Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: Antwoord kamervragen lid van Velzen inzake defensiecontracten Indonesie Nummer: 234 Datum: 24-02-2003

Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over lobbywerk van Nederlandse ambassade in Indonesië inzake de Nederlandse defensie-industrie. (Ingezonden 24 januari 2003)

1 Bent u op de hoogte van de huidige gespannen situatie en de schendingen van mensenrechten in Indonesië, waarbij het Indonesisch leger een belangrijke rol speelt? 1) Zo ja, deelt u de mening dat gezien deze omstandigheden, Indonesië aangeduid moet worden als spanningsgebied?

2 Is het waar dat Nederlandse bedrijven meedingen naar een order van materieel voor de Indonesische krijgsmacht? 2) Zo ja, kunt u aangeven om welk materieel het gaat?

3 Deelt u de mening dat Indonesië groot materieel aanschaft voor de beveiliging van de Indonesische kustwateren? Kunt u toelichten waarom de Indonesische regering dit groot materieel aan wil schaffen?

4 Is het waar dat de Nederlandse ambassade in Jakarta lobbyactiviteiten heeft verricht ten behoeve van Nederlandse producenten van defensiematerieel?

5 Deelt u de mening dat het, gezien de spanningen in Indonesië, onwenselijk is om de ambassade te laten lobbyen voor de aanschaf van Nederlands defensiematerieel?

6 Kunt u aangeven of er richtlijnen zijn voor het lobbywerk ten behoeve van de defensie industrie door ambassadepersoneel? Kunt u de Kamer inzage geven in de eventuele richtlijnen?

7 Bent u bereid (indien er inderdaad gelobbyd is) de ambassadeur in Jakarta te doen instrueren in het vervolg geen lobbywerk meer te verrichten ten behoeve van de Nederlandse defensieindustrie? Zo neen, waarom niet?


---
1) Acehnese civilians shot and seriously injured by attack by Indonesian armed forces, (bericht van de Asian Human Rights Commission, 13 januari jl.) As armed clashes wane, Indonesian province sees first blush of peace, (Jane Perlez in de International Herald Tribune, 16 januari jl.) Indonesia: Attacks in Papua cannot justify violations of human rights, Amnesty International 2 september jl.) 2) Nederlanders strijden om opdracht Indonesisch leger, door Paul Jansen. Telegraaf, 15 januari jl.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, drs. G.J. Wijn, heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken

Vraag 1:
Het is een feit dat het Indonesische leger in het recente verleden een rol heeft gespeeld bij schendingen van mensenrechten in sommige delen van Indonesië. Dit geldt niet voor de Indonesische marine en luchtmacht. De situatie in Indonesië is niet van dien aard dat het land in het kader van het wapenexportbeleid moet worden gezien als een spanningsgebied.

Vraag 2:
Voor zover mij bekend zijn meerdere Nederlandse bedrijven geïnteresseerd in het verwerven van contracten voor leverantie van zowel militaire als civiele goederen aan de Indonesische overheid. Het gaat daarbij om diverse projecten, die grotendeels nog in de ontwerpfase verkeren. Enkele daarvan zijn gericht op de bewaking van de kust, resp. de exclusieve economische zone. Naar verluidt bestaan er plannen voor de oprichting van een speciale eenheid om deze bewakingstaak uit te voeren, maar daarover is nog geen besluit gevallen.

Vraag 3:
Het ligt mijns inziens voor de hand dat Indonesië, evenals vele andere landen, zijn kustwateren en zijn exclusieve economische zone wil beschermen. Dat men daarvoor, gezien de geografische situatie van het land, behoorlijk materieel wenst aan te schaffen is begrijpelijk.

Vraag 4:
De Nederlandse Ambassade verricht regelmatig ondersteunende activiteiten voor Nederlandse bedrijven, waaronder het leggen van contacten met Indonesische functionarissen. Dit behoort tot de normale taken van een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland. Daarbij wordt soms ook ondersteuning geboden voor het verwerven van defensiecontracten. In dat geval wordt uiteraard rekening gehouden met het wapenexportbeleid t.a.v. het betreffende land.

Vraag 5:
Bij de ondersteunende activiteiten van de ambassade voor het verwerven van defensiecontracten door Nederlandse bedrijven dient uiteraard een grote mate van zorgvuldigheid te worden betracht. Dat houdt enerzijds in dat de betrokken bedrijven terdege worden ingelicht over de politieke en financiële risicos die een rol spelen. Anderzijds moet bij contacten met de Indonesische overheid duidelijk worden aangegeven dat Nederland in het algemeen een restrictief beleid voert inzake export van militaire goederen. Op grond van de in het antwoord op vraag 1 genoemde overwegingen worden in beginsel slechts uitvoervergunningen verleend voor leverantie van militair materieel ten behoeve van de Indonesische marine en luchtmacht. Vergunningsaanvragen worden getoetst aan criteria die in Europees verband zijn overeengekomen. Iedere aanvraag wordt op zijn eigen merites bezien, zodat in het verleden verleende vergunningen geen garantie bieden voor toekomstige vergunningen. Op voorwaarde dat het bovenstaande in acht wordt genomen, zie ik geen reden om beperkingen op te leggen aan ondersteunende activiteiten vanuit de ambassade in Jakarta ten behoeve van Nederlandse producenten van militaire goederen.

Vraag 6:
Er zijn geen formele uniforme richtlijnen voor ondersteunende activiteiten door ambassades voor bedrijven uit de defensiesector. Daarvoor is de situatie per land te verschillend. Zo zijn er voor uitvoer van strategische goederen naar EU-lidstaten, NAVO-lidstaten, en een aantal daaraan gelijkgestelde landen, vrijwel geen beperkingen.

Voor de posten in de overige landen geldt dat men bekend is met de uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Dat betekent dat bij ondersteuning voor verwerving van defensiecontracten de nodige voorzichtigheid in acht wordt genomen. Over individuele gevallen vindt regelmatig overleg plaats tussen het ministerie en de betreffende posten.

Vraag 7:
Gelet op mijn antwoord op vraag 5 zie ik geen aanleiding een dergelijke instructie te doen uitgaan.