IP/03/180
Brussel, 5 februari 2003
Vrij verkeer van kapitaal: de Commissie zal Nederland verzoeken om de
speciale bevoegdheden bij KPN en TPG te herzien
De Europese Commissie heeft besloten om Nederland formeel te verzoeken
sommige bepalingen van de statuten van de vennootschappen KPN en TPG
te herzien; het gaat daarbij om voorrechten die aan de Nederlandse
staat zijn voorbehouden, alsmede om speciale rechten die zijn verleend
aan de houder van specifieke aandelen (het zogenoemde « gouden aandeel
») in hun respectieve kapitaal, te weten de Nederlandse staat.
Aangezien deze speciale rechten de Nederlandse staat een flinke greep
kunnen geven op de financiële besluitvorming bij KPN en TPG en
zeggenschap verlenen over de bedrijfsvoering en de algemene gang van
zaken bij deze twee ondernemingen, kunnen ze investeerders uit andere
lidstaten ervan weerhouden kapitaal te steken in deze ondernemingen.
Om die redenen is de Commissie van mening dat deze speciale rechten
niet stroken met het vrije verkeer van kapitaal dat bij artikel 56 van
het Verdrag wordt gewaarborgd, noch met het recht van vestiging dat
bij artikel 43 van het Verdrag is ingevoerd. Voor elk van beide
ondernemingen zal het officiële verzoek aan Nederland worden
toegezonden in de vorm van een met redenen omkleed advies in het kader
van de inbreukprocedure die voorzien is in artikel 226 van het
EG-Verdrag. Indien Nederland binnen een termijn van twee maanden na
ontvangst van het met redenen omklede advies geen gevolg heeft gegeven
aan deze verzoeken, kan de Commissie beslissen de zaak voor het Hof
van Justitie te brengen.
Koninklijke KPN N.V. (KPN) en TNT Post Groep N.V. (TPG) zijn de twee
ondernemingen die zijn ontstaan na de opsplitsing in 1998 van de
Koninklijke PTT Nederland N.V., de vroegere exploitant van
telecommunicatie- en postdiensten in Nederland. Vanaf 1994, bij de
eerste tranche van de gedeeltelijke privatisering van het kapitaal van
deze onderneming, heeft de Nederlandse staat het nodig geacht om
speciale bevoegdheden in te stellen, teneinde een minimale universele
dienstverlening op het gebied van telecommunicatie, alsmede op het
gebied van distributie en logistiek te verzekeren. Enerzijds verlenen
de statuten de staat het voorrecht om, onafhankelijk van zijn
deelneming in het kapitaal van elk van deze ondernemingen, drie leden
te benoemen in de raad van commissarissen, die een beslissende invloed
heeft op de bedrijfsvoering. Anderzijds verleent het specifieke
aandeel bijzondere rechten bij de goedkeuring van sommige besluiten
door de bevoegde organen van de onderneming. De speciale bevoegdheden
die voor Koninklijke KPN N.V. waren ingesteld, zijn onveranderd
overgenomen in de statuten van de nieuwe ondernemingen KPN en TPG.
De Commissie is van mening dat deze speciale bevoegdheden, ook al zijn
deze niet expliciet discriminerend van aard, de verwerving van
aandelen in de betrokken ondernemingen kunnen bemoeilijken en
investeerders uit andere lidstaten ervan kunnen weerhouden hun
kapitaal in deze ondernemingen te beleggen. Daardoor kan het vrije
verkeer van kapitaal een illusie worden en bijgevolg kunnen deze
bevoegdheden een beperking van het kapitaalverkeer in de zin van
artikel 56 EG-Verdrag vormen.
Aangezien deze speciale bevoegdheden de Nederlandse staat tevens in de
gelegenheid stellen zeggenschap uit te oefenen over de bedrijfsvoering
en de algemene gang van zaken bij deze twee ondernemingen, zijn deze
bovendien van invloed op de directe investeringen en om die reden
kunnen deze ook een beperking vormen van de vrijheid van vestiging die
in artikel 43 van het EG-Verdrag is vastgelegd (arresten van het Hof
van 4 juni 2002 « Commissie t/ Frankrijk », C-483/99, « Commissie
t/België, C-503/99, « Commissie t/ Portugal », C-367/98).
Volgens de jurisprudentie van het Hof kunnen deze beperkingen
eventueel worden gerechtvaardigd om de redenen die in de artikelen
45,46 of 58 van het EG-Verdrag worden genoemd, of om dwingende redenen
van algemeen belang, op voorwaarde dat deze op niet discriminerende
wijze worden toegepast, dat zij de verwezenlijking van het beoogde
doel kunnen waarborgen en dat zij, omwille van het
evenredigheidscriterium, niet verder gaan dan hetgeen nodig is om het
gestelde doel te bereiken.
KPN N.V.
Met betrekking tot KPN N.V. stelt de Commissie vast dat de speciale
bevoegdheden die aan het specifieke aandeel zijn verbonden, niet
alleen betrekking hebben op het aanbod van universele diensten op het
gebied van telecommunicatie, zoals gedefinieerd in de communautaire
richtlijnen, maar ook op andere diensten die hier niet onder vallen.
Voor laatstgenoemde diensten lijken er geen dwingende redenen van
algemeen belang te bestaan die de beperkingen van de fundamentele
vrijheden van het Verdrag rechtvaardigen. De Commissie merkt overigens
op dat de Nederlandse autoriteiten geen rekening hebben gehouden met
alle mogelijkheden die worden geboden door de Richtlijnen 92/44/EG,
97/33/EG, en 98/10/EG om een minimaal aanbod aan universele diensten
op het gebied van telecommunicatie te verzekeren; bijgevolg behelst
het «gouden aandeel» van KPN een afwijking van de bepalingen van het
Gemeenschapsrecht die noch passend noch evenredig is. Bovendien heeft
de uitoefening van de onderhavige speciale bevoegdheden volgens de
Commissie een discretionair karakter dat onverenigbaar is met de
jurisprudentie van het Hof, welke verlangt dat er aan
machtigingsprocedures objectieve en stabiele criteria worden verbonden
die openbaar zijn gemaakt.
TNT Post Groep N.V
Ten aanzien van TNT Post Groep N.V. heeft de Commissie vastgesteld dat
de rechten die aan het «gouden aandeel» zijn verbonden, ook betrekking
hebben op de postdiensten die niet onder de universele diensten vallen
zoals gedefinieerd in Richtlijn 97/67/EG (zoals bijvoorbeeld
exprespost of logistieke diensten) ; dergelijke diensten zijn dus niet
gebaseerd op dwingende redenen van algemeen belang die beperkingen van
de fundamentele grondbeginselen van het EG-Verdrag rechtvaardigen.
Bovendien hebben de Nederlandse autoriteiten, net als voor KPN is
opgemerkt, geen gebruik gemaakt van alle mogelijkheden die zijn
voorzien in Richtlijn 97/67/EG om de verrichting van universele
postdiensten te verzekeren.
In dit verband zij erop gewezen dat bij de recente Richtlijn
2002/39/EG de mogelijkheden zijn uitgebreid voor de lidstaten om
controles en specifieke procedures in te voeren teneinde ervoor te
zorgen dat de voorbehouden diensten worden geëerbiedigd. In dit
verband lijkt het gebruik van het mechanisme van speciale bevoegdheden
niet in verhouding te staan tot het beoogde doel. En tenslotte is het
discretionaire karakter van de uitoefening van de speciale
bevoegdheden onverenigbaar met de eisen die in de jurisprudentie van
het Hof zijn geformuleerd.
Voor recente informatie over de inbreukprocedures die tegen de
verschillende lidstaten zijn ingeleid, wordt verwezen naar de site :
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm