Partij van de Arbeid

Ambtswoninggesprek over veiligheid

29-01-2003

Ambtswoninggesprek

Dinsdagavond 28 januari vond in de ambtswoning van de burgemeester aan de Herengracht een bijeenkomst plaats over het nieuwe plan van aanpak Integraal Veiligheidsbeleid in Amsterdam. Zo'n veertig beleidmakers, politici en topambtenaren spraken over het in ontwikkeling zijnde plan, dat is opgebouwd rond een doelgroepenbeleid. Uitgezocht is dat de onveiligheid en overlast in de stad voornamelijk is toe te schrijven aan enkele categorieën stadgenoten. Het gaat daarbij om de harde kern-jeugd (ca 1.500 personen), de ongeveer 3900 criminele drugs-, drank- en gokverslaafden en circa 3.000 criminele illegalen. Daarnaast ondervindt de burger ook veel overlast van 'verkeershufters' en mensen met psychische stoornissen. Omdat zo'n 80 procent van de delicten door recidivisten wordt gepleegd moet het systematisch aanpakken van zulke veelplegers zoden aan de dijk zetten. Na een informatieve inleiding ging het gezelschap in zes groepen uiteen om van gedachten te wisselen over de aanpak van genoemde groepen. Hier kwamen tal van suggesties en standpunten uit voort, waarbij bleek dat met name de geïndividualiseerde benadering van problematische personen met een aanpak op maat op steun kan rekenen. Het is een kostbare, maar naar verwachting wel effectieve aanpak die niet alleen repressief, maar ook curatief (genezend en herstellend) van aard is. De Partij van de Arbeid benadrukte in het afsluitende plenaire debat dat we op een punt zijn gekomen waarop vrijwel alle deskundigen en veel politici onderkennen dat enigerlei vorm van verstrekking van hard drugs noodzakelijk is in een fundamentele probleemaanpak. Het gaat er nu om, de grenzen te verkennen van wat praktisch mogelijk is en in Den Haag te lobbyen bij de makers van het nieuwe kabinet. Het stadsbestuur werkt daar op discrete wijze aan.

De PvdA had tevoren haar visie op de integrale aanpak van veiligheidsproblemen aan de deelnemers van het ambtswoninggesprek toegezonden. Onze partij ziet de eerwaarde van integraal veiligheidsbeleid (IVB) met name in het structurele in plaats van incidentgerichte karakter ervan -met veel aandacht voor preventie- en in de optimalisering van samenwerking. De navolgende ervaringen en uitgangspunten zouden voor de Amsterdamse praktijk richtinggevend moeten zijn.

1. De gemeente regisseert het integraal veiligheidsbeleid, met behoud van verantwoordelijkheden voor iedere partnerorganisatie In de uitvoeringspraktijk blijkt met name de politie dominant in de vormgeving van veiligheidsbeleid. Dit houdt verband met haar sterke informatiepositie, bijzondere bevoegdheden en alomtegenwoordigheid. Andere organisaties, zoals het OM, hebben daarnaast hun eigen agenda. De gemeente kan slechts doortastend sturen op basis van eigen deskundigheid, competentie een praktische betrokkenheid, en dit vergt doordachte investeringen.

2. Doeltreffend beleid vergt adequate informatie. Helder geformuleerde informatiebehoeften maken een bruikbaar veiligheidsbeeld mogelijk, op basis waarvan beleid kan worden gestuurd. Deze informatie dient voor alle betrokkenen direct toegankelijk te zijn en fungeert als indicator voor de effectiviteit van inspanningen.

3. Beleid moet tastbare en meetbare resultaten opleveren IVB kan vervallen tot een uitgebreid overlegcircus met overvloedige papierproductie. De verhouding tussen praktische output en beleidsmatige overhead verdient daarom extra aandacht: ieder initiatief of programma dient te worden getoetst op de ratio tussen uitvoering en overhead. Geen burger voelt zich veiliger door vergaderende ambtenaren. Het gaat in de eerste plaats om effectieve uitvoering, waarbij wel moet worden gewaakt voor indicatoren-fetisjisme.

4. Door resultaten en effecten steeds evaluatief terug te koppelen wordt stelselmatig leren en verbeteren het uitgangspunt. In het verleden is te vaak geïnvesteerd in 'leuke' projecten zonder naar de effectiviteit te kijken. De informatie die inmiddels beschikbaar is over wat werkt en wat niet dient leidend te zijn bij keuzes voor investeringen. Verder kunnen beleidsmakers en uitvoerenden hun effectiviteit vergroten door systematisch te leren van successen en fouten, en die kennis voor anderen toegankelijk te maken. Amsterdam kan bovendien van andere gemeenten nog het nodige leren.

5. Het perspectief is van uitvoering naar beleid: beleidsmakers stellen doelen en kaders op, zijn voorwaardenscheppend en nemen blokkades weg. PvdA-raadsleden horen van praktijkmensen wat er goed gaat en wat beter kan. Er wordt nog te weinig gekeken hoe uitvoerenden hun werk beter kunnen doen. Afwijkende beleidskaders en regelgeving, niet-compatibele informatiesystemen, onpraktische werktijden en botsende culturen en koninkrijkjes staan effectief werken in de weg. Praktische professionals kunnen prima aangeven wat en wie hun werk bevordert of belemmert. Beleidsmakers bieden vervolgens oplossingen, of blijken soms zelf onderdeel van het probleem.

6. Samenwerking aan gemeenschappelijke doelen vergt commitment en kennis van elkaars organisatie. Steeds opnieuw blijkt haperende samenwerking de bottleneck bij IVB. Daarom is het nodig dat partnerorganisaties zich op convenant-basis tot concrete inspanningen verplichten. Waar verschillen in bedrijfsculturen een barrière vormen, kan gerichte uitwisseling van medewerkers op tijdelijke basis zorgen voor meer wederzijds begrip, draagvlak en praktische oplossingen.

7. Maatregelen dienen de objectieve veiligheid te verbeteren, met aandacht voor effecten op het subjectieve veiligheidsgevoel Het (on)veiligheidsgevoel is een belangrijke factor geworden in het richting geven aan veiligheidsbeleid. Het mag echter niet blijven bij symptoombestrijding. Bovendien blijkt de veiligheidsbeleving vanbevolkingscategorieën en individuen verschillend. Daarom wordt ingezet op wezenlijke resultaten, zoals de aanpak van veelplegers en gelegenheidsstructuren. Het belang daarvan wordt zorgvuldig gecommuniceerd.

8. Repressieve maatregelen worden gericht ingezet bij situaties, dadergroepen of problematiek van uitzonderlijke zwaarte. Preventie blijkt echter veelal effectiever en verdient daarom de voorkeur. Criminologisch onderzoek bevestigt steeds opnieuw dat investeringen in preventie, zoals opvoedingsondersteuning, goed onderwijs, werk en aantrekkelijke vrijetijdsbesteding, vele malen meer resultaat hebben dan repressief optreden wanneer het kwaad is geschied. Daar moet dan ook substantieel en zichtbaar in worden geïnvesteerd. Daarnaast zijn echter, bij gebleken noodzaak, gerichte maatregelen nodig tegen hardnekkige probleemveroorzakers.

9. Veiligheidsmaatregelen die leiden tot verhoging van spanningen of toename van onveiligheidsgevoelens worden vermeden. Dit geldt onder meer voor het suggereren of introduceren van maatregelen die niet in proportionele verhouding staan tot een reële dreiging. Het oproepen van beelden als het 'indammen van stromen illegalen', het door 'stadswallen' organiseren van bescherming, het afgrendelen van gebieden en suggesties van 'gevaarlijke bevolkingsgroepen' werkt polariserend en versluiert bovendien de maatschappelijke oorzaken van problemen. Veiligheid moet in balans zijn met leefbaarheid en integratie: in Amsterdam kunnen we alleen met zn allen veilig zijn.

Peter Klerks