De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
vva 03.287
datum
29-01-2003
onderwerp
Kamervragen van de leden Atsma en Mosterd aangaande MKZ
Kootwijkerbroek
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van de leden Atsma en Mosterd, inzake de diagnose mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek.
datum
29-01-2003
kenmerk
vva 03.287
bijlage
1)
Ja
2)
Ja
3)
Ja. Na publicatie van het rapport 'Geen enkele twijfel ...?' van de
Stichting Onderzoek MKZ Crisis Kootwijkerbroek, constateer ik dat er,
ondanks de door mijn departement geboden informatie over het mond- en
klauwzeergeval in Kootwijkerbroek, niettemin vragen zijn blijven
bestaan over de mond- en klauwzeerdiagnose in Kootwijkerbroek. Om die
reden heb ik reeds eerder toegezegd de nodige openheid te betrachten,
ten einde de gewenste duidelijkheid te geven. Het overleg waaraan in
de eerste vraag wordt gerefereerd, vindt tegen die achtergrond plaats.
4)
Met de Stichting is tot nu toe overleg gevoerd op basis van bij de
Stichting Onderzoek MKZ Crisis Kootwijkerbroek bekend feitenmateriaal,
teneinde eventueel resterende vraagpunten duidelijk te krijgen. Uit de
gevoerde gesprekken trek ik niet de conclusie, dat de vragen die nog
leven bij de Stichting alleen beantwoord kunnen worden door de
Stichting inzage te geven in laboratoriumjournaals betreffende het
onderzoek naar mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek. Overigens heb ik
eerder aan uw Kamer aangegeven dat ik bij het beschikbaar stellen van
informatie aan derden ook gehouden ben de door de wet gestelde grenzen
in acht te nemen.
5) en 6)
Een onafhankelijke onderzoekscommissie van onbesproken deskundigheid
kan naar mijn mening een middel zijn om de Kootwijkse gemeenschap
definitieve duidelijkheid te geven over de gestelde MKZ-diagnose. Een
dergelijke commissie kan alleen goed functioneren als zij volledig
onafhankelijk is en volledige toegang heeft tot alle door haar als
relevant beschouwde documenten. Indien een dergelijke commissie van
oordeel zou zijn, dat een DNA-onderzoek geboden is in het kader van de
beantwoording van de vraag of de mond- en klauwzeer diagnose in
Kootwijkerbroek terecht gesteld is, zal ik daaraan mijn medewerking
verlenen.
Voor het welslagen van de inzet van een onafhankelijke commissie is
voor mij van belang, dat ook de Stichting Onderzoek MKZ Crisis
Kootwijkerbroek zich op voorhand committeert aan de uitkomst van het
onderzoek van de commissie.
Met inachtneming van het bovenstaande ben ik bereid zo spoedig
mogelijk te komen tot de instelling van een onafhankelijke
(internationale) onderzoekscommissie, die de vraag zal beantwoorden of
de diagnose mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek terecht is gesteld.
Ik zal over de resultaten van het onderzoek van de commissie helder
naar buiten communiceren.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---