Beantwoording verzoek inzake Noord-Korea
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Veiligheidsbeleid
afdeling Nucleaire aangelegenheden en Non-Proliferatie
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
21 februari 2003
Behandeld
DAO/OA en DVB/NN
Kenmerk
DVB/NN-053/03
Telefoon
070-3485227
Blad
1/5
Fax
070-3485684
Bijlage(n)
E-Mail
daniel.voorhoeve@minbuza.nl
Betreft
Uw verzoek inzake Noord-Korea
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 11 februari
2003, met kenmerk 203-019, inzake de actuele situatie met betrekking
tot Noord-Korea.
Top
Nucleair programma
In de afgelopen maanden is een verontrustende situatie ontstaan naar
aanleiding van het nucleaire programma van Noord-Korea. In oktober
2002 heeft de Verenigde Staten bekend gemaakt dat Noord-Korea tijdens
een bezoek van de Amerikaanse Assistant Secretary of State James Kelly
had toegegeven een illegaal programma voor de verrijking van uranium
te bezitten. Noord-Korea heeft dit later ontkend, maar tegelijkertijd
wel gesteld recht te hebben op kernwapens.
Een clandestien nucleair programma zou in strijd zijn met het
Non-proliferatie Verdrag (NPV) en de Agreed Framework-overeenkomst uit
1994 tussen de Verenigde Staten en Noord-Korea. In het Agreed
Framework heeft Pyongyang toegezegd een nucleair programma van drie
grafietreactoren en een opwerkingsinstallatie op termijn te
ontmantelen. In ruil daarvoor zou het twee weinig
proliferatiegevoelige kernreactoren ontvangen plus een jaarlijkse
leverantie van stookolie, tot aan de ingebruikname van de genoemde
reactoren. De Korean Peninsula Energy Development Organisation (KEDO),
de organisatie die moet toezien op de implementatie van het Agreed
Framework, heeft naar aanleiding van de onthullingen over het illegale
nucleaire programma vanaf december 2002 deze olieleveranties
stopgezet. Alle KEDO-partners - de Verenigde Staten, Zuid Korea, Japan
en de EU - hebben daarnaast duidelijk gemaakt dat onmiddellijk moest
worden begonnen met de ontmanteling van het illegale nucleaire
programma. Als reactie hierop heeft Noord-Korea eind december 2002 de
inspecteurs van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA)
uitgewezen die in het kader van het Agreed Framework toezagen op de
stillegging van de nucleaire faciliteiten in Yongbyon. De
waarnemingsapparatuur van het IAEA is uitgeschakeld en de
verzegelingen die het Agentschap had aangebracht zijn verbroken.
De situatie is op 10 januari 2003 verder verergerd toen Noord-Korea te
kennen gaf het Non-proliferatie Verdrag op te zeggen. Pyongyang
verklaarde hiertoe genoodzaakt te zijn omdat het zich bedreigd voelde
door de Verenigde Staten. Het gaf daarbij aan pas terug te zullen
keren in het NPV indien de Verenigde Staten een niet-aanvalsverdrag
zou sluiten. Washington reageerde hierop door te stellen niet aan
nucleaire chantage te zullen toegeven.
Inmiddels heeft Pyongyang bekend gemaakt een reactor in Yongbyon ten
behoeve van elektriciteitswinning te hebben opgestart. Deze kleine
reactor is echter vooral geschikt voor de productie van plutonium en
bezit maar een beperkte capaciteit voor de produktie van
elektriciteit. De reactor kan binnen een jaar voldoende plutonium
produceren voor één kernwapen. Het is onduidelijk of Noord-Korea
daarnaast de opwerkingsinstallatie in Yongbyon weer heeft opgestart.
Indien dit gebeurt zou Noord-Korea uit de reeds op het terrein
aanwezige gebruikte brandstofstaven binnen een jaar voldoende
plutonium kunnen onttrekken voor vijf of zes kernwapens. De Verenigde
Staten stelt dat Noord-Korea reeds eerder voldoende plutonium heeft
geproduceerd voor twee kernwapens. Pyongyang blijft ten stelligste
ontkennen een kernwapenprogramma te bezitten.
In augustus 1998 heeft Noord-Korea voor het laatst een rakettest
uitgevoerd. Hierbij werd een raket van het type Taepo Dong I
gelanceerd, met een vermoedelijk bereik van 6.000 km. De rakettest,
die overigens niet volledig succesvol verliep, heeft indertijd veel
beroering gewekt in Japan omdat de raket een baan over dat land heeft
gevolgd. De Amerikaanse inlichtingendiensten melden dat Noord-Korea
bezig is met de ontwikkeling van de Taepo Dong II, die wellicht de
westkust van de Verenigde Staten zou kunnen bereiken. De Taepo Dong II
is nog niet getest.
Internationale inspanningen
Sinds het begin van de crisis is er intensief overleg gaande tussen de
Verenigde Staten, Zuid-Korea, Japan, China, Rusland en de Europese
Unie om tot een diplomatieke oplossing van deze kwestie te komen.
Algemeen bestaat vooralsnog ook de hoop dat de diverse diplomatieke
initiatieven, onder andere van Rusland en Zuid-Korea, tot resultaat
zullen leiden. President Bush heeft verklaard dat hij van mening is
dat de situatie vreedzaam opgelost kan worden. Japan en Zuid-Korea
geven eveneens aan dat een constructieve benadering de grootste kans
van slagen heeft. Ook Rusland en China menen dat Noord-Korea door
middel van diplomatieke middelen ertoe kan worden bewogen terug te
keren in het NPV en de inspecteurs van het IAEA weer toegang te
verlenen.
De problematiek heeft ook de volledige aandacht van het IAEA. De Board
of Governors van het IAEA, waar Nederland momenteel zitting in heeft,
heeft in speciale sessies op 29 november 2002 en op 6 januari 2003
Noord-Korea opgeroepen te voldoen aan zijn nucleaire
verdragsverplichtingen. Op 12 februari heeft de Board van het IAEA
vastgesteld dat Noord-Korea in niet-naleving is van zijn
verdragsverplichtingen. Het IAEA heeft bij deze zitting, conform de
statutaire verplichting, besloten de kwestie voor te leggen aan de
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Het is echter nog onduidelijk
wanneer de Veiligheidsraad de kwestie Noord-Korea zal bespreken.
Rusland en China zijn huiverig de Veiligheidsraad op korte termijn
over Noord-Korea te laten debatteren omdat, naar hun mening, de
situatie hierdoor wellicht zou escaleren.
Behandeling in de Veiligheidsraad past in het traject een diplomatieke
oplossing te vinden. Door de bespreking in de Veiligheidsraad zal het
multilaterale karakter van de crisis worden benadrukt. In
tegenstelling tot hetgeen door Noord-Korea wordt beweerd, is dit geen
bilaterale crisis tussen de Verenigde Staten en Noord-Korea. Het is
een probleem dat de gehele wereldgemeenschap aangaat. Noord-Korea
blijft echter hameren op bilaterale besprekingen met de Verenigde
Staten. De meest nauw betrokken landen geven allen aan op het ogenblik
geen sancties aan Noord-Korea op te willen leggen, omdat dit
contraproductief zou kunnen zijn. De diverse diplomatieke initiatieven
moeten voldoende tijd krijgen. Pyongyang heeft gedreigd een rakettest
uit te voeren indien de Veiligheidsraad sancties zou opleggen.
Ook Nederland ijvert voor een diplomatieke oplossing van de crisis en
steunt in dit kader het zenden van een EU-missie naar Pyongyang. Op de
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 27 januari is
in principe besloten een missie op hoog niveau te sturen. De EU zal
nadrukkelijk geen bemiddelende rol op zich nemen. De ondubbelzinnige
boodschap van de EU zal zijn dat Noord-Korea moet voldoen aan zijn
non-proliferatieverplichtingen. Uitgangspunt is dat Noord-Korea de
aankondiging uit het NPV te treden weer ongedaan moet maken. Daarnaast
moeten de inspecteurs van het IAEA weer toegang krijgen om de controle
op het nucleaire programma te hervatten. Noord-Korea zal er op worden
gewezen dat indien het land zich conformeert aan internationale
verplichtingen, dit een gunstige uitwerking zal hebben op de relatie
met de EU.
Coördinatie van deze missie met de belangrijkste partners is van groot
belang. In dit kader heeft de Hoge Vertegenwoordiger Solana kort
geleden gesprekken gevoerd met Zuid-Korea, Japan en de Verenigde
Staten. Het precieze tijdstip van de missie is afhankelijk van
voortgaande ontwikkelingen.
Relaties met Noord-Korea
Nederland heeft evenals de meeste andere EU-landen sinds 2001
diplomatieke betrekkingen met Noord-Korea. Het beleid is gericht op
toenadering tussen Noord- en Zuid-Korea, een verantwoordelijke houding
van Noord-Korea met betrekking tot non-proliferatie, verbetering van
de mensenrechtensituatie in Noord-Korea en verbeterde toegang voor
humanitaire hulpverleners. Een aantal malen per jaar vonden politieke
besprekingen plaats tussen de EU en Noord-Korea, waarbij deze
ontwerpen aan de orde kwamen. De EU heeft aan Noord-Korea kenbaar
gemaakt dat slechts indien de huidige crisis ten aanzien van het
nucleaire programma wordt opgelost, verder kan worden gewerkt aan de
verbetering van de relaties.
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in Noord-Korea is onverminderd slecht. Sinds
1995 is het land voor een belangrijk deel van buitenlandse voedselhulp
afhankelijk. De mogelijkheid tot het monitoren van de distributie van
de humanitaire hulp is te beperkt, waardoor het onduidelijk is of deze
hulp steeds de doelgroep bereikt. Vanwege de slechte mogelijkheden tot
monitoren verstrekt Nederland geen rechtstreekse humanitaire hulp aan
Noord-Korea. Slechts een project voor medische noodhulp van het
Nederlandse Rode Kruis wordt gesteund (ruim 650.000). Via niet
geoormerkte bijdragen aan het WFP, UNICEF, en de EU humanitaire
hulporganisatie ECHO draagt Nederland automatisch bij aan de
hulpverlening aan de bevolking van Noord-Korea.
De humanitaire hulp van de EU aan de bevolking van Noord-Korea bedroeg
in 2002
19,5 miljoen. In januari van dit jaar werd een (eerste) bijdrage van
9,5 miljoen beschikbaar gesteld. In de afgelopen jaren leverden
Zuid-Korea, Japan en de Verenigde Staten de grootste bijdragen aan het
lenigen van de nood van de Noord-Koreaanse bevolking. Zuid-Korea gaat
hiermee door. De Japanse regering heeft echter in 2002 de bijdrage aan
humanitaire hulp stopgezet. De Verenigde Staten heeft in 2003 nog geen
beslissing genomen over voedselhulp voor Noord-Korea; eerst moet het
monitoren van de distributie gewaarborgd zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer