Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
persbericht
Nummer:
14
Directie:
voorlichting
24-02-2003
Status:
informatie
Extra investering in kleinere groepen basisonderwijs werpt vruchten af
Kleinere groepen en meer handen in de klas hebben de kwaliteit van
onderwijs in de onderbouw in het basisonderwijs verbeterd. De
gemiddelde groepsgrootte was in 2002 20,9 leerlingen. Doordat scholen
naast de reguliere groepsleraar vaak ander personeel inzetten
(onderwijsassistenten, vakleerkrachten, remedial teachers etc.) is de
verhouding tussen het aantal leerlingen en het aantal personeelsleden
nog gunstiger. Gemiddeld ligt dit zon twee leerlingen lager dan de
gemiddelde groepsgrootte. Daardoor is er meer aandacht voor de
individuele leerling en is de werkdruk voor leerkrachten afgenomen.
Dit staat in de tiende voortgangsrapportage Groepsgrootte en kwaliteit
die minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
vandaag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.
In 1997 is het project groepsgrootte en kwaliteit van start gegaan.
Voor de start van het project was de gemiddelde groepsgrootte in de
onderbouw 23,7. In oktober 2002 is dat 20,9. Omdat verkleinen van de
groepen op zich niet automatisch leidt tot een kwaliteitsverbetering
van het onderwijs is ook gewerkt aan andere maatregelen. Tussendoelen
zijn ontwikkeld voor rekenen en taal en in het basisonderwijs is
verdere ontwikkeling van een (geautomatiseerd) leerlingvolgsysteem
gestimuleerd. Ook zijn er verschillende projecten in gang gezet om
leerkrachten extra bij te scholen en meer personeelsleden de school
binnen te halen. Zo is er geïnvesteerd in extra onderwijsassistenten,
zij-instromers, plusleraren en zijn projecten op maat gestart waarbij
wordt gewerkt met een team van personeelsleden die elkaar aanvullen en
ondersteunen.
De totale uitgave voor het project is 633 miljoen euro per jaar.
Onderzoek van de Onderwijsinspectie laat zien dat veel scholen het
geld inzetten voor verschillende soorten personeel. Naast de reguliere
groepsleerkracht heeft zon 85 procent van de scholen een coördinator
onderbouw (bijvoorbeeld intern begeleider of ict-coördinator), zo'n 75
procent zet extra onderwijzend personeel in en zo'n 57 procent maakt
gebruik van meer handen in de klas (onderwijsassistent, leraar in
opleiding, zij-instromers). Volgens de Inspectie leidt de inzet van
meer handen in de klas ertoe dat leraren beter in staat zijn het
onderwijs af te stemmen op de individuele behoeften van leerlingen.
Verder laat onderzoek van het Onderzoekscentrum Toegepaste
Onderwijskunde zien dat ook de verkleining van de groepen de aandacht
voor de individuele leerling doet toenemen. Het vak van leraar wordt
aantrekkelijker.
Tot nu toe was het extra geld geoormerkt voor de onderbouw van het
primair onderwijs. Het kabinet heeft inmiddels een wetsvoorstel
ingediend waardoor scholen per 1 augustus 2003 meer ruimte krijgen om
het geld naar eigen inzicht in onder- of bovenbouw in te zetten.
Ministerie van OCenW
Europaweg 4
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
T: 079 323 23 23
F: 079 323 23 20
E: info@minocw.nl