Besmeting en behandeling van hepatitis C

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-K-U-2350828

5 februari 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Buijs (CDA) over besmetting en behandeling van hepatitis C (2020305800).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Besmeting en behandeling van hepatitis C
1.
Besmeting en behandeling van hepatitis C

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Buijs over besmeting en behandeling van he- patitis C. (2020305800)

---

Vraag 1.

Bent u op de hoogte van het bericht dat er naar schatting duizenden mensen rondlopen met Hepatitis C als gevolg van een bloedtransfusie zonder dat ze daar van af weten?1

Antwoord

Ja.

Vraag 2.

Kunt u aangeven om welke groep het gaat en waarom deze groep tot op heden niet actief is opgespoord en behandeld? Wat staat het opsporen en behandelen van deze groep volgens u op dit moment in de weg?

Antwoord

Ik onderschrijf de bevindingen dat er, voordat de test voor hepatitis C werd ingevoerd, men- sen besmet zijn geraakt door het hepatitis C virus. Ik wil hierbij wel aantekenen dat het aan- tal van 60.000 dat in het radioprogramma is genoemd een schatting betreft. De Gezond- heidsraad schatte in 1997 het totaal aantal mensen besmet met het hepatitis C virus op 15.000 tot 60.000 mensen (zie rapport `Opsporing en behandeling van mensen met hepa- titis C', 1997/19). Een deel hiervan is vóór 1991 besmet geraakt door bloedtransfusies.

Uit het hierboven reeds aangehaalde rapport van de Gezondheidsraad blijkt dat er wel ge- poogd is deze groep op te sporen. Er is een actieve en gerichte lookback opgestart om alle ontvangers van besmet bloed op te sporen na het beschikbaar komen van de test voor he- patitis C. Bij de evaluatie van die lookback door de federatie van de Nederlandse Rode Kruis Bloedbanken bleek dat er van de 577 bloedproducten van hepatitis C positieve donors er 368 gebruikt zijn. Daarvan konden 115 ontvangers niet worden achterhaald en van 125 ont- vangers werd geen bericht terug ontvangen. Van de overige 125 ontvangers waren er 22 niet traceerbaar en 59 overleden. Van de 44 opgespoorde levende ontvangers bleken er 8 niet getest te willen worden. Van de geteste patiënten waren er 31 hepatitis C positief, 5 negatief. Het bleek dus erg moeilijk om ontvangers van hepatitis C positieve bloedproducten op te sporen. Het College voor de Bloedtransfusie voorzag dit reeds in 1991, omdat de ad- ministratie in ziekenhuizen op dat moment hier niet op ingericht was. Momenteel is de tra- ceerbaarheid van donor naar ontvanger en vice versa overigens wel gewaarborgd. Naast de gerichte lookback heeft de Gezondheidsraad in haar rapport ook de werkzaamheid van een algemene opsporingsactie onderzocht, mede gebaseerd op ervaringen in het buitenland. De Raad concludeerde dat zowel de algemene als de gerichte lookback niet ef- ficiënt zijn en niet moeten worden nagestreefd.
In plaats daarvan heeft de Gezondheidsraad aanbevolen om de mensen in risicogroepen te informeren over de ziekte, zodat zij zelfstandig de beslissing kunnen nemen om zich in ver- band met een mogelijke hepatitis C besmetting tot huisarts of GGD te wenden en zich, zo nodig, te laten behandelen. De Gezondheidsraad achtte het destijds wél noodzakelijk dat vóórdat wordt overgegaan tot voorlichting aan de bevolking, allereerst (huis)artsen beter worden (bij)geschoold. Op deze manier zijn zij beter in staat vragen die door de voor- lichtingscampagne worden opgeroepen adequaat te beantwoorden.

1 AVRO Radio 1 op de middag, 13 januari jl.

De toenmalige Minister van VWS heeft de aanbevelingen van de Gezondheidsraad in haar standpunt d.d. 3 juli 1998 (GZB/GZ 98-3132), overgenomen. In lijn met dit standpunt is aan Zorg Onderzoek Nederland (ZON, het huidige ZonMw) gevraagd om activiteiten te onder- nemen om allereerst de deskundigheid bij huisartsen en specialisten te bevorderen. Deze activiteiten zijn inmiddels afgerond.

Vraag 3.

Bent u bereid om op zeer korte termijn maatregelen te treffen om deze groep mensen op te sporen en te behandelen?

Antwoord

Nee, althans niet in de zin van een actieve of gerichte lookback (zie ook het antwoord op vraag 4). Ik ben echter wel bereid om in overleg met de beroepsgroep en patiëntenvereni- gingen te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor een voorlichtingscampagne op korte termijn.

Vraag 4.

Welke rol spelen ziekenhuizen bij het opsporen van deze groep? Bent u bereid met (ver- tegenwoordigers van) ziekenhuizen in contact te treden om tot een snelle oplossing te komen?

Antwoord

De ziekenhuizen zijn betrokken geweest bij de actieve en gerichte lookback die is opgestart na het beschikbaar komen van de test voor hepatitis C om alle ontvangers van besmet bloed op te sporen. Dit is indertijd slechts ten dele gelukt (zie ook het antwoord op vraag 2). Zoals ook in het radioprogramma is aangegeven wordt het momenteel niet haalbaar geacht om alle patiënten te traceren. Hiertoe zou in alle dossiers van alle patiënten in Nederland van vóór 1991 moeten worden nagegaan of er sprake is van een bloedtransfusie met besmet bloed. Dit is in theorie mogelijk, maar in de praktijk niet haalbaar. Ziekenhuizen kunnen dus slechts een zeer beperkte rol spelen in de verdere tracering van patiënten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 ben ik wel bereid te kijken naar de mogelijkheden van een algemene campagne.