De zaak Volkert v.d. G. > Beslissingen rechtbank derde pro forma

Beslissingen rechtbank derde pro forma

Verzoeken:


* De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging, gehoord ook de officier van justitie, tot het (nader) horen van de getuigen Van den Haak (voorzitter van de gelijknamige commissie) en Kok (deskundige van het NFI) bij de rechter-commissaris toe.


* Voor wat betreft het doen toevoegen aan het dossier van het rapport van de commissie Van den Haak, of gedeelten daarvan, is de rechtbank van oordeel dat het zowel de officier van justitie als de verdediging vrij staat dat rapport, of gedeelten daarvan, over te leggen aan de rechtbank bij requisitoir of bij pleidooi, waarmee die stukken dan deel zullen gaan uitmaken van het procesdossier.


* Zoals besproken ter terechtzitting zal aan dit proces-verbaal worden aangehecht de door de rechtbank ambtshalve opgemaakte lijst van door de officier van justitie toegezegde dan wel door de raadsman verzochte stukken, welke stukken bij gelegenheid van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak voorhanden dienen te zijn. Voor het overige verwijst de rechtbank in deze naar hetgeen zij vandaag ter terechtzitting met partijen heeft besproken.

Rapportage PBC:


* Bij het onderzoek ter terechtzitting van heden is gebleken dat verdachte op 6 januari 2003 ter observatie is opgenomen in het PBC. In de periode van 20 tot 27 januari 2003 heeft verdachte aanleiding gezien zijn eigen medewerking aan die observatie op te schorten. In die periode is verdachte overigens wel geobserveerd. Met ingang van 27 januari 2003 heeft verdachte, naar redelijkerwijs kan worden aangenomen, zijn medewerking hervat. Uitgaande van de in de wet in artikel 198 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering genoemde, naar opvatting van de rechtbank dwingende bepaling, dient de opname in het PBC te eindigen uiterlijk op 23 februari 2003. Indien de observatie niet afgerond is binnen die termijn, dient deze dan strikt genomen te worden voortgezet in het huis van bewaring waar de verdachte alsdan weer zal verblijven. Dat is slechts anders indien verdachte uitdrukkelijk instemt met een langer verblijf ter observatie in het PBC.


* De rechtbank ziet in hetgeen ter terechtzitting is besproken en met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen overigens aanleiding het PBC een langere termijn te gunnen om te komen tot haar rapport.


* De rechtbank is van oordeel, mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat zij de periode tussen 6 en 27 januari 2003 ook als observatieperiode aanmerkt, dat het PBC in staat moet worden geacht en eraan zal worden gehouden het rapport uiterlijk op 21 maart 2003 in handen van de rechter-commissaris te Amsterdam te hebben gesteld.


* Voor zover verdachte op enig moment na heden om hem moverende redenen opnieuw zijn medewerking aan totstandkoming van het rapport opschort, gelast de rechtbank de rechter-commissaris gebruik te maken van zijn bevoegdheid hem gegeven in artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. In die situatie zal de rechter-commissaris het PBC dienen te verzoeken op basis van de alsdan voorhanden zijnde gegevens een rapport op te maken dat eveneens op 21 maart 2003 gereed zal moeten zijn.


* De rechtbank wijst af het verzoek van de raadsman hem een termijn van 2 weken te gunnen tussen het in zijn handen komen van dat rapport en de bespreking daarvan ter terechtzitting, nu uit het verhoor van de getuige Van Mulbregt is komen vast te staan dat de inhoud en de conclusie van dat rapport reeds enige tijd voor het indienen daarvan bij de rechtbank met verdachte besproken zijn. Deze termijn zal op na te noemen wijze worden beperkt.

Beslissing:


* bepaalt dat het onderzoek wordt geschorst tot de terechtzitting van 27 maart 2003 te 10.00 uur, wegens de klemmende reden dat het zittingsrooster van de rechtbank thans zodanig is bezet, dat het stellen van de termijn van de schorsing op niet meer dan één maand niet mogelijk is;


* beveelt dat verdachte wordt opgeroepen tegen die terechtzitting;

* aan de raadsman en de benadeelde partij wordt aangezegd tegen voornoemd tijdstip wederom ter terechtzitting te verschijnen;


* bepaalt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden voortgezet op maandag 31 maart 2003 en dinsdag 1 april 2003;


* bepaalt dat de stukken in handen worden gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor het doen uitvoeren van de hiervoor aangegeven taken.