D66

Meerwaarde enquêtecommissie Srebrenica aangetoond

Buitenland

Boris Dittrich

27-01-2003 - De D66-fractie onderschrijft op hoofdlijnen de conclusies van het rapport en spreekt haar grote waardering uit voor het waardevolle werk dat de Parlementaire enquêtecommissie Srebrenica in relatief kort tijdsbestek heeft verricht. De meerwaarde geldt met name de publieke verantwoording waartoe de politieke, ambtelijke en militaire betrokkenen in staat zijn gesteld.

D66 deelt de pijnlijke bevindingen dat Kamer en kabinet zich bij de uitzending van Nederlandse troepen naar Bosnië te veel hebben laten leiden door humanitaire overwegingen, onvoldoende hebben gekeken naar de haalbaarheid en de effectiviteit van de missie, en bovenal dat Kamer en kabinet zich onvoldoende rekenschap hebben gegeven van de precieze betekenis van de notie 'beschermen van de bevolking'. 'Hieruit blijkt dat de Nederlandse militairen onmogelijk adequaat hadden kunnen optreden', aldus fractievoorzitter Boris Dittrich.

Tevens onderschrijft de D66-fractie de conclusies dat de politiek geen integraal oordeel over het besluit tot uitzenden heeft geveld. Nederland heeft niet goed onderhandeld waardoor de regering Srebrenica als kwetsbare locatie toegewezen heeft gekregen. Bovendien heeft de regering vooraf geen steun bedongen in geval de situatie zou verslechteren. Dit waren uitdrukkelijk eigen verantwoordelijkheden van de Nederlandse regering.

D66 mist een totaal-oordeel van de commissie over het optreden van het kabinet Kok I tijdens de val van de enclave en over het rapport van Van Kemenade. Daarnaast behoeft de passage ' de bataljonsleiding had behoren te overwegen om de compound voor meer vluchtelingen open te stellen' nadere toelichting.

Betreurenswaardig is dat Minister Voorhoeve, in de nasleep van de val van de enclave, de Kamer niet goed heeft geïnformeerd als gevolg van de gebrekkige informatievoorziening door de toenmalige Bevelhebber der Landstrijdkrachten, generaal Couzy. D66 deelt de conclusie dat deze onprofessioneel en verwijtbaar heeft gehandeld en dat Voorhoeve onvoldoende heeft gedaan om Couzy op het goede spoor te brengen.

De D66-fractie is verheugd dat wederom blijkt, zoals ook na verschijning van het NIOD-rapport, dat Dutchbat grote inzet en compassie toonde, en onder zeer moeilijke omstandigheden haar taak trachtte uit te voeren. Belangrijk is daarbij dat geen aanwijzingen zijn gevonden dat militairen van Dutchbat oorlogsmisdaden hebben begaan, noch dat zij verantwoordelijkheid dragen voor de scheiding van mannen en vrouwen na de val.