeenten. Percentages per subtype zijn berekend op basis van percentuele verdeling van itemrespons. Aantallen en bedragen per subtype zijn vervolgens berekend door toepassing van die percentages op de categorietotalen. 1. (Her)toekenningen van doorlopende voorzieningen worden hier buiten beschouwing gelaten. Vervangingstoekenningen vallen wel binnen deze categorie.
2. Het gaat bijvoorbeeld om de uitvoering op contractbasis door woningcorporaties van kleine individuele woningaanpassingen.
3. Beheerskosten, overige kosten en aanvullende geldsom CV worden qua aantallen niet als aparte voorziening gerekend. 4. Sommige gemeenten rekenen scootermobielen tot de rolstoelen en konden geen uitsplitsing maken in de kosten.

Een overzicht van het aantal uitstaande voorzieningen ultimo 1994 tot en met 2001 (op 31 december) is weergeven in tabel 2. Het verschil dat tussen deze ultimocijfers bestaat, is het saldo van een toename door de nieuwe instroom en een afname door overlijden, verhuizing etc. Opgemerkt moet worden dat in 1994 een grote eenmalige instroom heeft plaatsgevonden in de vervoersvoorzieningen door de voormalige AAW-cliënten.

Kerncijfers Wvg 2001 7

In de loop der jaren heeft er een verschuiving van individuele vervoersvergoedingen naar collectief vervoer plaatsgevonden, omdat steeds meer gemeenten een collectief vervoersysteem hebben ingevoerd. In tabellen en figuren is deze verschuiving duidelijk te zien. In 2001 was er in circa 70% van de gemeenten sprake van collectief vervoer (CV) of collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV). Ten slotte moet worden opgemerkt dat het voor veel gemeenten problematisch blijft om ultimocijfers te bepalen, met name wanneer voorzieningen worden aangeschaft.

Uit tabel 2 blijkt dat voor het eerst sinds de invoering van de Wvg een daling van het aantal uitstaande Wvg-voorzieningen plaats heeft gevonden. Deze daling wordt veroorzaakt door de daling van het aantal uitstaande vervoersvoorzieningen, zowel geldsomverstrekkingen als collectief vervoer. Het aantal uitstaande collectief vervoersvoorzieningen was vorig jaar (2000) juist sterk gestegen.

Met name het aantal uitstaande geldsomverstrekkingen is aanzienlijk gedaald in 2001. Deze daling kan ten dele worden verklaard doordat het percentage gemeenten dat collectief vervoer aanbiedt weer iets is toegenomen, van 69% tot 71%. Het aantal nieuw toegekende collectief vervoersvoorzieningen is aanzienlijk gestegen. Deze ontwikkelingen hebben waarschijnlijk geleid tot een afname van de uitstaande geldsomverstrekkingen.
Het aantal uitstaande collectief vervoersvoorzieningen is gedaald, terwijl het aantal nieuwe toekenningen nog steeds gestegen is. Mogelijk schonen gemeenten hun bestanden op en registreren ze alleen nog actieve pashouders of krijgen ze minder zicht op de aantallen cliënten doordat ze in toenemende mate collectief vraagafhankelijk vervoer aanbieden. Het percentage gemeenten dat aan elke cliënt een aanvullende verstrekking geeft bij collectief vervoer, is gedaald van 30% tot 26%. Er is geen sprake van een toename van gemeenten die het primaat van collectief vervoer hanteren.

8
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 2. Aantallen uitstaande Wvg-voorzieningen, landelijk, ultimo 1994 t/m 2001 Type voorziening Stand ultimo (x 1.000) 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Roerende 1,7 4,0 5,6 9,3 15,3 18,0 21,5 28,6 woonvoorzieningen1
Individuele
vervoersvoorzieningen:

- scootermobielen 4,9 13,2 20,6 30,6 45,2 51,5 66,1 72,5
- overige 3,9 7,4 11,9 14,3 24,8 26,3 29,1 29,6 naturavoorzieningen

- geldsomverstrekkingen 140,7 164,7 166,2 192,5 231,8 228,6 224,9 160,0 Collectief vervoer, waarvan: 71,1 125,1 181,2 213,3 277,1 293,4 405,2 384,8
- met aanvullende 36,7 56,7 96,6 100,2 101,4 106,0 128,0 114,4 geldsomverstrekking
Rolstoelen (handmatig + 16,5 42,1 68,4 82,8 101,3 118,9 135,3 151,6 elektrisch)
Totaal uitstaande 238,8 356,5 453,9 542,7 695,5 736,6 882,1 823,1 voorzieningen2
Toelichting: De gegevens stand ultimo 1994 en ultimo 1995 zijn verzameld via de vragenlijst Scan 1995. In die gevallen waarin de stand ultimo 1994 niet ingevuld is, is teruggegrepen op het aantal nieuwe verstrekkingen uit de Scan 1994, vermenigvuldigd met een factor die het gemiddelde verloop (ten gevolge van overlijden, verhuizing etc.) uitdrukt.

1 Alleen die roerende woonvoorzieningen waarvoor de gemeente jaarlijks kosten maakt (huurvoorzieningen). 2 Deze aantallen kunnen niet zonder meer gerelateerd worden aan de bedragen in tabel 1 wegens de gebruikte (getrapte) extrapolatiemethoden.

In tabel 3a tot en met 3c is een vergelijking gemaakt tussen 1994 tot en met 2001 qua aantallen toekenningen, kosten en uitgaven. In figuur 1 is de ontwikkeling van de uitgaven aan Wvg- voorzieningen op kasbasis (exclusief uitvoeringskosten) weergegeven.

Uit de tabellen 3a tot en met 3c blijkt, dat in vergelijking met vorig jaar zowel het aantal nieuwe toekenningen als de uitgaven zijn toegenomen in 2001. De toename is het grootst bij de uitgaven voor woonvoorzieningen. Een uitzondering zijn de geldsomverstrekkingen voor vervoer. Zowel het aantal nieuwe toekenningen als de uitgaven zijn juist aanzienlijk gedaald in 2001. Uit tabel 3a blijkt verder dat er minder vaak verhuiskosten en ­vergoedingen worden toegekend. Mogelijk wordt het primaat van verhuizen minder stringent toegepast.

Kerncijfers Wvg 2001 9

Tabel 3a. Aantal nieuw toegekende Wvg-voorzieningen, landelijk, 1994 t/m 2001 Type voorziening Aantal nieuw toegekend (x 1.000) 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Woonvoorzieningen (individueel): 21,2 51,5 85,2 104,4 111,2 118,3 120,3 129,9
- woningaanpassingen 9,4 24,4 46,5 58,4 63,2 64,4 66,8 72,8
- verhuizing en inrichting 4,3 11,6 12,9 16,3 17,3 16,9 16,0 15,5
- roerende woonvoorzieningen 2,3 6,1 13,3 16,0 16,5 19,4 21,5 23,3
- overige woonvoorzieningen 5,2 9,4 12,5 13,6 14,3 17,7 16,0 18,3 Overige gemeentelijke bijdragen nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt aan woonvoorzieningen
Vervoersvoorzieningen 154,0 53,1 82,5 81,3 91,0 78,5 71,8 61,9 (individueel):

- naturavoorzieningen, waarvan: 6,2 12,9 20,5 23,0 27,8 26,3 29,2 32,9
* scootermobielen1 nvt 9,0 13,1 15,9 18,3 17,6 20,1 23,8
* overige naturavoorzieningen1 nvt 3,9 7,4 7,1 9,5 8,7 9,1 9,1
- beheerskosten en overige nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt kosten2

- geldsomverstrekkingen 147,8 40,2 62,1 58,3 63,3 52,2 42,6 29,0
- aanvullende vergoeding bij 38,1 21,1 40,0 35,4 29,4 23,8 21,3 23,0 collectief vervoer3
Collectief vervoer 74,8 58,8 69,8 69,8 67,6 57,5 69,7 74, 9 Rolstoelen: 16,1 29,8 39,5 39,7 42,5 47,2 43,5 47,7
- rolstoelen (handmatig en 15,9 29,3 38,9 39,1 41,8 46,3 42,8 47,0 elektrisch)

- sportrolstoelen 0,2 0,6 0,5 0,6 0,7 0,9 0,8 0,7
- beheerskosten2 nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
- overige kosten nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt Collectieve voorzieningen nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt Totaal voorzieningen 266,1 193,3 277,0 295,3 312,4 301,5 305,4 314,4 Toelichting: 1994 bestond uit drie kwartalen. Zie verder toelichting bij tabel 1. 1 In de Scan 1994 werd geen onderscheid gemaakt tussen scootermobielen en andere vervoersvoorzieningen in natura. 2 In de Scan 1994 werden beheerskosten niet apart genoemd. 3 Het aantal aanvullende vergoedingen naast collectief vervoer is niet in de (sub)totalen meegeteld omdat deze voorziening niet afzonderlijk maar uitsluitend in combinatie met collectief vervoer wordt toegekend en daarom als één geheel moet worden beschouwd.

10
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 3b. Uitgaven op kasbasis voor Wvg-voorzieningen, landelijk, 1994 t/m 2001 Type voorziening Uitgaven (kasbasis; x mln) 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Woonvoorzieningen (individueel): 22,9 138,6 262,9 354,6 379,0 363,3 365,3 413,5
- woningaanpassingen 10,2 91,6 189,6 264,4 278,7 259,2 264,8 302,7
- verhuizing en inrichting 8,4 28,7 42,8 52,4 57,5 57,7 52,4 56,3
- roerende woonvoorzieningen 1,4 8,6 17,6 22,1 23,7 24,2 26,5 31,7
- overige woonvoorzieningen 3,0 9,7 12,9 15,8 19,1 22,2 21,8 22,9 Overige gemeentelijke bijdragen aan 0,3 2,3 4,1 2,3 3,1 5,0 3,5 4,7 woonvoorzieningen
Vervoersvoorzieningen (individueel): 191,7 269,6 370,1 466,1 542,5 561,5 550,1 549,1
- naturavoorzieningen, waarvan: 8,4 40,2 73,8 109,7 138,2 141,9 183,7 211,3
* scootermobielen1 nvt 30,7 57,3 90,3 112,6 117,9 150,5 175,1
* overige naturavoorzieningen1 nvt 9,4 16,5 19,3 25,6 24,0 33,2 36,1
- beheerskosten en overige kosten2 nvt 2,4 6,2 10,0 15,2 14,9 13,5 13,8
- geldsomverstrekkingen 170,0 193,0 236,2 277,8 299,2 308,6 260,2 226,4
- aanvullende vergoeding bij collectief 13,0 34,0 53,9 68,9 89,9 96,0 86,1 91,2 vervoer
Collectief vervoer 48,1 87,8 121,9 186,2 209,3 254,4 268,4 294,6 Rolstoelen:
16,1 71,2 132,2 177,0 220,8 235,6 215,9 245,9
- rolstoelen (handmatig en elektrisch)
14,4 62,7 117,7 155,7 186,9 198,6 177,0 200,6
- sportrolstoelen 0,6 1,6 2,2 2,3 3,2 3,5 3,2 4,4
- beheerskosten2 nvt 2,2 3,8 5,8 13,0 16,9 19,4 21,6
- overige kosten 1,1 4,7 8,5 13,1 17,7 16,6 16,3 19,3 Collectieve voorzieningen 6,9 11,1 24,3 31,3 47,1 46,0 18,0 18,5 Totaal voorzieningen 286,1 580,6 915,4 1.217,5 1401,8 1.465,7 1421,2 1526,2 Toelichting: 1994 bestond uit drie kwartalen. Zie verder toelichting bij tabel 1.

1 In de Scan 1994 werd geen onderscheid gemaakt tussen scootermobielen en andere vervoersvoorzieningen in natura. 2 In de Scan 1994 werden beheerskosten niet apart genoemd.

Tabel 3c. Kosten voor Wvg-woonvoorzieningen (verplichtingen/aanschafwaarde), landelijk, 1994 t/m 2001
Type voorziening Kosten (verplichtingen/aanschafwaarde; x mln) 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Woningaanpassingen 34,5 131,9 219,3 261,3 269,5 264,9 285,9 317,8 Verhuizing en inrichting 13,4 41,0 59,4 71,2 91,0 87,6 85,4 85,3 Roerende woonvoorzieningen 2,6 10,0 17,8 18,1 21,5 22,5 25,1 33,2 Overige woonvoorzieningen 4,0 10,2 10,4 15,6 18,7 17,2 16,4 19,5 Totaal woonvoorzieningen (individueel) 54,5 193,2 307,0 366,1 400,8 392,3 412,9 455,8 Toelichting: 1994 bestond uit drie kwartalen. Zie verder toelichting bij tabel 1.

Kerncijfers Wvg 2001 11

Figuur 1. Ontwikkeling landelijke uitgaven aan voorzieningen op kasbasis (exclusief uitvoeringskosten) 1994-2001

700 Vervoersvoorzieningen (ind.)

600 Woonvoorzieningen
Rolstoelen

500 Collectief vervoer

Collectieve voorzieningen

400

300

200

100

0
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Jaar

12
Kerncijfers Wvg 2001

3. Aantallen aanvragers en cliënten

In tabel 4a wordt een overzicht gegeven van het totaal aantal aanvragers in 1994 tot en met 2001 (landelijk geëxtrapoleerd), uitgesplitst naar leeftijd van de aanvrager. Bij het lezen van de tabel dient men opnieuw te bedenken dat onder de aanvragers van 1994 een groot aantal ex-AAW'ers zat. Kijkt men alleen naar de `nieuwe' doelgroep (dus exclusief de ex-AAW'ers), dan werden in de drie kwartalen van 1994 waarin de Wvg van kracht was, 104.000 `nieuwe' aanvragen gedaan.

Uit de tabellen 4a en 4b blijkt dat na twee jaar van daling het aantal aanvragers in 2001 weer gestegen is. Bij uitsplitsing naar leeftijd blijkt dat het aantal aanvragers in de leeftijdsgroep 18 tot 65 jaar daarentegen licht gedaald is.

Tabel 4a. Totaal aantal aanvragers van nieuwe voorzieningen, naar leeftijd, 1994-2001 (landelijk)
Landelijk 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 Totaal aantal
aanvragers, van 251,0 192,7 240,3 288,2 287,4 273,5 271,7 280,4 wie:
65 jaar 140,3 127,8 156,0 191,7 190,8 181,3 180,1 188,9 % % % % % % % % Totaal aantal
aanvragers, 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 waarvan:
18
jaar 2,9 3,9 4,2 4,3 3,9 3,8 3,5 3,8 18 tot 65 jaar 41,2 29,8 30,9 29,1 29,7 29,9 30,2 28,9 >65
jaar 55,9 66,3 64,9 66,5 66,4 66,3 66,3 67,4 Toelichting: het betreft hier alle aanvragers van nieuwe voorzieningen in 1994 tot en met 2001. In 1994 bestond het aantal van 251.000 uit 147.000 ex-AAW'ers en 104.000 `nieuwe' aanvragers (personen die niet voorheen een AAW-voorziening hadden).

In tabel 4b is een overzicht opgenomen van het totaal aantal aanvragers in 2001, uitgesplitst naar geslacht en leeftijdscategorie.

Kerncijfers Wvg 2001 13

Tabel 4b. Totaal aantal aanvragers van nieuwe voorzieningen, naar geslacht en leeftijd (landelijk)
1998 1999 2000 2001

x 1.000 % x 1.000 % x 1.000 % x 1.000 % Totaal aantal aanvragers, 287,4 100,0 273,5 100,0 271,7 100,0 280,4 100,0 van wie:
Mannen Totaal 119,0 41,4 109,9 40,2 98,7 36,3 99,6 35,5 65
jaar
en
66,4 23,1 64,4 23,5 59,4 21,9 60,9 21,7 ouder
tot 65 jaar 52,6 18,3 45,5 16,7 39,4 14,5 38,7 13,8

Vrouwen Totaal 168,4 58,6 163,7 59,8 173,0 63,7 180,7 64,5 65
jaar
en
124,4 43,3 117,0 42,7 120,7 44,4 128,0 45,7 ouder
tot 65 jaar 44,0 15,3 46,7 17,1 52,3 19,2 52,7 18,8

In tabel 5a is de omvang van het cliëntenbestand weergegeven: alle personen die op 31 december (ultimo jaar) gebruik maken van een uitstaande Wvg-voorziening. Aangezien één persoon meerdere uitstaande voorzieningen kan hebben (bijvoorbeeld een bruikleenrolstoel en een vervoersvergoeding), zijn de cijfers in deze tabel niet te vergelijken met de bestandscijfers in tabel 2. Bovendien moet men bedenken dat er niet voor alle typen voorzieningen sprake is van een uitstaand bestand. Bij voorzieningen die eenmalig worden verstrekt, bijvoorbeeld woningaanpassingen, is daarvan geen sprake. De betrokken cliënten komen dan ook niet voor in tabel 5a.

Opgemerkt moet worden dat veel gemeenten niet exact konden aangeven hoeveel mensen er op een bepaald moment bijvoorbeeld een rolstoel hebben. Noch kon er onderscheid worden gemaakt tussen het aantal uitstaande voorzieningen en het aantal cliënten die gebruikmaken van een voorziening. Dit kan te maken hebben met de vorm van uitbesteding, met de vraag of een voorziening in huur, bruikleen of eigendom is verstrekt, en met de wijze waarop gemeenten de middelen verwerven (huren of kopen). De cijfers in tabel 5a bieden dan ook niet meer dan een grove indicatie. In tabel 5b staat het totaal aantal cliënten naar geslacht en leeftijd weergegeven.

De stijgende trend in het cliëntenaantal die zich de afgelopen periode voor heeft gedaan zet ook in 2001 door. Dit geldt voor alle leeftijdsgroepen en beide seksen.

14
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 5a. Totaal aantal cliënten met een uitstaande Wvg-voorziening op 31 december, naar leeftijd, 1994-2001 (landelijk) Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 Totaal aantal cliënten
met een Wvg- 193,6 267,7 358,5 474,9 553,8 576,6 631,3 673,7 voorziening, van wie:
18
jaar 3,9

7,5 10,9 13,4 15,0 15,2 15,9 17,4 18 tot 65 jaar 69,1 80,8 101,1 125,6 142,9 150,2 164,8 171,9 > 65 jaar 120,4 179,4 246,5 335,9 395,8 411,2 450,6 484,4 % % % % % % % % Totaal aantal cliënten
met een Wvg- 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 voorziening, van wie:
18
jaar 2,0 2,8 3,0 2,8 2,7 2,6 2,5 2,6 18 tot 65 jaar 35,7 30,2 28,2 26,4 25,8 26,1 26,1 25,5 >
65
jaar 62,2 67,0 68,8 70,7 71,5 71,3 71,4 71,9 Toelichting: de extrapolaties ultimo 1994-2001 zijn gebaseerd op respectievelijk 271, 323, 317, 318, 206, 197, 182 en 173 gemeenten.
Het gaat om cliënten die gebruikmaken van een of meer van de volgende voorzieningen:
- een vervoersvergoeding;

- collectief vervoer;

- een vervoermiddel (scootermobiel, auto etc.);
- een rolstoel (handmatig of elektrisch).

Tabel 5b. Totaal aantal cliënten met een uitstaande Wvg-voorziening per 31 december, naar geslacht en leeftijd (landelijk) 1998 1999 2000 2001

x 1.000 % x 1.000 % x 1.000 % x 1.000 % Totaal aantal cliënten
met een Wvg- 553,8 100,0 576,6 100,0 631,3 100,0 673,7 100,0 voorziening, van wie:
Mannen Totaal 188,7 34,1 195,4 33,9 214,1 33,9 226,2 33,6 65
jaar
en
116,4 21,1 121,4 21,1 132,4 21,0 143,2 21,3 ouder
tot 65 jaar 72,3 13,0 74,0 12,8 81,7 12,9 83,0 12,3

Vrouwen Totaal 364,9 65,9 381,2 66,1 417,2 66,1 447,5 66,4 65
jaar
en
279,2 50,4 289,8 50,3 318,3 50,4 341,1 50,6 ouder
tot 65 jaar 85,7 15,5 91,4 15,8 99,0 15,7 106,3 15,8

De ontwikkeling van het aantal aanvragers en cliënten met een uitstaande Wvg-voorziening is gevisualiseerd in figuur 2.

Figuur 2. Landelijke ontwikkeling aanvragers en cliënten met een uitstaande Wvg-voorziening 1994-2001

Kerncijfers Wvg 2001 15

800
Aanvragers
700 Cliënten

600

500

400

300

200

100

0
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Jaar

In de rest van dit hoofdstuk wordt gewerkt met het aantal aanvragers en cliënten per 1.000 inwoners. Door deze normering kunnen vergelijkingen gemaakt worden tussen categorieën gemeenten.

Opgemerkt wordt dat het bij aanvragers gaat om alle personen die in 2001 een aanvraag hebben ingediend en bij cliënten om personen die ultimo 2001 in het bezit waren van een doorlopende voorziening. Bij aanvragers gaat het over alle typen voorzieningen, bij cliënten alleen over vervoersvergoedingen, collectief vervoer, vervoermiddelen en rolstoelen. Bovendien wordt een deel van de aanvragers afgewezen. Om deze redenen kunnen aantallen aanvragers en aantallen cliënten niet direct worden vergeleken.

In tabel 6 tot en met 8 wordt achtereenvolgens een uitsplitsing gemaakt naar gemeente-grootteklasse, landsdeel en leeftijdsopbouw. Uit deze tabellen blijkt dat het aantal aanvragers per duizend inwoners niet gestegen is. Het percentage Nederlanders dat een Wvg-voorziening aangevraagd heeft is in 2001 dus niet veranderd ten opzichte van 2000. Het aantal cliënten met een Wvg-voorziening is in 2001 aanzienlijk gestegen. Het aantal aanvragers en cliënten is het grootst in gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners: in deze gemeentegrootteklasse is met name het aantal aanvragers aanzienlijk gestegen. Bij uitsplitsing naar landsdeel blijken in het noorden van het land meer Wvg-aanvragers en Wvg-cliënten te zijn. Het aantal aanvragers en cliënten neemt bovendien toe naarmate het percentage ouderen in een gemeente groter is.
Tabel 6. Aantal aanvragers en cliënten per 1.000 inwoners, naar gemeentegrootteklasse Aantal inwoners Alle 100.000 gemeenten Aanvragers 2001 per 1.000 inw. 14,3 15,6 16,9 19,6 19,1 16,3 Cliënten ultimo 2001 per 1.000 inw. 39,6 41,4 36,6 54,2 44,3 40,8 n1 53 106 95 20 19 293 n2 33 82 73 17 18 223

16
Kerncijfers Wvg 2001

Toelichting: aantallen zijn gemiddeld over gemeenten.

n1, n2: weergegeven is het aantal gemeenten die de vraag naar het totaal aantal aanvragers, respectievelijk cliënten hebben beantwoord.

Tabel 7. Aantal aanvragers en cliënten per 1.000 inwoners, naar landsdeel Alle Noord Oost West Zuid gemeenten Aanvragers 2001 per 1.000 inwoners 19,2 15,7 16,3 15,0 16,3 Cliënten ultimo 2001 per 1.000 inwoners 48,2 40,1 38,7 38,4 40,8 n1 46 63 116 68 293 n2 45 43 81 54 223 Toelichting: aantallen zijn gemiddeld over gemeenten.

n1, n2: weergegeven is het aantal gemeenten die de vraag naar het totaal aantal aanvragers, respectievelijk cliënten hebben beantwoord.

Tabel 8. Aantal aanvragers en cliënten per 1.000 inwoners, naar leeftijdsopbouw van de bevolking
Gemeenten waarvan het percentage 65 jaar en ouder : Alle 16% gemeenten Aanvragers 2001 per 1.000 inwoners 14,4 15,6 16,3 19,4 16,3 Cliënten ultimo 2001 per 1.000 inwoners 32,5 39,0 45,5 47,3 40,8 n1 61 92 82 58 293 n2 50 72 61 40 223 Toelichting: aantallen zijn gemiddeld over gemeenten.

n1, n2: weergegeven is het aantal gemeenten die de vraag naar het totaal aantal aanvragers, respectievelijk cliënten hebben beantwoord.

Kerncijfers Wvg 2001 17

4. Toekenningspercentages

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mate waarin gemeenten aanvragen hebben toegekend, afgewezen of nog niet afgerond. Toekenningspercentages kunnen berekend worden over aanvragers (`Hoeveel aanvragers hebben een voorziening toegekend, afgewezen etc. gekregen?') en aanvragen (`Hoeveel aanvragen hebben geresulteerd in een toekenning, afwijzing etc.?'). Tabel 9 en 10 hebben betrekking op aanvragers. Tabel 11, 12 en 13 hebben betrekking op aanvragen. Interpretatievoorbeeld bij tabel 9: van alle personen die in 2001 een aanvraag hebben ingediend, kreeg 75% hun aanvraag toegekend.

Tabel 9. Uitkomst behandeling aanvragers, 1994-2001 (landelijk, gemiddeld over aanvragers)

Landelijk Aanvragers wier aanvraag
voor het eind van het jaar: 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

x1.000 x1.000 x1.000 x1.000 x1.000 x1.000 x1.000 x1.000 Is toegekend (geheel of 211,1 151,7 183,0 219,6 226,1 204,7 206,3 210,2 gedeeltelijk)1
(Volledig) is afgewezen 18,3 17,7 20,9 22,6 26,6 27,8 27,0 27,3 Nog niet is afgerond 17,1 19,1 30,9 35,0 29,0 27,5 30,0 33,6 Anderszins is afgehandeld 4,5 4,2 5,5 11,0 5,6 13,5 8,4 9,2 Totaal aantal aanvragers 251,0 192,7 240,3 288,2 287,4 273,5 271,7 280,4 % % % % % % % % Is toegekend (geheel of 84,1 78,7 76,2 76,2 78,7 74,8 75,9 75,0 gedeeltelijk)1
(Volledig)
is
afgewezen 7,3 9,2 8,7 7,8 9,3 10,2 10,0 9,7 Nog niet is afgerond 6,8 9,9 12,8 12,2 10,1 10,1 11,0 12,0 Anderszins is afgehandeld 1,8 2,2 2,3 3,8 1,9 4,9 3,1 3,3 Totaal aantal aanvragers 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Toelichting: 1994 bestond uit drie kwartalen. Het gaat om personen die in het boekjaar een aanvraag hebben ingediend. De percentages betreffen gemiddelden over aanvragers. De absolute aantallen zijn berekend door toepassing van de percentages op het landelijke totaal aantal aanvragers.

1 Inclusief personen die iets anders toegekend kregen dan zij aangevraagd hadden

18
Kerncijfers Wvg 2001

In het algemeen valt op dat de toekenningspercentages in 2001 iets gestegen zijn ten opzichte van voorgaande jaren. Dit geldt voor alle gemeentegrootte-klassen. Er blijven kleine verschillen tussen de gemeentegrootte-klassen en bij uitsplitsing naar type voorziening. Het toekenningspercentage is nog steeds het laagst bij woonvoorzieningen en het afwijzingspercentage is nog steeds het laagst bij rolstoelen.

Interpretatievoorbeeld bij tabel 10: in een gemiddelde gemeente met minder dan 10.000 inwoners kreeg 77,3% van de aanvragers hun aanvraag toegekend binnen het jaar van aanvraag (2001).

Tabel 10. Uitkomst behandeling aanvragers, naar gemeentegrootteklasse (gemiddeld over gemeenten)
Alle Aanvragers 2001 wier 100.000 responsgem. aanvraag voor 31-12-2001: % % % % % % Is toegekend 77,3 78,9 74,0 71,4 74,5 76,3 (Volledig) is afgewezen 8,7 6,5 7,6 15,2 8,4 8,0 Nog niet is afgerond 10,8 12,2 15,5 10,8 13,0 12,9 Anderszins is afgehandeld 3,2 2,4 2,9 2,6 4,2 2,8 Totaal 100,0
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 n1 = 75 145 148 30 24 422 Toelichting: de percentages betreffen de percentages toekenningen, afwijzingen etc., gemiddeld over gemeenten.

1 Aantal gemeenten waarover gemiddelde percentages berekend zijn.

In tabel 11 is per type voorziening weergegeven welk deel van alle aanvragen in 2001 is toegekend, afgewezen, nog niet afgerond of anderszins afgehandeld. De percentages zijn berekend over alle in 2001 aangevraagde voorzieningen van het desbetreffende type. Interpretatievoorbeeld: van alle aangevraagde woonvoorzieningen is 69,9% binnen het jaar van aanvraag toegekend.

Tabel 11. Uitkomst behandeling aanvragen 2001 (gemiddeld over aanvragen) (Volledig) Nog niet Toegekend Anders Totaal n1 Uitkomst behandeling afgewezen afgerond aanvragen
% % % % % Woonvoorzieningen 69,9
9,1 16,5 4,5 100,0 256 Vervoersvoorzieningen2 75,0
10,3 10,7 4,0 100,0 252 Rolstoelen 75,2
6,1 14,2 4,5 100,0 255 Toelichting: de percentages tellen horizontaal tot 100%.

1 Heeft betrekking op het aantal gemeenten waarvan toekenningsgegevens bekend zijn. 2 Inclusief collectief vervoer.

Kerncijfers Wvg 2001 19

Tabel 12 geeft nogmaals de uitkomst weer van de afhandeling van aangevraagde voorzieningen, maar nu zijn de percentages berekend over gemeenten.
Interpretatievoorbeeld: in 2001 kende een gemiddelde gemeente 73,3% van de aangevraagde woonvoorzieningen binnen het jaar van aanvraag toe.

Tabel 12. Uitkomst behandeling aanvragen 2001 (gemiddeld over gemeenten) (Volledig) Nog niet Toegekend Anders Totaal n1 Uitkomst behandeling afgewezen afgerond aanvragen
% % % % % Woonvoorzieningen 73,3
7,5 15,8 3,4 100,0 256 Vervoersvoorzieningen2 76,8
9,6 10,8 2,8 100,0 252 Rolstoelen 78,3
4,3 13,6 3,8 100,0 255 Toelichting: de percentages tellen horizontaal tot 100%. De percentages zijn berekend als gemiddelden over gemeenten.

1 Aantal gemeenten waarvan toekenningsgegevens bekend zijn. 2 Inclusief collectief vervoer.

In tabel 13 worden de toekenningen afgezet tegen de afwijzingen door ze te presenteren als percentage van het aantal toekenningen plus het aantal afwijzingen (dit is samen het aantal afgeronde aanvragen). Deze toekenningspercentages worden tevens gesplitst naar gemeentegrootteklasse. Interpretatievoorbeeld: een gemiddelde gemeente met minder dan 10.000 inwoners kende 92,2% van de in 2001 aangevraagde woonvoorzieningen toe, waarbij het aantal nog in behandeling zijnde en anders afgehandelde aanvragen buiten beschouwing is gelaten.

Tabel 13. Het
toekenningspercentage1 Alle 100.000 n2 Percentage toegekende gemeenten aanvragen voor: % % % % % % Woonvoorzieningen 92,2 92,2 90,0 85,4 87,6 90,6 260 Vervoersvoorzieningen 91,1
90,3 87,7 85,1 86,9 88,9 256 Rolstoelen 95,3 95,7 95,2 91,3 93,4 95,0 259 Toelichting: de gegeven percentages betreffen het gemiddeld percentage toekenningen in de desbetreffende klasse.

1 Toekenningen als percentage van het aantal toekenningen plus het aantal afwijzingen van de aanvragen 2001 per type voorziening, naar gemeentegrootteklasse (gemiddeld over gemeenten) 2 Aantal gemeenten waarvan toekenningsgegevens bekend zijn.

20
Kerncijfers Wvg 2001

5. Aantallen toegekende voorzieningen

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de aantallen toegekende voorzieningen. Voor een overzicht van de landelijke aantallen toegekende voorzieningen wordt verwezen naar het overzicht in tabel 1. Voor een overzicht van het uitstaande bestand aan voorzieningen wordt verwezen naar tabel 2.

In tabel 14 tot en met 17 worden de aantallen toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners gepresenteerd. Achtereenvolgens worden deze cijfers uitgesplitst naar gemeentegrootte, landsdeel en leeftijdsopbouw in de bevolking.

Uit deze tabellen komt naar voren dat bij het aantal toegekende woonvoorzieningen de (licht) stijgende trend van de afgelopen periode zich heeft doorgezet. Bij de rolstoelen is eveneens sprake van een stijgende trend. Bij vervoersvoorzieningen is daarentegen ten opzichte van 2000 een daling zichtbaar. Verder blijkt dat ­ evenals in voorgaande jaren - het aantal nieuw toegekende woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen ongeveer op hetzelfde niveau liggen. Het aantal nieuw toegekende rolstoelen ligt aanzienlijk lager.
Bij uitsplitsing naar gemeentegrootte blijkt dat grotere gemeenten meer vervoers- en woonvoor- zieningen toekennen dan kleinere. Gemeenten met relatief veel ouderen kennen vooral meer nieuwe vervoersvoorzieningen toe.

Tabel 14. Aantal nieuw toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, 1994-2001 Type voorziening 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Woonvoorzieningen 1,2 3,0 4,9 6,1 6,7 6,8 6,9 7,4 Vervoersvoorzieningen totaal1 - - 9,1 10,0 9,7 7,9 8,5 7,8
- Individuele vervoersvoorzieningen 10,0 3,5 - - - - - -
- Collectief vervoer 2 7,6 6,7 - - - - - - Rolstoelen 1,1 1,8 2,4 2,4 2,6 2,7 2,6 2,9 Toelichting: De aantallen zijn berekend als aantal toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, gemiddeld over gemeenten. Het gaat om alle in het desbetreffende jaar toegekende voorzieningen, los van het jaar van aanvraag. Let op: 1994 bestond uit drie kwartalen. Bovendien werden de voorzieningen voor de grote groep ex-AAW'ers in 1994 ook als nieuwe toekenningen gerekend.

1 Vanaf 1996 zijn de individuele vervoersvoorzieningen en het collectief vervoer samengevoegd. Aangezien deze cijfers vanaf 1996 worden berekend voor zowel gemeenten met collectief vervoer als gemeenten zonder collectief vervoer, zijn ze niet zonder meer te vergelijken met de cijfers van 1994 en 1995. 2 Alleen gemeenten mét een collectiefvervoersysteem zijn meegerekend.

Interpretatievoorbeeld bij tabel 15: in een gemeente met minder dan 10.000 inwoners werden gemiddeld 7,4 woonvoorzieningen per 1.000 inwoners toegekend.

Tabel 15. Aantal nieuw toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, naar gemeente- grootteklasse
Type voorziening 100.000 Alle n1

Kerncijfers Wvg 2001 21

gemeenten

Woonvoorzieningen 7,4
7,1 7,3 8,1 9,3 7,4 353 Vervoersvoorzieningen 6,6 7,9 8,0 8,4 9,7 7,8 242 (individueel + collectief)
Rolstoelen 2,4
3,0 2,9 3,0 3,0 2,9 324 Toelichting: de aantallen zijn berekend als aantal in 2001 toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, gemiddeld over gemeenten. Het gaat om alle toegekende voorzieningen, los van het jaar van aanvraag.

1 Aantal gemeenten waarover gegevens bekend zijn

Tabel 16. Aantal nieuw toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, naar landsdeel Alle Type voorziening Noord Oost West Zuid n1 gemeenten Woonvoorzieningen 7,6
6,5 8,5 6,2 7,4 353 Vervoersvoorzieningen 8,3 8,5 7,6 7,3 7,8 242 (individueel + collectief)
Rolstoelen 2,9
2,8 2,9 2,8 2,9 324 Toelichting: de aantallen zijn berekend als aantal in 2001 toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, gemiddeld over gemeenten. Het gaat om alle toegekende voorzieningen, los van het jaar van aanvraag.

1 Aantal gemeenten waarover gegevens bekend zijn.

Tabel 17. Aantal nieuw toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, naar leeftijdsopbouw van de bevolking
Gemeenten met het percentage inwoners 65 jaar en ouder: Alle Type voorziening n1 16% gemeenten Woonvoorzieningen 7,2
6,9 7,8 7,0 7,4 353 Vervoersvoorzieningen 6,8 6,9 8,4 9,3 7,8 242 (individueel + collectief)
Rolstoelen 2,6
2,8 2,8 3,3 2,9 324 Toelichting: de aantallen zijn berekend als aantal in 2001 toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, gemiddeld over gemeenten. Het gaat om alle toegekende voorzieningen, los van het jaar van aanvraag.

1 Aantal gemeenten waarover gegevens bekend zijn.

Voor een aantal typen (en subtypen) voorzieningen is in tabel 18 weergegeven in welke verhouding de toegekende voorzieningen over drie leeftijdsgroepen zijn verdeeld. Hieruit blijkt, dat het grootste deel van de nieuw toegekende Wvg-voorzieningen, evenals in voorgaande jaren, bij 65-plussers terecht komt.

Tabel 18. Verdeling nieuw toegekende voorzieningen naar leeftijd van de cliënt 65 en Landelijk aantal Type voorziening 22
Kerncijfers Wvg 2001

% % % (x 1.000) a. Woonvoorzieningen,
waarvan 3,7 29,6 66,7 129,9 248 269
- woningaanpassingen 2,7 27,9 69,3 72,8 244 254
- verhuizing en inrichting 3,4 39,0 57,6 15,5 258 270 Vervoersvoorzieningen:
b. Individueel 5,3 32,8 61,9 62,0 218 223 c. Collectief
vervoer 1,7 23,8 74,5 74,9 126 131 d. Rolstoelen (excl. sportrolstoelen) 5,9 28,4 65,7 47,7 216 225 Totaal a, b, c en d (in %) 3,9 28,7 67,5 100,0 nvt nvt Totaal a, b, c en d (absoluut x 1.000)2 12,2 90,1 212,1 314,4 nvt nvt Toelichting: het gaat om alle in 2001 toegekende voorzieningen, los van het jaar van aanvraag. De percentages tellen horizontaal tot 100.

1 Landelijk totaal aantal toegekende voorzieningen (geëxtrapoleerd naar alle gemeenten). 2 Berekend op basis van geëxtrapoleerd totaal aantal per type en percentages. 3 n1: aantal gemeenten waarop onderscheid tussen 0-18 jaar en 18-65 jaar is gebaseerd. 4 n2: aantal gemeenten waarop onderscheid tussen 65+ en 65- is gebaseerd.

In tabel 19a is het aantal toegekende woningaanpassingen nader uitgesplitst in vier klassen van subsidiabele kosten van de aanpassing. Met subsidiabele kosten worden de voor gemeentelijke subsidie in aanmerking komende kosten van de aanpassing bedoeld. Met ingang van 1 april 2000 vallen ook de woningaanpassingen van meer dan 45.000 en de uitraasruimten onder de werking van de Wvg.
In 2001 zijn circa 30 uitraasruimten verstrekt voor in totaal 1.126.000 op verplichtingenbasis. Ter vergelijk: in 2000 zijn circa 30 uitraasruimten verstrekt voor in totaal 650.000 op verplichtin- genbasis.
De dure woningaanpassingen zijn in tabel 19a opgenomen. In 2001 zijn circa 760 dure woningaanpassingen verstrekt. De totale landelijke kosten van deze voorzieningen bedragen 46,9 miljoen op verplichtingenbasis (en 32,8 miljoen op kasbasis) 6. In 2000 bedroegen de kosten 33,4 miljoen op verplichtingenbasis.

6 In principe gaat het om de totale subsidiabele kosten, exclusief de declaratie die gemeenten van het ministerie van SZW voor dure woningaanpassingen kunnen krijgen, maar het is niet geheel duidelijk of alle gemeenten dat hebben gedaan.

Kerncijfers Wvg 2001 23

Tabel 19a. Aantallen en uitgaven voor nieuw toegekende woningaanpassingen, per kostencategorie (landelijk)
Aantal toegekende Gemiddeld subsidiebedrag Totaal landelijke kosten Woningaanpassingen met aanpassingen (landelijk) per aanpassing (verplichtingenbasis) subsidiabele kosten van: (verplichtingenbasis) x 1.000 % x mln % Tot 2.000 42,1 57,8 1.114 46,9 14,8 2.000 tot 15.000 26,4 36,2 6.416 169,4 53,3 15.000 tot 45.000 3,6 5,0 15.167 54,6 17,2 Subtotaal tot 45.000 72,0 99,0 nvt 270,9 85,3 45.000 en meer 0,8 1,0 62.403 46,9 14,8 Totaal1 72,8 100 4.365 317,8 100 Basis voor de uitsplitsing naar omvang van subsidiabele kosten van de aantallen: 230 gemeenten en voor de bedragen: 92 gemeenten.

1 Landelijk totaal (geëxtrapoleerd naar alle gemeenten).

In de tabellen 19b en 19c worden de aantallen en uitgaven voor woningaanpassingen in 2001 vergeleken met die van 2000. Hieruit blijkt, dat de dure woningaanpassingen een steeds groter aandeel van de totale uitgaven vormen. In 2000 was het percentage van de uitgaven op verplichtingenbasis dat aan dure woningaanpassingen werd besteed nog 11,7%; in 2001 is het percentage gestegen tot 14,8%. Het percentage van de uitgaven aan dure woningaanpassingen op kasbasis was in 2000 nog 3,4%, in 2001 is dit percentage gestegen tot 10,8%.

24
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 19b. Uitgaven op verplichtingenbasis voor nieuw toegekende woning-aanpassingen, per kostencategorie; ontwikkeling in de tijd (landelijk) Landelijke uitgaven op Landelijke uitgaven op Woningaanpassingen met subsidiabele verplichtingenbasis in 2000 verplichtingenbasis in 2001 kosten van: x mln % x mln % Tot 2.000 44,7 15,6 46,9 14,8 2.000 tot 15.000 155,8 54,6 169,4 53,3 15.000 tot 45.000 52,0 18,2 54,6 17,1 Subtotaal 252,5 88,3 270,9 85,2 45.000 en meer 33,4 11,7 46,9 14,8 Totaal:4 klassen samen, landelijk1 285,9 100 317,8 100 In 2000 is de basis voor de uitsplitsing naar omvang van subsidiabele kosten van de aantallen: 239 gemeenten en voor de bedragen: 105 gemeenten.
In 2001 is de basis voor de uitsplitsing naar omvang van subsidiabele kosten van de aantallen: 230 gemeenten en voor de bedragen: 92 gemeenten.

1 Landelijk totaal (geëxtrapoleerd naar alle gemeenten).

Tabel 19c. Uitgaven op kasbasis voor nieuw toegekende woningaanpassingen, per kostencategorie; ontwikkeling in de tijd (landelijk) Landelijke uitgaven op kasbasis Landelijke uitgaven op kasbasis in Woningaanpassingen met subsidiabele in 2000 2001 kosten van: x mln % x mln % Tot 2.000 42,9 16,2 50,7 16,7 2.000 tot 15.000 140,4 53,0 153,2 50,6 15.000 tot 45.000 72,3 27,3 66,0 21,8 Subtotaal 255,6 96,6 269,9 89,1 45.000 en meer 9,0 3,4 32,8 10,8 Totaal:4 klassen samen, landelijk1 264,7 100 302,7 100 In 2000 is de basis voor de uitsplitsing naar omvang van subsidiabele kosten van de aantallen: 239 gemeenten en voor de bedragen: 258 gemeenten.
In 2001 is de basis voor de uitsplitsing naar omvang van subsidiabele kosten van de aantallen: 230 gemeenten en voor de bedragen: 275 gemeenten.

1 Landelijk totaal (geëxtrapoleerd naar alle gemeenten).

Kerncijfers Wvg 2001 25

6. Kosten van toegekende voorzieningen

Voor de landelijke totalen van de kosten en uitgaven van voorzieningen verwijzen wij naar het overzicht in tabel 1. In tabel 20 tot en met 22 wordt weergegeven hoe de (kas)uitgaven voor de vier hoofdtypen voorzieningen zijn verdeeld over die vier hoofdtypen. De overige collectieve voorzieningen zijn in deze tabellen buiten beschouwing gelaten omdat deze voorzieningen niet in alle gemeenten voorkomen.
Het gaat in dit hoofdstuk steeds om uitgaven op kasbasis, dus om de uitgaven gedaan in 2001. Bedragen op kasbasis hebben altijd betrekking op zowel nieuwe toekenningen als uitgaven voor doorlopende voorzieningen uit voorgaande jaren (zoals vervoers-vergoedingen). De gegevens zijn uitgesplitst naar gemeentegrootte, landsdeel en leeftijdsopbouw van de bevolking. De totale landelijke (geëxtrapoleerde) uitgaven zijn ter vergelijking per kolom weergegeven.

Nog steeds zijn er verschillen tussen gemeenten, zowel in de hoogte van de uitgaven als in de verdeling van de uitgaven over voorzieningen. Zo geven de grote gemeenten, gemeenten in het Westen van het land en gemeenten met relatief veel 65-plussers meer uit dan andere gemeenten. Interpretatievoorbeeld bij tabel 20: in een gemeente met minder dan 10.000 inwoners had gemiddeld 32,3% van de uitgaven betrekking op woonvoorzieningen. Alle gemeenten met minder dan 10.000 inwoners samen gaven 62,2 miljoen uit aan deze vier typen voorzieningen (op kasbasis).

Tabel 20. Verdeling van (kas)uitgaven over typen voorzieningen, naar gemeente-grootteklasse 100.000 Landelijk Type voorziening % % % % % %1 Woonvoorzieningen 32,3
28,0 28,0 26,1 27,3 27,5 Vervoersvoorzieningen 40,4 41,6 36,4 35,8 33,3 36,5 (individueel)
Collectief vervoer2 13,2
13,6 17,9 22,3 23,6 19,6 Rolstoelen 14,2
16,8 17,6 15,8 15,7 16,4 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Totaal (aantal gemeenten) (95) (174) (174) (36) (25) (504) Totaal uitgaven 62,2 223,2 476,4 234,7 507,4 1.504,0 (x mln)
1 De percentages `landelijk' zijn gebaseerd op de landelijk geëxtrapoleerde totalen (zie tabel 1). 2 De uitgaven voor collectief vervoer zijn bij gemeenten die geen collectief vervoer hebben, op nul gesteld. Het optellen van de uitgaven voor individuele vervoersvoorzieningen en die voor collectief vervoer levert daardoor een beeld op van de totale uitgaven voor vervoer.

26
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 21. Verdeling van (kas)uitgaven over typen voorzieningen, naar landsdeel Noord Oost West Zuid Landelijk Type voorziening % % % % %1 Woonvoorzieningen 26,5 29,9 25,9 30,1 27,5 Vervoersvoorzieningen 32,6 40,8 37,0 31,2 36,5 (individueel)
Collectief vervoer2 25,0 13,0 20,2 23,3 19,6 Rolstoelen 15,9 16,3 16,8 15,4 16,4 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Totaal (aantal gemeenten) (68) (105) (213) (118) (504) Totaal uitgaven (x mln) 154,1 314,3 708,0 327,6 1.504,0 1 De percentages `landelijk' zijn gebaseerd op de landelijk geëxtrapoleerde totalen (zie tabel 1). 2 De uitgaven voor collectief vervoer zijn bij gemeenten die geen collectief vervoer hebben, op nul gesteld. Het optellen van de uitgaven voor individuele vervoersvoorzieningen en die voor collectief vervoer levert daardoor een beeld op van de totale uitgaven voor vervoer.

Tabel 22. Verdeling van (kas)uitgaven over typen voorzieningen, naar leeftijdsopbouw van de bevolking
Gemeenten met het percentage inwoners 65 jaar en ouder: Landelijk Type voorziening 16% %¹ % % % % Woonvoorzieningen 28,9 27,7 26,6 28,8 27,5 Vervoersvoorzieningen 43,8 39,7 32,2 30,1 36,5 (individueel)
Collectief vervoer2 9,4 16,8 25,0 24,1 19,6 Rolstoelen 17,9 15,8 16,2 16,9 16,4 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Totaal (aantal gemeenten) (112) (160) (127) (105) (504) Totaal uitgaven (x mln) 235,7 523,5 486,1 258,6 1.504,0 1 De percentages `landelijk' zijn gebaseerd op de landelijk geëxtrapoleerde totalen (zie tabel 1). 2 De uitgaven voor collectief vervoer zijn bij gemeenten die geen collectief vervoer hebben, op nul gesteld. Het optellen van de uitgaven voor individuele vervoersvoorzieningen en die voor collectief vervoer levert daardoor een beeld op van de totale uitgaven voor vervoer.

In de volgende vijf tabellen (tabel 23 tot en met 27) is weergegeven welk bedrag gemeenten per inwoner uitgaven aan de verschillende typen voorzieningen. Eerst worden de bedragen voor 1994 tot en met 2001 gegeven (tabel 23). Daarna wordt een uitsplitsing gemaakt naar gemeentegrootteklasse, landsdeel en leeftijdsopbouw van de bevolking. Het gaat steeds om de uitgaven (kasbasis). Interpretatievoorbeeld bij tabel 23: gemiddeld is door gemeenten in 2001 26 per inwoner uitgegeven aan woonvoorzieningen.

Kerncijfers Wvg 2001 27

Tabel 23. Gemiddelde (kas)uitgaven per inwoner, voor vier typen voorzieningen, 1994-2001 (gemiddeld over gemeenten)
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Type voorziening
Woonvoorzieningen 2 9 17 23 24 22 22 26 Vervoersvoorzieningen (individueel) 12 17 23 31 37 38 37 35 Collectief vervoer 2 3 5 9 9 12 12 14 Rolstoelen 1 4 8 11 13 13 13 15 Alle voorzieningen1 16 33 54 73 82 84 84 90 n (aantal gemeenten) 498 377 428 453 397 414 367 363 Toelichting: het betreft de gemeenten waarvoor van alle vier voorzieningen de uitgaven bekend zijn. Bedragen zijn berekend als de uitgaven per inwoner, gemiddeld over gemeenten. Ook gemeenten zonder collectief vervoer zijn in de berekening meegenomen (met als uitgaven 0 per inwoner).

1 De totale uitgaven zijn berekend door de uitgaven van de vier voorzieningen op te tellen.

Interpretatievoorbeeld bij tabel 24: in een gemeente met minder dan 10.000 inwoners werd gemiddeld 30 per inwoner uitgegeven aan woonvoorzieningen.

Tabel 24. Gemiddelde (kas)uitgaven per inwoner, voor vier typen voorzieningen, naar gemeentegrootteklasse (gemiddeld over gemeenten) Alle 100.000 Type voorziening gemeenten
---
Woonvoorzieningen 30
25 25 25 28 26 Vervoersvoorzieningen 36 37 33 35 35 35 (individueel)
Collectief vervoer 12 12 16 20 19 14 Rolstoelen 13
15 16 14 16 15 Alle voorzieningen2 91
88 90 93 97 90 n (aantal gemeenten) 60 125 127 27 23 362 Toelichting: de bedragen zijn berekend als de uitgaven per inwoner, gemiddeld over de gemeenten in die klasse. Ook gemeenten zonder collectief vervoer zijn in de berekening meegenomen (met als uitgaven 0 per inwoner).

1 Het betreft de gemeenten waarvoor van alle vier voorzieningen de uitgaven bekend zijn. 2 De totale uitgaven zijn berekend door de uitgaven van de vier voorzieningen op te tellen.

28
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 25. Gemiddelde (kas)uitgaven per inwoner, voor vier typen voorzieningen, naar landsdeel (gemiddeld over gemeenten)
Noord Oost West Zuid Alle gemeenten Type voorziening 1 Woonvoorzieningen 23
26 26 29 26 Vervoersvoorzieningen 30 35 38 35 35 (individueel)
Collectief vervoer 21 10 13 16 14 Rolstoelen 14
14 16 14 15 Alle voorzieningen2 87
84 92 94 90 n (aantal gemeenten) 58 77 149 78 362 Toelichting: de bedragen zijn berekend als de uitgaven per inwoner, gemiddeld over de gemeenten in die klasse. Ook gemeenten zonder collectief vervoer zijn in de berekening meegenomen (met als uitgaven 0 per inwoner).

1 Het betreft de gemeenten waarvoor van alle vier voorzieningen de uitgaven bekend zijn. 2 De totale uitgaven zijn berekend door de uitgaven van de vier voorzieningen op te tellen.

Tabel 26. Gemiddelde (kas)uitgaven per inwoner, voor vier typen voorzieningen, naar leeftijdsopbouw van de bevolking (gemiddeld over gemeenten) Gemeenten met het percentage inwoners 65 jaar en ouder Alle gemeenten Type voorziening 16%
---
Woonvoorzieningen 27 25 26 27 26 Vervoersvoorzieningen 36 37 35 32 35 (individueel)
Collectief vervoer 8 13 17 21 14 Rolstoelen 14 14 15 16 15 Alle voorzieningen2 84 89 93 94 90 n (aantal gemeenten) 73 119 100 70 362 Toelichting: de bedragen zijn berekend als de uitgaven per inwoner, gemiddeld over de gemeenten in die klasse. Ook gemeenten zonder collectief vervoer zijn in de berekening meegenomen (met als uitgaven 0 per inwoner).

1 Het betreft de gemeenten waarvoor van alle vier voorzieningen de uitgaven bekend zijn. 2 De totale uitgaven zijn berekend door de uitgaven van de vier voorzieningen op te tellen.

In tabel 27 worden de kosten van de toegekende voorzieningen uitgesplitst naar de leeftijd van de aanvrager. Bij de vervoersvoorzieningen en rolstoelen is de kasbasis als uitgangspunt genomen. Bij woonvoorzieningen zijn de kosten op verplichtingenbasis als uitgangspunt genomen omdat ze een betere indruk geven van de waarde van de voorzieningen die aan de desbetreffende leeftijdsgroep ten goede zijn gekomen dan de kasuitgaven. Die lopen immers gemiddeld achter op de verplichtingen. De verdeling is nauwelijks veranderd ten opzichte van vorig jaar. Interpretatievoorbeeld: 6,3% van alle kosten voor woonvoorzieningen is gemaakt voor voorzieningen die toegekend zijn aan personen onder 18 jaar.

Kerncijfers Wvg 2001 29

Tabel 27. Verdeling naar leeftijd van cliënt van kosten van voorzieningen Totale kosten, % % % (x mln)

Woonvoorzieningen (verplichtingenbasis) 6,3 37,7 56,0 455,8 126 138

Vervoersvoorzieningen, exclusief collectief 4,0 33,0 63,0 549,3 219 235 vervoer (kasbasis)

Rolstoelen (kasbasis) 10,8 40,9 48,3 245,9 209 226 Toelichting: de percentages tellen horizontaal tot 100.

1 Geëxtrapoleerd (alle gemeenten).
2 n1: aantal gemeenten waarop onderscheid tussen 0-18 jaar en 18-65 jaar is gebaseerd. n2: aantal gemeenten waarop onderscheid tussen 65- en 65+ is gebaseerd.

30
Kerncijfers Wvg 2001

7. Uitvoeringskosten en inkomsten

In tabel 28 is weergegeven welke kosten gemeenten hebben gemaakt voor de uitvoering van de Wvg en welke inkomsten ze buiten de rijksbijdrage hebben ontvangen. In tabel 29 worden de inkomsten nader uitgesplitst.

In 2001 zijn de uitvoeringskosten wederom toegenomen. Met name de apparaatskosten en overige kosten van door derden uitgevoerde taken zijn toegenomen. De indicatiekosten en eenmalige kosten zijn daarentegen afgenomen. Wat betreft de inkomsten buiten de rijksbijdrage valt op dat deze zeer sterk toegenomen zijn. De toename wordt veroorzaakt door `overige inkomsten', de inkomsten uit eigen bijdragen zijn ten opzichte van 2000 nagenoeg gelijk gebleven. Bij `overige inkomsten' kan gedacht worden aan declaraties voor dure woningaanpassingen, die gemeenten bij het Rijk voor vergoeding kunnen indienen, de verkoop van rolstoelen, terugkoopregelingen e.d.

Tabel 28. Uitvoeringskosten en inkomsten, 1994-2001 (landelijk) Type kosten/inkomsten Landelijk (x mln) 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Apparaatskosten 111,4
164,6 194,4 217,0 232,5 251,8 266,2 285,4 (Externe) indicatiekosten 34,5 39,5 56,7 64,2 73,2 79,3 84,9 81,9 Eenmalige kosten 14,9 4,9 7,9 2,8 8,8 6,3 12,7 11,4 Overige kosten van door 3,6 1,8 3,2 2,4 4,7 2,9 4,2 7,0 derden uitgevoerde taken
Totaal uitvoeringskosten 164,4 210,7 262,2 286,3 319,2 340,3 368,0 385,7 Inkomsten uit eigen bijdragen 5,9 7,6 -2,51 1,4 2,0 2,3 2,4 2,3 Overige inkomsten 3,6 1,2 2,0 3,7 6,3 5,2 7,6 23,3 Totaal inkomsten 9,4 8,8 -0,6 5,1 8,3 7,5 10,0 25,6 Toelichting:

- Apparaatskosten: alle (toegerekende) kosten van de inzet van gemeentelijk personeel en materieel ten behoeve van de Wvg. Inclusief bijdragen aan apparaatskosten van gemeenschappelijke organen en verminderd met eventuele ontvangsten van andere gemeenten.

- Indicatiekosten: kosten van sociaal-medische advisering en indicatiestelling, uitgevoerd door een externe instantie (Welzorg, GGD, thuiszorg etc.).

- Eenmalige kosten: kosten voor het laten uitvoeren van een evaluatie, ontwikkelingskosten en externe advisering.
- Inkomsten uit eigen bijdragen: inkomsten plus vorderingen minus restituties.
- Overige inkomsten: onder andere declaraties voor dure woningaanpassingen, verkoop rolstoelen, terugkoopregelingen en dergelijke.

1 Deze negatieve inkomsten worden voornamelijk veroorzaakt door de grootschalige restitutie van eigen bijdragen met terugwerkende kracht.

Kerncijfers Wvg 2001 31

Tabel 29. Specificatie eigen bijdragen (landelijk) Landelijk (x mln) Inkomsten 2001 uit eigen bijdragen 2,5 Gerestitueerde eigen bijdragen1 - 0,2

Netto-inkomsten uit eigen bijdragen 2,3 Toelichting: exclusief eigen betalingen (woonvoorzieningen en dergelijke). In 2001 ontvangen eigen bijdragen kunnen geheven zijn op voorzieningen die in een eerder jaar zijn toegekend.

1 Door enkele gemeenten zijn ontvangen eigen bijdragen en restituties niet afzonderlijk ingevuld op de scanvragenlijst, maar als een saldo weergegeven zodat er geen onderscheid mogelijk is. Dit heeft geen invloed op de netto-inkomsten uit eigen bijdragen.

In tabel 30 worden de apparaatskosten in de periode 1994-2001 weergegeven naar drie maatstaven. De maatstaf `kosten per aanvrager van een nieuwe voorziening' wordt vervolgens gehanteerd in tabel 31 en tabel 32, waarin de diverse componenten van de uitvoeringskosten (gemeentelijke apparaatskosten, externe indicatie- en advieskosten, en overige kosten) worden uitgesplitst naar gemeentegrootte en landsdeel. Enkele voorafgaande opmerkingen zijn op hun plaats. De bedragen per aanvrager zijn vanaf 1995 aanmerkelijk hoger dan in 1994. De grote (eenmalige) instroom in 1994 van 147.000 ex-AAW'ers is hier een verklaring voor. Zij werden in 1994 tot de aanvragers gerekend, terwijl aan deze groep voor gemeenten minder werk vastzat dan aan de `nieuwe' aanvragers.

Bij de eerste Kerncijfers (over 1994) is gekozen voor de maatstaf `kosten per aanvrager van een nieuwe voorziening' omdat de uitvoeringskosten samenhangen met de behandelings-trajecten van aanvragers. Uiteraard zijn ook andere maatstaven te verdedigen. Zo kunnen de apparaatskosten ook uitgedrukt worden in verhouding tot het uitstaande cliëntenbestand (omdat doorlopende cliënten ook ambtelijk werk meebrengen) of in verhouding tot het inwonertal. De maatstaf `per aanvrager van een nieuwe voorziening' is in deze Kerncijfers gehandhaafd (tabel 31 tot en met tabel 34) vanwege de vergelijkbaarheid met vorige jaren omdat het aantal aanvragers van meer gemeenten bekend is dan het aantal cliënten.

Opvallend is dat na verscheidene jaren van stijging in 2001 zowel de apparaatskosten per aanvrager als per cliënt iets gedaald zijn. De gemiddelde apparaatskosten per inwoner zijn daarentegen gelijk gebleven.

32
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 30. Apparaatskosten per aanvrager, per cliënt en per inwoner, 1994-2001 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Gemiddelde apparaatskosten per 635
1.273 1.000 914 997 1.201 1.271 1.228 aanvrager
Gemiddelde apparaatskosten per 867 943 848 780 584 567 558 542 cliënt (cliëntenbestand ultimo)
Gemiddelde apparaatskosten per 8 10 12 14 15 16 17 17 inwoner

Tabel 31. Uitvoeringskosten per aanvrager, naar gemeentegrootteklasse (gemiddeld over gemeenten)
Alle 100.000 gemeenten

Apparaatskosten per 1.205 1.248 1.320 8073 1.187 1.228 aanvrager
Externe indicatiekosten per 342 323 309 264 279 315 aanvrager
Eenmalige en overige 14 24 31 61 80 30 kosten per aanvrager2
Totaal uitvoeringskosten 1.561 1.595 1.660 1.132 1.546 1.573 n1 51
104 91 20 18 284 Toelichting: de bedragen zijn berekend door de gemiddelde kosten per aanvrager per gemeente te middelen over alle gemeenten in de desbetreffende klasse.
1 Het betreft die gemeenten waarvoor zowel apparaats- als indicatiekosten bekend zijn. 2 Investeringen, advies, onderzoek en overige door derden uitgevoerde taken. 3 Ook vorig jaar waren de apparaatskosten in deze gemeentegrootteklasse aanzienlijk lager dan in de andere gemeentegrootteklassen. Het betreft hier een relatief kleine groep gemeenten.

Tabel 32. Uitvoeringskosten per aanvrager, naar landsdeel (gemiddeld over gemeenten) Alle Noord Oost West Zuid gemeenten

Apparaatskosten per aanvrager 1.000 1.377 1.108 1.443 1.228 Externe indicatiekosten per aanvrager 257 325 260 434 315 Eenmalige en overige kosten per aanvrager2 30 14 39 32 30 Totaal uitvoeringskosten 1.287 1.716 1.407 1.909 1.573 n1 46 62 109 67 284 Toelichting: de bedragen zijn berekend door de gemiddelde kosten per aanvrager per gemeente te middelen over alle gemeenten in de desbetreffende klasse.
1 Het betreft die gemeenten waarvoor zowel apparaats- als indicatiekosten bekend zijn. 2 Investeringen, advies, onderzoek en overige door derden uitgevoerde taken.

In tabel 33 en 34 zijn de inkomsten uitgesplitst naar gemeentegrootteklasse en landsdeel. Alle bedragen zijn uitgedrukt in guldens per aanvrager.

Tabel 33. Inkomsten per aanvrager, naar gemeentegrootteklasse (gemiddeld over gemeenten)

Kerncijfers Wvg 2001 33

Alle 100.000 gemeenten

Inkomsten uit eigen 24 23 12 12 6 18 bijdragen per aanvrager1
Overige inkomsten per 10 42 34 60 66 37 aanvrager2
Totaal 34
65 46 72 72
---
n3 53 106 95 20 19 293 Toelichting: de bedragen zijn berekend door de gemiddelde inkomsten per aanvrager per gemeente te middelen over alle gemeenten in de desbetreffende klasse.

1 Inkomsten minus gerestitueerde eigen bijdragen. 2 Onder andere declaraties voor dure woningaanpassingen, verkoop rolstoelen, terugkoopregelingen en dergelijke. 3 Het betreft die gemeenten waarvoor de inkomsten uit eigen bijdragen bekend zijn.

Tabel 34. Inkomsten per aanvrager, naar landsdeel (gemiddeld over gemeenten) Alle Noord Oost West Zuid gemeenten

Inkomsten uit eigen bijdragen per aanvrager1 3 32 13 23 18 Overige inkomsten per aanvrager2 26 68 40 9 37 Totaal 29 100 53 32
---
n3 46 63 116 68 293 Toelichting: de bedragen zijn berekend door de gemiddelde inkomsten per aanvrager per gemeente te middelen over alle gemeenten in de desbetreffende klasse.

1 Inkomsten minus gerestitueerde eigen bijdragen. 2 Onder andere declaraties voor dure woningaanpassingen, verkoop rolstoelen, terugkoopregelingen en dergelijke. 3 Het betreft die gemeenten waarvoor de inkomsten uit eigen bijdragen bekend zijn.

34
Kerncijfers Wvg 2001

8. Budgettaire uitkomsten

De nettokosten (op verplichtingenbasis) en netto-uitgaven (op kasbasis) kunnen worden berekend door de totale kosten dan wel uitgaven voor voorzieningen en uitvoeringskosten te verminderen met de inkomsten. Tabel 35 laat zien hoe de landelijke nettokosten en netto-uitgaven berekend worden.

Tabel 35. Landelijk overzicht van Wvg-kosten 2001 op kas- en verplichtingenbasis Soort kosten Kosten Uitgaven (verplichtingen) (kas) (x mln) (x mln) Woonvoorzieningen (individueel) 455,8 412,5 Overige gemeentelijke bijdragen aan 4,6 4,6 woonvoorzieningen1
Vervoersvoorzieningen (individueel) 1 549,3
549,3 Collectief vervoer1 295,1
295,1 Rolstoelen1 245,9
245,9 Collectieve voorzieningen1 18,5
18,5 Totaal voorzieningenkosten 1569,2 1526,1 Apparaatskosten1 285,4
285,4 Indicatiekosten1 81,9
81,9 Overige kosten1 18,4
18,4 Totaal uitvoeringskosten 385,7 385,7 Inkomsten uit eigen bijdragen1 2,3
2,3 Overige inkomsten1 23,3
23,3 Totaal inkomsten 25,6 25,6 Nettokosten en -uitgaven 2001 1929,3 1886,2 Toelichting: de gegevens over voorzieningen zijn afkomstig uit tabel 1 en de gegevens over uitvoeringskosten en inkomsten uit tabel 28. Zie die tabellen voor een toelichting.

1 Hier is geen verschil gemaakt tussen kosten op kasbasis en die op verplichtingenbasis (zie ook paragraaf 1.2).

De uitvoeringskosten bedragen 20,2% van de totale uitgaven (kasbasis). Dit is min of meer vergelijkbaar met vorig jaar (20,4%), maar aanzienlijk minder dan in het eerste jaar van de invoering van de Wvg in 1994 (26,9%).

In figuur 3 wordt de ontwikkeling van de netto-uitgaven op verplichtingen- en kasbasis weergegeven. Op kasbasis zijn de uitgaven in 2001 weer gestegen, op verplichtingenbasis zijn de uitgaven in 2001 iets gedaald. Hierbij dient wel te worden opgemerkt, dat de uitgaven op verplichtingenbasis dit jaar anders berekend zijn. Met ingang van 2001 zijn alleen voor woonvoorzieningen de uitgaven op verplichtingenbasis berekend, terwijl in voorgaande jaren de uitgaven op verplichtingenbasis nog werden berekend voor woonvoorzieningen en natura-voorzieningen (zie paragraaf 1.2 en tabel 35).

Figuur 3. Landelijke ontwikkeling netto-uitgaven 1994-2001

Kerncijfers Wvg 2001 35

2500
Verplichtingenbasis
2000 Kasbasis

1500

1000

500

0
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Jaar

In tabel 36 worden de netto-uitgaven vergeleken met de inkomsten. De inkomsten bestaan uit het bedrag aan middelen dat aan het gemeentefonds is toegevoegd ten behoeve van de Wvg, aangevuld met 44,4 miljoen van het Besluit Bijdrageregeling AWBZ-gemeenten (BBAG). Deze vergelijking geeft een beeld van het budgettaire resultaat in 2001. Op kasbasis is sprake van een overschot van 9,1% en op verplichtingenbasis een overschot van 7,0%.

36
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 36. Overzicht landelijk budgettair resultaat Wvg, 1994-2001 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 (x mln) Landelijk beschikbaar 771,4 1.196,4 1.429,51 1.550,02 1640,83 1666,44 1922,55 2074,26 voor uitvoering Wvg
Totale nettokosten 572,8 958,4 1.368,4 1.587,0 1878,2 1964,8 1984,0 1929,3 (verplichtingenbasis) 7
Verschil op

verplichtingenbasis7
(budgettaire Abs. 198,6
238,0 61,1 -37,0 -237,4 -298,4 -61,5 144,9 ruimte) In % 25,7% 19,9% 4,3% -2,4% -14,5% -17,9% -3,2% 7,0% Landelijk beschikbaar 771,4 1.196,4 1.429,51 1.550,02 1640,83 1666,44 1922,5 2074,2 voor uitvoering Wvg
Totale netto-uitgaven 441,1 782,6 1.178,2 1.498,7 1712,6 1798,5 1779,1 1886,2 (kasbasis)

Verschil op kasbasis

(kasverschil) Abs.
330,3 413,8 251,3 51,3 -71,8 -132,1 143,4 188 In % 42,8% 34,6% 17,6% 3,3% -4,4% -7,9% 7,5% 9,1% Toelichting:
In de Kerncijfers 1994 en 1995 werden de totale nettokosten op verplichtingenbasis in deze tabel op een iets andere wijze berekend. Woonvoorzieningen werden in dat bedrag op kasbasis berekend, de rest op verplichtingenbasis. Vanaf de Kerncijfers 1996 worden echter bij nettokosten alle voorzieningen op verplichtingenbasis berekend. De nettokosten voor 1994 en 1995 zijn in bovenstaande tabel op de huidige manier berekend.

1 Toevoeging gemeentefonds, inclusief Tijdelijke Bijdrageregeling AWBZ-gemeenten. 2 Orde van grootte. In dit bedrag is een bedrag van 16,0 miljoen begrepen dat toegevoegd is voor bijzondere bijstand, maar voor de toevoeging aan het gemeentefonds behandeld als Wvg. Het bedrag valt in 1997 weg tegen een bedrag van 15,4 miljoen dat in 1997 eenmalig is uitgelicht in verband met de afrekening sociaal vervoer 1996. Inclusief 50,0 miljoen van de Tijdelijke Bijdrageregeling AWBZ-gemeenten. 3 Dit bedrag is opgebouwd uit 1.512,8 vanuit het gemeentefonds, 78,0 miljoen dat eenmalig beschikbaar is voor de `voordeelgemeenten' en 50,0 miljoen van de Tijdelijke Bijdrageregeling AWBZ-gemeenten. 4 Dit bedrag is opgebouwd uit 1.624,5 miljoen vanuit het gemeentefonds en 41,9 miljoen van de Tijdelijke Bijdrageregeling AWBZ-gemeenten.
5 Dit bedrag is opgebouwd uit 1.876,5 miljoen vanuit het gemeentefonds (in de Kerncijfers Wvg 2000 is 1.950,3 miljoen genoemd, maar dat bedrag was niet gecorrigeerd voor de macro benadering) en 46,0 miljoen BBAG. 6 Dit bedrag is opgebouwd uit 2.029,8 miljoen vanuit het gemeentefonds en 44,4 miljoen BBAG 7 In 2001 is een andere berekeningsmethode voor verplichtingenbasis gehanteerd (zie paragraaf 1.2).

Hoewel op landelijke niveau de uitgaven en beschikbare middelen meer in balans zijn gekomen, zijn er nog steeds grote verschillen tussen gemeenten qua verschil tussen netto-Wvg-uitgaven en het zogenaamde fictieve budget: het ontvangen bedrag uit het gemeentefonds, eventueel aangevuld met een bijdrage in het kader van het BBAG. Dit verschil, uitgedrukt als percentage van de ontvangsten, varieert van een tekort van meer dan 50% tot een overschot van meer dan 50%.

Van de gemeenten waarvoor het budgettair resultaat berekend kan worden, heeft 29% in 2001 te maken met een tekort. In 2000 was dat percentage nog 36%. Bij 6% van de gemeenten is dit tekort groter dan 25%. Ruim tweederde van de gemeenten (71%) heeft in 2001 een overschot. Dit percentage is iets gestegen ten opzichte van vorig jaar (64%). Bij 19% van de gemeenten is dit overschot groter dan 25%.

Kerncijfers Wvg 2001 37

Het verschil tussen netto-uitgaven en ontvangsten (hier genoemd: het kasverschil) wordt in de volgende tabellen uitgewerkt op gemeenteniveau. Daarbij is voor de vergelijkbaarheid steeds gewerkt met bedragen per inwoner. In tabel 37 is weergegeven hoe hoog de netto-uitgaven en het kasverschil waren. Dit bedrag is gemiddeld over alle Nederlanders, op basis van macrocijfers. In de tabellen 38 t/m 40 worden de netto-uitgaven en het kasverschil per inwoner berekend op basis van het gemiddelde over gemeenten. Dit geeft verschillen ten opzichte van tabel 37. Tevens wordt in tabel 37 het kasverschil als percentage van het fictief budget per gemeente weergegeven. Dit is een betere indicator dan het kasverschil per inwoner sinds bij de verdeling van de gemeentefondsmiddelen behalve met het aantal inwoners ook rekening wordt gehouden met het aantal 65-plussers, huishoudens met een laag inkomen, uitkeringsgerechtigden en woonruimten. In vergelijking met 2000 zijn de netto-Wvg-uitgaven en het kasverschil gestegen.

Tabel 37. Netto-Wvg-uitgaven en kasverschil per inwoner (landelijk gemiddelde over inwoners) Alle gemeenten

Netto-uitgaven (per inwoner) 119 Kasverschil (per inwoner) 13 Toelichting:

- Bedragen zijn berekend als gemiddelde over alle inwoners.
- Netto-uitgaven: uitgaven voor Wvg-voorzieningen (op kasbasis) plus uitvoeringskosten minus inkomsten.
- Kasverschil: ontvangen gemeentefondsmiddelen, inclusief BBAG, minus netto-uitgaven.
In tabel 38 tot en met 40 worden de netto-uitgaven en het kasverschil (per inwoner) weergegeven voor verschillende typen gemeenten. Daarbij is gemiddeld over gemeenten. Uitgesplitst is weer naar gemeentegrootte, landsdeel en leeftijdsopbouw van de bevolking. Evenals vorig jaar hebben vooral grotere gemeenten, gemeenten met relatief veel ouderen en gemeenten in het noorden van het land een positief kasverschil. Interpretatievoorbeeld: een gemeente met minder dan 10.000 inwoners had gemiddeld netto-uitgaven van 112 per inwoner en een positief kasverschil van 10 per inwoner.

38
Kerncijfers Wvg 2001

Tabel 38. Netto-uitgaven en kasverschil per inwoner, naar gemeentegrootteklasse Alle 100.000 gemeenten

Netto-uitgaven (per inwoner) 112 110 114 116 120 113 Kasverschil (per inwoner) 10 11 10 18 17 11 Kasverschil als % van 6,9% 9,0% 7,7% 12,7% 12,6% 8,7% beschikbare middelen
n (aantal gemeenten) 58 122 123 27 21 351 Toelichting:

- Bedragen zijn berekend als gemiddelde over gemeenten in een klasse.
- Netto-uitgaven: uitgaven voor Wvg-voorzieningen (op kasbasis) plus uitvoeringskosten minus inkomsten.
- Kasverschil: ontvangen gemeentefondsmiddelen, inclusief BBAG, minus netto-uitgaven.
Tabel 39. Netto-uitgaven en kasverschil per inwoner, naar landsdeel Noord Oost West Zuid Alle gemeenten

Netto-uitgaven (per inwoner) 110 109 112 120 113 Kasverschil (per inwoner) 23 13 10 4 11 Kasverschil als % van 17,3% 10,6% 7,3% 2,9% 8,7% beschikbare middelen
n (aantal gemeenten) 58 75 141 77 351 Toelichting:

- Bedragen zijn berekend als gemiddelde over gemeenten in een klasse.
- Netto-uitgaven: uitgaven voor Wvg-voorzieningen (op kasbasis) plus uitvoeringskosten minus inkomsten.
- Kasverschil: ontvangen gemeentefondsmiddelen, inclusief BBAG, minus netto-uitgaven.
Tabel 40. Netto-uitgaven en kasverschil per inwoner, naar leeftijdsopbouw van de bevolking Percentage 65 jaar en ouder: Alle gemeenten 16%

Netto-uitgaven (per inwoner) 107 112 116 115 113 Kasverschil (per inwoner) 5 9 13 20 11 Kasverschil als % van 4,4% 6,9% 9,9% 14,3% 8,7% beschikbare middelen
n (aantal gemeenten) 69 116 98 68 351 Toelichting:

- Bedragen zijn berekend als gemiddelde over gemeenten in een klasse.
- Netto-uitgaven: uitgaven voor Wvg-voorzieningen (op kasbasis) plus uitvoeringskosten minus inkomsten.
- Kasverschil: ontvangen gemeentefondsmiddelen, inclusief eventuele AWBZ-bijdrage, minus netto-uitgaven.
Kerncijfers Wvg 2001 39

Bijlage

40
Kerncijfers Wvg 2001

OVERZICHT CORRESPONDERENDE TABELNUMMERS
KERNCIJFERS WVG 1994 ­ KERNCIJFERS WVG 2001

Tabelnummers in Kerncijfers Wvg Omschrijving tabel 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

1
1 1 1 1 1 1 1
Aantallen en kosten voor Wvg -voorzieningen per subtype
- 2 2 2 2 2 2 2
Aantallen uitstaande Wvg- Voorzieningen


- 3 3 3 3 3a,b,c
3a,b,c 3a,b,c Aantallen, kosten en uitgaven voor Wvg- voorzieningen 2 4 4 4 4a 4a 4a 4a
Totaal aantal aanvragers, naar leeftijd


- - - - 4b
4b 4b 4b Totaal aantal aanvragers, naar geslacht en leeftijd

3 vervallen Totaal aantal aanvragers, naar soort aanvrager
- 5 5 5 5a 5a 5a 5a Totaal aantal cliënten met een uitstaande Wvg- voorziening, naar leeftijd
- - - - 5b
5b 5b 5b Totaal aantal cliënten met een uitstaande Wvg- voorziening, naar geslacht en leeftijd 4 6 6 6 6 6 6 6
Aantal aanvragers (en cliënten)per 1.000 inwoners, naar gemeentegrootteklasse 5 7 7 7 7 7 7 7
Aantal aanvragers (en cliënten) per 1.000 inwoners, naar landsdeel 6 8 8 vervallen Aantal aanvragers (en cliënten) per 1.000 inwoners, naar voorkomen Integratie-uitkering 7 9 9 8 8 8 8 8
Aantal aanvragers (en cliënten) per 1.000 inwoners, naar leeftijdsopbouw van de bevolking 8 10 10 9 9 9 9 9
Uitkomst behandeling aanvragers, landelijk (gemiddeld over aanvragers) 9 11 11 10 10 10 10 10
Uitkomst behandeling aanvragers, landelijk (gemiddeld over gemeenten) 10 12 12 11 11 11 11 11
Uitkomst behandeling aanvragers, naar gemeentegrootte (gemiddeld over aanvragen) 11 13 13 12 12 12 12 12
Uitkomst behandeling aanvragen

Kerncijfers Wvg 2001 41

Tabelnummers in Kerncijfers Wvg Omschrijving tabel 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

(gemiddeld
over gemeenten) 12 14 14 13 13 13 13 13 Toekenningspercentage
aanvragen
-
15 15 14 14 14 14 14 Aantal
toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, landelijk 13 16 16 15 15 15 15 15 Aantal
toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, landelijk 14 17 17 16 16 16 16 16 Aantal
toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, naar landsdeel 15
18
18
vervallen
Aantal
toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, naar voorkomen Integratie- uitkering 16 19 19 17 17 17 17 17 Aantal
toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners, naar leeftijdsopbouw van de bevolking 17 20 20 18 18 18 18 18 Verdeling
toegekende voorzieningen naar leeftijd cliënt 18 21 21 19 19 19 19 19 Toegekende
woningaanpassingen naar subsidiabele kosten 19 22 22 20 20 20 20 20 Verdeling
kasuitgaven over typen voorzieningen naar gemeentegrootteklasse 20 23 23 21 21 21 21 21 Verdeling
kasuitgaven over typen voorzieningen naar landsdeel 21 24
24
vervallen
Verdeling kasuitgaven over typen voorzieningen naar voorkomen integratie-uitkering 22 25 25 22 22 22 22 22 Verdeling
kasuitgaven over typen voorzieningen naar leeftijdsopbouw bevolking
- 26 26 23 23 23 23 23 Gemiddelde
uitgaven per inwoner voor vier typen voorzieningen 23 27 27 24 24 24 24 24 Gemiddelde
uitgaven per inwoner voor vier typen voorzieningen, naar gemeentegrootteklasse 24 28 28 25 25 25 25 25 Gemiddelde
uitgaven per inwoner voor vier typen voorzieningen, naar landsdeel

42
Kerncijfers Wvg 2001

Tabelnummers in Kerncijfers Wvg Omschrijving tabel 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 25 29 29 vervallen
Gemiddelde uitgaven per inwoner voor vier typen voorzieningen, naar voorkomen integratie uitkering 26 30 30 26 26 26 26 26 Gemiddelde
uitgaven per inwoner voor vier typen voorzieningen, naar leeftijdsopbouw bevolking 27 31 31 27 27 27 27 27 Verdeling
naar leeftijd van de kosten van voorzieningen 28
vervallen Gemiddelde
kosten (verplichtingen/aanschafw aarde
- 32 32 28 28 28 28 28 Uitvoeringskosten
en inkomsten (landelijk)
- 33 33 29 29 29 29 29 Specificatie
eigen bijdragen


- 34 34 30 30 30 30 30 Apparaatskosten
per aanvrager, per cliënt en per inwoner 29 35 35 31 31 31 31 31 Uitvoeringskosten
per aanvrager, naar landsdeel

30 36 36 32 32 32 32 32 Uitvoeringskosten
per aanvrager, naar landsdeel

31 37 37 33 33 33 33 33 Inkomsten
per aanvrager, naar gemeentegrootteklasse 32 38 38 34 34 34 34 34 Inkomsten
per aanvrager, naar landsdeel 33 39 39 35 35 35 35 35 Landelijk
overzicht van Wvg- kosten

34 40 40 36 36 36 36 36 Overzicht
landelijk budgettair resultaat Wvg 35 41 41 37 37 37 37 37 Netto-Wvg-uitgaven
en kasverschil per inwoner (landelijk gemiddelde over inwoners) 36 42 42 38 38 38 38 38 Netto-Wvg-uitgaven
en kasverschil per inwoner, naar gemeentegrootteklasse 37 43 43 39 39 39 39 39 Netto-Wvg-uitgaven
en kasverschil per inwoner,naar landsdeel 38 44 44 vervallen
Netto Wvg-uitgaven en kasverschil per inwoner, naar voorkomen Integratie-uitkering 39 45 45 40 40 40 40 40 Netto-Wvg-
uitgaven en kasverschil per inwoner, naar leeftijdsopbouw van de bevolking

Kerncijfers Wvg 2001 43