OPTA
Openbare versie 1
BESLUIT inzake geschil WorldCom KPN Telecom, interne doorbekabeling
OPTA/G.63.02/2003/200584
14 februari 2003
Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college)
op grond van artikel 6.3, eerste lid, juncto artikel 6.10, tweede lid van de Telecommunicatiewet (hierna:
Tw), juncto de Verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad inzake
ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (hierna: de Verordening)1 in het geschil tussen
MCI WorldCom B.V. (hierna: WorldCom), aanvrager,
en anderzijds,
KPN Telecom B.V. (hierna: KPN), verweerder, gemachtigde: mr. P.V. Eijsvoogel
Geschil
1. Het college stelt op aanvraag van WorldCom regels vast tussen WorldCom en KPN met betrekking tot
het maken van een fysieke koppeling tussen de apparatuur van WorldCom en de apparatuur van een
andere aanbieder, welke beide op een KPN lokatie zijn opgesteld.
2. Bij interne doorbekabeling van apparatuur van collocerende aanbieders kan een onderscheid worden
gemaakt tussen (a) het koppelen van apparatuur van twee collocerende aanbieders die zich in een en
dezelfde ruimte bevinden en (b) het koppelen van apparatuur van twee collocerende aanbieders die
zich in verschillende ruimten van dezelfde KPN lokatie bevinden. Intern doorbekabelen speelt een rol
bij diverse diensten waarbij het nodig is dat een aanbieder zijn apparatuur in een KPN ruimte
colloceert, onder meer om backhaul2 diensten aan derden te kunnen leveren. Hierbij valt te denken
aan ontbundelde toegang tot het aansluitnet, interconnecterende huurlijnen, lokale interconnectie,
etc. Het geschil spitst zich toe op de financiële voorwaarden van de onder (b) genoemde variant,
hierna te noemen interne doorbekabeling.
Procedure
3. In een voorlopig oordeel d.d. 27 maart 2002 (kenmerk: OPTA/IBT/2002/200741, hierna: het
voorlopig oordeel) heeft het college over het onderwerp interne doorbekabeling een standpunt
ingenomen met het oog op het voorkomen van formele procedures. Het voorlopig oordeel heeft
evenwel niet tot een dergelijk resultaat geleid. Een handhavingsverzoek d.d. 15 oktober 2002 heeft
WorldCom vervolgens omgevormd tot de aanvraag om beslechting van het geschil d.d. 5 november
2002, (hierna: de aanvraag). Het college heeft met toepassing van de vereenvoudigde procedure, een
besluit genomen na kennisneming van de schriftelijke zienswijze van KPN (artt. 10 en 11
Procedureregeling Geschillen OPTA).
Juridisch kader
4. Artikel 2, sub i van de Verordening definieert bijbehorende faciliteiten als volgt: : "de faciliteiten die
behoren bij het verlenen van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, met name collocatie,
aansluitingskabels en de relevante informatietechnologiesystemen, waartoe een ontvanger toegang
moet hebben om onder billijke concurrentievoorwaarden de diensten te kunnen verlenen." Artikel 3,
lid 3 van de Verordening verplicht de aangemelde exploitanten ontbundelde toegang tot het
aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten aan te rekenen op basis van kosten.
1 PbEG L 336/4
2 Faciliteiten ten behoeve van het aansluiten van apparatuur op externe netwerken.
Openbare versie 2
5. Artikel 4, lid 5 van de Verordening stelt dat geschillen tussen ondernemingen in verband met kwesties die onder de Verordening vallen, worden beslecht volgens de overeenkomstig Richtlijn 97/33/EG vastgestelde nationale procedures en met spoed en op snelle, billijke en transparante wijze afgedaan. Op grond van de geschilbeslechtende bevoegdheid van het college in artikel 6.3, lid 1 van de Tw is het college bevoegd de regels vast te stellen die tussen partijen zullen gelden.
6. De Independent Regulators Group (IRG)3 is op 24 november 2000 een aantal gemeenschappelijke beginselen voor de uitvoering van de Verordening overeengekomen, de zogenaamde Principles of implementation and best practice regarding LLU (hierna: de PIBs).4 Hierin is de volgende passage opgenomen met betrekking tot interne doorbekabeling ten behoeve van de backhaul diensten.
"Transmission and backhaul services: The beneficiaries will need to connect the equipment in their collocation space to their core networks (a process referred to as backhaul). Backhaul describes the link that is used to connect an access site and the connection point within the beneficiary' s network or the connection of one access site and another access site. The beneficiaries should be able to either request backhaul from the notified operator at all adequate ranges of bandwidth requested or to provide their own backhaul. In the latter case, the notified operator should provide a pull-through and routing service to enable the beneficiaries fibre to reach its collocation space. The notified operator should also provide access to its duct space.
The beneficiaries may also wish to choose an alternative supplier to the notified operator for
backhaul (including the possibility of sharing backhaul with an alternative supplier) and, if this
supplier collocates in the same site, they should be able to make the connection within the
collocation site. In this case, the notified operator should permit the installation and use of the
necessary equipment in the collocation sites and of the necessary cables on the notified operator' s
premises."
7. Zoals in het "Oordeel inzake het referentieaanbod voor de ontbundelde toegang tot het aansluitnet
en bijbehorende faciliteiten" van 29 juni 2001 reeds is gesteld heeft het college de PIBs expliciet
onderschreven en gepubliceerd, hetgeen betekent dat de PIBs zijn op te vatten als beleidsregels die
door het college en zijn collega-toezichthouders in Europa in acht zullen worden genomen bij de
uitvoering van de Verordening.
8. Het college heeft "Richtsnoeren over collocatie en eenmalige kosten met betrekking tot toegang tot
de aansluitlijn" d.d. 20 december 2000 (kenmerk: OPTA/IBT/2000/203357, hierna: de richtsnoeren)
vastgesteld op basis van de artikelen 6.9 jo. 6.3, 6.5 en 6.6 van de Tw, respectievelijk van de
Verordening.
9. In de richtsnoeren is onder randnummer 13 bepaald: "KPN dient collocerende aanbieders de vrijheid
te bieden hun apparatuur onderling te interconnecteren en/of elkaar diensten te verlenen. Ook
mogen aanbieders faciliteiten ten behoeve van het aansluiten van hun apparatuur op externe
netwerken gezamenlijk gebruiken." Dit herhaalt het college op p. 52 en 53 van het oordeel van 28
juni 2001 over het referentie aanbod van KPN voor ontbundelde toegang tot het aansluitnet."
10. Onder randnummer 21 van de richtsnoeren wordt gesteld: "KPN dient eveneens in te gaan op redelijke verzoeken van aanbieders om additionele, en niet in een referentieaanbod of een in het bovenstaande weergegeven minimale lijst opgenomen, faciliteiten en/of diensten."
11. Onder randnummer 28 van de richtsnoeren wordt vervolgens gesteld: "De door KPN ten behoeve van het realiseren van collocatie gemaakte kosten dienen op basis van het principe van kostenoriëntatie aan de collocerende partijen te worden doorberekend. Hierbij geldt als algemeen uitgangspunt dat door KPN gemaakte kosten niet meer dan eens mogen worden goedgemaakt. Tevens dienen de aan deze kosten ten grondslag liggende activiteiten en faciliteiten zo efficiënt mogelijk te worden
3 De Europese toezichthouders werken samen in de zgn. Independent Regulators Group (IRG) 4 Gepubliceerd op 19 december 2000, zie www.opta.nl
Openbare versie 3
ondernomen respectievelijk te worden aangelegd, met als resultaat zo laag mogelijke kosten voor om toegang verzoekende aanbieders. Het college kan in voorkomende gevallen aanleiding zien de efficiëntie van deze uitgaven en kosten te toetsen aan de hand van (internationale) benchmarks."
12. Ten slotte wordt onder randnummer 35 van de richtsnoeren gesteld: "Indien KPN op verzoek van de
om toegang verzoekende aanbieder kosten maakt voor het realiseren van extra faciliteiten, mogen
deze direct met het verzoek samenhangende kosten rechtstreeks bij deze aanbieder in rekening
worden gebracht."
13. In het voorlopig oordeel heeft het college reeds het volgende standpunt ingenomen.
"Denkbaar is dat KPN, ten behoeve van het realiseren van dergelijke verbindingen, een aantal activiteiten zal dienen uit te voeren respectievelijk faciliteiten zal dienen te bieden. Ten principale geldt daarbij, conform het bovenstaande, dat KPN de daarmee verbonden kosten bij de om die activiteiten en faciliteiten verzoekende partij (éénmalig) in rekening mag brengen en dat deze zo efficiënt mogelijk worden ondernomen respectievelijk worden aangelegd.
" Het college ziet vooralsnog geen reden om aan te nemen dat het (eventueel) plaatsen van een kabel in de kabelgoot door KPN niet uiterlijk binnen één maand na een daartoe strekkend verzoek van een collocerende aanbieder kan hebben plaatsgevonden."
"Indien bovenstaand scenario onverhoopt niet bewandeld zou kunnen worden, geldt in ieder geval hetgeen onder randnummer 21 van voornoemde richtsnoeren is opgemerkt. KPN dient in te gaan op redelijke verzoeken van aanbieders om additionele, en niet in een referentieaanbod of een in de richtsnoeren weergegeven minimale lijst opgenomen, faciliteiten en/of diensten. Wanneer een aanbieder overweegt een verzoek om additionele faciliteiten en/of diensten in te dienen, kan hij KPN verzoeken om een haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheid van het realiseren respectievelijk leveren van dergelijke faciliteiten en/of diensten in of bij een specifiek centralegebouw. KPN dient de resultaten van het gevraagde haalbaarheidsonderzoek binnen één maand na het indienen van het verzoek in rapportagevorm aan de aanbieder ter beschikking te stellen."
14. Het college is op grond van artikel 6.10, lid 3 en 4 van de Tw bevoegd het systeem van
kostentoerekening voor ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten,
van KPN jaarlijks te beoordelen.
Samenvatting standpunt WorldCom
15. WorldCom heeft het college verzocht, om op grond van artikel 6.9, juncto 6.5 juncto 6.6 van de Tw en
artikel 3, lid 2 van de Verordening, de regels vast te stellen die tussen WorldCom en KPN zullen
gelden met betrekking tot het doorbekabelen in en tussen collocatieruimten en in dat verband te
bepalen dat KPN daarbij ten minste moet voldoen aan de voorwaarden zoals in het verzoek nader zijn
gespecificeerd. Daarbij is het tarief voor interne doorbekabeling met name van belang. WorldCom
verzoekt het college een voorlopig besluit te nemen indien een definitief besluit meer dan acht
weken zou vergen.
16. WorldCom neemt collocatie-diensten af bij KPN ten behoeve van ontbundelde toegang tot het
aansluitnet (ook wel: MDF-access), interconnectie en interconnecterende huurlijnen. Ten behoeve
van bepaalde vormen van dienstverlening, zoals het aanbieden van backhaul aan andere bij KPN
gecolloceerde aanbieders, is het, aldus WorldCom, noodzakelijk dat bekabeling tot stand kan worden
gebracht tussen de apparatuur van WorldCom en andere partijen die in eenzelfde ruimte of in een
andere ruimte van de desbetreffende KPN lokatie staan opgesteld.
17. WorldCom stelt dat KPN tot dusver interne doorbekabeling heeft belemmerd, onder meer door hier een zodanig tarief voor in rekening te brengen dat het voor WorldCom de facto bedrijfseconomisch onmogelijk is een dergelijke koppeling tot stand te brengen.
Openbare versie 4
18. WorldCom heeft er geen bezwaar tegen dat KPN de doorbekabeling aanlegt, onder de voorwaarde dat KPN daarbij handelt in lijn met het bepaalde bij of krachtens de Tw. WorldCom wijst evenwel het aanbod voor een "gemanagede" dienst (KPN bewaakt de verbinding, inclusief service levels), waarbij de kabels via zogenaamde meet me panels5 lopen, af. WorldCom vindt dat KPN deze dienst zo efficiënt mogelijk dient aan te bieden, tegen een kostengeoriënteerd tarief. Daarnaast betoogt WorldCom dat KPN binnen 10 werkdagen, na een daartoe strekkend verzoek, de gevraagde glas- of coax verbinding, dient aan te leggen. De tarieven die KPN voorstelt, staan volgens WorldCom niet in relatie tot de kosten die KPN maakt en zijn veel hoger dan gebruikelijk in de markt.
Samenvatting standpunt KPN
19. KPN betoogt primair dat het college van OPTA niet bevoegd is om op de aanvraag te beslissen.
Daartoe voert zij aan dat doorbekabeling in en tussen collocatieruimten niet is aan te merken als
bijzondere toegang of ontbundelde toegang. Doorbekabeling is volgens KPN ook geen bijbehorende
faciliteit, omdat dit niet voldoet aan de definitie die de Verordening daarvoor geeft. Een
bijbehorende faciliteit is alleen dat wat noodzakelijk is voor het opheffen van de asymetrie met
betrekking tot het aansluitnet en dat is interne doorbekabeling niet, aldus KPN.
20. Subsidiair voert KPN aan dat een verzoek om interne doorbekabeling niet redelijk is, omdat daarvoor
een alternatief (buitenbekabeling) bestaat.
21. Meer subsidiair stelt KPN dat de door WorldCom verlangde voorwaarden onredelijk zijn en dat KPN's
voorwaarden niet onredelijk zijn.
22. KPN staat andere partijen niet toe zelf verbindingskabels te leggen. Indien KPN de verbindingskabels
aanbrengt dient dit in een kabelgoot te gebeuren en is het gebruik van bestaande kabelgoten
efficienter dan het aanleggen van een nieuwe kabelgoot. De bestaande kabelgoten lopen via een
meet me panel van de ene collocatieruimte naar de ander. Dit is volgens KPN gebruikelijk en heeft
voordelen in verband met registratie en met opsporing van storingen. Verder voert KPN aan dat
WorldCom eerder interne doorbekabeling als gemanagede dienst heeft afgenomen.
23. Ten onrechte gaat WorldCom, aldus KPN, voorbij aan de door partijen reeds overeengekomen tarieven. Naar haar mening is de tussen partijen overeengekomen prijs zeer vergelijkbaar met een eventuele kostengeoriënteerde prijs, namelijk vergelijkbaar met een kostengeoriënteerde prijs die KPN voor een vergelijkbare dienstverlening vraagt aan afnemers van interconnecterende huurlijnen (ILL). KPN stelt dat het tarief voor het aanbrengen van een verbindingskabel uit drie componenten bestaat: 1) van de collocatieruimte naar het meet me panel, 2) de feitelijke verbinding van kabels op het meet me panel (de `patch') en 3) van het meet me panel naar de collocatieruimte.
24. Voor de levertijd van 10 weken en het in rekening brengen van een maandelijks tarief, trekt KPN
opnieuw de parallel met de aanleg van een verbinding ten behoeve van ILL (een "tiecable", hierna de
ILL tiecable te noemen). Voor de walk through procedure verwijst zij naar de collocatieovereenkomst
en voor storingsoplossing naar de door WorldCom in het geding gebrachte concept-dienstbeschrijving
Lynx Versie 0.4.
25. KPN stelt voorts over interne doorbekabeling binnen een collocatieruimte (zie hiervoor de onder (a)
genoemde variant): "Doorbekabeling binnen een collocatieruimte mag een Telco onder twee
voorwaarden, zie hierna zelf aanbrengen. KPN eist hiermee geen bemoeienis op, noch ten behoeve
van aanleg, noch voor het onderhoud. Dit betekent dat KPN hiervoor dan ook geen vergoedingen in
rekening brengt." De twee voorwaarden hebben betrekking op vrijwaring van schade en op de
geleiding van de kabel.
5 Op deze panels worden de kabels naar apparaten in het gebouw afgemonteerd en met elkaar verbonden door
middel van een patch.
Openbare versie 5
Overwegingen
26. Op grond van het gestelde in de Verordening, de uitwerking daarvan in de PIBs, de richtsnoeren en
de nadere uitwerking van de doorbekabelingsproblematiek in het voorlopig oordeel, is het college
bevoegd om de regels tussen parijen te stellen bij het ontbreken van overeenstemming over het
bieden van bijbehorende faciliteiten. Interne doorbekabeling is een bijbehorende faciliteit als
bedoeld in artikel 2, sub i van de Verordening. De PIBs wijzen expliciet op de situatie waarin interne
doorbekabeling dient ten behoeve van backhaul dienstverlening. Dit illustreert hoe een aanbieder als
WorldCom, waar zij vraagt om de mogelijkheid van interne doorbekabeling ten behoeve van backhaul,
rechtstreeks concurreert met KPN. Naar het oordeel van het college voldoet een dergelijke situatie bij
uitstek aan het criterium 'onder billijke concurrentievoorwaarden diensten kunnen verlenen' uit de
definitie van het begrip bijbehorende faciliteiten. WorldCom dient intern te kunnen doorbekabelen
om onder billijke concurrentievoorwaarden diensten te kunnen verlenen.
27. Het feit dat er tussen partijen een overeenkomst is gesloten inzake interne doorbekabeling voor een
reeds verstreken periode doet niet af aan het feit dat tussen partijen gebrek aan overeenstemming
bestaat over dit onderwerp.
28. Het college merkt hierbij op dat het onderwerp interne doorbekabeling niet alleen speelt bij een
verbinding tussen collocatieruimten in verband met ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk,
maar ook in andere situaties waarvoor marktpartijen apparatuur opstellen op een KPN lokatie om
onder billijke voorwaarden diensten te kunnen verlenen. Hierbij valt te denken aan lokale
interconnectie, interconnecterende huurlijnen en zeekabeltoegang.
29. WorldCom geeft aan het aanbrengen van doorbekabeling bij voorkeur zelf ter hand te nemen. KPN
stelt zich echter op het standpunt dat dit niet mogelijk is. Het college heeft reeds in het voorlopig
oordeel gesteld dat hij niet inziet waarom een aanbieder niet zelf een verbinding tussen twee
verschillende collocatieruimten zou kunnen aanleggen. Partijen nemen op dit punt
tegenovergestelde standpunten in. WorldCom geeft daarnaast evenwel een oplossingsrichting (zie
overweging 18) waarop het college aansluit door ervan uit te gaan van dat KPN interne
doorbekabeling als dienst dient aan te bieden tegen een kostengeoriënteerd tarief, aan de partij die
daarom verzoekt.
30. KPN trekt de parallel tussen interne doorbekabeling en de ILL tiecable. Het college volgt haar daarin
in belangrijke mate. Bij ILL gaat het om een verbindingskabel van een verdeler in de ene ruimte op
een KPN lokatie (de automatenhal) naar een verdeler in een andere ruimte op een KPN Lokatie (een
collocatieruimte). Dit is bij interne doorbekabeling in casu ook het geval, met dien verstande dat het
om twee collocatieruimten gaat.
31. Het college meent met KPN dat de parallel in de feitelijke situatie tot gevolg heeft dat bij het tarief
van de verbindingskabel in dit kader het tarief voor de ILL tiecable als uitgangspunt kan dienen. In
de wijze waarop dit vervolgens wordt vertaald naar een tarief voor interne doorbekabeling kiest het
college een andere benadering dan KPN.
32. KPN betoogt dat interne doorbekabeling via een meet me panel moet lopen. Het college is echter van
oordeel, dat, indien partijen dit wensen, KPN een rechtstreekse verbinding dient aan te leggen
tussen de collocaties van de twee te verbinden aanbieders. Indien KPN deze verbindingen toch
aanlegt via de meet me panels kan het niet zo zijn dat de verzoekende partij meer in rekening
gebracht krijgt dan één enkele verbinding tussen de twee collocaties. De parallel met ILL gaat hier in
zoverre niet op dat interne doorbekabeling ziet op een verbinding tussen twee aanbieders waarbij
KPN - anders dan bij ILL- geen storingsbeheerder is. In geval van ILL wordt namelijk apparatuur van
KPN verbonden met apparatuur van de afnemer van de ILL dienstverlening.
Openbare versie 6
33. Het huidige tarief voor een ILL tiecable is door het college vastgesteld op 219,90 per maand. Voor
de volledige onderbouwing van dit bedrag zij verwezen naar de kostenonderbouwing van het
referentie aanbod Interconnecterende Huurlijnen (EDC IV Rapportage, Annex 10C Indirect
Toewijsbare kosten, inhouse circuits, tiecables, telco-sited circuits en niet-cityring fibre access
services).
34. De dienstverlening waarbij gebruik wordt gemaakt van ILL tiecables doet zich met name voor op
. Dat wil zeggen dat deze vorm van bekabeling voorkomt in [xxxxxxxx
xxxxxxxx]. Daarbij is uitgegaan van een gemiddelde lengte van de kabel van meter. Interne
doorbekabeling in het kader van dit geschil kan zich zowel afspelen op RAP- als LAP-niveau. Dit
betekent dat de kabels ten behoeve van interne doorbekabeling niet boven een gemiddelde van
meter kunnen uitkomen. Daar komt bij dat het tarief voor de ILL tiecable een tarief voor een
gemanagde dienst betreft. Gelet op het gestelde in dit randnummer en randnummer 32, vindt het
college het redelijk om het ILL tiecable tarief tijdelijk over te nemen als maximaal in rekening te
brengen maandelijks tarief voor interne doorbekabeling.
35. KPN stelt dat zij in het kader van doorbekabeling afzonderlijke tarieven in rekening zal brengen voor de diverse componenten waaruit de verbinding, volgens KPN, bestaat. Voor component 1 en 2 is dit hetzelfde tarief als voor de ILL tiecable,( 219,90 per maand), vermeerderd met een maandelijks en eenmalig bedrag voor component 3 ( 86,87, resp. 479,39), de patch.
36. Zoals gesteld in randnummer 32 en 34 volgt het college KPN in deze tariefopbouw niet, aangezien KPN, naar zijn oordeel, niet meer in rekening mag brengen dan een rechtstreekse verbinding tussen de collocaties van de twee te verbinden aanbieders. Derhalve mag het aan aanbieders tijdelijk in rekening te brengen tarief voor een interne doorbekabeling niet hoger zijn dan het tarief voor een ILL tiecable tarief, zijnde 219,90 per maand.
37. De jaarlijkse beoordeling van de kostentoerekeningssystemen ter bepaling van de door KPN voor haar
interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten te hanteren kostengeoriënteerde tarieven per 1 juli
2003, omvat mede de beoordeling van het tarief voor ILL tiecables. In het kader van de vaststelling
van tarieven in verband met collocatie zal per 1 juli 2003 ook een tarief worden bepaald voor interne
doorbekabeling. Hier houdt het college rekening mee door in het kader van dit geschil een tijdelijk
tarief vast te stellen. Dit tarief geldt tot een definitief tarief is vastgesteld in het kader van het
reguliere tarieftoezicht.
38. Na vaststelling van de definitieve tarieven voor de verschillende vormen van interne doorbekabeling
in het kader van het reguliere tarieftoezicht dienen de te betalen bedragen op basis van dit besluit
tussen partijen te worden verrekend.
39. Het feit dat de ILL tiecable een glasvezel kabel is neemt niet weg dat dat KPN voor interne
doorbekabeling de soort kabel dient te leveren die door de verzoekende aanbieder wordt gevraagd.
Gelet op het feit dat een tijdelijk tarief wordt gesteld, dient voor de diverse soorten kabels, zoals
coax, hetzelfde tijdelijke tarief in rekening te worden gebracht door KPN.
40. Ten aanzien van de levertijd na aanvraag van een verbindingskabel, verwijst het college naar het voorlopig oordeel waarin hij een levertermijn van uiterlijk een maand na een daartoe strekkend verzoek van een collocerende aanbieder als redelijk beschouwt.
41. Naar het college begrijpt, gedoogt KPN de aanleg van verbindingen tussen collocerende aanbieders zolang deze is opgesteld in één en dezelfde (collocatie-)ruimte (de hiervoor onder (a) genoemde variant) . KPN stelt ook in haar verweerschrift dat aanbieders deze verbindingen zelf kunnen aanleggen en onderhouden. Het college gaat er dan ook vanuit dat de aanleg en het gebruik van dergelijke kabels haar eigen dienstverlening, in casu de dienstverlening door andere aanbieders, niet belemmert en/of in gevaar brengt. Het college constateert hierbij dat KPN, in deze met het college,
Openbare versie 7
het uitgangspunt deelt dat verbindingen binnen dezelfde ruimte door partijen zelf aangelegd
worden.
Dictum
Het college besluit op grond van de vorenstaande overwegingen als volgt:
I. KPN dient WorldCom de vrijheid te bieden om interne doorbekabeling aan te brengen op een KPN
lokatie.
II. Onverminderd de verplichting zoals geformuleerd onder I dient KPN WorldCom, na een daartoe
strekkend verzoek van WorldCom en ongeacht de gevraagde soort kabel, interne doorbekabeling te
bieden:
a) tegen een maximaal in rekening te brengen tarief van 219,90 per maand;
b) binnen uiterlijk een maand na het verzoek.
III. Na vaststelling van de definitieve tarieven voor de verschillende vormen van interne doorbekabeling
in het kader van het reguliere tarieftoezicht dienen de op basis van dit besluit betaalde bedragen tussen
partijen te worden verrekend.
IV . WorldCom en KPN zijn gehouden binnen een maand na een eerste verzoek als bedoeld onder I en
vervolgens periodiek iedere drie weken, aan het college te rapporteren over de naleving van het gestelde
in I en na vaststelling van de definitieve tarieven over de naleving van het gestelde in I en II.
V. Het college wijst voor het overige af wat WorldCom het college meer of anders heeft verzocht.
Aldus besloten te 's Gravenhage op 14 februari 2003.
HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJK POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,
Namens het college,
Drs. D.I. Bos
Hoofd van de afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang, plv.
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.
Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:
Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
Postbus 90240
2509 LK Den Haag
onder vermelding van "Bezwaarschrift". Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient in ieder geval de
naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is
gericht, alsmede de gronden van het bezwaar te bevatten. Zo mogelijk dient een afschrift van het besluit en de
overige op het bezwaar betrekking hebbende stukken te worden meegezonden.