14 FEBRUARI 2003

Onderwerpen toets op kwaliteit vastgesteld:

Accreditatie opleidingen hoger onderwijs stap dichterbij

Doelstellingen van de opleiding, programma, inzet van personeel, voorzieningen en interne kwaliteitszorg. Als een opleiding aan een hogeschool of een universiteit een voldoende scoort op deze onderwerpen komt een bestaande opleiding in aanmerking voor accreditatie of een nieuwe opleiding voor een `startbewijs'. Bestaande opleidingen worden daarnaast beoordeeld op resultaten; nieuwe opleidingen op voorwaarden voor continuïteit.

Dat staat in de accreditatiekaders bestaande opleidingen en de toetsingkaders nieuwe opleidingen die door de Nederlandse Accreditatie Organisatie (NAO) zijn vastgesteld. De NAO legt de onderwerpen waarop opleidingen worden beoordeeld ter goedkeuring voor aan staatssecretaris Nijs van OCW. De staatssecretaris heeft de rapporten vandaag in ontvangst genomen.

Accreditatie is een voorwaarde voor bekostiging van een opleiding door de overheid, voor het recht erkende diploma's af te geven en voor toekenning van studiefinanciering aan studenten. Accreditatie is `het verlenen van een keurmerk dat aangeeft dat aan bepaalde maatstaven is voldaan'. Hogescholen en universiteiten nemen zelf het initiatief voor accreditatie. Zij geven een zogeheten Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) opdracht om de kwaliteit van een opleiding te beoordelen. De NAO beoordeelt dus niet zelf, maar verleent opleidingen een keurmerk na toetsing van het oordeel van de VBI. Welke onderwerpen door de VBI's onder de loep moeten worden genomen, is nu door de NAO vastgelegd.

Het Nederlandse hoger onderwijs heeft een goed werkend stelsel van kwaliteitszorg. Zelfevaluaties en visitaties zorgen ervoor dat opleidingen voortdurend verbeteren. Deze functie blijft in stand. Accreditatie is het sluitstuk: een eindoordeel van de NAO over de kwaliteit van een opleiding.

De afgelopen maanden heeft de NAO intensief overleg gevoerd over de kaders met de instellingen voor hoger onderwijs, deskundigen, brancheorganisaties en studenten en vakorganisaties. De organisaties hebben op hoofdlijnen ingestemd met de voorstellen. Bestuurders van vrijwel alle hogescholen en universiteiten hebben in januari 2003 deelgenomen aan vijf regionale bijeenkomsten. Op basis van hun opmerkingen hebben bijstellingen plaatsgevonden.

Met de ondertekening van de Bologna-verklaring in 1999 hebben ruim 30 Europese landen besloten de Bachelor/Master-structuur in te voeren in het hoger onderwijs. Een beter vergelijkbaar hoger onderwijs in Europa levert studenten veel voordelen op. Uitwisseling wordt gemakkelijker en het zorgt voor een betere voorbereiding op de internationale arbeidsmarkt. Om opleidingen goed met elkaar te kunnen vergelijken, is het van belang te weten of een opleiding voldoende basiskwaliteit heeft. Voor veel landen ­waaronder Nederland- was de invoering Bachelor/Master dan ook reden een accreditatiestelsel te introduceren.