European Commission

IP/03/194

Brussel, 5 februari 2003

Commissie start debat over hoe Europese universiteiten de "wereldtop" kunnen bereiken

In Brussel heeft de Commissie een mededeling bekendgemaakt over de rol van de universiteiten in het Europa van de kennis. Dit is een initiatief van Europees Commissaris voor onderzoek Philippe Busquin en Commissaris voor onderwijs en cultuur Viviane Reding. De Europese universiteiten staan voor grote uitdagingen als gevolg van de zich ontwikkelende kennismaatschappij en -economie, de behoefte aan een hoger niveau van opleiding en hoger onderwijs in alle lidstaten en het streven naar een Europese onderzoekruimte. De universiteiten zijn niet alleen centra van opleiding en onderzoek op hoog niveau, maar spelen ook een belangrijke rol in de plaatselijke ontwikkeling. De EU heeft een gezond universitair stelsel nodig. De Europese Raad van Barcelona in maart 2002 heeft dat reeds onder de aandacht gebracht, en opgeroepen de Europese onderwijsstelsels tegen 2010 aan de wereldtop te brengen. De mededeling nodigt alle betrokken partijen uit tot een debat over de kernpunten van hoger onderwijs, zoals financiering, autonomie, beroepsnormen, het bereiken en handhaven van een topniveau, de bijdrage aan plaatselijke en regionale groei en het tot stand brengen van een Europese ruimte van onderwijs en onderzoek.

Commissaris voor onderwijs en cultuur Viviane Reding stelt: "Wij moeten in onze universiteiten een topniveau handhaven om te vermijden dat we in de "tweede divisie" terechtkomen. Als we nu niet nadenken over hoe wij de universiteiten kunnen helpen de toekomst tegemoet te treden, is het morgen te laat."

"Als wij een leidende rol willen spelen in de kennismaatschappij op wereldvlak, dan moet Europa zijn universiteiten stimuleren", aldus Europees Commissaris voor onderzoek Philippe Busquin. "Universiteiten zijn centra onderzoek en opleiding, en tegelijkertijd polen van regionale economische ontwikkeling. Investeringen in de universiteiten zijn de beste investeringen voor onze toekomst."

Behoefte aan een debat

De mededeling beoogt een debat op gang te brengen over de rol van de universiteiten (meer bepaald alle instellingen voor hoger onderwijs, waaronder de "Fachhochschulen", "polytechnics" en "Grandes Ecoles") in de Europese kennismaatschappij en -economie. De centrale vraag in dit debat is hoe de universiteiten hun rol zo goed mogelijk kunnen vervullen.

De Europese Unie telt ongeveer 3300 instellingen voor hoger onderwijs. Samen met de landen van Oost-Europa en de kandidaatlanden zijn het er ongeveer 4000. Hun aantal studenten stijgt voortdurend: meer dan 12,5 miljoen in 2000, tegen 9 miljoen een decennium daarvoor.

Waarom inspanningen op Europees niveau?

De Europese universiteiten zijn voornamelijk op nationaal en regionaal niveau georganiseerd. Zij worden gekenmerkt door een aanzienlijke heterogeniteit: die komt tot uiting in hun organisatie, beheer en werking. De Europese universiteiten staan echter voor dezelfde moeilijkheden en moeten zich allemaal aanpassen aan veranderende omstandigheden. Gezien hun centrale rol is het tot stand brengen van een Europa van de kennis voor de universiteiten een kans, maar ook een uitdaging.

De universiteiten werken namelijk in een steeds verder gemondialiseerde omgeving die voortdurend verandert en die gekenmerkt wordt door toenemende concurrentie om de beste talenten aan te trekken en te behouden en door het ontstaan van nieuwe behoeften waaraan zij moeten voldoen. Nu hebben de Europese universiteiten over het algemeen minder troeven en financiële middelen dan gelijkwaardige instellingen in de landen buiten de EU, met name de Verenigde Staten (zie bijlage).

Tegen deze achtergrond zijn, geïnspireerd door het proces dat met de Europese Raad van Bologna in 1999 van start ging, structurele hervormingen ingezet om deze diversiteit in te bedden in een meer samenhangend en op elkaar afgestemd Europees kader. Dat is nodig om de toegankelijkheid en het concurrentievermogen van de Europese universiteiten in Europa en in de wereld te garanderen.

De Europese dimensie

De kenniseconomie en -maatschappij zijn gebaseerd op vier elementen, die van elkaar afhangen:
de productie van kennis, voornamelijk door wetenschappelijk onderzoek; de overdracht ervan via onderwijs en opleiding; de verspreiding van kennis met behulp van de informatie- en communicatietechnologieën;
toepassing van kennis d.m.v. technologische innovatie.

Het unieke van universiteiten is dat zij aan al deze processen deelnemen via de sleutelrol die zij spelen op de het gebied van onderzoek en toepassing van de resultaten ervan. Dat is ten dele te danken aan industriële toepassingen en spin-offs die het gevolg zijn van marktgerichte universitaire activiteiten; onderwijs en opleiding, met name van onderzoekers, en regionale en plaatselijke ontwikkeling, waartoe zich in grote mate kunnen bijdragen.

Uitnodiging tot een debat met de universiteiten en overheden

De mededeling wijst op een aantal gebieden waar overleg en ingrijpen nodig is en stelt een aantal vragen aan de orde, zoals: hoe voldoende en duurzame middelen kunnen worden gevonden voor universiteiten en hoe deze middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden besteed;
hoe autonomie en professionalisme op management- en academisch gebied kunnen worden gegarandeerd;
hoe voldoende middelen kunnen worden besteed aan het bereiken van een topniveau ("excellence"), en hoe de voorwaarden kunnen worden geschapen waaronder de universiteiten dit niveau kunnen bereiken en uitbouwen;
hoe wij de universiteiten beter kunnen laten bijdragen tot de plaatselijke en regionale behoeften en strategieën; hoe wij, via al deze gebieden, de samenhangende, op elkaar afgestemde en concurrerende Europese ruimte van hoger onderwijs tot stand kunnen brengen waartoe de verklaring van Bologna oproept; en hoe de totstandkoming van een Europese onderzoekruimte, die de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 tot doelstelling had uitgeroepen, kan worden bevorderd.

De volgende stap

Tijdens de zomer van 2003 zal de Commissie een stand van zaken van dit debat opmaken met het oog op de topontmoeting van de Europese ministers van hoger onderwijs die in september in Berlijn plaatsvindt. De ministers van onderwijs en onderzoek zullen dan geschikte initiatieven onderzoeken.

Bijlage

Europese universiteiten: onvoldoende middelen

De lidstaten besteden gemiddeld 5% van hun BBP aan overheidsuitgaven voor onderwijs in het algemeen. Dat cijfer is vergelijkbaar met dat van de Verenigde Staten en ligt hoger dan dat van Japan (3,5%). De afgelopen jaren zijn de overheidsuitgaven in Europa echter niet in dezelfde mate als het BBP gestegen; het afgelopen decennium zijn zij zelfs gedaald. De totale uitgaven voor het hoger onderwijs alleen zijn in geen enkele lidstaat in verhouding tot de toename van het aantal studenten gestegen. Zo is een aanzienlijke kloof met de Verenigde Staten ontstaan. In de Unie wordt 1,1% van het BBP aan hoger onderwijs uitgegeven, tegen 2,3%, meer dan het dubbele, in de Verenigde Staten. Deze kloof is voornamelijk te verklaren door de geringe particuliere financiering van het hoger onderwijs in Europa, die voornamelijk van de gezinnen komt. Deze telt namelijk slechts voor 0,2% van het Europees BBP, tegen 0,6% in Japan en 1,2% in de Verenigde Staten.

Alles bij elkaar beschikken de Amerikaanse universiteiten over veel grotere middelen dan de Europese - gemiddeld twee- tot vijfmaal meer per student. Dit verschil is ten dele te verklaren door de bijdragen die de studenten, waaronder vele buitenlandse studenten, zelf betalen. Toch ontvangen de Amerikaanse universiteiten meer overheidsmiddelen, onder andere via kredieten voor onderzoek en defensie, alsmede aanzienlijke particuliere financiering, met name voor fundamenteel onderzoek, afkomstig van het bedrijfsleven en van liefdadige stichtingen. De grote particuliere onderzoekuniversiteiten beschikken bovendien over een aanzienlijk patrimonium dat zij geleidelijk aan via particuliere giften, met name van verenigingen van afgestudeerden, hebben verzameld.

De nog verslechterende onderfinanciering van de Europese universiteiten tast hun vermogen aan om de beste talenten te behouden en aan te trekken en het topniveau van hun onderzoek- en opleidingsactiviteiten te versterken(1)
. Aangezien het weinig waarschijnlijk is dat deze groeiende kloof met extra openbare middelen alleen kan worden gedicht, moeten mogelijkheden worden gezocht om de inkomsten van de universiteiten te verbeteren en te diversifiëren. De Commissie is voornemens onderzoek te verrichten naar de financiering van de Europese universiteiten teneinde de belangrijkste tendensen op dit gebied te analyseren en voorbeelden van goede praktijken te verzamelen.

Op de Europese top van Barcelona in maart 2002 heeft de Unie zich tot doel gesteld de Europese inspanningen van onderzoek op te voeren tot 3% van het BBP(2)
. Dit betekent een bijzondere inspanning inzake personele middelen voor onderzoek, ook in de universiteiten.

Nadere inlichtingen vindt u op de volgende website(s):

http://europa.eu.int/comm/education/education_fr.html

http://europa.eu.int/comm/research/consultations/list_en.html

(1)
Enkele elementen ter stimulering van het beraad en de discussie over het vraagstuk van de financiering van de universiteiten worden door de commissie voorgesteld in haar mededelingen "Efficiënt investeren in onderwijs en opleiding: een noodzaak voor Europa" (COM(2002) 779 van 10 januari 2003) en "Meer onderzoek voor Europa - Op weg naar 3% van het BBP" (COM(2002) 499 van 11.9.2002).

(2)
Europese commissie, mededeling "Meer onderzoek voor Europa - Op weg naar 3% van het BBP" (COM(2002) 499 van 11.9.2002).