Ruwecelstofrijke voeders voor zeugen: effect op reproductie en gedrag

PraktijkRapport 10

Auteur: C.M.C. van der Peet-Schwering

Op het Praktijkcentrum Rosmalen is onderzoek gedaan naar het effect van het verstrekken van voeders met een hoog zetmeelgehalte of een hoog gehalte aan verteerbare overige organische stof (= VOOS) tijdens de dracht, lactatie of dracht en lactatie op de ontwikkeling van gewicht en spekdikte en reproductieresultaten bij zeugen. In totaal zijn 444 opfokzeugen ingezet die drie worpen gevolgd zijn. Bij een deel van de dieren is daarnaast gedurende de eerste twee worpen de ontwikkeling van stereotiep gedrag gevolgd. Het onderzoek is opgezet als een 2 x 2 x 2 factoriële proef. De proeffactoren waren: 1. Voersoort tijdens de dracht (incl. gustperiode): zetmeelrijk voer (274 g/kg zetmeel en 123 g/kg VOOS) of VOOS-rijk voer (86 g/kg zetmeel en 300 g/kg VOOS). Het VOOS-rijke voer bevatte 40% gedroogde bietenpulp.
2. Voersoort tijdens de lactatie: zetmeelrijk voer (293 g/kg zetmeel en 113 g/kg VOOS) of VOOS-rijk voer (189 g/kg zetmeel en 216 g/kg VOOS). Het VOOS-rijke voer bevatte 20% gedroogde bietenpulp. 3. Huisvestingssysteem tijdens de dracht: voerligboxen met uitloop of groepshuisvesting met voerstation.

Het gedragsonderzoek is uitgevoerd bij zeugen in voerligboxen met uitloop. Beide drachtvoeders hadden een EW van 0,98 (uitgaande van een energetische waardering van VOOS van 13,5 kJ/kg). De drachtige zeugen kregen de eerste 60 dagen van de dracht 2,5 kg/d, van dag 60 tot dag 85 2,9 kg/d en van dag 85 tot verplaatsen naar de kraamstal 3,4 kg/d. Tijdens de lactatie werden de zeugen onbeperkt gevoerd vanaf de zesde dag na werpen. De gedragswaarnemingen vonden 's ochtends van 8.30 tot 11.30 uur plaats in de derde, twaalfde en vijftiende week na inzet in de proef c.q. spenen, 3 dagen voor de verwachte werpdatum en 1 week voor spenen. In alle pariteiten namen de zeugen die het VOOS-rijke drachtvoer kregen minder in gewicht en spekdikte toe tijdens de dracht dan de zeugen met het zetmeelrijke drachtvoer. In groepshuisvesting met voerstation waren de verschillen in toename in gewicht en spekdikte tussen de zeugen op het zetmeelrijke en het VOOS-rijke drachtvoer groter dan in voerligboxen met uitloop. Dit duidt op een overschatting van de energetische waardering van VOOS. Tijdens de lactatie namen de zeugen die het VOOS-rijke drachtvoer kregen minder in gewicht en spekdikte af dan de zeugen met het zetmeelrijke drachtvoer. Dit is het gevolg van een 0,4 kg/d hogere voeropname tijdens de lactatie van de zeugen die het VOOS-rijke drachtvoer kregen. Zeugen met het VOOS-rijke lactatievoer verloren meer spek tijdens de lactatie dan die met zetmeelrijke lactatievoer door een 0,4 kg/d lagere voeropname.

Het aantal levend geboren biggen per worp was 0,5 big hoger bij zeugen die het VOOS-rijke drachtvoer kregen. De samenstelling van het lactatievoer had geen effect op het aantal levend geboren biggen. Het toomgewicht van de levend geboren biggen, het interval tussen spenen en eerste inseminatie en het percentage terugkomers werden niet beïnvloed door de samenstelling van het drachtvoer noch door de samenstelling van het lactatievoer. Zeugen die het VOOS-rijke drachtvoer kregen vertoonden duidelijk minder oraal stereotiep gedrag dan zeugen met het zetmeelrijke drachtvoer. De grootste reductie in oraal stereotiep gedrag is gevonden in week 15 na inzet c.q. spenen en de kleinste reductie in week 3. De samenstelling van het drachtvoer beïnvloedde niet het oraal stereotiep gedrag tijdens de lactatie. Een VOOS-rijk lactatievoer verminderde het oraal stereotiep gedrag tijdens de tweede dracht (p = 0,15) en tijdens de tweede lactatie.

Uit dit onderzoek blijkt dat het mogelijk is om zeugen zowel tijdens de dracht als tijdens de lactatie een VOOS-rijk voer te verstrekken zonder dat dit negatieve effecten heeft op reproductie. De combinatie van een VOOS-rijk voer tijdens de dracht en een zetmeelrijk voer tijdens de lactatie lijkt de meest gewenste voerstrategie. Een VOOS-rijk voer tijdens de gust- en drachtperiode verhoogt het aantal levend geboren biggen en vermindert het oraal stereotiep gedrag. Een zetmeelrijk voer tijdens de lactatie verhoogt de voeropname en vermindert het verlies van spekdikte tijdens de lactatie. De verplichting om guste en drachtige zeugen dagelijks enig ruwvoer te geven kan dus positieve effecten hebben op zowel de reproductie als op het welzijn van de zeugen.

Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel praktijkrapport&nbsp10 hier voor de prijs van EUR 17.50.

Varkens praktijkrapport 10: Ruwecelstofrijke voeders voor zeugen: effect op reproductie en gedrag - 2002 - 24 pagina's

Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle praktijkrapporten

---

© Praktijkonderzoek Veehouderij - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt: 31-01-2003 13:52.