Ministerie van Buitenlandse Zaken

1 Inleiding
2 Vertrouwen
2.1 Nakomen van afspraken (Europees én nationaal)
2.2 Denken op de lange termijn
3 Werk
3.1 Werkgelegenheid
3.2 Onderwijs en scholing
3.3 Sociale zekerheid
4 Ondernemerschap, kennis en innovatie
4.1 Kennis en innovatie
4.2 Ondernemers en markt

1 Inleiding
Nederland hecht aan de Lissabonstrategie. Welvaart en welzijn van alle burgers verbeteren als de EU haar doelstelling verwezenlijkt in 2010: "- de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, die in staat is tot duurzame economische groei, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang."

Het belang van de Lissabonstrategie reikt verder. Zij is de gemeenschappelijke visie op het hele sociaal-economische beleid. Door de EMU en de interne markt zijn de economieën van de lidstaten sterk met elkaar verweven. Het beleid van een lidstaat heeft directe effecten in de buurlanden. Tegelijkertijd zijn de lidstaten zelf het beste in staat hun eigen economie in te richten. De Lissabonstrategie overbrugt dit spanningsveld: zij laat de lidstaten vrij een eigen economisch beleid te voeren maar spoort hen wel aan dit beleid zo goed mogelijk te maken.

Vanwege het huidige economische klimaat legt Nederland nadruk op de economische dimensie. De vooruitzichten zijn niet bemoedigend. Herstel van duurzame economische groei moet nu voorop staan. Stijging van de arbeidsproductiviteit is daartoe de sleutel. Dit bepaalt de keuze voor de drie thema's van dit standpunt:


- vertrouwen;

- werk;

- ondernemerschap, kennis en innovatie.

Onderzoek (de ontwikkeling van kennis), onderwijs (de overdracht van kennis) en innovatie (de toepassing van kennis) lopen als rode draden door deze thema's. In onze moderne economie is kennis hét middel om de arbeidsproductiviteit te vergroten.

De nadruk op herstel van de economische groei mag er niet toe leiden dat sociaal beleid, milieu en duurzaamheid ondersneeuwen. Nederland is en blijft ervan overtuigd dat de Lissabondoelstelling alleen te bereiken is met voortgang op alle terreinen van de strategie.

De Europese Voorjaarsraad moet zorgen voor actie. Op Europees niveau moet hij resterende knelpunten uit de weg ruimen. Nog belangrijker is dat hij de lidstaten aanspoort hun nationale beleid te verbeteren. Als de lidstaten hun inspanningen op het huidige niveau houden, is de Lissabondoelstelling buiten bereik. Het tempo moet omhoog.

Die aansporing geldt ook voor Nederland. Om een toonaangevende rol te blijven spelen, zal Nederland zijn streven waar moeten maken bij de kopgroep te horen. Ook nationaal moet het huiswerk worden gedaan. Nederland zal in de komende periode bezien hoe het zijn beleid kan verbeteren. De punten waar het slecht presteert verdienen bijzondere aandacht.

De conceptuele fase van de Lissabonstrategie is afgerond. Het komt nu aan op uitvoering van de maatregelen, waarin de sociale partners hun eigen rol spelen. Implementatie is dan ook de leidraad van dit Nederlandse standpunt. De tijd dringt.

2 Vertrouwen
Het moderne beleid van de Lissabonstrategie schept een omgeving die economische groei bevordert. De groei zal echter alleen optreden als burgers, bedrijven en beurzen erop kunnen vertrouwen dat de lidstaten hun Europese én nationale afspraken nakomen. Economisch herstel stoelt immers op vertrouwen, ook in de overheid.

2.1 Nakomen van afspraken (Europees én nationaal)
Zoals blijkt uit de bijlage ligt de Europese uitvoering van de Lissabonstrategie grotendeels op schema. De Unie heeft belangrijke resultaten geboekt bij de liberalisering van energiemarkten, het gemeenschappelijke luchtruim, de modernisering van het mededingingsbeleid en eEuropa. Problemen zijn er echter ook. De trage besluitvorming over het tweede spoorpakket is hiervan een voorbeeld. Maar vooral het falen van de lidstaten een oplossing te vinden voor het gemeenschapsoctrooi roept terecht kritische vragen op.

Belangrijker nog is dat de lidstaten hun toezeggingen in de Europese Raad ook op nationaal niveau gestand doen. Benchmarking is een effectief instrument om de lidstaten daartoe aan te sporen. Nederland heeft grote waardering voor het voorjaarsrapport waarin de Commissie goed en slecht presterende lidstaten bij naam noemt. De uitstekende prestaties van de Scandinavische lidstaten springen in het oog. Er blijkt een relatie tussen hun hoge scores en de mate waarin zij de Lissabonaanbevelingen hebben uitgevoerd. Er is nauwelijks een betere aansporing denkbaar voor de andere lidstaten om hun beleid te toetsen aan dat van de Lissabonstrategie. Dit pleit voor een actieve voortzetting van de benchmarking. Hiervoor zijn kwalitatief goede indicatoren nodig.

Bij het nakomen van afspraken is uiteraard ook een snelle en volledige implementatie van Europese richtlijnen van groot belang.

Gezond macro-economisch beleid is de basis van het economische herstel. Er zijn geen eenvoudige formules. Het afgelopen jaar zijn er teveel vragen gesteld bij het stabiliteits- en groeipact. Nederland acht dit onwenselijk. Het pact staat: een hernieuwde committering door de Europese Voorjaarsraad is onnodig. Er mag geen twijfel kunnen bestaan aan de verplichting die de lidstaten op zich hebben genomen om een gezond begrotingsbeleid te voeren. Nederland staat voor een strikte uitvoering van het pact, ook wanneer dat forse inspanningen vergt. Het verwacht dat de Commissievoorstellen, die de regels van het pact verduidelijken, de lidstaten aanzetten tot verdere sanering van hun financiën. Voor tijdelijke verslechteringen van het overheidssaldo is geen ruimte zolang de begroting niet nabij evenwicht of in overschot is.

Binnenkort zal de Unie tien nieuwe leden hebben. De meeste van deze landen hebben een ingrijpende transformatie doorlopen. Vaak zijn zij nog ver verwijderd van de Lissabondoelstellingen. Niettemin reiken zij ook voorbeelden aan voor de huidige lidstaten. Opvallend zijn hun goede prestaties op punten als het niveau van de publieke investeringen in R&D. Het is daarom in ieders belang dat de nieuwe lidstaten zo snel mogelijk als gelijkwaardige partners in de Lissabonstrategie deelnemen.

Op Europees niveau streeft Nederland naar:
Ø een oplossing voor het gemeenschapsoctrooi voor de aanstaande Europese Voorjaarsraad Ø vertaling van de benchmarking en de best practices uit het voorjaarsrapport in duidelijke aanbevelingen in de globale richtsnoeren en de werkgelegenheidsrichtsnoeren om het effect ervan te vergroten Ø gelijkwaardige betrokkenheid van de kandidaat-lidstaten in de Lissabonstrategie Ø snelle besluitvorming over het tweede spoorpakket

Op nationaal niveau:
Ø expliciete toetsing (en waarnodig aanpassing) door de lidstaten van hun sociaal-economisch en milieubeleid aan de Lissabonstrategie om de doelstelling te bereiken Ø snelle en volledige implementatie van Europese richtlijnen in nationale wetgeving

2.2 Denken op de lange termijn
Actuele economische en politieke ontwikkelingen mogen niet verhinderen dat de Europese Voorjaarsraad verder kijkt dan de korte termijn. Zijn besluiten moeten in overeenstemming zijn met langetermijndoelstellingen van de Lissabonstrategie voor haar drie dimensies: economie, sociaal beleid en milieu.

Het is daarom goed dat de belangrijkste sociaal-economische ontwikkeling in Europa, de vergrijzing, definitief een plaats heeft gekregen in de Lissabonstrategie. Nederland meent de Europese Voorjaarsraad aandacht moet geven aan dit onderwerp. De lidstaten moeten de Europese pensioenstrategie voortzetten: de financiële houdbaarheid versterken, het draagvlak vergroten, de sociale houdbaarheid garanderen en de pensioenstelsels moderniseren. Vermindering van de overheidsschuld is daarvoor essentieel. Meer ouderen moeten langer blijven werken, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van vervroegde pensionering te beperken en het aantrekkelijker te maken om na de pensioengerechtigde leeftijd door te werken. De Europese discussie over de gevolgen van de vergrijzing op de zorgstelsels begint nog maar pas. Nederland acht ook deze discussie van groot belang.

Economische groei die ten koste gaat van het milieu is niet duurzaam. Daarom moeten milieukosten beter tot uiting komen in de prijs van goederen en diensten. Subsidies die niet-duurzame economische activiteit stimuleren, moeten worden afgeschaft. Duurzame productie beklijft beter als er een markt is voor haar producten ('duurzame consumptie'). Belastingen kunnen worden ingezet om milieudoelstellingen tot stand te brengen wanneer dat effectief is. Innovatie kan bijdragen aan ontkoppeling van economische groei en milieuverontreiniging, waarbij tegelijkertijd de economische ontwikkeling wordt gestimuleerd. Verbetering van het milieu heeft ook economische voordelen. Er zijn nieuwe markten voor milieutechnologische producten en milieudiensten.

Nederland meent dat de langetermijnvisie ook naar voren moet komen in de externe dimensie van de Lissabonstrategie. De Unie moet haar internationale verplichtingen respecteren, waaronder die uit Doha, Monterrey en Johannesburg. Nederland pleit daarom voor maatregelen voor: maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzame en eerlijke handel en de verwezenlijking van de 0,7%-ODA-doelstelling.

Op Europees niveau streeft Nederland naar:
Ø voortdurende aandacht voor vergrijzing in de Lissabonstrategie Ø voortzetting van de open coördinatie van pensioenbeleid Ø totstandkoming van de richtlijn voor energiebelasting Ø aanname van het actieplan voor milieutechnologie Ø ontwikkeling van ontkoppelingsdoelstellingen
Ø afbouw van niet-duurzame subsidies

Op nationaal niveau:
Ø vermindering van de overheidsschuld
Ø verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen Ø vervroegde uittredingsregelingen omzetten in prepensioen en levensloopregelingen

3 Werk
Werkgelegenheidsgroei helpt de samenleving de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Zij draagt bij aan de instandhouding van socialezekerheidsstelsels en bevordert de sociale samenhang.

3.1 Werkgelegenheid
De werkgelegenheidsstrategie is gericht op modern arbeidsmarktbeleid. Sinds haar begin is de structurele werkloosheid fors gedaald in vrijwel alle lidstaten. De sluitende aanpak is gemeengoed geworden. De vooruitgang is echter onvoldoende. De lidstaten moeten ervan doordrongen raken dat zij hun inspanningen moeten vergroten om de Lissabondoelstellingen voor de werkgelegenheid te halen.

De Europese Voorjaarsraad zal prioriteiten stellen voor de komende drie jaar voor de werkgelegenheidsstrategie. Nederland meent dat de nadruk moet liggen op:


- verhoging van de arbeidsparticipatie in het algemeen, en van vrouwen en ouderen in het bijzonder;
- een grotere arbeidsproductiviteit door modernisering van de arbeidsorganisatie en betere scholing van werknemers; en
- activerend sociaal beleid (werk lonend maken).
Speciale aandacht vraagt Nederland voor structurele hervormingen van de arbeidsmarkten. Aangezien de (structurele) werkloosheid in veel lidstaten nog te hoog is, moeten structurele hervormingen een belangrijke prioriteit worden van de Europese werkgelegenheidsstrategie. De arbeidsmarkten moeten beter aansluiten op nieuwe vormen van werk. Het uitgangspunt daarbij is dat nieuwe flexibiliteit moet samengaan met nieuwe zekerheden. Investeren in mensen schept zo'n zekerheid.

De werkgelegenheidsstrategie moet resultaat afwerpen. Nederland meent daarom dat de afstemming van het werkgelegenheids- en sociaal beleid versterkt moet worden. Dit kan door de benchmarking te richten op de hoofdpunten van de werkgelegenheidsstrategie en op de implementatie van beleid. Hierbij zijn streefcijfers een nuttig hulpmiddel. Wel moet het aantal streefcijfers beperkt worden gehouden.

Nederland vraagt aandacht voor de arbeidsproductiviteit in de collectieve sector. Haar directe bijdrage aan de totale arbeidsproductiviteit is ongeveer eenderde deel. Hier geldt bij uitstek dat slimmer werken leidt tot innovatieve dienstverlening.

Op Europees niveau streeft Nederland naar:
Ø vaststelling middellangetermijndoelen voor de werkgelegenheidsstrategie Ø versterking van de benchmarking en peer pressure en meer aandacht voor de aanbevelingen aan de lidstaten Ø meer nadruk op de uitvoering van de richtsnoeren en landenspecifieke aanbevelingen Ø een impuls aan de discussie over structurele hervorming van arbeidsmarkten

Op nationaal niveau:
Ø goede implementatie van de werkgelegenheidsstrategie Ø verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen Ø verkleining van de armoedeval
Ø vermindering van het aantal arbeidsongeschikten
Ø grotere arbeidsproductiviteit door een moderne arbeidsorganisatie en beter geschoolde werknemers

3.2 Onderwijs en scholing
Onderwijs en scholing zijn essentiële elementen van het werkgelegenheidsbeleid. Groei van de productiviteit zorgt immers voor economische groei. Scholing verdient daarom blijvende aandacht. Zij mag niet verslappen in tijden van economische tegenwind. Niet voor niets heeft de Europese Raad van Lissabon de lidstaten opgeroepen hun uitgaven aan menselijk kapitaal (human capital) te vergroten. Nederland meent dat vergroting van de effectiviteit van bestaande publieke investeringen daarbij een belangrijke rol moeten spelen.

Investeringen in menselijk kapitaal moeten beginnen in het basisonderwijs. Aandacht voor alle vormen van onderwijs is echter nodig. Zo is er een groot tekort aan hoogopgeleide kenniswerkers uit de bètawetenschappen. Het rendement van onderwijs kan hoger. Zo zijn er teveel uitvallers uit het beroepsonderwijs. De aansluiting tussen scholen en bedrijven kan beter. Leren houdt niet op bij de schoolpoort. Deelname aan scholing en levenslang leren moet omhoog.

Na een moeizame start, komt de samenwerking tussen de lidstaten bij onderwijs van de grond. De afgelopen periode heeft Nederland een voortrekkersrol gespeeld. Nederland zal de open coördinatie van onderwijs actief blijven steunen.

Op Europees niveau streeft Nederland naar:
Ø verder gaan met de uitvoering van het actieplan over de doelstelling op de lange termijn voor onderwijssystemen Ø aandacht voor de grote tekorten aan hoogopgeleide kenniswerkers Ø erkenning van elders verworven competenties

Op nationaal niveau:
Ø halvering van het aantal vroegtijdige schoolverlaters in de periode 2000 tot 2010 Ø meer afgestudeerden in exacte en technische vakken Ø betere aansluiting tussen het (wetenschappelijke) onderwijs en het bedrijfsleven Ø kwalitatief beter beroepsonderwijs en minder uitval

3.3 Sociale zekerheid
Werk is de beste methode van sociale insluiting. De stelsels van sociale zekerheid in Europa moeten worden gemoderniseerd. Zij bevatten vaak te weinig prikkels voor mensen die kunnen werken om weer aan het werk te gaan. Zij houden onvoldoende rekening met moderne arbeidsvormen en zijn niet toegerust op de snelle vergrijzing die voor de deur staat. Bij de modernisering is evenwicht nodig tussen kwaliteit en (financiële) houdbaarheid

De sociale samenhang verdient aandacht, zeker nu de werkloosheid stijgt. Er is veel vraag naar hoogopgeleiden en weinig naar laagopgeleiden. Ook degenen die niet kunnen werken verdienen voldoende sociale zekerheid. Het gaat daarbij niet alleen om inkomen maar ook om deelname aan onderwijs, het maatschappelijk leven en een betere toegang tot de arbeidsmarkt. Maatwerk is hierbij van groot belang.

De lidstaten vergelijken hun beleid op vier onderwerpen van sociale zekerheid. Bij de open coördinatie van pensioenen en sociale insluiting is al veel bereikt; de open coördinatie van gezondheidszorg en 'werk lonend maken' is nog niet begonnen. Nederland hecht belang aan de samenhang tussen deze vier onderwerpen, onverlet hun bijzondere karakter. Dit kan bijdragen aan een doeltreffender en minder bureaucratische aanpak, minder papier en grotere aandacht voor de resultaten. Nederland hecht sterk aan een evenwichtige beoordeling van de financiële en sociale houdbaarheid van pensioenstelsels.

Op Europees niveau streeft Nederland naar:
Ø doorgaan met de open coördinatie ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting Ø ontwikkelen van de open coördinatie van beleid tegen de armoedeval Ø modernisering van socialezekerheidsstelsels om hen beter te laten aansluiten op moderne vormen van werk

Op nationaal niveau:
Ø een sterkere sociale samenhang door betere toegang tot de arbeidsmarkt, en deelname aan het maatschappelijke leven

4 Ondernemerschap, kennis en innovatie
Economische groei in Europa kan en moet beter. Daarvoor zijn structurele verbetering nodig. De groei van de arbeidsproductiviteit moet omhoog. Zo doet Europa onvoldoende aan innovatie. Kennis blijft onderbenut. Educatie is een belangrijke voorwaarde voor innovatie. Ondernemers en kennisinstellingen moeten hier gezamenlijk optrekken.

4.1 Kennis en innovatie
Er is een 'Europese paradox': ondanks dat zijn onderzoek van wereldklasse is, is Europa maar zeer beperkt in staat dat onderzoek te vertalen in innovatieve producten en diensten. Voordat Europa de vruchten kan plukken van een kenniseconomie, zal het eerst deze paradox moeten oplossen. Ter voorbereiding op de Europese Raad van Barcelona (maart 2002) hebben Nederland en het VK gepleit voor een Europese onderzoeks- en innovatieruimte. In Barcelona is besloten tot een stijging van de R&D-uitgaven naar 3% van het BBP, waarvan tweederde deel uit het bedrijfsleven moet komen. Dit alleen is echter niet voldoende. Ook zijn institutionele veranderingen nodig om de Europese paradox aan te pakken. Bestaande en nieuwe investeringen in R&D in Europa moeten erop zijn gericht de economische en maatschappelijke voordelen van kennis te vergroten. Hierbij speelt ook een rol dat kennis en innovatie bijdragen aan duurzame ontwikkeling, door de overgang naar duurzame productie en consumptie te bevorderen.

Lidstaten moeten hun investeringen in kennis meer richten op de opbouw van vaardigheden, R&D en bevordering van ICT-gebruik. Effectiever gebruik van publieke middelen verdient daarbij bijzondere aandacht. Extra publieke uitgaven in R&D moeten ook gericht zijn op stimulering van private R&D-uitgaven, publiek-private samenwerking en bevordering van internationale samenwerking. Natuurlijk ligt hier vooral een taak voor bedrijven zelf. In een innovatieve omgeving zijn zij degenen die in actie moeten komen.

De lidstaten moeten het klimaat voor doorbraaktechnologieën drastisch verbeteren, onder andere via de uitvoering van de actieplannen voor levenswetenschappen en milieutechnologie. Daarbij draait het niet alleen om geld en onderzoek. Ook moeten de lidstaten clustervorming beter mogelijk maken tussen de technische en wetenschappelijke wereld, het bedrijfsleven, de wetgevers en de kapitaalverschaffers. Een strategische agenda voor doorbraaktechnologieën is nodig. Dit moet het wezen zijn van een nieuw Europees innovatief ondernemersbeleid. De huidige impasse bij het gemeenschapsoctrooi moet nu worden doorbroken.

ICT speelt een belangrijke rol in de kenniseconomie. De bijdrage van ICT aan groei en productiviteit is hoog. ICT heeft bovendien een positieve uitwerking op de sociale samenhang. Nederland pleit daarom voor een snelle uitvoering van het 'Actieplan eEuropa 2005'.

Er is een malaise in de telecomsector. Nederland keert zich tegen oneigenlijke steunacties, op nationaal en op Europees niveau. De lidstaten moeten er nu voor waken hun nationale favorieten te begunstigen: het uitgangspunt van een level playing field moet ook in de telecomsector worden gewaarborgd.

Op Europees niveau streeft Nederland naar:
Ø open coördinatie van onderzoek en innovatie (waaronder een Europese onderzoeks- en innovatieruimte) Ø verwezenlijking van de 3%-doelstelling voor R&D Ø effectiever gebruik van de publieke middelen (stimulering van private investeringen, publiek-private samenwerking en internationale samenwerking) Ø onmiddellijke besluitvorming over het gemeenschapsoctrooi Ø uitvoering van het 'Actieplan eEuropa'

Op nationaal niveau:
Ø inzet van extra publieke R&D-uitgaven op stimulering van private R&D-uitgaven, publiek-private samenwerking en bevordering van de internationale samenwerking Ø wisselwerking tussen publieke kennisinstellingen en het bedrijfsleven versterken onder andere door gerichtheid op doorbraaktechnologieën Ø een innovatieakkoord met de sociale partners
Ø snelle implementatie van de nieuwe communicatieregelgeving, een kwaliteitsmonitor telecom, breedbandinitiatieven voor glasvezelnetwerk overheid, ontwikkeling elektronische diensten bij de overheid, gezondheidszorg, scholen en bedrijven Ø effectievere overheid door de hervorming van subsidie-instrumenten

4.2 Ondernemers en markt
Ondernemers spelen een onontbeerlijke rol in de Lissabonstrategie. Zij zorgen voor economische groei en werkgelegenheid. Zonder hen kan innovatie niet van de grond komen. Het voortdurende grote verschil in het ondernemersklimaat tussen Europa en de Verenigde Staten baart daarom zorgen. De Europese tekortkomingen liggen zowel in het 'harde ondernemersklimaat' (de regelgeving) als in het 'zachte ondernemersklimaat' (de maatschappelijke waardering voor ondernemers).

De interne markt heeft het ondernemersklimaat in Europa verbeterd. Onlangs heeft de Unie stilgestaan bij het tienjarige bestaan ervan. Er is veel bereikt: het vrije verkeer van personen, goederen en diensten is een gegeven. Toch blijven er nog te veel belemmeringen. Dat ligt voor een deel aan implementatieachterstanden, wetgevings- en uitvoeringsproblemen, zoals het omzettingsdeficit (waar ook Nederland zich schuldig aan maakt) aantoont. Deels betreft ook het sectoren waar de regelgeving nog in onderhandeling is: netwerksectoren en financiële diensten. Nederland wil een snelle uitvoering van het 'Actieplan financiële diensten' en uitbreiding van de Lamfalussy-procedure. Tenslotte is er nog onontgonnen terrein: de interne markt voor diensten. Nederland meent dat Europa daar snel actie moet nemen. Nieuwe regels voor diensten van algemeen belang mogen liberaliseringen niet onnodig dwarsbomen.

Ondernemers worden gehinderd door een teveel aan regels, zowel nationaal als Europees. Op Europees niveau wil Nederland snelle uitvoering van het 'Actieplan kwaliteit van regelgeving'. Dit moet leiden tot een stelselmatige beoordeling van nieuwe regels en tot een vereenvoudiging van bestaande Europese wetgeving. De Unie is zich echter maar beperkt bewust van de gevolgen van Europese regels op bedrijven. In Nederland toetst een onafhankelijk adviesorgaan (Actal) alle nieuwe regelgeving op de administratieve lasten voor bedrijven. Dit zou als voorbeeld kunnen dienen voor een Europese aanpak.

Verbetering van het zachte ondernemersklimaat is moeilijker. Lidstaten moeten vooral nagaan wat zij zelf kunnen doen. Zo kunnen studenten worden gestimuleerd tijdens hun studie (meer) aandacht te besteden aan ondernemerschap. De maatschappelijke waardering voor ondernemerschap ligt voor een belangrijk deel in handen van de bedrijven zelf. Maatschappelijk verantwoord ondernemen speelt daarom een belangrijke rol. Ook de mededeling over industriebeleid in een uitgebreide unie zijn hierbij nuttig.

Het MKB is de ruggengraat van ondernemerschap. Meer nog dan grote bedrijven komen kleinere ondernemingen problemen tegen, zoals te gedetailleerde regels, beperkte toegang tot kapitaal en een hoge administratieve lastendruk. Europa probeert het ondernemersklimaat voor het MKB te verbeteren, onder andere met het groenboek over ondernemerschap. De lidstaten kunnen eraan bijdragen door werk te maken van de uitvoering van het 'Handvest voor kleine bedrijven'. De Unie moet kleine bedrijven effectiever ondersteunen om de mogelijkheden uit het zesde kaderprogramma beter te benutten, zodat de hiervoor beschikbare instrumenten en middelen maximaal ingezet kunnen worden.

Het belang van vertrouwen in de financiële markten is groot. De Europese Unie kan eraan bijdragen door maatregelen te treffen die voorkomen dat de boekhoudschandalen van afgelopen zomer nogmaals kunnen optreden. Het rapport van prof. De Winter over ondernemingsbestuur biedt hiervoor aanknopingspunten.

Op Europees niveau streeft Nederland naar:
Ø tijdige uitvoering van het 'Actieplan financiële diensten' Ø snelle uitbreiding van de Lamfalussy-procedure naar banken, verzekeraars en financiële conglomeraten (voor juli 2003) Ø aanname van het actieplan voor ondernemingsbestuur uiterlijk april 2003 Ø snelle totstandkoming van een interinstitutioneel akkoord over betere regelgeving

Op nationaal niveau:
Ø daadwerkelijke implementatie van het 'Handvest voor kleine bedrijven'

Dit standpunt richt zich op de behandeling van de Lissabonstrategie tijdens de Europese Voorjaarsraad. Bij de opstelling ervan is gebruik gemaakt van het CEC-advies voor de Voorjaarstop 2003 "De Lissabon-strategie realiseren". Dit advies is als bijlage een integraal onderdeel van het standpunt.

===