LEI

persbericht / nr. 1720

29-januari-2003

Europees plattelandsbeleid gebaat bij meer regionale differentiatie

Voor de uitvoering van het EU-plattelandsbeleid kunnen de lidstaten in zogenaamde Plattelandsontwikkelingsplannen (POPs) kiezen uit een menu van 22 in te zetten maatregelen. Omdat de problematiek per regio verschilt, zou men verwachten dat de keuzes sterk uiteenlopen. In de praktijk blijkt dat niet zo te zijn. Het LEI vergeleek zeven Plattelandsontwikkelingsplannen en constateert dat de meeste regio's kiezen voor inzet van een groot aantal maatregelen tegelijk. Het grootste deel van het budget wordt meestal besteed aan landbouwmilieumaatregelen en steun aan bergboeren, los van de vraag of daarmee de echte knelpunten in het gebied worden aangepakt. De onderzoekers pleiten voor een veel selectiever benadering, waarbij de beleidsmaatregelen beter worden afgestemd op de specifieke behoeften van een regio. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV.

Inzet 'tweede pijler' in Nederland

Sinds 2000 bestaat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid uit een eerste en een tweede pijler. De eerste omvat het gemeenschappelijke markt- en prijsbeleid, de tweede de plattelandsontwikkeling. Door middel van POPs kunnen in totaal 22 maatregelen worden ingezet voor drie prioriteiten: (1) versterking van de landbouw- en bosbouwsector, (2) versterking van de concurrentiepositie van plattelandsgebieden, en (3) de instandhouding van het milieu en het landelijk erfgoed.

Nederland heeft gekozen voor één Plattelandsontwikkelingsplan voor het hele land en zet daarbij 17 maatregelen in. Van het totale overheidsbudget van 1 miljard euro gebruikt Nederland ongeveer 20% voor de aankoop van landbouwgronden voor natuur, 20% voor herinrichting van nauurgebieden, 10% voor agrarisch waterbeheer en 10% voor landbouwmilieumaatregelen. Voor elk van de overige maatregelen is 5% of minder gereserveerd. Het accent ligt dus duidelijk bij de prioriteit instandhouding van het milieu en het landelijk erfgoed. Eenzelfde accent zien we in de regios Wales, Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. In het Italiaanse Emilia Romagna en Lombardije is het budget ongeveer gelijk verdeeld over de prioriteiten voor milieu en voor versterking van de landbouw- en bosbouwsector. Vlaanderen kent een echt boeren-POP, daar wordt het grootste deel van het budget besteed aan versterking van de landbouw- en bosbouwsector.

Regionale differentiatie aanbevolen

Het verband tussen de drie prioriteiten van de tweede pijler en bepaalde maatregelen uit het menu van 22 is niet altijd eenduidig. Sommige maatregelen overlappen elkaar of worden voor meerdere prioriteiten tegelijk ingezet. De onderzoekers stellen daarom voor om over te stappen op vijf aangepaste ontwikkelingsprioriteiten, met bij iedere prioriteit een groep van specifieke, doelgerichte maatregelen. Het totale menu van maatregelen wordt daardoor niet kleiner, maar dat kan ook niet gezien de uiteenlopende sociaal-economische, ecologische en natuurlijke omstandigheden in de regio's van de EU. Regios zouden uit het menu alleen die maatregelen moeten kiezen, die aansluiten bij de echte problemen en potenties in hun gebied. Misschien leidt dat in sommige Plattelandsontwikkelingsplannen tot slechts een of twee maatregelen, waarvoor de beschikbare middelen dan wel geconcentreerd kunnen worden ingezet. Zo'n benadering betekent een grotere variatie in maatregelen tussen regio's, en dus een regionale differentiatie van het EU-plattelandsbeleid. Dat vraagt een flexibele houding van de Europese Commissie bij de beoordeling van de
Plattelandsontwikkelingsplannen.

---

Towards regional differentiation of rural development policy in the EU. Bekijk het rapport: 6.03.01.