Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG

Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag

Datum

23 januari 2003

Auteur

M.Th. Crucq

Kenmerk

DIE-32/03

Telefoon

070 348 48 76

Blad


1/14


Fax

070 348 40 86

Bijlage(n)

8

E-mail

die-in@minbuza.nl

Betreft

Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.

Zeer Geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij acht fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling van de Commissie omtrent Europese benchmarks in onderwijs (opvolging van de Europese Raad te Lissabon).


2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beleggingsdiensten en gereglementeerde markten, en tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad


3. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk.

4. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tenuitvoorlegging van het Actieplan voor Risicokapitaal (APRK)

5. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater.

6. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 77/270/Euratom waarbij de Commissie wordt gemachtigd tot het aangaan van Euratomleningen om een bijdrage te leveren tot financiering van kerncentrales (COM(2002) 456);
- Voorstel voor een Besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 77/271/Euratom houdende toepassing van Besluit 77/270/Euratom waarbij de Commissie wordt gemachtigd tot het aangaan van Euratomleningen teneinde een bijdrage te leveren tot financiering van kerncentrales (COM(2002) 457)

7. Verordening betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika en tot wijziging van verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad

8. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement ­ Verbetering van de coördinatie van het begrotingsbeleid.
De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Mededeling benchmarks onderwijs

Titel:

Mededeling van de Commissie omtrent Europese benchmarks in onderwijs (opvolging van de Europese Raad te Lissabon).

Datum Raadsdocument: 26 november 2002

nr. Raadsdocument: 14797/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)629 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: OCW i.o.m. FIN, SZW, EZ, VWS, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Onderwijscomité, Onderwijsraad.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Kern van de mededeling is het voorstel van de Commissie om de volgende 5 Europese doelstellingen ('benchmarks') te formuleren:

· in 2010 moeten alle lidstaten het aantal voortijdige schoolverlaters hebben gehalveerd om het EU-gemiddelde onder de 10% te brengen. Als referentiejaar geldt het jaar 2000. Dit is een doelstelling die al het jaar 2000 door de Europese Raad van Lissabon is uitgesproken;

· in 2010 zullen de lidstaten het niveau van de onbalans tussen vrouwelijke/mannelijke afgestudeerden (bachelors) in de exacte vakken en technische vakken hebben gehalveerd, waarbij het totaal aantal afgestudeerden in deze vakken significant zal zijn gestegen. Als referentie jaar geldt 2000. In Nederland is het aantal afgestudeerde vrouwen in de periode 1993- 2000, in tegenstelling tot de andere lidstaten, juist met 10% gedaald. Ook het totaal aantal afgestudeerden in deze richtingen is in Nederland over deze periode gedaald. Voor Nederland is de huidige verhouding mannen/vrouwen binnen de EU verreweg het ongunstigst nl. 4.7, zie blz. 13 tabel bij paragraaf 42;

· in 2010 moeten de lidstaten ervoor zorgdragen dat het gemiddelde percentage van 25- 64 jarigen in de EU met tenminste een voltooide opleiding in het boven-secondaire onderwijs (mbo, havo, vwo) 80% bedraagt. Thans (2001) is dit voor Nederland 68% en het EU- gemiddelde 66%;

· in 2010 zal het percentage laagscorende 15 jarigen in lezen, rekenen en 'analfabetisme' in elke lidstaat moeten worden gehalveerd. Nederland scoort momenteel al erg goed;

· in 2010 moet het EU-gemiddelde percentage deelnemers aan een opleiding in het kader van 'een Leven Lang Leren' (LLL) ten minste 15% van de 25-65 jarigen bedragen en in geen enkele lidstaat lager zijn dan 10%. Dit EU-gemiddelde ligt thans op 8%, Nederland scoort al 16%, zie tabel blz. 27.

Daarnaast nodigt de Commissie de lidstaten uit bij te dragen aan het bereiken van een jaarlijks significante groei in de investeringen in menselijk kapitaal. Ze vraagt de lidstaten om hier zelf een doelstelling voor op te stellen en deze aan de (Onderwijs-)Raad en Commissie te communiceren.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling.

Comitologie: N.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief: de doelstellingen zijn bedoeld om de Raad in staat te stellen tot open coördinatie van het beleid binnen de Lissabonstrategie, dat wil zeggen te benchmarken en best practices te identificeren. Er wordt voldoende ruimte aan de lidstaten gelaten. Er ligt een duidelijke meerwaarde in het elkaar aansporen tot verbetering van het onderwijsbeleid en voorbeelden van succesvol beleid te delen.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft m.b.t. dit onderwerp tot op heden een trekkersrol vervuld; Nederland heeft zelf ­met een aantal andere lidstaten­ erop aangedrongen dat de Commissie met een voorstel diende te komen. Nederland steunt het Lissabonproces en is voor het gebruik van realistische en haalbare kwantitatieve doelstellingen ('benchmarks') in het open coördinatieproces. Open coördinatie in het onderwijs leidt door middel van peer pressure naar verwachting tot een verhoging in de kwaliteit van het Europese onderwijs.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

geen

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Het EP wordt geïnformeerd (het betreft een mededeling).

Fiche 2: Richtlijn beleggingsdiensten

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beleggingsdiensten en gereglementeerde markten, en tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad

Datum Commissiedocument: 25 november 2002

Nr Raadsdocument: 14796/02

Nr Commissiedocument: COM(2002)625 def

Eerstverantwoordelijk ministerie : FIN i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel: Werkgroep Financiële diensten (beleggingsdiensten), Ecofin Raad

Consequenties voor EG begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De richtlijn vervangt de bestaande richtlijn en regelt een aantal belangrijke punten: de belangen van de beleggers en van de integriteit van de markt worden nog meer dan voorheen bewaakt en versterkt door geharmoniseerde eisen met betrekking tot de activiteiten van effecteninstellingen die voor derden effectendiensten uitvoeren. De werking van transparante, efficiënte en geïntegreerde effecten/kapitaalmarkten wordt versterkt en wel door de ontwikkeling van basiseisen met betrekking tot de uitvoering van effectentransacties op handelsplatforms, onafhankelijk van de vraag of dit effectenbeurzen zijn of andersoortige handelssystemen. De doelstelling wordt bereikt door het introduceren van gedragsregels voor effecteninstellingen, door het stellen van eisen aan de functionering van effectenhandelssystemen en door vormen van persoonlijke advisering op het gebied van effecten tot een vergunningsplichtige activiteit te maken. De richtlijn voorziet tevens in vereiste samenwerking tussen de EU-toezichthouders. Op veel plaatsen is sprake van zgn. level 2 en level 3 regelgeving (uitvoerings-maatregelen) die door comitologie tot stand moet komen.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 47, lid 2 EG-verdrag (besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid)

Comitologie:

Op veel terreinen zullen onderwerpen door het European Securities Committee uitgewerkt worden in nadere regelgeving.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: positief.

Beoogd is om te komen tot een geharmoniseerde effectenmarkt in Europa en een integratie van de kapitaalmarkten. Hiertoe is het noodzakelijk dat effecteninstellingen die diensten verlenen aan beleggers, onafhankelijk van de lidstaat waar zij hun dienstverlening verrichten, voor hun dienstverlening zijn onderworpen aan gelijke normen. De effectenhandel op effectenhandelssystemen c.q. effectenbeurzen moet bovendien voldoen aan eisen met betrekking tot eerlijkheid, objectiviteit, transparantie, rechtszekerheid en continuïteit alsmede dat zich nieuwe systemen kunnen ontwikkelen en in concurrentie met bestaande systemen kunnen treden en zodoende hun eventuele waarde kunnen bewijzen.

Proportionaliteit: positief.

De richtlijn garandeert een goede functionering van de kapitaalmarkten en biedt voor verschillende groepen beleggers gedoseerde bescherming. Gekozen is voor een normenstelsel dat voor particuliere beleggers een verdergaande bescherming biedt dan voor professionele beleggers omdat deze geacht worden voor hun eigen belangen op te kunnen komen.

Nederlandse belangen:

Voor effecteninstellingen biedt de richtlijn de mogelijkheid om op grensoverschrijdende basis dienstverlening aan te bieden onder toepassing van een uniform stelsel van wettelijke eisen, en onder toezicht van de Nederlandse toezichthouder (home country control). Voor effectenmarkten/beurzen biedt de richtlijn de mogelijkheid voor expansie door grensoverschrijdende dienstverlening onder eenzelfde marktsysteem en onder eenzelfde overheidstoezicht. Dit biedt kostenvoordelen en efficiencyvoordelen. De nu nog bestaande verschillen in rechtsbescherming kunnen op basis van deze geharmoniseerde wetgeving worden gereduceerd. Voor de belegger betekent de introductie van geharmoniseerde gedragsregels een belangrijke verbetering in zijn bescherming ten opzichte van de effecteninstelling die voor die belegger dienstverlening uitoefent.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

De huidige richtlijn is geïmplementeerd in de Wet toezicht effectenverkeer 1995, en het daarop gebaseerde Besluit toezicht effectenverkeer 1995 en de Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002. De implementatie van de onderhavige ontwerp-richtlijn zal ook in de genoemde regelgeving plaatsvinden. De richtlijn noodzaakt tot wijzigingen van de bestaande regelgeving. Voor details van de wijzigingen zal de uitwerking in het Besluit Toezicht Effectenverkeer 1995 en in de Nadere Regelgeving van de Autoriteit Financiële Markten van belang zijn. Gelet op het feit dat nog een aantal aspecten moet worden besproken en uitgewerkt in hun onderlinge samenhang en gelet op het feit dat een groot deel van de uitwerking van de regelgeving in comitologie-procedure moet plaats vinden (tenminste 20 artikelen) kan over deze uitwerking nog niet veel met zekerheid worden gezegd.

Verdere afspraken w.o. zonodig te volgen procedure en te toetsen voorgenomen regelgeving:

geen

Rol EP in de besluitvormingprocedure: co-decisie.

Fiche 3: Richtlijn toegang/verblijf derdelanders studie

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk.

Datum Raadsdocument: 9 oktober 2002

nr. Raadsdocument: 12623/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)548 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. BZ, OCW, SZW, VWS

Behandelingstraject in Brussel:

Werkgroep migratie (toelating), Strategisch comité voor immigratie, grenzen en asiel; JBZ-Raad.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het richtlijnvoorstel betreft het regelen van de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk. In het voorstel worden vier categorieën onderdanen van derde landen onderscheiden: studenten, scholieren, onbezoldigde stagiairs en vrijwilligers. De toelating voor studiedoeleinden heeft voornamelijk betrekking op het hoger onderwijs. Verder zijn bepalingen opgenomen om de uitwisseling van scholieren in het voortgezet onderwijs tussen de Europese Unie en derde landen te bevorderen. Ten slotte bevat het voorstel bepalingen met betrekking tot vrijwilligers, omdat zij in bepaalde gevallen problemen ondervinden om in aanmerking te komen voor een verblijfstitel. Behalve algemene toelatingsvoorwaarden worden in het voorstel de specifieke toelatings-voorwaarden voor elk van de genoemde categorieën afzonderlijk vastgesteld. Het doel van de richtlijn is naast harmonisatie van de toegang tot lidstaten ook de mobiliteit van studenten tussen de lidstaten te vergemakkelijken, zodat de situatie in de Europese Unie aansluit bij de toenemende internationalisering van het onderwijs.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 63, lid 3, onder a, en lid 4, van het EG-verdrag (besluitvorming met unanimiteit)

Comitologie: n.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief; de Europese Raad van Tampere erkende de noodzaak voor afstemming van de nationale wetgevingen over de voorwaarden van toelating en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk. Voor de uitwerking van deze afspraak is communautair optreden noodzakelijk. De onderhavige richtlijn vormt een aanvulling op de initiatieven die de Commissie op het gebied van immigratie met het oog op werk en gezinshereniging reeds heeft genomen om de nationale wetgevingen inzake de toegangs- en verblijfsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen op elkaar af te stemmen, teneinde een volledig juridisch kader tot stand te brengen waarin de toegangsvoorwaarden zijn gekoppeld aan het verblijfsdoel. Deze richtlijn is het sluitstuk hiervan.

Nederlandse belangen:

Nederland is, in lijn met de conclusies van Tampere, voorstander van een meer communautaire aanpak van het migratiebeleid. Daarbij kan deze richtlijn in het licht van discussies rond het stimuleren van kenniseconomie waardevol blijken.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Implementatie van de richtlijn in de huidige vorm vereist wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: advies

Fiche 4: Mededeling Actieplan Risicokapitaal (APRK)

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tenuitvoorlegging van het Actieplan voor Risicokapitaal (APRK)

Datum Raadsdocument: 18 oktober 2002

nr. Raadsdocument: 13281/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)563 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ i.o.m. FIN, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Ecofin Raad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Deze mededeling van de Commissie betreft de vierde voortgangsrapportage sinds het ActiePlan Risicokapitaal (APRK) in 1998 is goedgekeurd.

Er is sprake van risicokapitaal wanneer door een bepaalde investeerder wordt deelgenomen in het (risicovolle) Eigen Vermogen van een onderneming (aandelenkapitaal, participatiemaatschappijen). Het actieplan beoogt een Europese risicokapitaalmarkt te bewerkstelligen waarin vraag naar en aanbod van risicokapitaal beter op elkaar aansluiten. Een goed functionerende Europese Risicokapitaalmarkt die gemakkelijk toegankelijk en transparant is, draagt bij aan de oprichting en ontwikkeling van innovatieve, snelgroeiende kleine en middelgrote ondernemingen omdat vooral deze ondernemingen moeite hebben om aan het benodigde kapitaal te komen. Een Europese markt zou dit gemakkelijker moeten maken. Op termijn zal dit de economische groei bevorderen en werkgelegenheid scheppen.

Na de laatste voortgangsrapportage in 2003 zal worden overwogen of verdere maatregelen vereist zijn om de ontwikkeling van het risicokapitaal na 2003 nog meer te stimuleren.

Hoofdlijnen van deze vierde voortgangsrapportage APRK (op basis van 2001 en eerste helft 2002)

De economische terugval heeft geleid tot een kleiner aanbod van risicokapitaal in bijna geheel Europa. Ondanks dat de terugval in Europa minder sterk is dan in de VS worden de problemen in Europa verergerd door het feit dat de markt voor risicokapitaal nog steeds voor een deel gefragmenteerd is. Wel is dit sinds de goedkeuring van het Actieplan verminderd. Er is voortgang geboekt op onder andere de volgende terreinen:

· modernisering van het regelgevingskader m.b.t. de kapitaalmarkten (o.a. verplichte invoering van internationale standaarden voor jaarrekeningen 2005);

· stimulering van het ondernemerschap (o.a.stimulering van R&D);

· het creëren van publieke fondsen ( o.a. European Investment Fund). Dit wordt gezien als een belangrijk instrument. Een dergelijk fonds stelt risicokapitaal ter beschikking aan een vrager van risicokapitaal, wanneer een derde ook kapitaal ter beschikking stelt. Het ter beschikking stellen van risicokapitaal wordt hiermee gestimuleerd, omdat het risico dat het aanbieden met zich meebrengt enigszins wordt verkleind; ook een groot fonds neemt immers deel.

Het APRK is primair bedoeld om een Europese risicokapitaalmarkt te bewerkstellingen, waarop conjuncturele overwegingen voor de korte termijn de betrokken partijen er niet van weerhoudt om risicokapitaalfinanciering voort te zetten en zelfs te intensiveren. De grote gevoeligheid van financiële markten en m.n. van de risicokapitaalmarkt, voor conjunctuurveranderingen, moet met het actieplan verkleind worden .

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling

Comitologie: n.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: Positief, om een Europese risicokapitaalmarkt te creëren moet op Europees niveau actie worden ondernomen.

Proportionaliteit: Positief, over het algemeen is er een goede balans tussen hetgeen op Europees niveau afgesproken wordt en de nationale beleidsvrijheid. Het is van belang dat zaken die aan de markt kunnen worden overgelaten ook daadwerkelijk aan de markt gelaten worden.

Nederlandse belangen:

Verdergaande liberalisering van de Europese kapitaalmarkten zal het ondernemerschap in Europa stimuleren en banengroei bewerkstelligen. Gezien het open karakter van de Nederlandse economie zal Nederland hiervan kunnen profiteren, bijvoorbeeld door vergroting van de beschikbaarheid van risicodragend kapitaal voor het MKB.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Het EP wordt geïnformeerd (mededeling).

Fiche 5: Richtlijn kwaliteit zwemwater

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater.

Datum Raadsdocument: 5 november 2002

nr. Raadsdocument: 13789/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)581 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W (uitvoering en rapportages) in nauw overleg met

VROM (normstelling en wetgeving), i.o.m. LNV

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroepen Milieu en Milieuraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen additionele middelenimplicaties dan de huidige krachtens de richtlijn van 1976.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het doel van de zwemwaterrichtlijn is het beschermen van de gezondheid van zwemmers in oppervlaktewateren (binnenwateren, kustwater), met inachtneming van het behoud, de bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De huidige zwemwaterrichtlijn is, zowel wetenschappelijk als beheermatig gezien, verouderd en dient gemoderniseerd te worden. In deze herziene richtlijn worden bepalingen neergelegd met betrekking tot de monitoring en de indeling van de zwemwaterkwaliteit in kwaliteitsklassen (uitstekend, goed en slecht) alsmede de verstrekking van informatie daarover aan het publiek en de Europese Commissie.

De richtlijn gaat uit van een te behalen 'goede zwemwaterkwaliteit' op aangewezen zwemlocaties. Voor die plaatsen die binnen de gestelde termijn niet voldoen aan de 'goede zwemwaterkwaliteit' dienen (beheer-)maatregelen genomen te worden.

Rechtsbasis van het voorstel: art. 175, eerste lid EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheid).

Comitologie: regelgevend comité.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief; de richtlijn zal bijdragen aan uniforme waterkwaliteitseisen voor het zwemmen in oppervlaktewateren (kust- en binnenwateren) in de lidstaten.

Nederlandse belangen:

Nederland hecht groot belang aan zwemwater van goede kwaliteit. Bovendien is het goed om Europees af te stemmen zodat een Europese basiskwaliteit wordt afgesproken en zwemwaterlocaties op een uniforme manier met elkaar vergeleken kunnen worden. Voor Nederland is het van belang dat de verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe zwemwaterrichtlijn haalbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn en geen disproportionele kosten met zich mee brengen. Nederland pleit voor optimale afstemming van de nieuwe zwemwaterrichtlijn met de kaderrichtlijn Water. De zwemwaterrichtlijn mag niet vooruitlopen op en geen extra eisen stellen aan de doelstellingen en maatregelen van de EU kaderrichtlijn Water.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

De Europese zwemwaterrichtlijn zal naar verwachting worden geïmplementeerd met uitvoeringsmaatregelen krachtens de WWH, WVO, WM en WHVZ

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.

Fiche 6: Besluit Euratomleningen

Titel:


- Voorstel voor een Besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 77/270/Euratom waarbij de Commissie wordt gemachtigd tot het aangaan van Euratomleningen om een bijdrage te leveren tot financiering van kerncentrales (COM(2002) 456);

- Voorstel voor een Besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 77/271/Euratom houdende toepassing van Besluit 77/270/Euratom waarbij de Commissie wordt gemachtigd tot het aangaan van Euratomleningen teneinde een bijdrage te leveren tot financiering van kerncentrales (COM(2002) 457)
Datum Raadsdocument: 12 november 2002

nr. Raadsdocument: 14174/02 resp. 14179/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)456 def resp. COM (2002)457 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: FIN i.o.m. VROM, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Groep Financiële Raden en eventueel Groep Atoomvraagstukken, vervolgens besluit in Raad (Ecofin).

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Ad COM(2002)456

De Commissie is door de Raad gemachtigd om, binnen het aan haar verstrekte mandaat, Euratom-leningen te geven aan nucleaire projecten in de landen van de Unie en in een aantal met name genoemde landen in Midden- en Oost-Europa. Het huidige besluit bepaalt dat:


- Euratom-leningen in landen van de Unie bestemd zijn voor investeringen in de industriële productie van electriciteit in nucleaire krachtcentrales en voor industriële installaties in de nucleaire brandstofcyclus;

- Euratom-leningen in landen buiten de Unie bestemd zijn voor projecten gericht op het verbeteren van de veiligheid en efficiëntie van nucleaire krachtcentrales en op het ontmantelen van installaties wanneer aanpassing op technische of economische gronden niet te rechtvaardigen is.
In het voorliggende nieuwe besluit wordt voorgesteld om Euratom-leningen in de landen van de Unie ook aan te wenden voor projecten gericht op het verbeteren van de veiligheid en de efficiëntie en op het ontmantelen van installaties.

Met deze verruiming van mogelijkheden wordt bereikt dat projecten in de EU-kandidaatlidstaten gericht op verbetering van de veiligheid en efficiëntie en op ontmanteling ook ná toetreding tot de Unie voor Euratom-leningen in aanmerking komen. Zonder deze verruiming zouden in de nieuwe lidstaten ‑net als in de huidige lidstaten‑ alleen investeringen gericht op productie in aanmerking komen voor Euratom-financiering. Een neveneffect van het voorstel is dat de mogelijkheden voor Euratom-leningen aan projecten in de huidige EU-15 worden verruimd.

Ad COM(2002)457

De Commissie heeft in 1990 van de Raad het mandaat gekregen om Euratom-leningen aan projecten in EU-lidstaten en niet-lidstaten te mogen verstekken tot een totaal van ¤ 4 miljard. Een en ander op niet-revolverende basis, d.w.z. dat aflossingen op leningen niet tot nieuwe ruimte leiden.. Thans is een totaal van ¤ 3,8 miljard aan leningen verstrekt. Voorgesteld wordt om het mandaat te verhogen tot ¤ 6 miljard.

Rechtsbasis van het voorstel:

ad COM(2002)456: Besluit77/270 onder het Euratom Verdrag;

ad COM(2002)457: Besluit 77/271 onder het Euratom Verdrag.

Comitologie: n.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Het gaat om wijziging van twee reeds bestaande besluiten onder het Euratom Verdrag.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft mede vanwege mogelijke grensoverschrijdende gevolgen van nucleaire ongevallen groot belang bij een hoog niveau van nucleaire veiligheid zowel binnen de EU als wereldwijd.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): geen

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: het EP wordt om advies gevraagd.

Fiche 7: Verordening ALA

Titel:

Verordening betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika en tot wijziging van verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad

Datum Raadsdocument: 28 augustus 2002

nr. Raadsdocument: 11281/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)340 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. EZ, FIN

Behandelingstraject in Brussel:

De verordening zal zowel in de Raadswerkgroep voor ontwikkelingssamenwerking als in de regionale groepen voor Azië en Latijns Amerika worden behandeld. De Groep ontwikkelingssamenwerking heeft het voortouw. Besluitvorming is voorzien in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Naar verwachting zal de verordening begin 2003 in werking kunnen treden.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Voorstel van de Commissie voor de periode 2003-2006 bedraagt in totaal M¤ 3 793, waarvan M¤ 2 523 voor Azië en M¤ 1 270 voor Latijns-Amerika.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De verordening schept een nieuw kader voor de samenwerkingsprogramma's van de Gemeenschap met Azie en Latijns-Amerika. Het betreft hier het vastleggen van regels en procedures om deze samenwerking op efficiënte wijze te laten verlopen. De regels zijn voor beide regio's hetzelfde, derhalve is besloten tot één verordening. Politieke of strategische richtsnoeren worden niet vastgesteld.

De doelstelling van de samenwerking is breed geformuleerd. De algemene doelstellingen van de samenwerking zijn het versterken van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en haar Aziatische en Latijns-Amerikaanse partners, armoedebestrijding, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het bijdragen tot welvaart, veiligheid en stabiliteit.

In strategie documenten die de landen en regio's van Azië en Latijns-Amerika samen met de Commissie opstellen zijn voor elk land en elke subregio de samenwerkingsgebieden vastgelegd. Deze gebieden passen alle binnen de breed geformuleerde doelstelling. Bij vaststelling van dergelijke strategie documenten worden politieke prioriteiten gesteld en het samenwerkingskader vastgelegd.

Om een vermindering van het aantal budgetlijnen te bewerkstelligen is de verordening 'steun aan ontwortelde bevolkingsgroepen' in Azië en Latijns-Amerika opgenomen in deze verordening. De verordening die hiervoor bestond komt te vervallen. Deel van de financiële enveloppe is derhalve beschikbaar voor steun aan ontwortelde bevolkingsgroepen.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 179 EG-verdrag

Comitologie:

Specifieke landen en regio strategieën en individuele programma's en projecten zullen worden voorgelegd aan het ALA-beheerscomité.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Een samenwerkingsprogramma van de Europese Gemeenschap met de landen uit de Aziatische en Latijns-Amerikaanse regio heeft met name meerwaarde waar het gaat om regionale samenwerking en integratie in wereldhandel.

Nederlandse belangen:

Integratie van landen in wereldhandel vormt een belangrijk onderdeel van het Nederlands ontwikkelings- en bredere buitenlands beleid. Bovendien heeft Nederland is de recente EU-LAC (Latijns-Amerika en Caribische gebied) Top (Madrid, mei 2002) het belang van stabiele en duurzame ontwikkeling in deze regio bevestigd. Deze nieuwe verordening stelt hiervoor het raamwerk vast.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie procedure.

Fiche 8: Mededeling begrotingsbeleid

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement ­ Verbetering van de coördinatie van het begrotingsbeleid.

Datum Raadsdocument: 26 november 2002

nr. Raadsdocument: 14997/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)668 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: FIN i.o.m. BZ, SZW, BZK, OCW

Behandelingstraject in Brussel:

EFC, Ecofin en Eurogroep. De Commissie stelt voor dat de ER tijdens de voorjaarsvergadering een resolutie aanneemt waarin de lidstaten hun committering aan het naleven van het Pact herbevestigen ("Resolution to reinforce the co-ordination of budgetary policies").

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

· De Commissie reageert met deze mededeling op de conclusie van de ER Barcelona over de noodzaak tot versterking van de huidige mechanismen voor budgettaire beleidscoördinatie en het verzoek aan de Commissie om voor de voorjaarsvergadering 2003 voorstellen te doen voor het versterken van de economische beleidscoördinatie. De Commissie stelt dat deze verbeteringen binnen het raamwerk van het huidige verdrag en Stabiliteits- en Groeipact kunnen worden gedaan.

· De mededeling doet voorstellen voor een betere interpretatie van het Stabiliteits- en Groeipact, bijvoorbeeld door houdbaarheid van de overheidsfinanciën een centrale doelstelling te laten worden, door duidelijke afspraken voor te stellen over het aanpassingspad voor lidstaten op weg naar "close to balance or in surplus", en door het voorkomen van pro-cyclisch beleid in economisch gunstige tijden.

· Onder dit kopje stelt de Commissie ook voor kleine, tijdelijke verslechteringen van de overheidsfinanciën toe te staan onder bepaalde voorwaarden. Een kleine, tijdelijke verslechtering van de overheidsfinanciën zou volgens de Commissie overwogen kunnen worden bij grote structurele hervormingen (zoals belastinghervormingen of productieve investeringen) die de werkgelegenheid of het groeipotentieel van een land verhogen in lijn met de Lissabonstrategie en/of die de lange-termijn onderliggende budgettaire positie van een land verbeteren. De betreffende lidstaat moet "substantiële vooruitgang" hebben geboekt richting een begrotingspositie nabij evenwicht of in overschot en het schuldniveau van de lidstaat moet onder de 60% BBP liggen. Verder moet de lidstaat aantonen dat er duidelijke economische en budgettaire voordelen verbonden zijn aan de voorgestelde hervorming en moet de Commissie overtuigd zijn dat er een realistische en duidelijke deadline bestaat voor het terugkeren naar een begrotingspositie nabij evenwicht of in overschot.

· Daarnaast doet de Commissie voorstellen voor verbetering van de implementatie van het Pact. In dit verband wordt gesuggereerd dat de Europese Raad een nieuwe Resolutie over het Pact moet aannemen. Verder noemt men onder andere de noodzaak tot verbetering van de analyse van beleid (via hogere kwaliteit van statistieken van lidstaten en meer aandacht voor de kwaliteit van de overheidsfinanciën), een vergroting van de effectiviteit van procedures (bijvoorbeeld door de toepassing van de bestaande buitensporigtekortprocedure op landen met een hoge schuld te verduidelijken) en grotere transparantie over de implementatie het Pact.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Comitologie: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: n.v.t. (mededeling)

Nederlandse belangen:

Nederland heeft als lidstaat binnen het eurogebied belang bij een gezonde economische ontwikkeling in de andere lidstaten van het eurogebied. De coördinatie van het budgettaire beleid van de lidstaten maakt hiervan een wezenlijk onderdeel uit. Goede afspraken over het raamwerk voor deze coördinatie en de procedures zijn dus essentieel. Dit is in lijn met het regeerakkoord waarin wordt gesteld dat "aan de handhaving van het Stabiliteitspact zal strikt de hand moeten worden gehouden".

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t. (mededeling)

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: n.v.t. (mededeling)

==