Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Zijne Excellentie de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de heer drs. M. Rutte
Postbus 90801
2509 LV DEN HAAG

DATUM
20 januari 2003 UW REFERENTIE AV/PB/2002/76738 KENMERK 3.02/2002-9404 UW BRIEF 25 oktober 2002 BEHANDELD R. van Dam AAG ONDERWERP Informatie over stand van zaken DOOR +31 (0)55.357 65 56 dekkingsgraden pensioenfondsen

Geachte heer Rutte,

Ten behoeve van het overleg van het kabinet met de sociale partners op 21 januari 2003 heeft u gevraagd om nadere informatie van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) als aanvulling op onze brief van 18 december 2002.
Met deze brief geven wij inzicht in de stand van zaken tot dusver. Het betreft hier een tussenstand, welke in de komende weken nog zal worden bijgesteld.

In de hierna volgende rapportage wordt inzicht gegeven in de herstelplannen die op vrijdag 17 januari 2003 concreet zijn ontvangen. Daarnaast worden die eerste ervaringen met concrete plannen aangevuld met onze indrukken van de wijze waarop de overige fondsen de problematiek zullen benaderen.

Zoals wij in onze brief van 18 december hebben aangegeven, moet het merendeel van de herstelplannen in januari 2003 bij de PVK worden aangeleverd. Inmiddels is de stroom op gang gekomen; er zijn op dit moment 42 plannen binnen, die circa 45% van het totale volume aan onderdekking vertegenwoordigen. Gezien de gevoeligheid van de hoogte van de onderdekking voor de koersschommelingen en het grote gewicht dat in de verslaggeving gehecht wordt aan de datum van 31 december, is er kennelijk door veel fondsen voor gekozen het indienen van de plannen te baseren op de stand van de dekkingsgraad per 1 januari.

In Nederland zijn circa 900 pensioenfondsen actief, waarvan er circa 250 herverzekerd zijn. In lijn met de eerdere analyses, en op basis van de meldingen van onderdekking naar aanleiding van onze brief van 30 september 2002, verwacht de PVK dat ultimo 2002 circa 30% van de niet-herverzekerde fondsen in een situatie van onderdekking zou hebben verkeerd.

Reeds ingediende herstelplannen



Bij de 42 pensioenfondsen die een herstelplan hebben ingediend zijn vijf bedrijfstak-pensioenfondsen. Deze fondsen hebben alle vijf een plan ingediend en zij verwachten vóór het einde van 2003 uit de situatie van onderdekking te zijn. Bij deze vijf fondsen ligt de dekkingsgraad tussen 95% en 105%.

Voorts hebben twee beroepspensioenfondsen een plan ingediend. Eén van deze fondsen verwacht vóór het einde van 2003 uit de situatie van onderdekking te zijn. Het andere fonds voorziet daarbij moeilijkheden, maar er is nog geen alternatieve termijn genoemd. Bij deze fondsen ligt de dekkingsgraad tussen 100% en 105%.

De overige 35 pensioenfondsen zijn ondernemingspensioenfondsen. Daarvan hebben 26 fondsen een plan ingediend, dat er toe moet leiden dat de onderdekking ultimo 2003 is verdwenen. De dekkingsgraad van deze fondsen ligt tussen 80% en 105%.

De som van de tekorten van de hiervoor genoemde 33 pensioenfondsen die tot snel herstel over zullen gaan bedraagt ruim 1.100 miljoen, hetgeen overeenkomt met 17% van hun totale pensioengrondslag; de voorziening pensioenverplichtingen is ruim 25 mld. In een aantal gevallen zal het tekort in één keer worden weggewerkt door middel van een storting van de sponsor. Voor een deel zijn in 2002 ook al extra stortingen verricht die door de fondsen al in mindering zijn gebracht op de onderdekking en dus ook niet meer in de lasten van het herstelplan tot uitdrukking komen.

Negen ondernemingspensioenfondsen met onderdekking die herstelplannen hebben ingediend, willen overgaan tot een herstelplan met een langere termijn. Deze fondsen hebben een dekkingsgraad tussen 85% en 105%. Bij deze negen fondsen zijn in totaal 20.500 actieve deelnemers aangesloten. De onderdekking bedraagt 200 mln. hetgeen iets minder dan de helft is van de pensioengrondslag. De voorziening pensioenverplichtingen bedraagt bijna 2 mld. Bij zes van deze fondsen wordt een herstel vóór eind 2004 voorgesteld, waarvan al in 2003 een aanzienlijk deel gerealiseerd zal worden. Twee andere fondsen hebben een hersteltermijn van 30 maanden gevraagd, terwijl één fonds een hersteltermijn van 36 maanden heeft gevraagd. In deze negen gevallen zal de PVK, conform de uitgezette beleidslijn, in overleg treden met het fondsbestuur. Hierbij zal de lijn uit onze brieven van 30 september en 18 december 2002 voor wat betreft de maatwerkaanpak worden gevolgd.

Het merendeel van de bedoelde negen fondsen staat grotendeels al langere tijd onder verscherpt toezicht van de PVK. Eerdere herstelplannen zijn totnogtoe telkens niet geheel uitgevoerd als gevolg van een veelheid aan redenen, waaronder het steeds verder verslechterende beursklimaat. Niet alle werkgevers bij deze fondsen verkeren in een dermate goede financiële positie dat een snel herstel van de dekkingsgraden door een eenmalige sponsorbijdrage te realiseren is. Bij één van deze werkgevers (met minder dan 100 actieve deelnemers) zijn, bij een sterk inkrimpend deelnemersbestand, in het afgelopen jaar zelfs salarisverlagingen doorgevoerd. Het pensioenfonds van die werkgever overweegt ook de opgebouwde pensioenaanspraken te korten teneinde een snelle sanering te bewerkstelligen.
Alle negen pensioenfondsen geven aan dat zij van de ernst van de situatie doordrongen zijn.

Ervaringen en verwachtingen

Uit de totnogtoe ingediende herstelplannen valt af te leiden dat het merendeel van de fondsen het tekort in één jaar wil wegwerken, daarbij gebruik makend van een mix van maatregelen, en zeker niet alleen uit premieverhogingen. Door de keuze voor een mix van maatregelen zullen de economische gevolgen gematigder zijn dan wanneer het enkel met premieverhoging zou plaatsvinden. Ook de totale omvang van het `herstelpakket' dat op 2003 zal kunnen drukken lijkt lager te worden dan in menige publicatie wordt gesuggereerd. Voorzover daar op dit moment op basis van de al ontvangen plannen inzicht in bestaat blijft de premie, afgezien van éénmalige stortingen, in één op de drie gevallen ongewijzigd. In de helft van de gevallen bedraagt de stijging tien, tot enkele tientallen procenten. Bij de overige fondsen komen premiestijgingen voor boven de 50%. In al deze gevallen lag de daadwerkelijk gevraagde premie ruim onder de kostendekkende premie. Overigens hebben wij de indruk dat bij pensioenfondsen in het algemeen geen premies worden geheven boven het kostendekkende niveau. Wat het effect is van de versoberingen op de financiering van de onderdekking is op dit moment nog niet aan te geven.



Tot dusver is er nog slechts zeer beperkt overleg gevoerd over de ingediende herstelplannen. Dit kan ook niet anders gezien de korte periode die de plannen in ons bezit zijn. De plannen worden ook lang niet altijd vergezeld van goed ingevulde sjablonen en de voorstellen zijn uiteraard ook niet gestandaardiseerd. Ook hier kost een maatwerkbenadering tijd. Complicaties in de rapportagestroom zijn tot heden nog nauwelijks gesignaleerd. Aanpassingen van het beleggingsbeleid zijn de afgelopen periode regelmatig onderwerp van gesprek geweest tijdens de gesprekken die de PVK met de pensioenfondsen heeft gevoerd. Slechts in één geval is, in het kader van een al veel langer lopende discussie, door de PVK ingegrepen in het beleggingsbeleid. Dit betreft een verbod op rebalancing bij een groot bedrijfstakpensioenfonds dat zijn aandelenbezit tot het normpercentage wilde vergroten zonder dat daar een toereikend risicobeheer tegenover te stellen.

Gegeven de ontvangen herstelplannen, de eerdere meldingen en de totnogtoe uitgevoerde modelanalyses gaan wij er vooralsnog vanuit dat de omvang van de herstelplannen om uit de situatie van onderdekking te geraken, circa 3 miljard zal belopen voor het jaar 2003. De stand is iets hoger dan in onze brief van 18 december werd verwacht, mede omdat de beurskoersen op de peildatum 31 december nog iets lager waren.
Hierbij is aan te tekenen dat juist door het ontbreken van adequate beleggingsbuffers de dekkingstekorten vrij heftig meebewegen met de beurskoersen. Dit onderstreept de noodzaak om, naast de aanzuivering van het dekkingstekort, ook te komen tot bufferherstel. Ook is vermeldenswaard dat de twee grootste pensioenfondsen in Nederland samen goed zijn voor circa 45% van het totale pensioenvolume. Dit gegeven zorgt ervoor dat de cijfers sterk worden beïnvloed door de vraag of deze twee fondsen wel of niet een dekkingstekort rapporteren.

Macro-economische modellen bieden weinig ruimte voor maatwerk. Het is duidelijk dat de verschillende maatregelen om tot een oplossing te komen ook verschillende gevolgen hebben. Totnogtoe laten macro-economische modellen slechts de gevolgen zien van het wegwerken van tekorten door premieverhogingen. De realiteit is echter een andere: naast het somtijds beperken van de indexering wordt ook gewerkt met het aanpassen van regelingen. Deze aanpassingen hebben, zeker op dit moment, veel minder effect op de economie. (Van versoberingsmaatregelen, zoals bijvoorbeeld het verhogen van de spilleeftijd, zou op dit moment geen negatief effect uitgaan, en op termijn zou er zelfs een positief economisch effect kunnen ontstaan.) Ook kunnen macro- economische modellen geen rekening houden met de spreiding van de gevolgen, die niet voor alle bedrijfstakken gelijk is.
Naarmate meer herstelplannen zijn ontvangen en beoordeeld kan beter inzicht worden geboden in de echte omvang van de herstelplannen, en in de mogelijke (economische) gevolgen van het uitvoeren van deze plannen.

Conclusie korte termijn

De eerste ervaringen met de ingediende herstelplannen ondersteunen de berichten die de PVK uit de markt krijgt over de wijze waarop de reparatie van de dekkingstekorten gestalte zal krijgen. Vrijwel ieder fonds vindt het ongewenst om eind 2002 een onderdekking te moeten tonen. Vele fondsen nemen dan ook maatregelen om dit, deels met terugwerkende kracht, te voorkomen. Het herstel van de onderdekking vergt voor de afzonderlijke fondsen vaak weliswaar grote bedragen, maar in verhouding tot de aanwezige pensioenvermogens en de in eerdere jaren verleende premiekortingen is herstel toch vaak op een realistische wijze te bewerkstelligen. De grootste problemen met onderdekking doen zich voor bij pensioenfondsen die in het verleden (te) krap financierden, soms mede onder invloed van financieel kwetsbare aangesloten ondernemingen.

De tot op heden ontvangen herstelplannen geven een beeld van herstel van de dekkingstekorten per ultimo 2003, rekening houdend met een beloop van de beurskoersen volgens een enigszins `normaal' pad, dus zonder extreem koersherstel maar wel met rendementen conform het langjarig gemiddelde. Daarbij zal waar nodig sprake zijn van maatwerk met een wat langer doorlopend dekkingstekort.

Oorzaken van de voorliggende problemen

Zoals reeds gemeld in de brief van 18 december 2002 is de brief van de PVK van 30 september 2002 niet de oorzaak van de nu voorliggende problemen. En hoewel de beursontwikkeling wel grote



financiële gevolgen heeft gehad, denk aan het somtijds beperken van de indexering, is ook deze niet te beschouwen als dé oorzaak. Dit heeft de problemen alleen wel zichtbaar(der) gemaakt. De PVK constateert dat er een aanzienlijk discrepantie is tussen de prijs die voor pensioen betaald wordt, en de premie die benodigd is voor de aankoop van de aangroei van het pensioen in het kalenderjaar. De tegenvallende beleggingsresultaten in de afgelopen jaren hebben vooral duidelijk gemaakt dat de laatste jaren de bij onze goede pensioenen horende (hoge) kosten onvoldoende in beeld zijn geweest. Nu er in de goede jaren te weinig anti-cyclisch is omgesprongen met de beleggingsresultaten, is het welhaast onvermijdelijk dat aan het opvangen van de gevolgen tot op zekere hoogte elementen zijn verbonden die de huidige economische afkoeling eerder versterken dan tegengaan.

Bij de invoering van het Financieel Toetsingskader zal meer nadruk komen te liggen op de kasstromen. Daarbij weerspiegelen de huidige kasstromen niet zonder meer de gewenste zekerheid van pensioenen. Het is niet relevant of de gewenste zekerheid bereikt wordt door middel van het hedgen van verplichtingen, het opbouwen van buffers of op andere wijze. Ieder fonds zal op enigerlei wijze beleggingsrisico's moeten beperken en/of aan moeten geven wat er gebeurt als risico's zich alsnog voordoen.

Problemen op de langere termijn

De bovenstaande conclusie met betrekking tot de reparatie van de onderdekking neemt niet weg, dat de negatieve rendementen op aandelen van de laatste jaren een grote aanslag hebben gepleegd op het aanwezige vermogen van de fondsen en de daarin aanwezige buffers. Zoals in onze brief van 30 september al verwoord, is er de afgelopen drie jaar veel minder rendement behaald dan waarop op voorhand was gerekend.

Bij een beloop van de beurskoersen volgens een enigszins `normaal' pad, zoals hiervoor genoemd, en bij kostendekkende premies, zal er zeker herstel zijn van de positie van de pensioenfondsen. De financiële mogelijkheden om in de toekomst nog meer tegenslagen op te kunnen vangen, zonder dat de dekking van de pensioenaanspraken in gevaar komt, zijn gedurende die periode echter zeer beperkt.

Bij de beoordeling van de plannen van pensioenfondsen om de reservetekorten aan te vullen, zal allereerst worden aangesloten bij hetgeen hierboven is vermeld omtrent de onderdekking. Daarnaast zal de PVK binnenkort een white paper publiceren met betrekking tot gewenste beleggingsbuffers in het Financieel toetsingskader (FTK). In het FTK is bovendien een belangrijke rol weggelegd voor de continuïteitstoets, die beoordeelt of een fonds op de lange termijn aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen. In dit kader betreurt de PVK dat thans her en der suggesties worden gewekt over de kosten en de economische gevolgen, die met dit herstel zouden zijn gemoeid en die in geen relatie staan tot de voorgestane aanpak. Niet alleen wordt veelal geabstraheerd van de voorgestelde maatwerkaanpak, maar ook wordt voorbijgegaan aan de mogelijkheid om, overeenkomstig het verder te ontwikkelen toetsingskader, op een meer geavanceerde wijze risicoafwegingen te maken dan volgens een standaardaanpak, zoals die naast andere mogelijkheden is genoemd in de brief van 30 september 2002.
Teneinde beter inzicht te hebben in de prognoses voor de komende 8 à 10 jaar, zal bij het beoordelen van de herstelplannen ook rekening worden gehouden met de door het fonds verwachte ontwikkeling van premies en lonen, en de verwachte ontwikkeling van de reserves. Daarbij kunnen dan zowel verwachte rendementen en uitkeringen, als ook de verwachte indexaties worden meegenomen.

Bijzondere aspecten van maatwerk

De PVK heeft reeds meermalen aangegeven dat maatwerk een belangrijke rol zal spelen in het beoordelen van zowel de herstelplannen als de plannen om reservetekorten aan te vullen. Daarbij is van bijzonder belang dat de continuïteit van het fonds en de achterliggende werkgever in de gaten wordt gehouden. Hierbij is een aantal zaken van belang. Ten eerste moet nogmaals geconstateerd worden dat de fondsen met de grootste (directe) problemen al langer zwak waren en om die reden al onder verscherpt toezicht van de PVK stonden. Ten tweede geldt dat lange herstelperioden juist bij zwakkere sponsoren extra risico's, als beschreven in onze brief van 30 september, oproepen. Hier staat de PVK bij haar beoordeling van de herstelplannen voor een dilemma. Enerzijds bestaat het gevaar dat te zware eisen er toe leiden dat de



achterliggende onderneming meegesleept wordt in de problemen van het pensioenfonds. Anderzijds zijn de achterliggende ondernemingen op het moment ook niet allemaal even solide, zodat een te lang lopend herstelplan langdurige onzekerheid oproept, tot problemen bij pensioenoverdracht kan leiden, en bij het alsnog falen van het herstelplan of het achterwege blijven van herstel van de sponsor tot ongewenste kortingen op de pensioenaanspraken kan bijdragen. Wij menen dat het risico dat het dekkingstekort nog groter wordt niet mag toenemen tijdens de uitvoering van het herstelplan.

U hebt gevraagd naar eventuele weerstand. Totnogtoe ondervindt de PVK begrip, en dus ook medewerking, waar het gaat om herstelplannen. Uiteraard gaat niet alles vanzelf, maar binnen de marges van de toezichtuitvoering zijn er nog geen bijzondere gevallen van weerstand te melden. Vooralsnog lijkt er op dat punt dan ook geen aanvulling op het bestaande toezichtinstrumentarium nodig.
Zowel voor de uitwerking van het FTK als met het oog op de nieuwe Pensioenwet zal een evaluatie van onze ervaringen nuttige diensten kunnen bewijzen.

Tenslotte

De ontvangen herstelplannen betreffen circa 45% van het totaal te repareren dekkingstekort. Het is denkbaar dat de gegeven conclusies nog gaan verschuiven als meer plannen zijn ontvangen. Na ontvangst van alle herstelplannen zullen wij u daarom nogmaals een rapportage toezenden. Ook zullen wij, zodra daartoe genoeg relevant materiaal beschikbaar is, rapporteren over de voorstellen, en een eerste beoordeling daarvan, van de plannen tot herstel van de noodzakelijke beleggingsbuffers. De PVK neemt zich voor ook in de komende periode de consultatie met alle betrokkenen, zowel over het FTK als over de herstelplannen, voort te zetten.

Hoogachtend,

Pensioen- & Verzekeringskamer

Mr. D.E. Witteveen
Voorzitter