IP/03/126
Brussel, 27 januari 2003
WTO en landbouw: Europese Unie zet stappen om onderhandelingen vooruit
te helpen
Vandaag hebben de lidstaten zich in het kader van de Raad Algemene
zaken unaniem achter de ambitieuze voorstellen van de Europese
Commissie voor de WTO-onderhandelingen over landbouw geschaard. In
haar voorstel, dat nu naar Genève gaat, geeft de Europese Unie blijk
van haar grote vastberadenheid om de handel in landbouwproducten
verder te hervormen, maar erkent zij ook de noodzaak om de
ontwikkelingslanden, en met name de meest kwetsbare economieën, een
bijzondere behandeling te geven, en om ervoor te zorgen dat rekening
wordt gehouden met vraagstukken zoals milieu, plattelandsontwikkeling
en dierenwelzijn. Doordat in het voorstel radicale standpunten worden
vermeden en een realistische aanpak wordt gevolgd, kan het de
onderhandelingen vooruit helpen en een brug slaan tussen de
gepolariseerde standpunten van degenen die de handel onmiddellijk
volledig zouden willen liberaliseren en degenen die iedere vorm van
verdere liberalisering van de handel in landbouwproducten schuwen.
Amper twee en een halve maand vóór de datum waarop overeenstemming
moet worden bereikt over de belangrijkste onderhandelingenspunten,
vormt het EU-voorstel een constructieve bijdrage. De belangrijkste
punten van de voorstellen van de EU zijn een vermindering van de
invoertarieven met 36%, een drastische vermindering van
uitvoersubsidies met 45% en een verlaging van de handelverstorende
interne landbouwsubsidies met meer dan de helft (55%), op voorwaarde
dat de lasten eerlijk worden verdeeld, met name tussen de
industrielanden. Het voorstel omvat eveneens specifieke acties om de
ontwikkelingslanden een betere behandeling te garanderen, en wijst op
het belang van niet met handel verband houdende aangelegenheden, zoals
het milieu, plattelandsontwikkeling en het welzijn van dieren.
EU-Commissaris voor landbouw Franz Fischler toonde zich verheugd over
deze vooruitgang en zei: "De EU is vastberaden vorderingen te maken
met het proces van Doha, en heeft een voorstel op tafel gelegd dat
voor een eerlijke verdeling van de lasten zorgt en de
ontwikkelingslanden reële kansen biedt. Dit voorstel strookt met ons
vaste voornemen om de handel ingrijpend en progressief te
liberaliseren op een eerlijke en evenwichtige basis. Ruimere
markttoegang voor iedereen, een aanzienlijke vermindering van
handelsverstorende subsidies, duidelijke regels ten aanzien van alle
vormen van uitvoersteun, aandacht voor niet met handel verband
houdende vraagstukken en een op concrete problemen gerichte
voorkeursbehandeling voor ontwikkelingslanden, dat zijn de
belangrijkste onderdelen van ons voorstel."
EU-Commissaris voor handel Pascal Lamy voegde hieraan toe: "De stap
die we vandaag hebben gezet is een luid en duidelijk antwoord aan
iedereen die betwijfelt of de EU binnen de ontwikkelingsagenda van
Doha wel echt over liberalisering wil onderhandelen. De EU is haar
beloften nagekomen. Ik hoop dat de besprekingen in Genève constructief
zullen verlopen zodat we de termijn van 31 maart kunnen halen, en
daarna beslissende stappen kunnen nemen om de ontwikkelingsagenda van
Doha voor het eind van 2004 met succes af te ronden."
Bijzonderheden van het voorstel van de EU voor de WTO-onderhandelingen
over landbouw
Openstelling van markten voor ingevoerde landbouwproducten door een
drastische vermindering van de tarieven met 36%
Met oog op verbetering van de markttoegang voor landbouwproducten
is de Commissie voorstander van een tariefreductieregeling waarbij
geen enkel ontwikkeld WTO-lid in staat zal zijn te ontkomen aan
het leveren van een overeenkomstige bijdrage. De regeling zou
betrekking moeten hebben op een gemiddelde tariefvermindering van
36% en een minimale vermindering per tariefregel van 15 % zoals
het geval was in het kader van de Uruguay-Ronde. In tegenstelling
tot de zogenaamde "Swiss Formula" voorgesteld door de VS en de
Cairns-groep zou de benadering van de Commissie beantwoorden aan
het beginsel dat de ontwikkelde landen in de lasten moeten delen
en voor de ontwikkelingslanden in flexibiliteit moet worden
voorzien.
De EU is reeds 's werelds grootste invoerder van landbouwproducten
(60 miljard $ in 2001), de grootste invoerder van voedsel uit de
ontwikkelingslanden (38 miljard $ in 2001) en de grootste
invoerder uit de armste landen. De voorgestelde grote
tariefverminderingen zullen de derde landen evenwel nog een betere
toegang tot de reeds zeer open EU-markt verschaffen.
Vermindering van alle exportsubsidies met 45%
De Commissie stelt een gemiddelde sterke vermindering van de
exportsubsidies en een gemiddelde vermindering met 45% van het
niveau van de begrotingsuitgaven voor, onder de voorwaarde dat
alle vormen van exportsubsidiëring op gelijke voet worden
behandeld. Bovendien is de EU bereid de uitvoersubsidies voor
bepaalde producten geleidelijk af te schaffen op voorwaarde dat
ook andere WTO-leden voor bedoelde producten geen enkele andere
vorm van exportsubsidie, met inbegrip van uitvoerkredieten en
rechtstreekse inkomenssteun, verlenen. Het moet hierbij gaan om
producten die voor ontwikkelingslanden buitengewoon belangrijk
zijn.
Verdere vermindering met 55% van handelverstorende interne steun
voor landbouwproducten
De EU is voorstander van een verdere aanzienlijke vermindering van
de handelverstorende interne steun. De Commissie stelt daarom een
verlaging voor met 55% van de geaggregeerde steun (Aggregate
Measurement of Support - AMS), uitgaande van het niveau van de
verbintenissen aangegaan in het kader van de laatste
onderhandelingsronde. Met het oog op een snelle vooruitgang binnen
de overeengekomen termijnen dient te worden vastgehouden aan de
definitie van interne steun en aan de verminderingsmethoden van de
Uruguay-Ronde, omdat daardoor wordt gegarandeerd dat alle leden
strikte regels moeten naleven.
Een speciale behandeling voor de ontwikkelingslanden om hen betere
voorwaarden te bieden
De EU is zich ervan bewust dat ervoor moet worden gezorgd dat de
ontwikkelingslanden ten volle profiteren van de expansie van de
wereldhandel. Het middel daartoe is het creëren van mogelijkheden
voor een betere markttoegang voor ontwikkelingslanden, waarbij
rekening dient te worden gehouden met het belang van de
voedselzekerheid en dient te worden aanvaard dat voor de meest
kwetsbare ontwikkelingslanden beschermende maatregelen worden
gehandhaafd opdat zij genoeg tijd zouden hebben om zich aan te
passen.
De Commissie stelt daarom het volgende voor :
Wat de markttoegang betreft:
* Een "voedselzekerheidsbox". Om de tenuitvoerlegging van nieuwe
tariefverlagingen te vergemakkelijken en om tegemoet te komen aan
de wensen van de ontwikkelingslanden in verband met gevoelige
landbouwgewassen dient een speciaal vrijwaringsinstrument tot de
ontwikkelingslanden te worden uitgebreid om voedselzekerheid te
garanderen. Er moet worden ingestemd met merkelijk lagere
verbintenissen indien dit voor de ontwikkelingslanden nodig is om
hun rechtmatige doelstellingen met betrekking tot voedselzekerheid
en andere multifunctionele aangelegenheden te verwezenlijken.
* Niet minder dan 50 % van de invoer van landbouwproducten uit de
ontwikkelingslanden in de ontwikkelde landen tegen nultarief.
* Toegang met vrijstelling van douanerechten en zonder contingenten
voor de invoer van alle producten uit de minst ontwikkelde landen
in de ontwikkelde landen en de meer geavanceerde
ontwikkelingslanden.
* Belangrijke vermindering van de tariefescalatie voor producten die
van bijzonder belang zijn voor de ontwikkelingslanden door het
niveau van de tariefbescherming (zowel ad valorem- als specifieke
rechten) te verlagen.
Wat de nationale steun betreft :
* De ontwikkelingslanden de mogelijkheid geven hun landbouwsector te
ondersteunen met het oog op de ontwikkeling daarvan. Dit houdt in
dat dergelijke steun niet zal worden beschouwd als steun die de
handel verstoort.
Speciale behandeling :
* Lagere verminderingspercentages en een langere uitvoeringstermijn.
De EU stelt voor om de nieuwe verbintenissen ten uitvoer te leggen
over een termijn van zes jaar voor de ontwikkelde landen en een
van tien jaar voor de ontwikkelingslanden die ingaat in 2006.
Dichten van de mazen om gelijke voorwaarden te creëren voor alle
ontwikkelde landen
Op grond van de zogenoemde "de minimis"-clausule worden
landbouwsubsidies van de ontwikkelde landen die minder dan 5 % van de
waarde van de productie bedragen niet als handelsverstorend beschouwd
en worden zij niet meegeteld bij de berekening van het totaalbedrag
van de door de WTO-regels toegestane steun (actuele totale gemiddelde
steun - AMS). De ervaring heeft aangetoond dat sommige WTO-leden
misbruik hebben gemaakt van deze regeling en zij biedt de mogelijkheid
om zich aan de voorschriften te onttrekken.
Een WTO-lid kan bijvoorbeeld op grond van de "de minimis"-bepaling
voor 20 miljard euro aan handelsverstorende landbouwsubsidies uitgeven
die niet het voorwerp zullen uitmaken van verlagingsverbintenissen. De
Commissie stelt voor de "de minimis"-clausule voor de ontwikkelde
landen af te schaffen.
De handelsverstorende elementen van exportkredieten voor
landbouwproducten die door andere WTO-leden worden gebruikt, moeten
worden geïdentificeerd en aan een strikte discipline worden
onderworpen.
Voedselhulp in natura mag uitsluitend worden verstrekt aan zeer
specifieke kwetsbare groepen of naar aanleiding van erkende
noodsituaties en humanitaire crisissen, en niet, zoals sommige leden
vandaag de dag vaak doen, om zich van overschotten te ontdoen.
WTO-leden dienen waar zulks mogelijk is directe bijdragen in geld te
leveren waarmee in het begunstige land of in andere
ontwikkelingslanden voedsel kan worden aangekocht.
Voorbeeld: de EU stelt de verlening van echte voedselhulp in het
geheel niet ter discussie. Zij heeft wel bezwaar tegen het gebruik van
voedselschenkingen als middel om overschotten op te ruimen. Sommige
WTO-leden gebruiken voedselschenkingen meer als productie- en
handelsinstrument, d.w.z. om overschotten op te vangen, dan als
instrument van ontwikkelingshulp om de noden van de begunstigde landen
te verzachten. Het is ironisch om vast te stellen dat sommige landen
stelselmatig hun voedselhulp opvoeren wanneer de prijzen laag zijn en
veel minder schenken wanneer de prijzen hoog zijn en de behoefte aan
voedselhulp het grootst is.
Wat betreft de manier van werken van staatshandelsondernemingen
(SHO's, dit zijn gouvernementele en niet-gouvernementele
ondernemingen, met inbegrip van afzetbureaus, die beschikken over
exclusieve of bijzondere rechten of privileges waarmee zij, door aan-
of verkopen, invoer en uitvoer kunnen beïnvloeden) stelt de EU voor om
kruissubsidiëring, prijsverevening en andere oneerlijke
handelspraktijken in de uitvoer aan te pakken.
Meer aandacht voor consumentenbekommernissen
De waarde van heel wat landbouwproducten wordt in belangrijke mate
bepaald door de traditionele band met het productiegebied, die tot
uitdrukking komt in de geografische aanduiding. Voorbeelden van
geografische aanduidingen zijn Parmaham (Italië), Roquefortkaas
(Frankrijk), en Basmatirijst en Darjeelingthee (India). Zonder
bescherming wordt de waarde van dergelijke producten aanzienlijk
verminderd. De Commissie stelt voor om specifieke verbintenissen
overeen te komen die eerlijke markttoegang voor de betrokken wijnen,
dranken, landbouwproducten en levensmiddelen moeten garanderen.
Hiervoor dient een lijst van namen die momenteel worden gebezigd door
producenten, andere dan de houders van de rechten in het land van
oorsprong, te worden opgesteld om misleidend en oneerlijk gebruik door
andere producenten te verbieden.
Het tegemoet komen aan een aantal maatschappelijke bekommernissen,
zoals bescherming van milieu, traditionele landschappen en
biodiversiteit, plattelandsontwikkeling en dierenwelzijn, moet
mogelijk worden gemaakt zonder dat de WTO hiervoor obstakels opwerpt.
Steun voor de verwezenlijking van deze doelstellingen mag daarom niet
als handelsverstoren worden beschouwd (moet m.a.w. opgenomen worden in
de zogeheten "green box"), met dien verstande dat de steun gericht en
op een transparante manier moet worden verleend en zodanig dat het
normale handelsverkeer slechts minimaal wordt verstoord. In het
bijzonder:
* stelt de Commissie voor om milieubeschermende maatregelen, die
zowel voor de ontwikkelde als voor de ontwikkelingslanden van
belang zijn, op te nemen in de Landbouwovereenkomst;
* wat plattelandsontwikkeling betreft, is de Commissie van mening
dat zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden het recht hebben om
het sociaal-economische kader in stand te houden of te ontwikkelen
dat nodig is om de bevolking van het platteland op peil te houden.
De marktkrachten alleen volstaan niet om de verstrekking van de
vereiste diensten te verzekeren. Maatregelen om de ontwikkeling
van het platteland te bevorderen moeten daarom adequaat worden
behandeld in de Landbouwovereenkomst;
* met betrekking tot het welzijn van dieren stelt de Commissie voor
om de extra kosten om aan de welzijnsvoorschriften te voldoen niet
als handelsverstorend te beschouwen. Deze kosten moeten buiten de
steunverminderingsverbintenissen worden gehouden wanneer duidelijk
wordt aangetoond dat de betrokken kosten rechtstreeks verbonden
zijn met het aanhouden van strengere normen en de handel bijgevolg
niet of slechts minimaal verstoren.
Uitvoeringstermijn
De Commissie stelt voor dat de ontwikkelde landen de nieuwe
verbintenissen gespreid over zes jaar zouden nakomen en de
ontwikkelingslanden over tien jaar, te beginnen vanaf 2006.
Achtergrond
De WTO-onderhandelingen over de landbouw zijn begin 2000 van start
gegaan overeenkomstig artikel 20 van de Landbouwovereenkomst. In de
ministeriële verklaring van Doha (november 2001) zijn daarvoor
duidelijke richtsnoeren gegeven. Sindsdien hebben de WTO-leden een
groot aantal onderhandelingsvoorstellen ingediend, hetgeen een veel
groter inzicht in de respectieve standpunten inzake het multilateraal
hervormingsproces heeft verschaft. De EU heeft een actieve bijdrage
aan dit proces geleverd via een globaal onderhandelingsvoorstel van
december 2000 en verscheidene specifieke documenten over de centrale
thema's.
De huidige fase, waarin de methodologie voor de onderhandelingen (de
zogeheten "modaliteiten") moet worden vastgesteld, loopt op 31 maart
2003 af, zoals in Doha is overeengekomen. De voorzitter van de
buitengewone zitting van de Landbouwcommissie is belast met de
opstelling van een ontwerpdocument dat voorafgaand aan de buitengewone
zitting van 25-31 maart zal worden rondgedeeld.
Dit document moet voorstellen bevatten voor de te wijzigen delen van
de Landbouwovereenkomst en richtsnoeren voor het nakomen van de nieuwe
verbintenissen.
Verklaring van Doha met betrekking tot de landbouw
"We recognize the work already undertaken in the negotiations
initiated in early 2000 under Article 20 of the Agreement on
Agriculture, including the large number of negotiating proposals
submitted on behalf of a total of 121 members. We recall the long-term
objective referred to in the Agreement to establish a fair and
market-oriented trading system through a programme of fundamental
reform encompassing strengthened rules and specific commitments on
support and protection in order to correct and prevent restrictions
and distortions in world agricultural markets. We reconfirm our
commitment to this programme. Building on the work carried out to date
and without prejudging the outcome of the negotiations we commit
ourselves to comprehensive negotiations aimed at: substantial
improvements in market access; reductions of, with a view to phasing
out, all forms of export subsidies; and substantial reductions in
trade-distorting domestic support.
We agree that special and differential treatment for developing
countries shall be an integral part of all elements of the
negotiations and shall be embodied in the schedules of concessions and
commitments and as appropriate in the rules and disciplines to be
negotiated, so as to be operationally effective and to enable
developing countries to effectively take account of their development
needs, including food security and rural development. We take note of
the non-trade concerns reflected in the negotiating proposals
submitted by Members and confirm that non-trade concerns will be taken
into account in the negotiations as provided for in the Agreement on
Agriculture.
Modalities for the further commitments, including provisions for
special and differential treatment, shall be established no later than
31 March 2003. Participants shall submit their comprehensive draft
Schedules based on these modalities no later than the date of the
Fifth Session of the Ministerial Conference. The negotiations,
including with respect to rules and disciplines and related legal
texts, shall be concluded as part and at the date of conclusion of the
negotiating agenda as a whole."
Voor nadere informatie zie:
http://europa.eu.int/comm/agriculture/external/wto/index_en.htm
http://europa.eu.int/comm/trade/goods/agri/index_en.htm