Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Vijfde

Voortgangsrapportage

Weer Samen Naar School

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Zoetermeer
24 februari 2003

---


Vijfde Voortgangsrapportage Weer Samen Naar School

Inhoudsopgave

1. INLEIDING.......................................................................................................................................................3 2. KWANTITATIEVE GEGEVENS...................................................................................................................4 3. WACHTLIJSTEN SPECIAAL BASISONDERWIJS 2002..........................................................................7 3.1 OPVALLENDE PUNTEN UIT HET INSPECTIERAPPORT.......................................................................................7 4. ONDERZOEK...................................................................................................................................................9 4.1. OP WEG NAAR SAMENHANG. DE SAMENWERKINGSVERBANDEN WEER SAMEN NAAR SCHOOL....................9 4.2 ONTWIKKELINGEN EN EFFECTEN VAN ADAPTIEF ONDERWIJS......................................................................10 4.3 SAMENVATTING EN CONCLUSIES..................................................................................................................11 5. DYSLEXIE......................................................................................................................................................13 5.1. HET PROTOCOL LEESPROBLEMEN EN DYSLEXIE.........................................................................................13 5.1.1 IMPLEMENTATIE VAN HET PROTOCOL.......................................................................................................13 5.1.2 MULTIMEDIALE LEEROMGEVING BIJ HET PROTOCOL.................................................................................14 5.1.3 IMPLEMENTATIE VAN DYSLEXPERT. ........................................................................................................14 5.2 ADVIES COLLEGE VAN ZORGVERZEKERINGEN "DYSLEXIE: NAAR EEN VERGOEDINGSREGELING"...............14 5.3 INSPECTIE....................................................................................................................................................15 5.4. CONCLUSIE ...............................................................................................................................................15 6. IMPULS PERSONEELSVOORZIENING SPECIAAL BASISONDERWIJS.........................................16 6.1. PERSONEEL .................................................................................................................................................16 6.2 KWALITATIEVE ONDERSTEUNING................................................................................................................17 6.3. CONCLUSIE .................................................................................................................................................18 7. BLESKENSGRAAF .......................................................................................................................................19 8. SAMENVATTING EN BELEIDSVOORNEMENS...................................................................................20


---



1 Inleiding

Voor u ligt de vijfde voortgangsrapportage Weer Samen Naar School. De voortgangsrapportages Weer Samen Naar School komen voort uit de wens van de Tweede Kamer om periodiek geïnformeerd te worden over de ontwikkelingen in de samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS).

Doel van het WSNS-beleid is om zoveel mogelijk kinderen zorg op maat te bieden en hen in de gelegenheid te stellen hun schoolloopbaan in het basisonderwijs af te ronden. Basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs werken samen in samenwerkingsverbanden WSNS. De deelnemende scholen maken gezamenlijk beleid ten aanzien van de wijze waarop zorg aan leerlingen wordt georganiseerd. Met de invoering van de Wet op het primair onderwijs heeft het WSNS-beleid een wettelijke basis gekregen. Er zijn samenwerkingsverbanden waar de organisatie van de zorg (nog) niet op orde is. Het gevolg hiervan is dat er wachtlijsten zijn ontstaan voor toelating van leerlingen op de speciale school voor basisonderwijs. Vorig jaar is een aanpak op maat gestart voor samenwerkingsverbanden met een lange wachtlijst, te weten de specifieke aanpak wachtlijsten. 48 Samenwerkingsverbanden hebben verbeterplannen opgesteld om binnen twee jaar wachtlijsten weg te werken. Ook worden maatregelen genomen die de druk op wachtlijsten verminderen. De gezamenlijke onderwijsorganisaties hebben unaniem hun ambitie uitgesproken een impuls te willen geven aan de verbetering van de kwaliteit van de zorg in de samenwerkingsverbanden WSNS. De onderwijsorganisaties, verenigd in WSNS+, hebben een activiteitenprogramma opgesteld met maatregelen die gericht zijn op onder meer kwaliteitsverbetering van de leerlingenzorg, het speciaal basisonderwijs, ondersteuning van leraren en sturing en management.
De vierde Voortgangsrapportage WSNS heeft verslag gedaan van de `specifieke aanpak wachtlijsten' en WSNS+.

Hoofdstuk 2 van deze Voortgangsrapportage geeft een overzicht gegeven van de voor Weer Samen Naar School relevante kwantitatieve gegevens, zoals vastgesteld op de peildatum van 1 oktober 2002. Met deze Voortgangsrapportage wordt ook het jaarlijkse rapport van de inspectie aangeboden over de wachtlijsten voor toelating tot het speciaal basisonderwijs (Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2002). Een beschrijving van de resultaten is opgenomen in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op de resultaten van twee recent uitgevoerde onderzoeken naar succesfactoren van samenwerkingsverbanden en naar adaptief onderwijs. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van recente ontwikkelingen met betrekking tot dyslexie, in hoofdstuk 6 wordt een aantal intensiveringen aangekondigd ten aanzien van de bestrijding van het personeelstekort in het speciaal basisonderwijs. Hoofdstuk 7 gaat kort in op de situatie van Bleskensgraaf. Tot slot bevat hoofdstuk 8 conclusies en vervolgactiviteiten.


---


2 Kwantitatieve gegevens

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van voor Weer Samen Naar School relevante kwantitatieve gegevens, zoals vastgesteld op de peildatum 1 oktober 2002.

Tabel 1 toont de ontwikkeling (in absolute zin) van het aantal leerlingen in het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs in de periode 1994 tot en met 2002. Voor het eerst in jaren is er sprake van een (lichte) daling van het aantal leerlingen in het basisonderwijs. Dit is het gevolg van de dalende instroom van vierjarigen in de tweede helft van de jaren negentig en een lager migratiesaldo in het afgelopen jaar. In het speciaal basisonderwijs neemt het aantal leerlingen met 291 toe ten opzichte van 2001. In het speciaal onderwijs neemt het aantal leerlingen toe met 1504 ten opzichte van vorig jaar.

Tabel 1 Leerlingaantallen vanaf 1994 tot en met 2002

01-10-1994 01-10-1995 01-10-1996 01-10-1997 01-10-1998 01-10-1999 01-10-2000 01-10-2001 01-10-2002 sbao 57.098 57.500 55.567 54.671 53.604 52.047 51.557 51.786 52.077 bao 1.451.332 1.476.825 1.500.969 1.519.680 1.533.595 1.542.997 1.546.299 1.552.076 1.549.776 so 22.742 23.522 24.630 25.821 27.141 28.883 30.321 31.564 33.068

Tabel 2 geeft een overzicht van de samenwerkingsverbanden naar deelnamepercentage aan het speciaal basisonderwijs. Het gaat daarbij om dat deel van het totaal aantal leerlingen (excl. speciaal onderwijs) dat deelneemt aan het speciaal basisonderwijs. Ook is het landelijk en het maximum deelnamepercentage opgenomen. De samenwerkingsverbanden kennen grote onderlinge verschillen in het deelnamepercentage. De cijfers variëren per verband van 0 tot 5,47 procent.

Tabel 2 Aantallen samenwerkingsverbanden naar deelnamepercentage en ontwikkeling van het deelnamepercentage

deelname percentage 01-10-1994 01-10-1995 01-10-1996 01-10-1997 01-10-1998 01-10-1999 01-10-2000 01-10-2001 01-10-2002 0% tot 1% 4 4 4 4 4 4 4 4 4 1% tot 2% 18 16 17 15 22 17 16 14 8 2% tot 3% 58 65 73 76 76 88 91 94 91 3% tot 4% 75 77 80 89 90 93 93 100 105 4% tot 5% 54 45 39 36 37 38 40 34 38 5% of meer 39 41 35 28 19 8 4 2 2

landelijk gemiddeld 3,79% 3,75% 3,57% 3,47% 3,38% 3,26% 3,23% 3,23% 3,25% maximum 10,44% 9,97% 9,05% 7,91% 7,39% 6,35% 5,51% 5,39% 5,47%

Ten opzichte van 2001 is het deelnamepercentage met 0,02 procent gestegen naar 3,25. Deze lichte stijging is voornamelijk te wijten aan de daling van het aantal leerlingen in het basisonderwijs. Deze daling van het aantal leerlingen kan zich pas na enkele jaren vertalen in een lagere instroom in het speciaal basisonderwijs. Daarnaast is de instroom in het speciaal basisonderwijs licht gestegen.
Ook het maximum deelnamepercentage is licht toegenomen. In het betreffende verband blijkt ook dat de toename te verklaren is door de terugloop van het aantal leerlingen in het regulier basisonderwijs.


---


Tabel 3 toont de instroom, de uitstroom en de doorstroom van leerlingen in het speciaal basisonderwijs. Uit de tabel blijkt dat er sinds 1999 sprake is van een groei van het aantal leerlingen dat vanuit het regulier basisonderwijs instroomt op de speciale school voor basisonderwijs. Het aantal leerlingen dat wordt teruggeplaatst vanuit de speciale school voor basisonderwijs naar het regulier basisonderwijs neemt ­ na een jarenlange daling ­ weer licht toe. Uit de tabel blijkt ook dat de instroom in het speciaal basisonderwijs vanuit het speciaal onderwijs licht is gedaald met 40 leerlingen. De uitstroom uit het speciaal basisonderwijs naar het speciaal onderwijs is gestegen met 146 leerlingen.

Tabel 3 In- en uitstroom in het speciaal basisonderwijs

Peildatum 01-10-1996 01-10-1997 01-10-1998 01-10-1999 01-10-2000 01-10-2001 01-10-2002 Doorstroom 42292 39933 39312 38735 37744 38104 37983 Instroom sbao (verhuizingen) 2984 3069 2382 1925 1971 1519 1835 basisonderwijs 8711 9985 10159 9373 10215 10568 10696 so 637 730 823 1066 912 915 875 Overig onderwijs 30 26 93 34 30 32 32 Geen onderwijs 863 883 807 717 646 607 592 Onbekend 50 45 28 197 39 41 64 Totaal Instroom 13275 14738 14292 13312 13813 13682 14094 Uitstroom sbao (verhuizingen) 2984 3018 2313 2076 2273 1657 1885 basisonderwijs 480 486 527 404 372 271 286 so 686 862 914 801 860 992 1138 vso 149 169 250 351 264 289 332 Overig onderwijs 10542 10353 10789 10011 10041 9886 9842 Geen onderwijs 140 144 104 109 122 145 117 Onbekend 227 602 462 987 371 213 203 Totaal Uitstroom 15208 15634 15359 14739 14303 13453 13803

Telling 55567 54671 53604 52047 51557 51786 52077

De Tweede Kamer heeft in het Wetgevingsoverleg over Weer Samen Naar School van 9 december 2002 gevraagd om een nadere uitsplitsing van de uitstroom van de categorie 'geen onderwijs'. Van de leerlingen die geen onderwijs meer volgen nadat zij de speciale school voor basisonderwijs hebben verlaten (117) is het volgende bekend:
· 89 leerlingen zijn teruggegaan naar hun thuisland;
· 10 leerlingen zijn geplaatst op een Medisch Kinderdagverblijf;
· 10 leerlingen zijn geplaatst op een internaat;
· 5 leerlingen zijn terminaal patiënt of zijn overleden;
· 2 leerlingen worden opgevangen in een spijbelproject;
· 1 leerling is weer teruggegaan naar het gezin (waarschijnlijk een vierjarige leerling)
Hieruit blijkt dat 76 procent van de groep 'geen onderwijs' bestaat uit migranten.

De categorie 'geen onderwijs' in het basisonderwijs wordt niet specifiek geteld maar afgeleid uit de in-, uit-, en doorstroom van het basisonderwijs van en naar andere onderwijssoorten. Deze categorie bestaat ook voor het basisonderwijs vooral uit kinderen die door migratie naar en van Nederland in- en uitstromen. De categorie instroom uit 'geen onderwijs' is in 2002 met name voor het basisonderwijs sterk gedaald.


---



Tabel 4 Leerlingstromen in, door en uit het primair onderwijs (x 1000)

In- en doorstroom 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 naar : herkomst
bao sbao 0,5 0,5 0,5 0,4 0,4 0,3 0,3 so 0,6 0,7 0,8 0,7 0,8 0,7 0,8 4 jarigen 194,7 192,2 192,6 191,0 188,6 192,7 195,1 geen onderwijs 12,4 13,9 14,3 12,9 14,4 13,9 9,4 sbao bao 8,7 10,0 10,2 9,4 10,2 10,6 10,7 so 0,6 0,7 0,8 0,7 0,9 0,9 0,9 geen onderwijs 0,9 0,9 0,8 0,9 0,7 0,6 0,7 so bao 2,3 2,5 2,8 3,0 3,1 3,1 3,4 sbao 0,8 0,9 1,0 1,0 0,9 0,9 1,1 vo / svo 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,2 0,2 geen onderwijs 2,3 2,4 2,5 2,8 2,7 2,8 3,0 vso bao 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,4 0,3 sbao 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,4 so 1,6 1,8 1,8 1,9 2,0 2,2 2,9 vo / svo 1,7 1,9 2,1 1,7 2,2 2,2 2,4 geen onderwijs 0,3 0,4 0,4 0,5 0,4 0,7 0,7 Uitstroom
van : bestemming
bao vo / svo 165,4 168,6 175,4 178,4 179,5 179,6 185,2 geen onderwijs 7,6 7,2 5,7 4,6 7,7 8,2 8,2 sbao vo / svo 10,5 10,4 10,8 10,0 10,0 9,9 9,8 geen onderwijs 0,2 0,7 0,4 1,1 0,5 0,4 0,3 so vo / svo 0,9 0,9 1,0 0,9 1,0 1,0 1,1 geen onderwijs 0,5 0,6 0,6 0,9 0,8 0,9 0,9 vso vo / svo 1,4 1,5 1,7 1,6 1,7 1,7 1,9 geen onderwijs 2,1 2,3 2,3 2,7 2,5 2,9 2,5


---


3 Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2002

Net als in voorgaande jaren heeft de inspectie van het onderwijs de plaatsingslijsten en onderzoekslijsten van speciale scholen voor basisonderwijs geïnventariseerd. De inventarisatie is uitgevoerd op de peildatum 1 oktober 2002. Het rapport Wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2002 is als bijlage bij deze Voortgangsrapportage gevoegd.

Op de peildatum 1 oktober 2002 wachtten 475 leerlingen op plaatsing op een school voor speciaal basisonderwijs (zie tabel 4). Per 1 oktober 2000 en 1 oktober 2001 waren dat er respectievelijk 500 en 620. Van de 244 onderzochte samenwerkingsverbanden hadden er 79 te maken met een plaatsingslijst. In 2000 en 2001 waren dat er respectievelijk 90 en 91. Van de leerlingen die op 1 oktober op een plaatsingslijst stonden, wordt 36 procent ambulant begeleid op de basisschool. Vorig jaar was dit 49 procent. Om toegelaten te worden tot een speciale school voor basisonderwijs moet een leerling in het bezit zijn van een beschikking, afgegeven door de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van een samenwerkingsverband. Op 1 oktober 2002 wachtten 1062 leerlingen op onderzoek door de commissie. In 2000 en 2001 waren dat respectievelijk 1292 en 1030 leerlingen.

Tabel 5 Kwantitatieve gegevens inspectieonderzoek

1999 2000 2001 2002 Aantal leerlingen 501 500 620 475 op plaatsingslijst
Samenwerkingsver 90 91 79 banden met lijst
Ambulante 38 49 36 begeleiding in %
Aantal leerlingen 1062 1292 1030 1062 op onderzoekslijst
PCL

3.1 Opvallende punten uit het inspectierapport

Het aantal leerlingen op een plaatsingslijst toont voor het eerst sinds jaren een opvallende daling. Ten opzichte van 2001 is het aantal leerlingen op een plaatsingslijst in absolute zin afgenomen met 145, dat is bijna 25 procent. Ook het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst neemt af van 91 in het jaar 2001 naar 79 in 2002. Dat is een afname van 12 in absolute zin, ruim 13 procent. Er zijn 21 samenwerkingsverbanden die voor het vierde achtereenvolgende jaar een plaatsingslijst hadden. Leerlingen op een plaatsingslijst worden iets sneller geplaatst dan vorig jaar. Bovendien hebben leerlingen die per 1 oktober 2002 op een plaatsingslijst staan, daar korter op gestaan dan de wachtende leerlingen vorig jaar, zo blijkt uit het rapport. De termijn die verstrijkt tussen aanmelding van een leerling bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) en het afgeven van een beschikking door de PCL beslaat in 94 procent van de gevallen minder dan 8 weken. Landelijk is de termijn iets verkort ten opzichte van vorig jaar; de gemiddelde duur is nu 5 weken. Dat is een aanvaardbare onderzoeksperiode.

De inspectie heeft, net als vorige jaren, ook het aantal thuiszittende leerlingen geïnventariseerd. Er is sprake van een afname met 25 procent van het aantal thuiszitters die op plaatsings- en of onderzoekslijsten staan: van 20 leerlingen in 2001 naar 15 in 2002. Van de leerlingen die op 1 oktober op een plaatsingslijst stonden zaten er zes thuis.
---


Daarnaast hebben de coördinatoren 35 leerlingen gevonden die wel thuiszitten maar niet op een plaatsings- en of onderzoekslijst staan. Dit is een nieuw gegeven, omdat de inspectie dit jaar voor het eerst breder naar 'thuiszitters' heeft gevraagd. Eén samenwerkingsverband bleek relatief veel thuiszitters te hebben. De inspectie heeft contact opgenomen met de desbetreffende leerplichtambtenaren. Afgesproken is dat zij zullen proberen deze leerlingen zo snel mogelijk het schoolbezoek te laten hervatten. Mocht dit niet tot het gewenste resultaat leiden, dan zal de inspectie proberen om door bemiddeling alsnog het gewenste resultaat te bereiken.

Binnen de samenwerkingsverbanden is men doordrongen geraakt van de onwenselijkheid van wachtlijsten en ziet men steeds meer mogelijkheden om plaatsingslijsten terug te dringen. De inspectie is van mening dat deze positieve ontwikkeling voor een deel toe te schrijven is aan de invloed van het project `specifieke aanpak wachtlijsten' (zie de Vierde Voortgangsrapportage WSNS, paragraaf 4.1). In totaal 48 samenwerkingsverbanden met wachtlijsten en/of een hoog deelnamepercentage voeren in dit project een verbeterplan uit dat is gericht op het wegwerken van wachtlijsten. Deze samenwerkingsverbanden worden hierbij op maat ondersteund door de expertgroep WSNS. Ook wordt door WSNS+ een breed pakket aan ondersteuning aangeboden.
De inspectie schenkt dit jaar aandacht aan deze samenwerkingsverbanden. Bovendien gaat de inspectie de coördinatoren ondersteunen bij het verbeteren van de inhoudelijke sturing binnen het samenwerkingsverband. Dit doet zij onder andere door de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden in staat te stellen beter inzicht te krijgen in de kwaliteit van de zorgstructuur. De coordinatoren kunnen de activiteiten in de zorgplannen dan beter afstemmen op de tekortkomingen in de scholen. De inspectie vindt verder dat goed in de gaten moet worden gehouden of met het terugdringen van de plaatsingslijsten de speciale scholen voor basisonderwijs niet te groot worden.

Uit het rapport van de inspectie komen enkele aandachtspunten naar voren. Zo zijn er 21 samenwerkingsverbanden die al vier achtereenvolgende jaren een plaatsingslijst hanteren. Binnen het project 'specifieke aanpak wachtlijsten' krijgen deze 21 samenwerkingsverbanden extra aandacht. Over het algemeen geldt: hoe groter het samenwerkingsverband, hoe hoger het percentage leerlingen op een wachtlijst. Ook lijkt de wachtlijstproblematiek in de Randstad zwaarder te spelen dan in de rest van het land. In hoofdstuk 8 wordt hier nader op ingegaan.


---


4 Onderzoek

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van twee onderzoeken de stand van zaken Weer Samen Naar School toegelicht. De onderzoeken zijn uitgevoerd onder regie van de stuurgroep Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

4.1 "Op weg naar samenhang. De samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School"1

In het onderzoek Op weg naar samenhang. De samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (Smeets, ITS 2003) is geanalyseerd welke factoren bijdragen aan succesvol functioneren van de samenwerkingsverbanden WSNS. Daarbij is 'succes' als volgt geoperationaliseerd:
"Een WSNS-samenwerkingsverband is succesvol indien een dusdanig continuüm van zorg wordt gerealiseerd dat een laag percentage van verwijzingen naar het speciaal basisonderwijs samengaat met gemiddeld gelijke of betere prestaties van leerlingen en een gemiddeld gelijk of positiever welbevinden van de leerlingen in het reguliere basisonderwijs in vergelijking met de prestaties en het welbevinden van leerlingen in basisscholen waar veel naar het speciaal basisonderwijs wordt verwezen."

Het rapport gaat achtereenvolgens in op de bijdrage die het samenwerkingsverband levert aan verwijzing en terugplaatsing, aan cognitieve prestaties en welbevinden van leerlingen, aan de zorg op school, en aan de bovenschoolse zorg. De algemene conclusie is dat de bijdrage die het samenwerkingsverband levert zeer beperkt is. Die bijdrage is ten hoogste aanvullend op die van de school.

Jaarlijks wordt gemiddeld 0,7 procent van de basisschoolleerlingen verwezen naar een school voor speciaal basisonderwijs (circa 10.000 leerlingen), terwijl maar zo'n 300 leerlingen weer terug gaan naar de basisschool. Verwijzingsverschillen tussen samenwerkingsverbanden nemen wel af, maar blijven toch bestaan. Dat komt doordat de invloed van de samenwerkingsverbanden op verwijzing eigenlijk heel gering blijkt te zijn. Factoren op schoolniveau, zoals het aantal achterstandsleerlingen en de urbanisatiegraad, spelen een veel grotere rol bij verwijzing. Scholen met veel achterstandsleerlingen verwijzen doorgaans meer dan scholen met weinig achterstandsleerlingen. Scholen in weinig stedelijk gebied verwijzen in het algemeen minder dan scholen in de steden, ook als ze veel achterstandsleerlingen hebben. Dat komt doordat de speciale scholen voor basisonderwijs vooral in de steden te vinden zijn.

Ook de leerprestaties van leerlingen worden niet zozeer beïnvloed door het samenwerkingsverband maar vooral door verschillen tussen leerlingen, zoals sociaal- economische status en geslacht. Verder is de invloed van het samenwerkingsverband ook gering op het schoolwelbevinden van leerlingen.

Om minder leerlingen te verwijzen naar het speciaal basisonderwijs is met name de wil van scholen nodig om zorgleerlingen op te vangen. Ook moeten scholen een geschikte zorgstructuur hebben. Daarbij moet het team de zorgleerlingen zien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en moeten leerkrachten in staat zijn zorgleerlingen voldoende ondersteuning te bieden.
Andere instrumenten om verwijzing te voorkomen ­ waarbij het samenwerkingsverband wél een rol heeft ­ zijn overplaatsing van een leerling naar een andere basisschool, de

1 dr. E.F.L. Smeets: Op weg naar samenhang. De samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School. ISBN 90-5554-219-9, ITS 2003


---


opvang van leerlingen in speciale hulpklassen, en een tijdelijke plaatsing op een speciale school voor basisonderwijs. Die laatste blijkt in de praktijk echter vaak uit te monden in definitieve plaatsing.
Speciale scholen voor basisonderwijs kunnen worden ingeschakeld voor preventieve ambulante begeleiding, om zo verwijzing te voorkomen. Ook kunnen zij als vraagbaak fungeren. Het blijkt dat de ondersteunende functie van het speciaal basisonderwijs in een aantal samenwerkingsverbanden nog onvoldoende uit de verf komt. Verder noemt het onderzoek een aantal concrete zaken die samenwerkingsverbanden en scholen kunnen bijdragen aan een goede zorg voor zorgleerlingen. Op het vlak van het samenwerkingsverband worden genoemd: coördinatie en samenwerking, de bovenschoolse zorgstructuur, en professionalisering op het niveau van het samenwerkingsverband. Op schoolniveau worden genoemd: het hanteren van een leerlingvolgsysteem, werken met zorgdossiers, bespreken van zorgleerlingen in teamvergaderingen, scholing gericht op het vergroten van de zorgbreedte, begeleiden van leerkrachten door collega's, en aandacht voor het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen. De interne begeleiding vervult hierbij een belangrijke rol.

Ten slotte komen vier belangrijke knelpunten naar voren.
· Leerlingen die met moeite en inspanningen gehandhaafd zijn in het basisonderwijs, gaan in het voortgezet onderwijs vaak naar lwoo en praktijkschool. Daardoor dreigt hun schoolloopbaan alsnog in de knel te komen.
· Het speciaal basisonderwijs draagt nog onvoldoende bij aan het begeleiden van teams in het basisonderwijs en functioneert onvoldoende als vraagbaak.
· De druk op teams wordt erg groot door WSNS. Men geeft aan dat de grens is bereikt.
· De bestuurskracht van de samenwerkingsverbanden is gering in vergelijk met de bestuurskracht van de scholen.

Ook bevat het onderzoek enkele aanbevelingen.

· Als een leerling eenmaal is verwezen naar het speciaal basisonderwijs is terugplaatsing naar de basisschool in verreweg de meeste gevallen een utopie. De populatie in het speciaal basisonderwijs wordt 'zwaarder', terwijl het speciaal basisonderwijs zelf met veel personeelsproblemen wordt geconfronteerd. Het speciaal basisonderwijs zou beter moeten worden toegerust.

· Verbeteren van de kwaliteit van het zorgsysteem in de school is het voornaamste instrument om verwijzing naar speciaal basisonderwijs te verminderen. Het samenwerkingsverband kan daarbij ondersteunend en faciliterend zijn.
· Een betere afstemming tussen WSNS, de gewichtenregeling in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid, en het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid is gewenst. Het verdient aanbeveling dit punt tevens op te nemen in de brede GOA- evaluatie.

· Een betere aansluiting tussen het WSNS-beleid en het beleid ten aanzien van het voortgezet onderwijs is gewenst. Door de huidige opzet vallen veel leerlingen die met extra zorg in het reguliere basisonderwijs zijn gehandhaafd, alsnog uit bij de overgang naar het voortgezet onderwijs.

4.2 "Ontwikkelingen en effecten van adaptief onderwijs"2

In het onderzoek Ontwikkelingen en effecten van adaptief onderwijs in de klas en integrale leerlingenzorg op schoolniveau (GION, 2002) beschrijven de onderzoekers de vorderingen die

2 G.J. Reezigt, A.A.M. Houtveen, W. van de Grift: Ontwikkelingen in en effecten van adaptief onderwijs in de klas en integrale leerlingenzorg op schoolniveau. BOPO 41220006, ISBN 90- 6690-487-9, 2002 GION

10


sinds 1995 zijn geboekt met het realiseren van adaptief onderwijs in de klas en de integrale leerlingenzorg op schoolniveau.
Dit onderzoek leidt tot de conclusie dat er ten aanzien van het realiseren van adaptief onderwijs sinds 1995 veel is bereikt, zowel op het niveau van de leraren als op schoolniveau.
Leraren hebben vorderingen gemaakt bij planmatig werken, het bevorderen van een zelfstandige leerhouding bij leerlingen, en bij het scheppen van een exploratieve leeromgeving en differentiatie. Toch blijven leraren over het algemeen in hun klas hetzelfde onderwijs aanbieden, al signaleren ze wel verschillen tussen leerlingen. Op het schoolniveau is vooruitgang geboekt bij het planmatig werken, het doorbreken van klassen, het coördineren van de leerlingenzorg, het hanteren van vaste procedures bij problemen van leerlingen, en het samenwerken in WSNS-verband. Van achteruitgang is nergens sprake. Vaak is het onderwijs in de klas echter nog niet op een adaptieve wijze georganiseerd. De organisatie van het onderwijs is niet gericht op preventie van problemen maar op het oplossen ervan. Dat laatste gebeurt vaak in de vorm van extra hulp búiten de klas.
Als knelpunten voeren leraren aan dat de klassen groot zijn, er onvoldoende geschikt materiaal is en dat zij tijdgebrek hebben. Schoolleiders wijzen op onvoldoende deskundigheid van leerkrachten, tijdgebrek en te grote klassen. Maatschappelijk gezien maakt dit onderzoek duidelijk dat leerlingen op de meeste scholen nog niet het onderwijs krijgen dat ze nodig hebben. Het is niet slecht, maar het kan beter.

In hun aanbevelingen stellen de onderzoekers vast dat beleid dat adaptief onderwijs wil bevorderen, vooral gericht moet zijn op nascholing en externe hulp. Ook moeten leraren voldoende tijd krijgen om adaptief onderwijs te kunnen uitvoeren. Veranderingen zijn alleen te verwachten als leraren en schoolleiders ook in staat zijn om hun eigen gedrag te analyseren en oorzaken bij zichzelf te zoeken. De huidige situatie leidt er alleen maar toe dat iedereen min of meer passief zit te wachten: de leraren tot de klassen kleiner zijn geworden, de schoolleiders tot de leerkrachten deskundiger zijn geworden. Invoering van adaptief onderwijs moet zich vooral concentreren op het vaardig maken van leraren bij de efficiënte en effectieve toepassing van adaptief onderwijs binnen een zeer gedifferentieerd samengestelde leerlingenpopulatie.

4.3 Samenvatting en conclusies

Het onderzoek Op weg naar samenhang leidt tot de aanbeveling dat WSNS, de gewichten- regeling en het onderwijsachterstandenbeleid beter op elkaar afgestemd moeten worden. Opvallend is bijvoorbeeld dat achterstandsscholen in stedelijke gebieden verhoudings- gewijs veel verwijzen naar het speciaal basisonderwijs. Deze achterstandsscholen beschikken over extra faciliteiten in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid. De groepen zijn vaak kleiner dan in het speciaal basisonderwijs. Bij verwijzing naar het speciaal basisonderwijs raakt men niet alleen de middelen voor achterstandsbestrijding kwijt, maar moet men bovendien de zorgfre's betalen aan het speciaal basisonderwijs. Aan het transferpunt onderwijsachterstanden en WSNS+ is de opdracht gegeven om deze problematiek gezamenlijk met de betreffende scholen te verkennen. Het is de bedoeling om te komen tot een betere afstemming tussen achterstandsbestrijding en WSNS. De afstemming tussen beide beleidsterreinen zal worden betrokken bij zowel de brede evaluatie van WSNS in 2004 als bij de brede GOA-evaluatie.

De aansluiting tussen WSNS en het voortgezet onderwijs moet verbeteren, zo stelt het onderzoek Op weg naar samenhang. Een betere aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en het realiseren van doorlopende leerlijnen zijn prioriteiten van het onderwijs-
---


beleid. Vrijwel alle scholen in het primair onderwijs gebruiken een leerlingvolgsysteem. In het voortgezet onderwijs zijn veel scholen bezig om zo'n systeem te ontwikkelen. Er zijn verschillende initiatieven op lokaal en regionaal niveau om de contacten tussen basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs op dit terrein verder te verbeteren. WSNS+ voert een voorbeeldproject uit waarin de afstemming tussen het primair onderwijs en het vmbo centraal staat. Daarop voortbordurend brengt de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming de mogelijkheden in kaart om de verschillende leerlingvolgsystemen verder op elkaar af te stemmen.

Volgens het onderzoek Op weg naar samenhang is vooral de kwaliteit van het zorgsysteem in de school bepalend voor de verwijzing naar het speciaal basisonderwijs. WSNS+ heeft de leerlingenzorg in de school als een van haar speerpunten gedefinieerd en voert grotere projecten op dit gebied uit.

Uit het onderzoek Ontwikkeling en effecten van adaptief onderwijs komt naar voren dat nascholing en externe hulp van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van adaptief onderwijs. WSNS+ ondersteunt leraren bij het uitvoeren van adaptief onderwijs, onder meer door het inrichten en ondersteunen van regionale lerarendagen en netwerken van leraren waarin thema's als taal en lezen, rekenen en sociaal-emotionele ontwikkeling centraal staan. Ook biedt WSNS+ gerichte ondersteuning bij het handelingsgericht werken en het kunnen uitvoeren van verlengde indicatiestelling. Daardoor ontvangen geïndiceerde leerlingen ondersteuning op maat in het regulier onderwijs.

Hoofdstuk 6 gaat nader in op de situatie in het speciaal basisonderwijs.

12


5 Dyslexie

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van ontwikkelingen op het gebied van dyslexie. Ook wordt ingegaan op het recente advies van het College van zorgverzekeringen.

5.1 Het Protocol Leesproblemen en Dyslexie

In het kader van WSNS wordt specifiek beleid gevoerd voor leerlingen met leesproblemen en dyslexie. In 1999 stelde OCenW een Begeleidingscommissie Dyslexie in, waarin diverse deskundigen op het gebied van dyslexie vertegenwoordigd waren. Het hoofdproduct van de commissie is het Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Verder deed de Begeleidings- commissie een aantal aanbevelingen. Meer aandacht voor zwaar dyslectische leerlingen was er daar een van. Daarnaast heeft de commissie de ontwikkeling van het computerprogramma Dyslexpert begeleid (zie 5.1.3).

Het Protocol Leesproblemen en Dyslexie bevat richtlijnen voor leerkrachten van groep 1 tot en met 4 in het primair onderwijs voor de begeleiding van leerlingen met zwakke fonologische vaardigheden en/of leesproblemen. Aan de hand van stappenplannen en aanwijzingen voor effectieve leesbegeleiding kunnen scholen met het Protocol het leesonderwijs aan leerlingen met leesproblemen verbeteren. Momenteel worden een brochure voor de bovenbouw en een Protocol voor het voortgezet onderwijs ontwikkeld.

5.1.1 Implementatie van het Protocol

Het Protocol is in de zomer van 2001 verspreid onder alle basisscholen in Nederland. Bij het Protocol zijn implementatietrajecten en scholingstrajecten ontwikkeld door de Landelijke Pedagogische Centra en de Opleidingen Speciaal Onderwijs (OSO) in samenwerking met het Expertisecentrum Nederlands. Tot nu toe zijn er 15.200 protocollen en 660 implementatiemappen bij het protocol verspreid. Ook zijn er studiedagen, workshops en lezingen georganiseerd voor scholen, samenwerkings- verbanden, onderwijsbegeleidingsdiensten, Pabo's en ouders. De Opleidingen Speciaal Onderwijs hebben het protocol opgenomen in hun opleidingen remedial teacher, intern begeleider en dyslexiespecialist. Ook hebben 30 van de 37 ondervraagde onderwijs- begeleidingsdiensten een training over het protocol in hun aanbod. De pabo's nemen niet alleen dit schooljaar het protocol op in het reguliere lesprogramma, maar geven daarnaast ­ in het kader van het project MILE-Nederlands ­ een module 'protocol en de multimediale leeromgeving'. De bedoeling daarvan is om de leereffecten van het pakket bij studenten te onderzoeken.
In februari 2003 start een digitaal netwerk van schoolbegeleiders en coördinatoren van WSNS-samenwerkingsverbanden die ervaringen hebben opgedaan met scholen die het protocol hebben ingevoerd. Dit netwerk heeft het karakter van een e-learning omgeving en heeft als doelstelling het huidige implementatietraject voor scholen waar nodig te verbeteren en knelpunten bij de implementatie gezamenlijk op te lossen. In 2003 besteedt ook WSNS+ in haar activiteiten extra aandacht aan de implementatie van het Protocol. WSNS+ neemt het protocol op in Masterclasses. Ook is een activiteit gestart die zich specifiek richt op leraren en ondersteuners in de groepen 1 tot en met 4. Het is de bedoeling om hun handelingsbekwaamheid te vergroten bij de vroegtijdige onderkenning van specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen. Pabo's gaan keuzemodulen aanbieden gericht op het leren werken met het Protocol en op het vergroten van de handelingsbekwaamheid met zorgleerlingen, waaronder leerlingen met dyslexie.

13


5.1.2 Multimediale leeromgeving bij het protocol

Bij het Protocol is een multimediale leeromgeving ontwikkeld. Doel daarvan is om leerkrachten vertrouwd te maken met procedures voor vroegtijdige onderkenning en aanpak van leesproblemen. Deze leeromgeving bestaat uit de cd-rom `Werken met het Protocol Leesproblemen en Dyslexie' en de website www.taalonderwijs.nl/dyslexie. Aan de hand van videofragmenten en gevalsbesprekingen wordt duidelijk gemaakt hoe leesproblemen in een vroeg stadium worden onderkend en geremedieerd. De implementatie van de multimediale leeromgeving start in februari 2003 en richt zich op scholen, onderwijsbegeleidingsdiensten, pabo's en opleidingen speciaal onderwijs.

5.1.3 Implementatie van Dyslexpert

Parallel aan de ontwikkeling van het Protocol is het computerprogramma Dyslexpert ontwikkeld, te bereiken via www.dyslexpert.kennisnet.nl. Dyslexpert richt zich op ondersteuning bij de hulpverlening aan kinderen met (ernstige) lees- en/of spellingsproblemen. Meerdere doelgroepen maken er gebruik van: leerkrachten, remedial teachers, intern begeleiders, logopedisten, orthopedagogen en psychologen. Momenteel heeft Dyslexpert 750 abonnees. Het merendeel van de gebruikers zijn scholen (ongeveer 600 abonnementen), schoolbegeleidingsdiensten (30), particuliere praktijken voor remedial teaching (70) en orthopedagogen/ psychologen (50). De site Dyslexpert is zo'n 26.000 keer geraadpleegd. Een nascholingscursus van de Universiteit van Nijmegen is inmiddels door 500 mensen gevolgd.
Vanaf najaar 2002 wordt Dyslexpert geschikt gemaakt voor het voortgezet onderwijs. Daarbij is er veel aandacht voor het overdragen van de dossiers basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en voor het afstemmen van mogelijkheden van de scholen op de problemen van de dyslectici.

5.2 Advies College van zorgverzekeringen "Dyslexie: naar een vergoedingsregeling"

Het College van zorgverzekeringen (CVZ) heeft op 30 januari 2003 het onderzoeksrapport Dyslexie; naar een vergoedingsregeling aangeboden aan het ministerie van VWS. Het CVZ adviseert om het vaststellen en behandelen van dyslexie vanaf 1 januari 2004 te vergoeden.
Het onderzoeksrapport bevat een representatieve schatting van het aantal kinderen met dyslexie in Nederland. Uit de informatie die door 6.145 basisscholen in Nederland is aangeleverd, blijkt dat ongeveer 36.000 leerlingen in groep 3 tot en met 8 in het basisonderwijs dyslexie hebben. Dat is 3,6 procent van alle kinderen in Nederland. Per jaar worden er in groep 3 van de basisschool ongeveer 7.200 nieuwe gevallen van dyslexie geconstateerd. Deze gegevens zijn uniek in de wereld; het is de eerste keer dat op zo grote schaal gegevens zijn verzameld.
Tijdige signalering is in het belang van het kind. De school zal in deze signalering een belangrijke rol moeten spelen en beschikt daartoe over het Protocol leesproblemen en Dyslexie. Het is van belang dat de leerkrachten dit protocol optimaal benutten. Nadat de school bij een leerling dyslexie heeft gesignaleerd, zal de verdere diagnostiek en behandeling volgens het CVZ uitgevoerd moeten worden in een multidisciplinair, gespecialiseerd instituut.
Het CVZ adviseert het ministerie van OCenW om onderzoek te doen naar de mate van implementatie van het Protocol Leesproblemen en Dyslexie op de basisscholen.

14


5.3 Inspectie

De inspectie bezoekt scholen en maakt een rapport over de kwaliteit van de school. Het gebruik van het protocol op scholen verhoogt de kwaliteit van het leesonderwijs. Inmiddels heeft de inspectie 25 inspecteurs over het protocol laten bijscholen. Er is begonnen met informatiebijeenkomsten voor inspecteurs over de multimediale leeromgeving.

De inspectie inventariseert momenteel tijdens het periodiek kwaliteitsonderzoek op basisscholen of scholen het protocol (en de cd-rom) hanteren. Daarnaast onderzoekt de inspectie door middel van een steekproef onder 350 scholen hoe scholen omgaan met leerlingen met dyslexie. De resultaten van deze onderzoeken worden opgenomen in het Onderwijsverslag 2003. Uit de onderzoeken moet blijken in welke mate het protocol op de basisscholen is geïmplementeerd.

5.4. Conclusie

De school speelt een belangrijke rol in vroegtijdige signalering van leesproblemen en dyslexie. In samenwerking met experts uit het veld is een omvattend implementatietraject van het Protocol opgesteld en uitgevoerd. Uit de eerste bevindingen blijkt dat het onderwijsveld intensief gebruik maakt van het Protocol en andere instrumenten zoals de Dyslexpert. De inspectie verzamelt dit jaar gegevens over de toepassing en het gebruik van het Protocol. Afhankelijk van deze bevindingen wordt nader onderzoek uitgezet.

15


6 Impuls personeelsvoorziening speciaal basisonderwijs

Net als de andere onderwijssectoren kampt het speciaal basisonderwijs met een tekort aan onderwijspersoneel. Voor scholen voor speciaal basisonderwijs blijkt het nog lastiger de vacatures te vervullen en het kortdurend ziekteverzuim op te vangen. Voor het onderwijspersoneel in het speciaal basisonderwijs zijn daarom specifieke maatregelen getroffen. Daarnaast wordt een aantal maatregelen in het komende jaar geïntensiveerd en worden projecten die zijn gestart in het basisonderwijs uitgebreid naar het speciaal basisonderwijs. Enerzijds om te bewerkstelligen dat het speciaal basisonderwijs kan beschikken over voldoende personeel, anderzijds om een impuls te geven aan de kwalitatieve ondersteuning van het onderwijspersoneel.

6.1 Personeel

Project plusleraar
In de vierde voortgangsrapportage WSNS is aangekondigd dat het project plusleraar uitgebreid zal worden naar het speciaal basisonderwijs in de G36. Een plusleraar is een ervaren leraar die zorgt voor kortdurende vervanging en daarnaast nieuw personeel begeleidt (een zij-instromer, een beginnende leraar of een herintreder). Op basis van de eerste positieve resultaten (zoals meer rust in de school) is besloten dit project uit te breiden.
Op dit moment vindt de werving plaats van scholen in de G36. De verwachting is dat dit project bijdraagt aan een toename van het aantal zij-instromers in het speciaal basisonderwijs. Het Sector Bestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) zal de combinatie van het inzetten van een plusleraar en het aanstellen van een zij-instromer expliciet onder de aandacht brengen bij de deelnemende scholen.

Zij-instroom
In januari 2003 is het assessment-instrument `Speciaal geschikt' beschikbaar gekomen voor zij-instromers speciaal (basis)onderwijs. Dit instrument, tot stand gekomen in nauw overleg met het werkveld, sluit beter aan bij de praktijksituatie in het speciaal (basis)onderwijs.
Ook in het speciaal basisonderwijs zijn zij-instromers hard nodig om de vacatures in te vullen. De verwachting is dat met de nieuwe assessment en het project plusleraar de instroom van zij-instromers in het speciaal basisonderwijs gemakkelijker wordt en derhalve sterk zal stijgen tot circa 10 procent van het totaal aantal zij-instromers in 2003.

Herintreders
Een aantal hogescholen biedt de opfriscursus Herintreders primair onderwijs aan. Hoewel de toestroom van herintreders minder groot is dan enkele jaren geleden, is er nog steeds belangstelling om terug te keren in het onderwijs. Om herintreders goed voor te bereiden op de instap in het speciaal basisonderwijs, is de opfriscursus herintreders speciaal (basis)onderwijs ontwikkeld. Deze is in 2002-2003 van start gegaan.

Regionale convenanten
Het ministerie van OCenW heeft met het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) een convenant gesloten om knelpunten op de onderwijsarbeidsmarkt aan te pakken. Het SBO is gevraagd de partijen in de regio bij elkaar te brengen en zo te komen tot regionale convenanten. Het doel van deze convenanten is samenwerking in de regio tussen scholen, opleidingen en gemeenten. In de eerste plaats omdat de onderwijsarbeidsmarkt een regionaal karakter heeft. In de tweede plaats omdat de aanpak van scholen, die een actief en samenhangend personeelsbeleid voeren en die samenwerken met elkaar en met de opleidingen, effectief blijkt te zijn. Waar mogelijk zal 16


worden aangesloten bij bestaande regionale netwerken, zoals de samenwerkingsverbanden WSNS.

6.2 Kwalitatieve ondersteuning

Opleiden in de school
Voor scholen wordt een actief opleidingsbeleid steeds belangrijker. Dat komt omdat veel scholen, en zeker ook de scholen voor speciaal basisonderwijs, werken met een divers samengesteld team. Daarnaast is het zo dat lang niet al het personeel volledig gekwalificeerd de school binnenkomt. Voor een groot deel worden deze personeelsleden al werkend in de school opgeleid. Dat vraagt van de school dat zij nadenkt over de opleidingsfunctie in de school, over wat op de school geleerd kan worden en wat op de opleiding en hoe de begeleiding kan worden vormgegeven. In het primair onderwijs is dit schooljaar gestart met een 'ontwikkelproject opleiden in de school 2002-2004'. In schooljaar 2003-2004 start een tweede tranche, waarin zo'n 30 procent van de deelnemende scholen een school voor speciaal basisonderwijs zal zijn.

Functiedifferentiatie
In het project (Team)onderwijs op Maat experimenteren een aantal basisscholen met de integrale aanpak van onderwijs op maat door een team op maat. Inmiddels zijn bij dit project een klein aantal scholen voor speciaal basisonderwijs betrokken. Deze aanpak sluit aan bij de knelpunten die onder andere door de Inspectie van het Onderwijs zijn gesignaleerd3. Ook verschillend ander onderzoek wijst op het belang van teamontwikkeling en het gezamenlijk nemen van verantwoordelijkheid voor zorgleerlingen (Op weg naar samenhang (paragraaf 4.1) en Autisme, ADHD en PDD-NOS in het basis- en speciaal onderwijs4).
In het schooljaar 2003-2004 worden deze projecten uitgebreid. Het streven is om ongeveer 30 procent van de nieuwe projecten te laten plaatsvinden op scholen voor speciaal basis- onderwijs.

In het kader van de WSNS+-activiteit 'Model schoolontwerp' voor de schoolontwikkeling en schoolverbetering van het speciaal basisonderwijs is er ook aandacht besteed voor het integraal personeelsbeleid op het niveau van het speciaal basisonderwijs en het samenwerkingsverband. Daarnaast heeft WSNS+ een aantal specifieke activiteiten ontwikkeld, gericht op flexibilisering van het personeelsbeleid, mede in het kader van mogelijke oplossingsstrategieën voor het structurele lerarentekort. De activiteit 'Voorbeeldscholen' is daar een goed voorbeeld van. Kern van deze activiteit is het vormen van kringen van ontmoetingsscholen. Ontmoetingscholen zijn scholen waarin op flexibele wijze wordt gewerkt. Deze scholen zijn bereid andere scholen te ontvangen en hun werkwijze te demonstreren en over te dragen.

Schoolmanagement
De huidige en komende ontwikkelingen in het primair onderwijs vragen om een professioneel management. Dat geldt zeker ook voor de schoolleiding in het speciaal basisonderwijs; naast het uitoefenen van taken en verantwoordelijkheden op de eigen school, hebben zij immers ook een belangrijke rol in de samenwerkingsverbanden WSNS.

3 De kwaliteit van het speciaal basisonderwijs; nulmeting bij een nieuw schooltype. Een inspectierapport. Utrecht oktober 2002.
4 ADHD, autisme en PDD-NOS in het basis- en speciaal onderwijs Veneman, H.,De Vries, A.M.
Groningen: Gronings Instituut voor onderzoek van onderwijs, opvoeding en ontwikkeling. Faculteit der Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen. ISBN 90-6690-492-5

17


De opleiding schoolleider draagt bij aan de professionaliteit van de schoolleider. Een deel van de opleidingsplaatsen is bestemd voor (potentiële) schoolleiders speciaal basisonderwijs.

Good practices/overdracht
Scholen leren het meest van elkaar. Vandaar dat scholen voor speciaal basisonderwijs nadrukkelijk worden betrokken bij de genoemde projecten. Om de kennis en ervaringen te benutten die scholen voor speciaal basisonderwijs hebben opgedaan en nog op zullen doen, wordt een forse impuls voorbereid met betrekking tot communicatie en overdracht van deze voorbeelden.

6.3. Conclusie

De situatie in het speciaal basisonderwijs vraagt om extra impulsen die gericht zijn op voldoende personeel en op kwalitatieve ondersteuning van het personeel. Er lopen projecten om de instroom van personeel in het speciaal basisonderwijs te bevorderen. Ook lopen er projecten om nieuw personeel en zittend personeel goed te begeleiden, zodat uitval wordt voorkomen. Verschillend onderzoek wijst op het belang van gezamenlijke verantwoordelijkheid van het team bij het begeleiden van zorgleerlingen. Met name de projecten functie differentiatie en opleiden in de school stimuleren deze ontwikkelingen. De samenwerkingsverbanden WSNS kunnen een belangrijke rol spelen in de samenwerking tussen scholen, opleidingen en gemeenten om knelpunten op de onderwijsarbeidsmarkt aan te pakken.

18



7 Bleskensgraaf

In het wetgevingsoverleg WSNS van 9 december 2002 vroeg de Tweede Kamer om nadere informatie over de huisvestingssituatie van een speciale school voor basisonderwijs in Bleskensgraaf.

Aan de school in Bleskensgraaf zijn drie lokalen verbonden waarbinnen onderwijs wordt verzorgd aan leerlingen met een PCL-beschikking voor het speciaal basisonderwijs. Deze constructie is gekozen naar aanleiding van de wens van het samenwerkingsverband om in Bleskensgraaf een locatie voor speciaal basisonderwijs te creëren, vanwege de afstand tot Capelle aan de IJssel ­ waar de hoofdvestiging van de speciale school voor basisonderwijs staat ­ en het interne zorgbeleid. Deze leerlingen staan ingeschreven in het reguliere basisonderwijs. De school ontvangt daarom momenteel vergoeding op basis van de bekostigingsregels die gelden voor het reguliere basisonderwijs. De gemeente Bleskensgraaf is niet bereid om voor het gedeelte van de basisschool waarbinnen speciaal basisonderwijs wordt verzorgd, huisvesting beschikbaar te stellen op basis van de regels die gelden voor het speciaal basisonderwijs. Dit is wel de wens van het bestuur van de betreffende reguliere basisschool.

In 1997 is het huisvestingsbeleid gedecentraliseerd. Dat betekent dat de minister zich niet meer met vraagstukken op dit terrein bezighoudt. Het is dan ook aan gemeenten en schoolbesturen om vragen te beantwoorden die zich in dit kader voordoen. Als gemeenten en schoolbesturen onderling besluiten bepaalde lokalen in gebruik te nemen is hiervoor geen goedkeuring vereist van de minister. In het geval van Bleskensgraaf zijn de leerlingen ingeschreven op een reguliere basisschool. Daarom vindt er vergoeding plaats volgens de regels die voor het regulier basisonderwijs gelden.

Er is wel een oplossing voor handen. De leerlingen met een PCL-beschikking, die nu als reguliere leerlingen zijn ingeschreven aan de basisschool in Bleskensgraaf, zouden zich moeten inschrijven bij de speciale school voor basisonderwijs in Capelle aan de IJssel. De gemeente Capelle krijgt dan vergoeding voor die leerlingen. Vervolgens zou Capelle die vergoeding na overleg met Bleskensgraaf aan die gemeente kunnen overdragen, op voorwaarde dat Bleskensgraaf zorgt voor de huisvesting van de speciale school voor basisonderwijs in een dislocatie. Leerlingen van een dislocatie worden beschouwd als leerlingen van de hoofdvestiging.
Over deze oplossing wordt momenteel overleg gevoerd tussen de betrokken gemeenten en de besturenraad.
19


8 Samenvatting en beleidsvoornemens

Het onderzoek van de inspectie naar de wachtlijsten speciaal basisonderwijs 2002 laat zien dat de omvang van de plaatsingslijsten 2002 ten opzichte van vorig jaar behoorlijk is afgenomen. Bovendien hoeven leerlingen minder lang te wachten. Er lijkt dus sprake te zijn van een positieve kentering in de wachtlijstproblematiek in het speciaal basisonderwijs.
De afgelopen vier jaar is het deelnamepercentage van leerlingen in het speciaal basisonderwijs redelijk constant gebleven op 3,2 procent. Dit jaar stijgt dit percentage met 0,02 procent, wat wellicht te maken heeft met het wegwerken van wachtlijsten. Veel verbeterplannen investeren ook in preventieve activiteiten op basisscholen, zodat de verwijzing naar het speciaal basisonderwijs op termijn zal gaan verminderen. De ontwikkelingen van het deelnamepercentage zullen nauwgezet worden gevolgd.

Uit het inspectieonderzoek komt naar voren dat de wachtlijstproblematiek in de Randstad zwaarder lijkt te spelen dan in de rest van het land. In het onderzoek Op weg naar samenhang wordt geconstateerd dat scholen in weinig stedelijk gebied in het algemeen minder verwijzen dan scholen in de steden. Dat komt doordat speciale scholen voor basisonderwijs vooral in de steden te vinden zijn (geografische nabijheid). Daarnaast verwijzen scholen met veel achterstandsleerlingen doorgaans meer dan scholen met weinig achterstandsleerlingen. Aan het transferpunt onderwijsachterstanden en WSNS+ is de opdracht gegeven om deze problematiek gezamenlijk met de betreffende scholen te verkennen, met name gericht op een betere afstemming van achterstandsbestrijding en Weer Samen Naar School.
Dit jaar worden extra inspanningen gepleegd om het tekort aan onderwijspersoneel in het speciaal basisonderwijs te verminderen.
De school speelt een belangrijke rol in vroegtijdige signalering van leesproblemen en dyslexie. Er is een omvattend implementatietraject van het Protocol opgesteld en uitgevoerd. De inspectie zal dit jaar gegevens verzamelen over de toepassing en het gebruik van het Protocol.

20