Ministerie van Algemene Zaken

SECTORALE, LOKALE EN DEPARTEMENTALE INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN

Den Haag, 25 februari 2003
Drs. Rein Zunderdorp & dr. Alinda van Bruggen


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Inhoud

1. Inleiding 3 1.1. Waarom een inventarisatie van bestaande initiatieven 3 1.2. De aanpak van het waarden en normen debat door het kabinet 4 1.3. De bijdrage van het Forum voor Democratische Ontwikkeling 6 1.4. Over dit rapport 6 2. Lokale en sectorale initiatieven, een eerste impressie 7 2.1. Aanpak van de inventarisatie 7 2.2. Opbrengsten van de inventarisatie 9 2.3. Inhoudelijke focus van de lokale en sectorale initiatieven 10 3. Sectorale initiatieven 15 3.1. Wonen en wijken 15 3.2. Onderwijs en opvoeding 17 3.3. Sport 18 3.4. Werk en bedrijfsleven 21 3.5. Zorg 22 3.6. Milieu en natuur 23 3.7. Publieke ruimte en uitgaansleven 24 3.8. Cultuur, kunst en media 26 3.9. Religie en levensbeschouwing 28 4. Gemeentelijke initiatieven 30 4.1. Versterking eigen integriteit 30 4.2. Initiatieven in de lokale samenleving 31 4.3. Versterking waarden en normen door regulier gemeentelijk beleid 32 5. Departementale initiatieven en activiteiten 34 5.1. Aanpak van de inventarisatie 34 5.2. Algemene impressie 34 5.3. Inhoudelijke focus van de departementale initiatieven 37 5.4. Analyse per departement 40 5.4.1. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 41 5.4.2. Ministerie van Buitenlandse Zaken 42 5.4.3. Ministerie van Defensie 43 5.4.4. Ministerie van Economische Zaken 44 5.4.5. Ministerie van Financiën 45 5.4.6. Ministerie van Justitie 46 5.4.7. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 47 5.4.8. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 48 5.4.9. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 51 5.4.10. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 52 5.4.11. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 52 5.4.12. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en 53 Milieubeheer 5.5. Analyse op bovendepartementaal niveau 55 5.5.1. Samenhang en herkenbaarheid 55 5.5.2. Mogelijkheden voor synergie en efficiencywinst 56 6. Beschouwing en aanbevelingen 58 6.1. Algemeen: wat zijn de meest relevante waarden en normen 58
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE 6.2. Incidentele initiatieven versus structurele aanpak 59 6.3. Slotopmerkingen 60

Bijlagen
A. Begrippenkader waarden, normen en gedragsbepalende factoren 62 B. Codeboek en toelichting op databestand initiatieven 65


---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

1. Inleiding

1.1. Waarom een inventarisatie van bestaande initiatieven rond `waarden en normen'

`Herstel en versterking van waarden en normen' is de term waaronder het kabinet Balkenende-1 een deel van haar beleidsvoornemens heeft benoemd. De maatschappelijke behoeften en problemen die aan deze beleidsvoornemens ten grondslag liggen kunnen ook als volgt worden benoemd: onveiligheid op straat; vervreemding en verruwing; gebrek aan solidariteit, aandacht en begrip voor anderen; angst voor immigranten en hun culturen; de leefbaarheidsproblematiek in achterstandswijken; doorgeschoten individualisme; et cetera. Dat er in de afgelopen pakweg tien of vijftien jaar problemen zijn ontstaan in Nederland die met deze zaken te maken hebben is ­ ook politiek - onomstreden. Wat precies de aard en omvang van deze problemen zijn (laat staan oorzaak en de mogelijke oplossingen) is echter allerminst evident. Door de diverse vormen en bronnen van publiek onbehagen te benoemen met de term `waarden en normen-problematiek' heeft de politiek deze tot een voor burgers herkenbaar verkiezings- en beleidsthema gemaakt, dat duidelijk weerklank vond in de media en bij de kiezers.

Het kabinet Balkenende-1 wilde zich op herkenbare wijze inzetten voor `herstel en versterking van waarden en normen'. Mede op basis van de ervaringen in Noorwegen en van de onderkenning dat een poging om waarden en normen van bovenaf op te leggen hoogstwaarschijnlijk contraproductief zou werken, heeft het kabinet ervoor gekozen aan te sluiten bij de ervaringen, probleemdefinities en oplossingsrichtingen die onder burgers in diverse sectoren van de samenleving bestaan.

Het kabinet heeft besloten tot een brede inventarisatie van wat er eigenlijk speelt en leeft dat onder het containerbegrip `waarden en normen' valt. Eerste doel van die inventarisatie was zicht te krijgen op de mate waarin het thema werkelijk speelt en waarin er draagvlak bestaat voor politieke bemoeienis met het thema. De grote stroom van reacties op de oproep om relevante initiatieven aan te melden en het grote aantal items in de media over waarden en normen hebben aangetoond dat het kabinet inderdaad een problematiek heeft aangeroerd die zeer veel burgers bezighoudt. Een tweede doel van de inventarisatie was zicht te krijgen op de waarden en normen en de problemen daaromtrent waarom het de burgers eigenlijk gaat. Zoals critici veelvuldig in de media hebben laten weten, wil de samenleving ­ althans het merendeel daarvan ­ niet terug naar het vaak beknellende burgerfatsoen van de jaren '50 van de twintigste eeuw. Tegelijkertijd stoort een groot deel van de burgers zich aan de `verloedering' in de samenleving. En ten aanzien van de inpassing of aanpassing van andere culturen is het evenmin duidelijk wat eigenlijk de wensen en ervaringen van burgers in hun dagelijkse leefwereld zijn. Het in kaart brengen van de issues, problemen en doelen waarvoor burgers en particuliere organisaties zelf bereid zijn in actie komen, verschaft de rijksoverheid gerichte aanwijzingen waar de wezenlijke problemen zich bevinden en op welke wijze burgers die zouden willen oplossen. Deze problemen en de daarvoor wenselijk of acceptabel geachte oplossingen kunnen per sector van de samenleving sterk verschillen, omdat iedere sector zijn eigen specifieke interactie-situaties kent. Een derde doel van de inventarisatie van bestaande (particuliere) initiatieven was het verzamelen van goede voorbeelden: aansprekende en succesvol gebleken aanpakken die zich lenen voor verspreiding in de betreffende sector of daarbuiten. Door goede voorbeelden voor het voetlicht te brengen en informatie over de gevolgde aanpak beschikbaar te maken voor belangstellenden elders, kunnen particuliere initiatieven om positief gedrag in de publieke ruimte te bevorderen worden gestimuleerd en kan de efficiency en slaagkans van deze inspanningen worden vergroot. De inventarisatie biedt een basis voor het selecteren van dergelijke goede voorbeelden. Een vierde doel van de inventarisatie van (particuliere) lokale en sectorale initiatieven was na te gaan op welke wijze de rijksoverheid deze zou kunnen ondersteunen en versterken: door verbetering van
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE randvoorwaarden; wegnemen van belemmerende regelgeving; inhoudelijke, personele of materiële bijdragen; et cetera. Immers, pas als duidelijk is wat de behoeften en bestaande (effectief gebleken) aanpakken zijn in de diverse maatschappelijke sectoren en welke knelpunten zich daarbij voordoen, kan de rijksoverheid gericht investeren in versterking van lokale en sectorale initiatieven door de oplossing van die knelpunten.

Gelijktijdig met de inventarisatie van lokale en sectorale (particuliere) initiatieven, heeft ook de rijksoverheid zelf in kaart gebracht wat de verschillende departementen reeds doen of zich voornemen te gaan doen in het kader van de versterking van waarden en normen. Door de verschillende inventarisaties samen te brengen, ontstaat een totaalbeeld1 of overzicht van de inspanningen ter versterking van waarden en normen, of van herstel van leefbaarheid, veiligheid en welzijn in de publieke ruimte. Dit overzicht maakt het mogelijk een beeld te vormen ten aanzien van (a) de onderlinge samenhang van departementale inspanningen; (b) de complementariteit ten opzichte van en de facilitering van particuliere initiatieven door inspanningen van de rijksoverheid op sectoraal niveau; (c) de wenselijkheid van aparte overheidsinspanningen op grond van de identificatie van eventuele lacunes in de aanpak van waarden en normen.

1.2. De aanpak van het waarden en normen debat door het kabinet

In de Regeringsverklaring `Duidelijkheid en daadkracht' en in het Strategisch Akkoord `Werken aan vertrouwen, een kwestie van aanpakken', heeft het kabinet zich gecommitteerd aan een gerichte inspanning om de positieve rol van waarden en normen in de Nederlandse samenleving te versterken. Daarbij stelt de overheid de eigen verantwoordelijkheid en inzet van de burgers voorop; handhaving van regels door de overheid vormt het sluitstuk. In recente jaren is, zo blijkt onder meer uit opinieonderzoek, maatschappelijke ongerustheid en onvrede ontstaan die teruggevoerd lijken te kunnen worden op problemen rond waarden en normen. Gevoelens van onveiligheid, maar ook van ergernis en ontheemdheid zijn toegenomen. Als oorzaken worden genoemd: gebrek aan waarden en normen, conflicterende waarden en normen, onverschilligheid voor waarden en normen, verlies van sociale controle en tekortschietende handhaving. De regering wil deze ontwikkeling ombuigen door het belang van waarden en normen actief uit te dragen. Naast het zelf geven van het goede voorbeeld (`practice what you preach') wil de regering het bewustzijn van waarden en normen en de verantwoordelijkheidszin van burgers versterken. Daartoe wil zij aansprekende initiatieven in kaart brengen, zodat informatie over effectief gebleken aanpakken kan worden verspreid, en vooral het debat over waarden en normen in de samenleving stimuleren.

Globale aanpak van het debat
De burgers ervaren de problemen, daarom kiest het kabinet ervoor om de probleemverheldering en ­ afbakening niet vanuit de overheid (top-down) vast te stellen maar hiervoor bij de burgers te rade te gaan (bottom-up). De beleving en de ergernissen van de burger zijn leidend bij de probleemdefinitie; oplossingen worden gezocht in dialoog tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid. Het proces als geheel wordt op hoofdlijnen gestuurd door een ministeriële begeleidingsgroep waarden en normen (MBWN), waarin als vaste leden zitting hebben de minister-president (voorzitter), de ministers van BZK, EZ, OCenW, Justitie, VWS, VROM en Vreemdelingenzaken en Integratie, evenals de staatssecretarissen van BZK, OCenW (Van Leeuwen), SZW (Phoa en Rutte) en VWS. Andere bewindspersonen kunnen de vergaderingen van de begeleidingsgroep naar wens

1 De term totaalbeeld geeft aan dat hierin zowel sectorale, lokale en landelijke, particuliere en overheidsinspanningen zijn omvat. Het beeld is echter niet compleet in de zin dat alle sectorale, lokale en landelijke, particuliere en overheidsinspanningen zouden zijn opgenomen.
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE bijwonen. Een ambtelijke begeleidingsgroep waarden en normen (ABWN) onder leiding van het ministerie van Algemene Zaken draagt zorg voor de coördinatie en voorbereiding.

Uitgangspunten van het kabinet bij de aanpak van het waarden- en normendebat zijn:
- zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande initiatieven
- zoveel mogelijk aansluiten bij de ervaringen en ergernissen van de burgers zelf, over de volle breedte van de samenleving
- zoveel mogelijk organiseren van de activiteiten op lokaal niveau en in sectoraal verband
- waar nodig gebruik maken van externe expertise
- zorgen voor nauwe betrokkenheid van kabinet en kabinetsleden bij het proces
- vermijden van zware projectstructuur en -organisatie
- vlot en praktisch starten van het proces.
Er is door het kabinet besloten2 tot een aanpak langs drie, voor een belangrijk deel simultaan te volgen sporen:

1) De burgers aan het woord
Dit eerste spoor is bedoeld om het debat door en met de burger te bevorderen en om in kaart te brengen wat de grootste ergernissen van burgers in de omgang met elkaar zijn, welke waarden en normen volgens de burgers onvoldoende in acht genomen worden (probleemverheldering) en welke ideeën en opvattingen de burgers hebben over de mogelijke oplossingen voor die problemen en de rolverdeling daarbij tussen overheid, burgers en andere actoren. In dit spoor worden diverse elkaar aanvullende methoden en strategieën ingezet. Onder leiding van de RVD is op ad hoc basis een werkgroep bijeengekomen die heeft gekeken naar de mogelijkheden om ook op interactieve wijze het maatschappelijk debat vorm te geven. Hierbij is gedacht aan een mogelijke inzet van www.regering.nl. De discussie over dit interactieve spoor is nog niet afgerond.

2) Stimuleren lokale en sectorale initiatieven In dit spoor worden, door afzonderlijke bewindspersonen, aansprekende en succesvolle reeds lopende initiatieven uitgelicht, verbreed en versterkt, of concrete nieuwe initiatieven in gang gezet. Dit gebeurt mede op basis van een inventarisatie en beoordeling van bestaande initiatieven (`best practices'). De vakministers en ­staatssecretarissen zijn eerstverantwoordelijk voor de afzonderlijke activiteiten op de verschillende beleidsterreinen. Zij rapporteren aan de ministeriële begeleidingsgroep, in de Tweede Kamer en in begrotingsstukken.

3) Adviesaanvraag gemeenschappelijke waarden Dit derde spoor betreft de toekomstgeoriënteerde vraag naar de relatie tussen cultuur en cultuurverschillen enerzijds en waarden, normen en conflicten hierover anderzijds. Terwijl in de eerste twee sporen het omgaan met en oplossen van concrete ergernissen en probleemsituaties in het hier en nu centraal staan, gaat het in het derde spoor om een strategie voor de toekomst van de samenleving. Een adviesaanvraag is ingediend bij de WRR, die bij het opstellen van het advies samenwerking zal zoeken met het SCP en de RMO.

2 Brief van de Minister-President aan de Tweede Kamer 04-10-2002
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

1.3. Bijdrage van het Forum voor Democratische Ontwikkeling

Het Forum voor Democratische Ontwikkeling (FDO) heeft in opdracht van het ministerie van AZ een aantal taken op zich genomen in het kader van het waarden en normen debat waartoe door het kabinet is besloten. Het ging daarbij in eerste instantie om het uitvoeren van een inventarisatie van bestaande lokale en sectorale initiatieven op het vlak van waarden en normen, gericht op het identificeren van `good' en `best practices' die zich lenen voor verbreding en versterking. Na een globale quickscan die in zeer korte tijd is uitgevoerd en waarvan de resultaten in een eerder rapport (11-11-02) zijn beschreven, is door het FDO een meer systematische en uitgebreide inventarisatie van lokale en sectorale initiatieven uitgevoerd.

Op verzoek van de Ambtelijke Begeleidingsgroep Waarden en Normen (ABWN) heeft het Forum voor Democratische Ontwikkeling ook de taak op zich genomen de informatie over relevante departementale activiteiten die door de diverse ministeries is geleverd samen te vatten en op een systematische en uniforme wijze toegankelijk te maken. Daarbij is voor een opzet gekozen die samenvoeging mogelijk maakt van de inventarisaties van enerzijds de ingebrachte departementale initiatieven en anderzijds `bottom-up' initiatieven. De samenhang tussen initiatieven en inspanningen van de rijksoverheid en lokale en sectorale initiatieven met een bottom-up karakter wordt daarin zichtbaar, evenals ­ in beperkte mate ­ de samenhang tussen de inspanningen die in verschillende sectoren van de samenleving plaatsvinden. Nogmaals: zowel voor de lokale en sectorale initiatieven als voor de initiatieven en andere inspanningen van de ministeries geldt dat de inventarisatie niet volledig is, omdat die berust op wat door burgers, organisaties en overheden zelf is aangemeld. Doordat daarbij in veel gevallen een selectie zal zijn gemaakt van de meest vermeldenswaardige initiatieven en activiteiten, moet ook het beeld dat zich daaruit aftekent van de samenhang tussen inspanningen met enige terughoudendheid worden geïnterpreteerd.

1.4. Over dit rapport

Dit rapport is een rapport van het Forum voor Democratische Ontwikkeling, dat in goed overleg met maar feitelijk in onafhankelijkheid van de Ambtelijke Begeleidingsgroep Waarden en Normen is opgesteld.
In hoofdstuk 2 van dit rapport geven wij een impressie van de door ons uitgevoerde inventarisatie van lokale en sectorale initiatieven. Ook beschrijven wij daar het begrippenkader dat wij bij deze inventarisatie hebben gehanteerd en geven een globaal overzicht van hoe de sectorale en lokale initiatieven daarin passen. In hoofdstuk 3 volgt per sector een beschrijving van bestaande initiatieven en inspanningen; en in hoofdstuk 4 beschrijven wij initiatieven die door of in samenwerking met gemeenten zijn genomen. Hoofdstuk 5 geeft een beeld van algemene beleidsinspanningen en specifieke initiatieven van de diverse departementen op het vlak van waarden en normen. In hoofdstuk 6 maken wij een balans op: in welke mate `leeft' het thema waarden en normen, om welke normen gaat het dan vooral, in welke mate is er sprake van synergie tussen de inspanningen van verschillende actoren en in verschillende sectoren, en in welke mate zijn ook structurele inspanningen noodzakelijk in aanvulling op de beschreven, veelal incidentele, initiatieven ter versterking van waarden en normen?
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

2. Lokale en sectorale initiatieven, een eerste impressie

2.1. Aanpak van de inventarisatie

Informatiebronnen
Wij hebben in eerste instantie informatie over lopende en reeds eerder uitgevoerde initiatieven op het vlak van waarden en normen verzameld onder de relaties van het FDO. Organisaties en personen waarmee het FDO samenwerkt of heeft samengewerkt zijn benaderd met het verzoek om alle relevante initiatieven op het vlak van waarden en normen waarbij men betrokken is (geweest) of waarvan men anderszins weet, te melden aan het FDO secretariaat. Tot de aldus benaderde organisaties behoren onder meer: · het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP); · het Instituut voor Maatschappelijke Innovatie (IMI); · XPIN;
· United Knowledge (alle vier organisaties actief op de grens politiek-burgers); · vrijwel alle lokale debatcentra in Nederland (De Balie, De Rode Hoed, Debatterij, TUMULT, Waag, LUX, SDSR, Felix Meritis etc); · Stichting Alexander (koepel van jongerenorganisaties); · NOC*NSF;
· Nationaal Comité 4 en 5 Mei; · Stichting De Wijk is van ons Allemaal; · het Kenniscentrum Grote Steden; · de wetenschappelijke bureaus van diverse politieke partijen.

Vervolgens hebben wij voor de belangrijkste sectoren in de Nederlandse samenleving een overzicht opgesteld van relevante (koepel- of intermediaire) organisaties en instellingen. Deze organisaties en instellingen in de belangrijkste sectoren van de Nederlandse samenleving zijn door ons benaderd met het verzoek om informatie over relevante initiatieven. Daarbij gaat het om organisaties als landelijke verenigingen van schoolbesturen (onderwijs); raad voor de filmkeuring en omroepen (media); sportbonden en landelijke organen van de kaderopleidingen in de sport; woningcorporaties en de overkoepelende vereniging daarvan; verenigingen van zorginstellingen en werknemers in de zorgsector; beroeps- en brancheverenigingen in het bedrijfsleven; organisaties op het terrein van verkeer en (openbaar) vervoer; wetenschappelijke bureaus van politieke partijen; ideële organisaties en overige non-gouvernementele organisaties (NGO's). Een aantal van de door ons benaderde personen en organisaties heeft ons verzoek om informatie verder doorgespeeld naar relevante organisaties uit het eigen adressenbestand. Zo heeft het campagnebureau `Echte Welvaart', dat contacten onderhoudt met ruim duizend grote en kleine ideële organisaties en op ideëel vlak actieve particulieren, ons verzoek en de bijbehorende vragenlijst verspreid binnen dat gehele netwerk, hetgeen een groot aantal meldingen van ons tot dan toe onbekende initiatieven heeft opgeleverd. Het adviesbureau voor maatschappelijk verantwoord ondernemen Good Company heeft ons zeer bruikbare informatie verschaft over de meest relevante initiatieven en ontwikkelingen in veel branches van het bedrijfsleven en ons doorverwezen naar de belangrijkste contactpersonen. Ook Aedes, de landelijke vereniging van woningcorporaties, heeft ons verzoek om informatie via de eigen website doorgespeeld naar de eigen leden, die wij overigens voor een aanzienlijk deel ook rechtstreeks hebben benaderd.

De sectorale benadering leidde in veel gevallen tot identificatie van initiatieven die ook als lokaal te kenschetsen zijn. Omdat lang niet alle lokale initiatieven echter op deze manier zouden
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE worden opgemerkt, hebben wij naast de sectorale ook een geografische benadering gebruikt3. Voor een systematische inventarisatie van lokale initiatieven hebben wij samenwerking gezocht en gevonden bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Begin november 2002 is een brief van de VNG aan alle Nederlandse gemeenten uitgegaan waarin medewerking gevraagd is aan de inventarisatie van lokale initiatieven op het vlak van waarden en normen. Specifiek zijn alle Nederlandse gemeenten gevraagd informatie aan te leveren over zowel initiatieven die door de gemeente zelf zijn genomen als initiatieven die door burgers of instellingen binnen de gemeenten zijn genomen. Daarnaast is in de brief aan de gemeenten (c.q. de gemeentelijke voorlichters) gevraagd om relevante artikelen, programma's of projecten in de lokale media te melden bij het FDO. Tot dusver hebben ongeveer vijftig gemeenten gereageerd op dit verzoek om informatie over door of binnen de gemeente genomen initiatieven. Nieuwe reacties die binnenkomen worden alle nog opgenomen in het gegevensbestand.

Ook hebben wij een groot deel van de redacties van lokale en regionale media (dag- en huis-aan- huisbladen, radio en tv) benaderd met het verzoek relevante initiatieven waarbij zij betrokken zijn of waarvan zij anderszins weten bij ons te melden. Dit verzoek heeft een aantal relevante reacties opgeleverd waarin initiatieven werden gemeld die nog niet via andere bronnen waren binnengekomen.

Naast directe of indirecte benadering van organisaties is ook gebruik gemaakt van de zoekmogelijkheden op internet om relevante initiatieven en discussies op te sporen. In sommige gevallen kon via internet direct voldoende informatie over een bepaald initiatief worden gevonden, soms ook vormt de informatie op internet aanleiding om betrokken personen of organisaties alsnog actief te benaderen.

Inhoudelijke aanpak
In eerste instantie hebben wij ervoor gekozen de begripsbepaling niet op voorhand te beperken tot een specifieke interpretatie van `waarden en normen', maar de afbakening van wat wel en niet onder die noemer zou moeten vallen over te laten aan de door ons bevraagde personen en instellingen. Deze terughoudendheid ten aanzien van het afbakenen van het thema heeft het mogelijk gemaakt een beeld te krijgen van de range van `problemen' die burgers en andere sociale actoren ervaren en die zij belangrijk genoeg vinden om daarvoor zelf oplossingsgerichte initiatieven te ontwikkelen. De initiatieven waarover informatie is verkregen bleken sterk te variëren in focus, doelstelling en aanpak. Omdat door de ministeriële begeleidingsgroep waarden en normen is besloten de aandacht vooral te richten op `fatsoen' ofwel het gedrag van burgers onderling, hebben wij de verzamelde initiatieven beoordeeld op hun relevantie voor dit smallere thema. In het uiteindelijke gegevensbestand van bestaande initiatieven zijn wel alle initiatieven opgenomen die in ons begrippenkader geplaatst kunnen worden, maar is aan de initiatieven die specifiek gericht zijn op fatsoenlijk en verantwoordelijk gedrag van burgers onderling een hogere relevantie toegekend. Door binnen het gegevensbestand te selecteren op de variabele `relevantie' kan zeer snel de beperktere set van `fatsoens'-initiatieven worden uitgelicht. Het gegevensbestand wordt in de loop van 2003 via internet voor iedereen toegankelijk gemaakt. Op verzoek is het ook verkrijgbaar via het secretariaat van het FDO.

Met het oog op het doel van de inventarisatie ­ het identificeren van aansprekende aanpakken die verbreding en versterking verdienen - was het noodzakelijk te zorgen dat de gegevens die van ieder initiatief werden vastgelegd zoveel mogelijk houvast zouden bieden voor een latere beoordeling van

3 Hoewel wij ook daarmee zeker niet pretenderen een volledig overzicht van alle bestaande initiatieven te hebben kunnen samenstellen.


---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE de initiatieven. Van ieder initiatief is daarom tenminste informatie vastgelegd over een aantal procesvariabelen die een rol kunnen spelen als beoordelingscriteria voor de selectie van `goede, aanprekende initiatieven'. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld de vraag of het een bottom-up of een top-down initiatief betreft, wat de (aantoonbare) effecten zijn (geweest), of er een draaiboek of verslag beschikbaar is, welke doelgroepen het betreft, etc.

Aanvullende informatie over initiatieven, zoals verslagen, draaiboeken, persberichten etc, is door ons gearchiveerd.

2.2. Opbrengsten van de inventarisatie

In totaal zijn tot eind januari 2003 ruim 400 verschillende lokale en sectorale initiatieven aangemeld. Voor een deel (ongeveer 100) zijn dit initiatieven waarvan de relevantie voor het waarden en normen project van het kabinet twijfelachtig is. Het lijkt dat diverse mensen en instellingen de huidige aandacht voor waarden en normen graag willen aangrijpen om steun en waardering te verkrijgen voor zaken waarvoor zij zich zelf inzetten, ook als deze slechts marginaal raken aan het thema. In het gegevensbestand zijn deze initiatieven gemarkeerd met een minteken of de aanduiding `relevantie neutraal'. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat deze initiatieven anderszins maatschappelijke relevantie missen. Het merendeel van de aangemelde initiatieven is echter wel relevant of zeer relevant voor dit thema. Deze initiatieven zijn in het gegevensbestand gemarkeerd met een enkel of dubbel plusteken.
De variatie binnen de relevante initiatieven is zeer groot, zowel ten aanzien van de sector of setting waarop zij gericht zijn als ten aanzien van vorm, omvang, ambitie, werkwijze en aangrijpingspunt. Wat duidelijk blijkt uit de inventarisatie is dat het onderwerp ­ of wellicht het probleem ­ van de waarden en normen in Nederland leeft bij burgers en lokale instellingen.

Wij hebben de indruk dat de aangemelde initiatieven een substantieel deel van de bestaande initiatieven of projecten op het vlak van waarden en normen dekken. Het gegevensbestand is echter zeer zeker niet compleet. Een deel van de bestaande initiatieven op het vlak van waarden en normen is niet of nauwelijks op te sporen, vanwege een aantal redenen. In de eerste plaats geldt ook voor gemeenten, burgers en allerlei lokale en sectorale instellingen dat inspanningen om waarden en normen te versterken vaak zo vanzelfsprekend onderdeel uitmaken van de reguliere bezigheden dat ze niet als initiatieven herkend en dus niet aangemeld worden. In de tweede plaats zullen ongetwijfeld diverse initiatieven die wij wel relevant zouden vinden door de betrokkenen niet onder de noemer waarden en normen geplaatst worden en dus ook onopgemerkt zijn gebleven. In de derde plaats heeft de oproep om relevante initiatieven aan te melden natuurlijk lang niet iedereen bereikt. Tenslotte kan ook onwil om initiatieven aan te melden ten behoeve van `de regering' of van andere burgers of instellingen een rol spelen; in een aantal gevallen hebben wij dit gemerkt.

Samenvattend: het huidige bestand met ruim driehonderd relevante lokale en sectorale initiatieven kan beschouwd worden als een goede impressie van het werkelijke scala van bestaande initiatieven op het vlak van versterking van waarden en normen. Er is alle reden om te vermoeden dat het aantal relevante initiatieven feitelijk nog aanzienlijk groter is dan deze driehonderd. Het is echter niet in te schatten hoeveel groter dit feitelijke aantal is. In ieder geval kan wel worden vastgesteld dat het thema zeer leeft onder de Nederlandse burgers en instellingen en dat er veel ideeën en ervaringen bestaan waaruit geput kan worden. Daarmee bestaan er een goede basis en veel aanknopingspunten voor inzet vanuit de regering ter versterking van waarden en normen.


---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

2.3. Inhoudelijke focus van de lokale en sectorale initiatieven

De vele initiatieven op het vlak van waarden en normen die in de inventarisatie werden gevonden, kunnen natuurlijk op vele manieren worden geordend. Een ordening naar sector, zoals in hoofdstuk 3 van dit rapport wordt gevolgd, ligt voor de hand. Ook een ordening naar type initiatief (debatten bijvoorbeeld en anderssoortige initiatieven), of naar type initiatiefnemer kan zinvol zijn. De opbouw van het databestand biedt verschillende mogelijkheden om de initiatieven te ordenen of te selecteren naar deze kenmerken. Daarnaast is gekozen om ook een inhoudelijk kader te ontwikkelen dat houvast biedt voor een meer conceptuele ordening van de initiatieven; waarbij duidelijk wordt op welke wijze of welk punt een bepaald initiatief aangrijpt op het functioneren van waarden en normen. Dit begrippenkader is slechts een ­ politiek en ideologisch neutraal - hulpmiddel om enige inhoudelijke ordening te kunnen aanbrengen in de grote veelheid en variëteit aan initiatieven. Vanzelfsprekend kunnen de initiatieven ook vanuit heel andere begrippenkaders worden geordend. Het door ons gehanteerde begrippenkader wordt hieronder beschreven; bijlage A bevat een nadere toelichting.

Begrippenkader gedragsregulerende functie waarden en normen De huidige maatschappelijke en politieke aandacht voor `herstel van normen en waarden' gaat ervan uit dat er, tenminste in de beleving van de Nederlandse bevolking, iets mis is met het functioneren van waarden en normen in de samenleving. Daarbij worden, al dan niet bewust, verschillende interpretaties als definitie van het probleem geponeerd: bepaalde bevolkingsgroepen weigeren `onze' normen over te nemen of erkennen die niet; jongeren krijgen geen normen en normbesef meer bijgebracht; de normhandhaving faalt; enzovoorts. Elk van deze interpretaties is vermoedelijk gedeeltelijk juist en gedeeltelijk relevant. En op elk van deze interpretaties zijn wel een of meer van de initiatieven gebaseerd die op tal van plaatsen in de samenleving bestaan om ervaren problemen rond waarden en normen op te lossen. Daarom is het, gezien de keuze van het kabinet om aan te sluiten bij bestaande initiatieven en die te versterken, beleidsmatig zinvoller om tot een denkkader te komen dat de verschillende interpretaties verenigt en in samenhang toont, dan de verschillende interpretaties als concurrerend tegenover elkaar te stellen.

In tabel 1 zijn de meest genoemde factoren weergegeven die van invloed zijn op de effectiviteit van waarden en normen voor het reguleren van gedrag.

Tabel 1: Factoren die de werkzaamheid van waarden en normen voor het reguleren van gedrag bepalen Situatie:
consensus over condities die in deze situatie relevant zijn secundaire condities/ waarden normen voor het reguleren van gedrag risico's en noodvoorzieningen
* bekendheid/bewustzijn van normen en waarden * als normen onbekend zijn en
+ + * consistentie prikkelstructuren met normen haaks staan op prikkels is sociale controle relevant
* consistentie prikkelstructuren met normen * als sociale controle en prikkels
+ - * aanwezigheid sociale controle tekortschieten is handhaving bepalend (pakkans en strafmaat)
* bekendheid/bewustzijn van normen en waarden * zolang de drie condities krachtig
- + * consistentie prikkelstructuren met normen aanwezig zijn is geen probleem
* aanwezigheid sociale controle zichtbaar, maar de situatie is instabiel
- - * consistentie prikkelstructuren met normen * pakkans en strafmaat
* aanwezigheid sociale controle (handhaving) zijn bepalend 10


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

In de eerste plaats is het van belang of er consensus bestaat over waarden en over normen. Als burgers fundamenteel verschillen in de waarden en/of de normen die zij aanhangen (zoals door sommige tegenstanders en critici van de multiculturele samenleving wordt verondersteld), zullen zich op het niveau van het onderlinge gedrag veel vaker problemen voordoen dan wanneer er consensus heerst over waarden en normen. Hoe minder consensus er bestaat over waarden en normen, des te groter het belang van andere gedragsregulerende factoren, zoals prikkelstructuren, sociale controle en handhaving. Maar ook als er in wezen consensus bestaat over waarden en normen, is navolging daarvan in het feitelijk gedrag niet gegarandeerd. Ook in die situatie wordt de kans op naleving van waarden en normen beïnvloed door andere factoren, zoals de mate waarin burgers zich bewust zijn van de relatie van die waarden en normen met concrete gedragssituaties, maar ook de verleidingen waaraan zij worden blootgesteld (de mate waarin het eigenbelang in concrete situaties strijdig is met de waarden en normen die men heeft) en de mate waarin het naleven van waarden en normen wordt ondersteund door de aanwezigheid van sociale controle. In een situatie waarin zeer sterke onenigheid bestaat over waarden en normen is het denkbaar dat zelfs sociale controle niet positief bijdraagt aan de regulering van gedrag en worden pakkans en strafmaat, als aspecten van handhaving, bepalend voor het gedrag.
In de huidige Nederlandse samenleving lijkt elk van de genoemde factoren in meer of mindere mate onder druk te staan. De consensus over waarden en normen staat mogelijk onder druk door de instroom en tekortschietende integratie van burgers uit andere culturen, waarvan in de afgelopen decennia sprake is. Het bewustzijn van en de bekendheid met waarden en normen is mogelijk verzwakt door de ontzuiling, de afkalving van de normatieve autoriteit van diverse instituties; door marginalisering van burgerschapsvormende curriculumonderdelen in het onderwijs; door soms falende opvoeding; en door toenemende complexiteit van de samenleving. De aanwezigheid en uitoefening van sociale controle staat onder druk door de toegenomen individualisering en de anonimisering van veel sociale situaties, door teloorgang van bepaalde vormen van lokaal sociaal leven, door angst voor agressieve reacties (en het dan uitblijven van hulp) wanneer men anderen op hun gedrag aanspreekt, enzovoort. Mede door de afname van sociale controle wordt de invloed van andere `prikkels' in de handelingssituatie sterker. Als het eigenbelang in een andere richting wijst dan de waarden en normen ­ en dat is niet zelden het geval ­ is dan de verleiding om de norm te negeren sterker. Tenslotte staat ook de effectiviteit van handhaving door de overheid onder druk: de pakkans is veelal gering, mede omdat politie, OM en andere instellingen over onvoldoende capaciteit beschikken en deze bovendien niet altijd effectief benutten, de strafmaat is volgens velen te laag en op sommige fronten bestaat een gedoogcultuur.

Aangrijpingspunten voor initiatieven Vanuit dit denkkader kunnen een aantal aangrijpingspunten voor versterking van die functie worden afgeleid. Waar het gaat om consensus over waarden en normen is enerzijds de overdracht van vigerende waarden en normen aan nieuwe leden van de samenleving van belang en anderzijds de vaststelling of explicitering van waarden en normen. Bij de overdracht van waarden en normen aan nieuwe leden van de samenleving gaat het zowel om onderwijs aan en opvoeding van kinderen en jongeren als om inburgering van immigranten. Bij het vaststellen en expliciteren van waarden en normen gaat het wat de overheid betreft om wet- en regelgeving. Ook particuliere organisaties en verbanden stellen veelal regels en normen voor hun leden. Vaak wordt het vaststellen van normen, regels en wetten voorafgegaan door een fase van (publieke) meningsvorming en (maatschappelijke) discussie.
Het bewustzijn van en de bekendheid met vigerende waarden en normen is een ander aangrijpingspunt, waarbij het vooral gaat om communicatie: voorlichting of informatievoorziening, discussies en bewustwordingscampagnes. Een volgend aangrijpingspunt is de aanwezigheid van sociale controle. Voor zover dit door de overheid te bevorderen is gaat het daarbij om het creëren van randvoorwaarden in de sociale infrastructuur.
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Anonimiteit, grootschaligheid en gebrek aan vaste sociale structuren en verbanden beperken de aanwezigheid van sociale controle. Aandacht voor institutionele randvoorwaarden is daarom van groot belang. Waar er sprake is van risico's voor degene die sociale controle uitoefent, is daarnaast het aanreiken van concrete, veilige handelingsperspectieven van belang: de beschermende procedures van klokkenluidersregelingen, het 1-2-3 van de campagne `weet wat je te doen staat als het om geweld gaat', meldpunten voor ongewenst gedrag of kindermishandeling waar de melder anoniem kan blijven etc.
Waar het gaat om de consistentie van prikkelstructuren met normen als aangrijpingspunt zijn de mogelijkheden voor de overheid vooral gelegen in subsidie- en boeteregelingen, maar kunnen ook reputatiemechanismen zeer effectief worden ingezet, zoals bijvoorbeeld veel bedrijven hebben ondervonden die het minder nauw namen met kinderarbeid, milieuzorg en dergelijke. Samen met de institutionele aspecten van het sociale controlevraagstuk behoort dit aangrijpingspunt tot de situationele en institutionele condities. Handhaving door de overheid is het sluitstuk in het geheel van aangrijpingspunten om gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te voorkomen. De belangrijkste factoren die de effectiviteit van handhaving voor het ontmoedigen van ongewenst gedrag bepalen zijn de pakkans (dus de kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie) en ­ in mindere mate ­ de strafmaat (waarbij het opnieuw om regelgeving gaat). Ook voor lokale overheden en particuliere organisaties geldt dat handhaving het sluitstuk vormt van de mogelijkheden om naleving van waarden en normen te bevorderen. Gemeenten hebben daarbij, via hun burgemeester als korpsbeheerder van de politie, een heel duidelijke rol. Voor verenigingen en andere particuliere organisaties zal handhaving, in de zin van toepassing van sancties op overtreding van de eigen gedragsregels, veel minder voorkomen. Voor individuele burgers behoort handhaving als aangrijpingspunt voor het terugdringen van normoverschrijdend gedrag niet of nauwelijks tot het geëigende en geaccepteerde gedragsrepertoire.

De inhoudelijke focus van inspanningen van burgers, particuliere instellingen en lokale overheden kan dus gericht zijn op een of meer van de volgende aangrijpingspunten: · overdracht van waarden en normen · vaststelling en explicitering van waarden en normen · bewustzijn van en bekendheid met vigerende waarden en normen · sociale controle
· consistentie van prikkelstructuren · handhaving.

Voorbeelden van initiatieven per aangrijpingspunt Onder de reeds bestaande initiatieven van gemeenten, particuliere organisaties en individuele burgers ter versterking van waarden en normen zijn voor ieder hierboven onderscheiden aangrijpingspunt wel een of meer te vinden, maar de lokale en sectorale initiatieven lijken zich vooral te concentreren rond de eerste vier aangrijpingspunten.

Voor het bevorderen van de overdracht van waarden en normen in opvoeding en vooral onderwijs worden door particuliere, vaak levensbeschouwelijk georiënteerde of ideële organisaties veel activiteiten en projecten ontwikkeld. Daarbij gaat het om lespakketten waarin specifieke ethische kwesties of waarden centraal staan, zoals tolerantie voor vreemdelingen (een project van het IPP), respect voor natuur en milieu, rassendiscriminatie en nazisme (lespakket en tentoonstelling van de Anne Frankstichting), vredesopvoeding (spel-CDrom van de Stichting Vredeseducatie) en dergelijke, maar ook om algemene curriculumonderdelen gericht op sociaal-emotionele ontwikkeling, culturele en levensbeschouwelijke vorming (het project Goed te Leven in Lieshout, de projecten van de Samenwerkende Netwerkorganisaties Onderwijs, van het Humanistisch Verbond etc). 12


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Voor de bevordering van de overdracht van waarden en normen aan immigranten in de Nederlandse samenleving zetten diverse burgers en particuliere organisaties zich in. Een mooi, kleinschalig voorbeeld hiervan is het Take 2 Maatjesproject in de gemeente Utrecht, maar ook tal van kerken, sportverenigingen en andere organisaties hebben initiatieven ontwikkeld om immigranten te begeleiden en ondersteunen bij het integreren in de Nederlandse samenleving. Gemeenten spelen vaak een rol in opvoedingsondersteuning via instellingen voor jeugd- en gezinszorg en maatschappelijk werk en dragen ook via die weg bij aan de overdracht van waarden en normen op nieuwe leden van de samenleving.

De vaststelling van nieuwe en explicitering van al bestaande waarden en normen vindt zowel binnen particuliere organisaties (verenigingen, scholen, kerken) en natuurlijk ook gezinnen, als op wijk- en gemeentelijk niveau plaats. Dit type activiteiten is niet nieuw en vond ook al structureel plaats voordat het huidige waarden en normendebat door het kabinet gelanceerd werd. Op gemeentelijk niveau gaat het vaak om projecten in meerdere fasen: eerst worden gesprekken en discussies met wijkbewoners en professionals gevoerd, daarna worden waarden maar vooral gedragsregels geformuleerd op basis van de gevoerde discussies, die met enige tamtam gepresenteerd worden. Veelal nog eindigt daar de gestructureerde aanpak van het project en blijft onduidelijk wie nu wat met die gedragsregels gaat doen. Bekende voorbeelden van gemeenten waar dergelijke projecten gaande zijn, zijn Gouda, Rotterdam, Utrecht (Leidsche Rijn), Groningen, Maastricht en Den Haag. Particuliere organisaties van allerlei soort doorlopen van nature met enige regelmaat ook het proces van het vaststellen van nieuwe en afstoffen van ondergesneeuwde waarden en normen. Een voorbeeld van organisaties waar dit proces in het afgelopen decennium in versterkte vorm heeft gespeeld zijn de ­ inmiddels ­ Samen Op Weg-kerken in Nederland: fusies van lokale kerkelijke gemeenten van verschillende protestants-christelijke signatuur, die in het fusieproces en onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen als de toename van ongehuwd samenwonen, legalisering van het homohuwelijk, abortus en euthanasie, zich genoodzaakt zagen tot herbezinning op hun waarden en normen, tot herijking en herformulering van de gezamenlijke uitgangspunten en gedragsregels. Maar ook heel andere organisaties, zoals in de sportsector bijvoorbeeld een aantal hockeyverenigingen, hebben in de afgelopen paar jaar intern discussies gevoerd om tot nieuwe of verheldering van bestaande waarden, normen en gedragsregels te komen.

Lokale en sectorale initiatieven gericht op versterking van het bewustzijn van en de bekendheid met vigerende waarden en normen kunnen grofweg worden onderverdeeld in lokale debatten enerzijds en thematische campagnes anderzijds. De betreffende debatten zijn vaak georganiseerd door lokale debatcentra, soms in opdracht van gemeente of een particuliere instelling. In de inventarisatie hebben wij een groot aantal dergelijke debatten opgenomen die in de afgelopen jaren gevoerd zijn. Hoewel soms de vraag zich opdringt wat het effect is van al deze incidentele debatten, omdat bewustwording zich niet direct vertaalt in concrete aanwijsbare tastbare veranderingen, zijn wij van mening dat het publieke debat van grote waarde is voor de meningsvorming en bewustwording op zich.
Naast publieke debatten zijn er ook publiekscampagnes die zich richten op meningsvorming en bewustwording. In veel gevallen gaat het daarbij om one-issue campagnes, georganiseerd door ideële of belangengroepen die een bepaalde waarden of norm onder de aandacht willen brengen. Op het vlak van waarden en normen is een voorbeeld bij uitstek de campagne tegen zinloos geweld, met het lieveheersbeestje, maar ook campagnes van SIRE; van het Nationaal Comité 4 en 5 Mei; van Max Havelaar, Schone Kleren en Fair Trade; van de Dierenbescherming; de Bond tegen het Vloeken; van Milieudefensie en Greenpeace, behoren tot de initiatieven die aangrijpen op bewustwording.

Lokale en sectorale initiatieven die zich richten op versterking van sociale controle zijn bijvoorbeeld het bekende project van de Marokkaanse buurtvaders, de Rotterdamse stadsetiquette, het project Veilig Honk in Halderberge, diverse projecten van supportersverenigingen om 13


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE voetbalhooligans te begeleiden en zo overlast te voorkomen, het project Toezichthouders in Zeewolde en de Nieuwe Binnenstad Brigade in Den Bosch. Maar ook gemeentelijke investeringen in en facilitering van verenigingsleven en wijkactiviteiten kunnen gezien worden als initiatieven ter bevordering van de sociale controle: immers de mate waarin mensen elkaar van gezicht en naam kennen is herhaaldelijk een belangrijke factor gebleken voor hun geneigdheid om elkaar aan te spreken op ongewenst gedrag, evenals op de kans dat men überhaupt ongewenst gedrag vertoont.

Lokale en sectorale initiatieven die gericht zijn op het bevorderen van de consistentie van prikkelstructuren, dat wil zeggen op het aantrekkelijker maken van gewenst gedrag en het wegnemen van voordelen van ongewenst gedrag, zijn relatief schaars. Een paar voorbeelden van initiatieven waarin gewenst gedrag aantrekkelijker gemaakt wordt zijn de Gold Service van woningstichting De Woonplaats in Groenlo, die inhoudt dat huurders die zich correct gedragen, zowel in hun contact met de corporatie als in hun gedrag als huurder, van de corporatie extra service krijgen en het project Deventer Schoon Familie, waarbij burgers die schoonmaak-, onderhouds- en andere activiteiten verrichten buiten hun eigen erf daarvoor beloond worden met punten die recht geven op extra service of materialen van de wijkbeheersdienst. Daarnaast behoren ook gemeentelijke regelingen die financiële prikkels verbinden aan gedrag ­ waarvan in de inventarisatie echter geen voorbeelden zijn aangemeld - tot deze categorie projecten.

Tenslotte zijn er ook op lokaal en sectoraal niveau diverse initiatieven die striktere handhaving als aangrijpingspunt nemen voor het versterken van waarden en normen. Daarbij kan gedacht worden aan het strikter toepassen van spel- en gedragsregels in de sport, zoals de Fair Play-campagne van NOC*NSF voorstaat, maar vooral ook aan tal van gemeentelijke initiatieven om consequenter en strenger op te treden wanneer burgers of bedrijven regels overtreden. Veel gemeenten werken, overigens al naar aanleiding van de tragische ongelukken in Enschede en Volendam, aan terugdringing van `het gedogen' of het verbeteren van de handhaving op veel terreinen. Daarnaast spannen veel gemeenten zich in om de (zichtbaarheid van) handhaving door de politie te versterken, onder meer door meer inzet van politie op straat. Een voorbeeld van een dergelijke project is Noordrand aan zet, in Leeuwarden. Een voorbeeld van een heel andere wijze om de handhaving door de politie beter zichtbaar te maken en daardoor een sterkere preventieve werking te geven is het School Adoptie Plan in de gemeente Hulst, waarbij een aantal wijkagenten enkele weken lang gedurende twee uur per week les geven aan de groepen 7 en 8 van 3 basisscholen in Hulst, over criminaliteit, drugs, zinloos geweld etc. De leerlingen maken ook een excursie naar de rechtbank en krijgen op die manier een concreet beeld van wat de handhaving door politie en justitie inhoudt. 14


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

3. Sectorale initiatieven

3.1. Wonen en wijken

De eerste `sector' waarin sprake is van een aan waarden en normen gerelateerde problematiek en waarin talrijke initiatieven en projecten lopen om deze problemen aan te pakken, is het sociale domein van het wonen. Daartoe behoren leefbaarheidsvraagstukken op straat-, buurt- en wijkniveau, die veelal betrekking hebben op (geluids-)overlast, vervuiling en verwaarlozing, sociale onveiligheid, en een moeizame balans tussen individuele vrijheid en privacy enerzijds en sociale controle en betrokkenheid anderzijds. Van alle sectoren waarin zich problemen en initiatieven op het vlak van waarden en normen voordoen, is het wonen de sector waarin de inspanningen en initiatieven het meest vanuit alle verschillende actoren voortkomen: zowel vanuit buurtbewoners als vanuit lokale instellingen, woningcorporaties, de gemeentelijke overheid en de rijksoverheid. Lokale overheden en in mindere mate de rijksoverheid houden zich al decennia lang bezig met wonen en wijken, zij het onder diverse noemers, van onmaatschappelijkheidsbestrijding tot leefbaarheidsbevordering, grote steden beleid, wijkvernieuwings- en buurtbemiddelingsprojecten. In de loop van de tijd is de focus van het overheidsbeleid hierbij uiteraard wel verschoven, van verbetering van fysieke woonomstandigheden naar het oplossen of hanteerbaar maken van nieuwe spanningsbronnen op buurtniveau zoals multiculturalisering, drugs- en verslavingsproblematiek en anonimisering. Bij veel overheidsinitiatieven ten aanzien van waarden en normen in de woonomgeving worden buurtbewoners of lokale instellingen of beide betrokken. Vaak wordt op wijk- of buurtniveau samengewerkt tussen bijvoorbeeld bewoners, woningcorporaties, maatschappelijk werk of andere welzijnsinstellingen, scholen, politie en gemeente. De rol van de (lokale) overheid is daarbij meestal vooral faciliterend en voorwaardenscheppend; mede vanwege de veelheid aan wijken en de behoefte aan wijk- of buurt- of zelfs straatspecifiek maatwerk berust de uitvoering van initiatieven meestal bij instellingen in de buurt en buurtbewoners zelf.

id: 356 Een totnogtoe heel succesvol initiatief op het vlak van leefbaarheidsverbetering op wijkniveau is bijvoorbeeld de `Deventer Schoon Famillie'. Inwoners van de gemeente Deventer kunnen lid worden van de `Deventer Schoon Familie', hetgeen inhoudt dat zij zich verbinden aan bepaalde spelregels en plichten ten aanzien van het tegengaan van vervuiling van de openbare ruimte. Door in hun eigen wijk of straat schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, zoals bladvegen in de herfst, kunnen leden `Cambia's' (een virtuele geldeenheid) verdienen, waarvoor zij vervolgens materialen en diensten ten behoeve van hun eigen straat of buurt kunnen `kopen', zoals bijvoorbeeld een compostvat, bezems, of extra service. Het project is dus een variant op het concept van de LETS-systemen. Het Buurtbeheerbedrijf Enterprise Wijkaanpak coördineert het project. In de eerste twee maanden zijn meer dan 600 Deventenaren lid geworden en het ledental groeit nog door. Wat de feitelijke resultaten zijn moet nog blijken: er bestaat ook een risico dat de vrij sterke vorm van sociale controle die door de opzet wordt gestimuleerd averechts zal uitpakken.

15


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id 238 Een mooi voorbeeld van een buurtproject waarbij zowel een door de lokale overheid ingesteld buurtbemiddelingsbureau als de bewoners zelf en een lokale sportvereniging betrokken zijn is een project in Schiedam, waar het Bureau voor samenlevingsopbouw De Vijf de overlast door (tegen garagedeuren) voetballende jongeren in de Voltairestraat wist op te lossen samen met de buurtbewoners, de jongeren, VL Wonen en voetbalvereniging DRL. Jongeren die dat willen krijgen een outfit ­ kleding en schoenen ­ van VL Wonen. Met DRL is een contract gesloten dat jongeren uit de Voltairestraat als lid worden opgenomen en mee kunnen spelen op het voetbalveld. Voorwaarde is dat de jongeren niet meer op straat voetballen en hun uitrusting te zijner tijd goed onderhouden weer inleveren. Het project is zeer succesvol: er is geen overlast meer in de straat en er is groot enthousiasme en commitment bij alle jongeren.

Woningcorporaties spelen een relevante rol waar het gaat om versterking van waarden, normen en fatsoenlijk gedrag in het woondomein, al blijkt het de woningcorporaties moeilijk te vallen deze rol expliciet te verwoorden. Veel woningcorporaties die benaderd zijn in het kader van de inventarisatie van waarden en normen initiatieven hebben aangegeven geen specifieke initiatieven te hebben ontwikkeld. Impliciet echter, behoort de zorg voor een goede sociale infrastructuur en het tegengaan van overlast in de woonsfeer tot het normale beleid van vrijwel iedere woningcorporatie. Aedes, de vereniging van woningcorporaties, stelt:

"Van oudsher realiseren woningcorporaties hun maatschappelijke doelstelling ook met activiteiten die beogen een goede sociale infrastructuur in hun buurten en wijken tot stand te brengen. Medewerkers van verhuur- en bewonerszaken besteden daar gemiddeld 60% van hun werktijd aan. In feite houdt elke medewerker met klantencontacten zich daar in een of andere vorm wel mee bezig. Het is een vast onderdeel in hun werk. In het kader van de bevordering van een goed woon- en leefklimaat kunnen als voorbeelden worden genoemd: portiekgesprekken, huis-/leefregels in gestapelde bouw, bemiddeling bij burenoverlast, kennismakingsbijeenkomsten voor buurtbewoners. De aanpak is steeds meer om bewoners daar zelf een zo groot mogelijke rol in te laten spelen. Daarnaast werken corporaties in toenemende mate samen met belanghouders zoals gemeentelijke overheid, maatschappelijke organisaties en politie aan een goed woon- en leefklimaat. Maar ook via de fysieke ingang, de samenstelling en inrichting van het aanbod, creëren corporaties gunstige perspectieven voor een gezond woon- en leefklimaat. Het thema maatschappelijke inbedding staat bij steeds meer corporaties op de agenda. Ook via die ingang wordt gewerkt aan een hecht en duurzaam netwerk in buurten en wijken. Bewoners vragen aan corporaties een zichtbare, coördinerende en waar nodig een bemiddelende rol te vervullen."

Ook de burgers, de buurtbewoners zelf nemen in veel gevallen het initiatief. Een inmiddels klassiek voorbeeld is het Opzoomeren, ontstaan toen bewoners van de Opzoomerstraat in Rotterdam besloten niet meer te wachten op actie van de gemeente of andere instellingen om hun straat op te knappen, maar zelf te gaan schoonmaken, onderhouden en opknappen. Dergelijke initiatieven zijn op veel meer plaatsen in het land te vinden. Een ander zeer bekend voorbeeld is dat van de Marokkaanse buurtvaders die zelf toezicht zijn gaan houden om te voorkomen dat `hun' kinderen overlast veroorzaakten op straat.
16


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

3.2. Onderwijs en opvoeding

In het onderwijs zijn veel initiatieven te vinden die met uiteenlopend succes draaien, van projecten tegen `pesten op school' en de groeiende aandacht voor sociale competenties, tot curriculum- onderdelen `sociaal-ethische vorming' of burgerschapsvorming. Een deel van de initiatieven in de onderwijssector is afkomstig van het ministerie van OCenW, maar vaak ook ligt het initiatief bij scholenverenigingen, levensbeschouwelijke en ideële organisaties, gemeenten of uitgeverijen van onderwijsmaterialen. In sommige gevallen worden initiatieven door meerdere partners gedragen, met name de initiatieven die voortkomen uit concrete gebeurtenissen in een buurt of stad, zoals de komst van een asielzoekerscentrum, een moord of een ander geval van zinloos geweld. De initiatieven rond waarden en normen in het onderwijs kunnen worden onderscheiden in initiatieven die op de overdracht van algemene ideologische of levensbeschouwelijke waarden zijn gericht en initiatieven waarmee wordt gepoogd in te grijpen op concrete problemen waarin de leerlingen zelf een rol spelen, zoals pesten op school, vandalisme en kleine criminaliteit. Algemene ideologische of levensbeschouwelijke projecten voor de overdracht van waarden in het onderwijs worden veelal ontwikkeld of gedragen door organisaties als het Humanistisch Verbond (drager van het Humanistisch Vormings Onderwijs), de uit vier denominaties bestaande Samenwerkende Netwerkorganisaties in het Onderwijs (project Sociaal Ethische Oriëntatie in het funderend onderwijs, project Tussen eigenheid en gemeenschappelijkheid), de Vereniging Bijzondere Scholen (project De School als Waardengemeenschap), stichting Lions-Quest Nederland (project Leefstijl voor Jongeren), de stichting Vredeseducatie (Tolerantietest en CD Rom Wereldstad), het Instituut voor Publiek en Politiek (gastlessen over religie en democratie) en kerkelijke organisaties (Kom in de Kring-project). Maar ook opleidingen zelf kiezen soms nadrukkelijk voor een expliciete plaats van waarden en normen in de eindtermen die men hanteert, zoals bij de beroepsopleidingen aan het ROC Nova College in Noord- en Zuid Holland. Ook diverse ngo's die specifieke waarden beogen te versterken ontwikkelen vaak lespakketten voor het onderwijs, bijvoorbeeld rond natuur en milieu (zoals de zwerfafvalcampagne op middelbare scholen van de Stichting Nederland Schoon).

Belangrijk zijn ook initiatieven in het onderwijs die gericht zijn op het gedrag van scholieren onderling en in relaties tot anderen. Goede voorbeelden hiervan zijn: · het project `Waar zijn we nu helemaal mee bezig' voor VBO en IVBO in Hellendoorn; · het project `De vreedzame school' op basisschool De Klimop in Den Haag; · het `School Adoptie Plan' in Hulst; · de scholierencampagne van de stichting Nationale Campagne tegen Geweld; · de website Info Nou! van de landelijke organisatie ter voorkoming van geweld in het openbaar Kappen Nou!; · het project `Hou `t Gaaf' voor scholieren in Eindhoven; · het in Groot Brittannië succesvolle lespakket `Normen en waarden' dat basisschool De Regenboog in Gein hanteert; · de `Veiligheidsthermometer' die op diverse scholen in Nederland wordt toegepast; · het project School en Veiligheid op vier basisscholen in Kanaleneiland (Utrecht); · het `Pestprotocol' dat sinds 1997 op scholen in de gemeente Hummelo wordt gebruikt; · het project `Trek die lijn' van de gemeente Den Haag, de HTM, politie en een VO-school, om overlast door scholieren op twee tramlijnen op te lossen; · het busproject 'Help Vandalisme Afbreken' dat door heel Nederland reist. 17


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id 348 In Utrecht wordt op vier basisscholen in de wijk Kanaleneiland sinds 1997 het project School en Veiligheid uitgevoerd. Het project is een initiatief van de vier basisscholen zelf en is gericht op het verbeteren van de veiligheid in en om school. Centraal in het project staat de norm geen geweld of agressie te gebruiken. Leerlingen leren op andere wijze conflicten op te lossen. De leerlingen stellen zelf jaarlijks gedragsregels op die betrekking hebben op de veiligheid in en om school. Ze leren zelf toe te zien op de handhaving van deze regels, medeleerlingen daarop aan te spreken en conflicten op te lossen zonder geweld. Er worden goede afspraken gemaakt met jeugdzorg, politie en welzijnsinstellingen, die ook alle positief zijn over het project.
De veiligheid op de vier scholen is aantoonbaar toegenomen.

Tenslotte en evenzeer relevant, bestaan er diverse initiatieven die zich richten op (toekomstige) onderwijsgevenden. Op hogescholen en universiteiten, maar bijvoorbeeld ook via het PABO- Netwerk Waarden en Normen wordt aandacht besteed aan het thema en de vraag hoe daarmee om te gaan in de onderwijssituatie. Van deze inspanningen kan wellicht een meer structureel en langdurig effect worden verwacht dan van eenmalige projecten op scholen, omdat de leerkrachten aandacht voor waarden en normen leren integreren in hun professionele handelen. Overigens geldt dat ook bij diverse lespakketten voor scholieren aandacht wordt besteed ­ soms via een aparte handleiding of training ­ aan de vaardigheid van de eigen leerkracht om het thema te behandelen. Een aantal goede voorbeelden van dergelijke op leerkrachten gerichte initiatieven: · het project `De hogeschool dat ben jij' van Hogeschool InHolland; · themanummers over sociale dilemma's en over normen en waarden van het Tijdschrift Maatschappij en Politiek, een uitgave voor docenten maatschappijleer door het Instituut voor Publiek en Politiek; · het project `Sweetest Taboo', dat gericht is op het bespreekbaar maken van homoseksualiteit op VMBO scholen.

3.3. Sport

Zowel binnen de sportsector als daarbuiten wordt sport vaak beschouwd als een belangrijk en geschikt middel voor de overdracht van waarden en normen. Waarschijnlijk is dit terecht, maar op het eerste gezicht geeft de inventarisatie van relevante initiatieven in de sportsector daarvan geen overtuigende voorbeelden. Initiatieven op het vlak van waarden en normen zijn in de sportsector te vinden op elk van de drie niveaus waarop de sport in Nederland georganiseerd is: (lokale) sportverenigingen, (sectorale landelijke) sportbonden en hun provinciale of regionale divisies of kringen, en het bonden overkoepelende NOC*NSF. NOC*NSF heeft een aantal grote, vrij algemene campagnes verzorgd, zoals `Fair Play / Sportiviteit en respect in de sport' en `Game Over' (tegen seksuele intimidatie in de sport). Deze campagnes zijn zorgvuldig opgezet en ondersteund maar lijken nauwelijks of niet te `landen' bij de gewone (breedte)sporters en sportverenigingen. De afstand van de sporter tot de eigen sportbond is doorgaans al groot, de afstand tussen de concrete situatie `op het veld' waar zich problemen kunnen voordoen en het niveau van NOC*NSF is wellicht te groot. Hoewel volgens NOC*NSF een redelijke belangstelling bij sportverenigingen bestaat voor de seksuele intimidatie- en fair play campagnes (enkele tientallen verenigingen hebben de betreffende brochures of pakketten aangevraagd), betreft dit vooral verenigingen waar zich problemen op dat vlak hebben voorgedaan. 18


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Naast de bovengenoemde landelijke themacampagnes onderneemt NOC*NSF nog andere activiteiten op het terrein van waarden en normen in de sport. Zo heeft het samen met de afdeling vrijetijdswetenschappen van de Katholieke Universiteit Brabant, de Vrije Universiteit van Brussel en de Universiteit Utrecht een onderzoeksprogramma uitgevoerd gericht op de vaststelling en handhaving van waarden en normen in de sport. De resultaten van de onderzoeken in dit programma zijn deels in 2002 gepubliceerd, het eindrapport zal waarschijnlijk in 2003 verschijnen.

Naast NOC*NSF is ook het NCSU, de Nederlandse Christelijke Sport Unie als landelijke koepelorganisatie actief met betrekking tot waarden en normen in de sport. De NCSU biedt rechtstreeks aan sportverenigingen pakketten die een handreiking bieden voor het vaststellen welke normen binnen de club belangrijk worden gevonden en voor het bevorderen van de naleving van die waarden en normen. Volgens onze zegslieden bij enkele sportbonden worden de pakketten van de NCSU vrij veel gebruikt door verenigingen.

Bij de sportbonden wordt, voor zover wij hebben kunnen nagaan, weinig gerichte aandacht besteed aan waarden en normen. Een uitzondering zijn de Budo Bond Nederland en de Karate-do Bond Nederland, die expliciet benadrukken dat waarden en normen een integraal element van de sport vormen. Ook bij de KNHB, de hockeybond, zijn initiatieven genomen, zoals `kan het wat vriendelijker in de sport' en een project gericht op het opstellen van een gedragscode `Behoud van de Hockeycultuur'.
Bij enkele andere sportbonden werd het thema wel als zeer relevant onderkend, maar werd verwezen naar de activiteiten van NOC*NSF en naar de (eigen) kaderopleidingen, in de veronderstelling dat daarin de aandacht voor waarden en normen in de sport ruimschoots is afgedekt. Wij hebben met medewerkers van enkele sportbonden hierover doorgesproken. Daarbij kwamen zij zelf tot de vaststelling dat de activiteiten van NOC*NSF niet of nauwelijks bij hun leden aanlanden. Toen wij hen vervolgens vertelden dat noch in de opleidingen van CIOS Nederland, noch in het merendeel van de kaderopleidingen binnen de betreffende bonden aandacht wordt besteed aan (het overdragen van) waarden en normen, reageerde men bezorgd en werd aangegeven dat men op korte termijn zou willen nadenken over het opvullen van deze leemte. Daarbij zou men overigens graag gebruik maken van een advies of handreiking voor de wijze waarop dit kan worden vormgegeven. Kortom: bij de sportbonden die nog geen expliciet beleid voeren ten aanzien van (de overdracht van) waarden en normen lijkt wel een grote bereidheid te bestaan om hiermee aan de slag te gaan, zo mogelijk met enige richtinggevende adviezen van de overheid of anderen.

Bij de sportverenigingen zelf lijken er veel kleinschalige, lokale initiatieven te bestaan om concrete problemen en wangedrag (vooral van supporters) bij te sturen en op te lossen. Vaak lijken deze opmerkelijk succesvol, zoals bijvoorbeeld het project `Helden langs de velden' dat bij FC Cambuur is ontwikkeld om het voetbalvandalisme bij probleemjongeren te stoppen. Het lijkt het erop dat de meest dringende gedragsproblemen waarvan in de sport sprake is, zich niet goed lenen voor grote weinig persoonlijke campagnes en juist vragen om een persoonlijke, lokale en kleinschalige aanpak. Het `Legioen tegen kanker', de actie waarmee de supportersvereniging van Feijenoord een einde probeert te maken aan de spreekkoren waarin tegenstanders de term kanker krijgen toegeslingerd, heeft wel campagne-achtige trekken, maar lijkt desondanks succesvol te kunnen zijn doordat de supporters tegelijkertijd worden aangesproken op hun identificatie met Feijenoord. Binnen de voetbalsport bestaat een groot aantal initiatieven om wangedrag ­ met name van supporters ­ terug te dringen, maar er zijn ook initiatieven te vinden die vooral gericht zijn op het bevorderen van goed en sportief gedrag.
19


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id: 233 Een mooi voorbeeld van een initiatief dat positief gedrag beloont is de Fair Play competitie die sinds 1997 in de Rotterdamse wijken Vreewijk en Lombardijen wordt gehouden. Dit initiatief komt voort uit de constatering van een toename van onsportief gedrag op en rond voetbalvelden, bij een vereniging met een grote achterban uit `probleemwijken'. Aan de Fair Play competitie doen 27 jeugdelftallen mee. Sportief gedrag op en rond het veld levert punten op. De winnaar krijgt een bokaal en een uitje op kosten van de clubs.

Uiteraard is het voetbal niet de enige sport waarbinnen verenigingen initiatieven ontplooien om gewenst, sportief gedrag te bevorderen. Diverse initiatieven zijn ook te vinden in andere teamsporten, zoals hockey en roeien, maar ook in bijvoorbeeld de zwemsport:

id: 195 In de provincie Groningen is in januari 2002 door trainers van enkele zwemverenigingen de werkgroep masterszwemmen gevormd, die zich richt op het versterken van de sociale structuur van zwemverenigingen door het integreren van volwassenen binnen de verenigingen. Aanleiding voor het initiatief was het tekort aan vrijwilligers in de sport en het gebrek aan sociale inbedding van de sportbeoefening door jongeren, terwijl tegelijkertijd een toenemend aantal ouderen langer gezond blijft en graag wil sporten. Door voor deze ouderen faciliteiten te creëren om op serieuze wijze hun sport te beoefenen, in verenigings- en competitieverband, wordt een groot potentieel aan vrijwilligers aangeboord en ontstaat binnen de sportverenigingen een intensief sociaal contact tussen verschillende generaties, waarbij respect voor ieder en ieders prestaties ­ ook als deze door ouderdom afnemen ­ en zorg en verantwoordelijkheid voor elkaar een grote plaats hebben. De effecten op de mentaliteit en het gedrag van de zwemmers zijn zeer positief.

Opmerkelijk is dat in de kaderopleidingen in de sport elke specifieke aandacht voor waarden en normen lijkt te ontbreken. Wij hebben zowel een vertegenwoordiger van CIOS Nederland als twee docenten van sportspecifieke kaderopleidingen gevraagd naar de plaats van waarden en normen in de opleidingen en geen van hen kon vertellen of daaraan in enige vorm aandacht wordt geschonken.

Tenslotte willen wij nog opmerken dat, wanneer het gaat over de rol van de sport ten aanzien van de overdracht van waarden en normen, onderscheid gemaakt moet worden tussen topsport en breedtesport. De topsport wordt geacht rolmodellen voort te brengen die invloed kunnen hebben op jongeren binnen hun sport. Binnen de topsport spelen waarden en normen echter een andere en veel kleinere rol dan binnen de breedtesport. Norm in de topsport is deels `alles (en soms iedereen) opzij zetten om je doel te bereiken', `de regels tot het uiterste oprekken als dat voordeel kan bieden' en ­ positiever ­ `geen doping gebruiken'. Normen die in de breedtesport gelden zijn echter: `waardering voor iedereen die vooruitgang boekt dankzij zijn inspanningen', `respect voor zowel de goede als de minder goede sporters', `iedereen moet aan bod en aan de beurt komen (ook de mindere spelers worden opgesteld, niet omdat daardoor eerder gewonnen wordt maar gewoon omdat zij bij het team horen)', `sport is geweldig, maar er zijn belangrijker dingen in het leven'. Ook geldt dat binnen de breedtesport veel vaker en met meer mensen samen gespeeld of getraind wordt dan in de topsport; breedtesport speelt zich veel meer in verenigingsverband af dan topsport. Aansluitend bij de ideeën van de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam (bijv. Volkskrant 30-11-02) menen wij dat het verenigingsverband een cruciale factor is in de ontwikkeling en overdracht van waarden en normen. 20


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Binnen een vereniging hebben mensen, i.c. sporters, te maken met heterogene groepen: met mensen van andere generaties, andere opleidingsniveaus, andere culturele achtergronden et cetera. Zowel voor de rijksoverheid als voor gemeenten lijkt het wenselijk de wezenlijke verschillen tussen de maatschappelijke functie van breedtesport en die van topsport nogmaals onder de aandacht te brengen.

3.4. Werk en bedrijfsleven

In het bedrijfsleven is op meerdere niveaus sprake van aandacht voor waarden en normen. Het meest formele niveau is dat van de wet- en regelgeving door de Europese, nationale en lagere overheden. Hiertoe behoort bijvoorbeeld de anti-trust wetgeving, maar vooral ook wet- en regelgeving op het vlak van productveiligheid. Opmerkelijk is dat wet- en regelgeving ten aanzien van producten en productiewijzen in veel gevallen de formalisering vormt van een zekere zelfregulering die door de betreffende branches en bedrijven zelf in gang is gezet. Een tweede niveau waarop binnen het bedrijfsleven veel aandacht wordt geschonken aan waarden en normen is dat van de gedragscodes voor beroepen. Deze gedragscodes zijn vooral veel te vinden bij beroepen in de zakelijke dienstverlening (organisatieadviseurs, informatiemakelaars etc): beroepen waarbij het afbreukrisico voor de klant vaak groot is terwijl de kwaliteit van degene die men inschakelt meestal pas na het verlenen van de dienst zichtbaar wordt. Belangrijke elementen in deze gedragscodes zijn eerlijke informatie aan de klant ten aanzien van de eigen kennis en vaardigheden; geheimhouding van gevoelige informatie; vermijden van belangenverstrengeling et cetera. Het interne integriteitbeleid van bedrijven sluit aan op zowel het eerste, formele, als op het tweede niveau.
Het derde niveau waarop binnen het bedrijfsleven initiatieven worden genomen die raken aan het waarden en normen debat is dat van wat wordt aangeduid als `maatschappelijk verantwoord ondernemen'. Veel bedrijven besteden aandacht (of zeggen dat te doen) aan zowel `profit' (de eigen bedrijfseconomische prestaties) als aan de effecten die zij hebben op `people' en `planet'. Inhoudelijk gaat het in het bedrijfsleven op het vlak van waarden en normen vooral om externe effecten van productietechnologieën (bijv. milieuvervuiling en uitputting van hulpbronnen); om personeelsbeleid (van kinderarbeid tot arbeidsomstandigheden, inspraak en rechtspositie van werknemers); om de vraag of bepaalde producten wel op de markt gebracht zouden moeten worden (de Rabobank bijvoorbeeld weigert financiering van ondernemingen waarin met gentechnologie wordt gewerkt); en om rechtvaardige verdeling van winsten.

id: 303 De stichting Samenleving & Bedrijf heeft samen met CSR Europe op 12 december 2002 in Utrecht de Europese Business Marathon Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen georganiseerd. Aanleiding hiervoor was het besef dat naast financiële ook sociale waarden mee moeten tellen in een bedrijf. Tijdens het congres werd in een aantal sessies aandacht besteed aan waarden en normen in het bedrijfsleven. Onder andere ging het daarbij over het opstellen en hanteren van gedragscodes.

Het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen staat sinds enkele jaren hoog op de agenda van met name het grotere bedrijfsleven. Zowel naar buiten, tegenover klanten en zakelijke partners, als intern, tegenover het eigen personeel wordt in veel bedrijven expliciet stilgestaan bij de maatschappelijke verantwoordelijkheden van het bedrijf en de wijze waarop die gestalte worden gegeven. Dit kan veel vormen aannemen: van zorg voor opleiding en woonomstandigheden van de werknemers; investeringen en inspanningen om de veiligheid in de omgeving waar het bedrijg 21


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE gevestigd is te vergroten; tot onderzoek naar en herstel van eventuele schade aan natuur en milieu. Als reactie op de aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) hebben tal van kleine bureaus (zowel commercieel als not for profit) trainingen en andere producten ontwikkeld om bedrijven te ondersteunen bij de implementatie van MVO. Een voorbeeld uit de vele producten op dit vlak:

id: 404 Het Globalance-Duurzaamheidsspel is een product/training van Resense (adviesbureau kennismanagement in Den Haag) en Globalance, dat sinds 1999 wordt gebruikt om binnen bedrijven het bewustzijn van maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren en deelnemers kennis te laten maken met afwegingen die daarbij een rol spelen. In een spel van ongeveer anderhalf uur moeten de deelnemers een aantal taken uitvoeren en investeringen doen. Daarmee worden veel discussies losgemaakt over de maatschappelijke effecten van het eigen bedrijf en mogelijkheden om de afwenteling van kosten van de bedrijfsvoering minder af te wentelen op werknemers, lokale samenleving en milieu.

Naast de inspanningen op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen houden diverse ondernemingen zich ook bezig met acties voor goede doelen die niet direct betrekking hebben op de eigen bedrijfsvoering. Zo besteden sommige adviesbureaus jaarlijks een aantal dagdelen aan onbetaalde werkzaamheden in de publieke sfeer, stellen andere bedrijven hun medewerkers in de gelegenheid om gedeeltelijk in werktijd vrijwilligerswerk te verrichten; ook steunen veel bedrijven de lokale samenleving door als sponsor op te treden voor lokale evenementen of andere doelen, bestemmen sommige bedrijven het budget voor de kerstgeschenken voor een charitatieve instelling, et cetera.

3.5. Zorg

In de zorgsector is de aandacht voor waarden en normen sterk geïnstitutionaliseerd. Enerzijds in de gedragscodes (waaraan beoefenaren van diverse beroepen in de zorgsector zich middels een eed of gelofte onderwerpen) en de bijbehorende tuchtcommissies voor de diverse beroepen in de zorg, anderzijds in de opleidingen. Belangrijke elementen van de gedragscodes zijn respect voor de wensen en eigenheid van de patiënt of cliënt; respect voor het leven; geheimhouding; strikte beperking van de eigen handelingen tot datgene waartoe men bevoegd is; en non-discriminatie. In de sector bestaan veel zorginstellingen met een expliciete levensbeschouwelijke signatuur, die soms expliciet van hun personeel vragen deze te onderschrijven en daarnaar te handelen. Vanuit verschillende levensbeschouwelijke gezindten wordt begeleiding geboden aan verplegenden en verzorgenden die daarvoor belangstelling hebben. Soms is de zorginstelling betrokken bij het aanbod of de organisatie van deze begeleiding, uiteraard geldt dit vooral voor zorginstellingen met een levensbeschouwelijke signatuur. Een voorbeeld van het aanbod aan ethische trainingen en begeleiding voor verplegenden en verzorgenden zijn de activiteiten van het Humanistisch Verbond op dit terrein. Het Humanistisch Verbond biedt geestelijke verzorging, begeleiding en coaching voor verzorgenden en verplegenden en management van instellingen in de gezondheidszorg en ouderenzorg, omdat men vreest dat beperkte middelen en personeel in de zorg dreigen te leiden tot verruwing en verminderde aandacht, afname van de kwaliteit van zorg en van de persoonlijke bejegening in de zorg. In de trainingen staat het respectvol en met aandacht bejegenen van patiënten centraal.
Een niet aan bepaalde levensbeschouwingen gebonden initiatief is het landelijke project Ethiek van de dagelijkse verzorging en verpleging:
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id: 431 Het project Ethiek van de dagelijkse verzorging en verpleging is een initiatief van de CNV Publieke Zaak en de landelijke koepel AVVV, dat wordt uitgevoerd in samenwerking met het bedrijf Met Waarden Helen. Het initiatief is gericht op bewustwording, meningsvorming en morele ondersteuning van verzorgenden en verplegenden met betrekking tot dagelijkse ethische vragen in de zorg. Er is een website, www.zorgethiek .nl, waarop verzorgenden en verplegenden eigen casussen kunnen inbrengen over ethische dilemma's in de dagelijkse zorg. Daarmee worden mogelijkheden geboden voor reflectie, worden vragen en dilemma's geïnventariseerd, en een handreiking geboden voor het omgaan met deze dilemma's. Een landelijke werkgroep verzorgt presentaties voor verzorgenden en verplegenden, instellingen en media. Er wordt media-aandacht gegenereerd voor ethische vragen waarmee verplegenden en verzorgenden geconfronteerd worden. Het streven is ook handreikingen aan verzorgenden te ontwikkelen.

Een heel ander type initiatief in de zorgsector is het veiligheidsprotocol dat ontwikkeld is in het ziekenhuis in Hoorn. Dit protocol biedt een richtlijn voor het omgaan met agressief of gewelddadig gedrag van patiënten en anderen in zorginstellingen. Het ministerie van VWS is actief betrokken bij de verbreding en verspreiding van dit initiatief.

Naar ons idee is het merendeel van de kwesties in de zorgsector waarbij vraagstukken of problemen rond waarden en normen een rol spelen geïntegreerd in het algemene beleid van instellingen en overheden. Zo wordt in vrijwel alle zorginstellingen al rekening gehouden met verschillen in waarden en normen patronen, onder meer door het aanbieden van keuzemogelijkheden voor menu's. Verder wordt in vrijwel alle opleidingen voor de (gezondheids-) zorg aandacht besteed aan verschillende waarden en normenpatronen en de wijze om daar respectvol mee om te gaan. In de ouderenzorg ontstaan langzamerhand ook instellingen op Islamitische grondslag, waarbinnen oudere moslims zich thuis en gerespecteerd kunnen voelen. Parallel aan de actuele politieke en publieke discussie over de betaalbaarheid van de gezondheidszorg, blijkt uit de vele particuliere giften en de brede steun die organisaties als de Hartstichting, de Lever- darmstichting, het Koningin Wilhelminafonds, de Zonnebloem en andere instellingen ontvangen dat solidariteit als waarde nog altijd breed gedragen wordt door de Nederlandse bevolking. In het Nederlandse zorgstelsel zijn ook het recht op gelijke behandeling en het recht op zelfbeschikking centrale waarden. De discussies over bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis en abortus (met name voor allochtone vrouwen), euthanasie en de `pil van Drion' raken direct aan deze waarden en lijken nog lang niet definitief beslecht.

3.6. Milieu en natuur

Bij de inventarisatie van initiatieven gericht op het versterken van waarden en normen zijn diverse initiatieven aangemeld waarin milieu en natuur centraal staan. Vrijwel al deze projecten vallen ook onder andere door ons gehanteerde thema's of sectoren, zoals educatie, wonen, et cetera. De belangrijkste (sub-) thema's in de initiatieven waarin natuur en milieu centraal staan, zijn vermindering van zwerfafval, milieubewust consumeren en produceren, zuiniger energieverbruik en kennis van en waardering en zorg voor de natuur. De meeste projecten die zich richten op de vermindering van zwerfafval zijn projecten op wijk- of buurtniveau (zie ook paragraaf 3.1.). Daarnaast zijn er ook in het onderwijs enkele zwerfafval- projecten te vinden. De meest in het oog springende daarvan is het scholierenproject van de Stichting Nederland Schoon:
23


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id: 47 De Stichting Nederland Schoon heeft een aantal lespakketten ontwikkeld voor het onderwijs, gericht op het tegengaan van zwerfafval. Voor het basisonderwijs het lespakket `Zwerfafval, mooi niet', waarvan 3000 pakketten zijn verspreid. Voor het voortgezet onderwijs is in november 2002 de kick-off geweest van een campagne voor alle schoolniveaus, waarbij `Zwerf- afvalboxen' met handouts, meetmethodes etc zijn verspreid. Voor het VMBO is een CITO- practicum biologie ontwikkeld over zwerfafval. Via deze projecten wordt een fors deel van de Nederlandse scholieren met het probleem van zwerfafval geconfronteerd.

Initiatieven gericht op milieubewuster consumeren zijn vaak afkomstig van NGO's. Inmiddels zijn diverse initiatieven op dit vlak ook door het bedrijfsleven en de agrarische sector opgepikt, die de competitieve mogelijkheden van ecologische en milieuvriendelijke producten hebben ontdekt (zie ook paragraaf 3.4.).
Ten aanzien van zuinig energieverbruik is de overheid de belangrijkste initiatiefnemer, maar bestaan er ook diverse particuliere initiatieven. Vaak zijn dit plannen en systemen die zijn uitgedacht door geëngageerde burgers met een milieukundige of technische achtergrond en waarmee op kleine schaal geëxperimenteerd wordt, zoals het Energiereductieplan van een burger uit Delfzijl. Tenslotte zijn er tal van initiatieven die erop gericht zijn jongeren ­ vaak scholieren - kennis van en waardering voor de natuur bij te brengen. Dergelijke initiatieven zijn vaak lokaal verankerd en verbonden aan een instelling die een bepaald natuurgebied beheert, zoals bijvoorbeeld het project Waardenvorming Natuur van de Stichting Veldwerk Nederland in het Woldhuis in Apeldoorn.

3.7. Publieke ruimte en uitgaansleven

In de publieke ruimte manifesteert zich misschien wel het zwaartepunt van de problemen die ten grondslag liggen aan de roep om versterking van waarden en normen. Met name op straat, in het openbaar vervoer en rond uitgaansgelegenheden doen zich de meest extreme, schokkende en bedreigende vormen van agressief gedrag voor die het veiligheidsgevoel van burgers bedreigen. Veel initiatieven die gericht zijn op herstel van sociale veiligheid in de publieke ruimte komen vanuit particulieren of particuliere stichtingen, een deel ook vanuit gemeentelijke overheden. De afgelopen jaren zijn diverse kleine en grotere stichtingen of groepen ontstaan als reactie op ernstige gewelddaden. Een aantal van de meest schokkende daden van zinloos geweld die veel publieke bekendheid hebben gekregen, zoals de moorden op Joes Kloppenburg en Meindert Tjoelker, hebben geleid tot verschillende stichtingen en organisaties tegen zinloos geweld, vaak opgezet en gerund door nabestaanden van slachtoffers. Door onder meer het organiseren van stille tochten, campagnes en het gebruik van symbolen zoals het lieveheersbeestje, werken deze organisaties aan bewustwording. Daarnaast zetten enkele van deze organisaties zich in voor betere hulp aan nabestaanden, voor verbetering van de veiligheid (verlichting, struiken etc) in specifieke buurten en voor versterking van opsporing en handhaving door politie en justitie. 24


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id: 36 In de Noord-Brabantse gemeente Halderberge is een goede vorm gevonden om het probleem van onveilige fietsroutes naar de scholen op te lossen. Vrijwilligers (burgers, ouderen, maar ook bedrijven) langs de aanfietsroutes naar scholen fungeren als aanspreekpunt voor veiligheid, pech en ongevallen. In dit project Veilig Honk hebben deze vrijwilligers instructies, een folder met de telefoonnummers van politie, gemeente en scholen, en een EHBO-doos gekregen. Zij zijn herkenbaar aan bord met logo Veilig Honk in hun tuin en fungeren als opvang- en aanspreekpunt voor scholieren in geval van nood. De vrijwilligers hebben al meermalen hulp kunnen bieden bij pech onderweg, bij valpartijen en andere ongevallen, bij strafbare feiten en bij pesten. Scholieren voelen zich aanmerkelijk veiliger op de route, waardoor weer meer scholieren met de fiets naar school gaan.

In het uitgaansleven vormen agressie, geweld, overmatig gebruik van alcohol en (party)drugs en ander ongewenst gedrag een aanzienlijk (veiligheids)probleem. De horecabranche zelf heeft initiatieven ontwikkeld om uitgaansgeweld en overmatig gebruik van alcohol en (party)drugs tegen te gaan, bijvoorbeeld in de vorm van convenanten waarin afschaffing van het piekuur wordt geregeld, maar ook in samenwerking met de lokale politie, zoals in het geval van het project Horeca Politie Kluizen in Amsterdam-Amstelland.
Eveneens op terugdringing van het uitgaansgeweld gericht zijn de onderstaande ideeën van de stichting Kappen Nou!:

id: 28 De stichting Kappen Nou! geeft op haar website onder het kopje Maak stappen weer echt leuk! een kleine twintig adviezen voor jongeren en vooral voor horeca-uitbaters over het

omgaan met drankgebruik en drankmisbruik, naar aanleiding van het gebleken verband tussen overmatige alcoholconsumptie en uitgaansgeweld. De adviezen zijn vooral gericht op

het voorkomen van risicovolle situaties en agressie, door overconsumptie van alcohol te beperken, een afkoelingsuur in te stellen, sluitingstijden te spreiden, en goede samenwerking

met politie en collega's te regelen. In diverse gemeenten zijn deze adviezen alle of deels opgenomen in plaatselijke verordeningen voor de horeca.

Naast de lijst met adviezen bepleit de stichting ook het instellen van een Certificaat Goed Gastheerschap voor de horeca, bij voorkeur in de vorm van een ISO-certificaat waaraan ook

consequenties voor vergunningen gekoppeld zouden zijn. Een dergelijk certificaat of `Goed Gastheerschap-Keurmerk' bij de ingang informeert (potentiële) klanten over de gedragsregels

die de betreffende zaak hanteert.

Er zijn nog tal van andere lokale, particuliere en gemeentelijke initiatieven die de sociale veiligheid in de publieke ruimte moeten bevorderen, zoals de Marokkaanse buurtvaders, het project Amersfoort Veilig en vele, vaak zeer uiteenlopende andere projecten.

Een speciale plaats in de problematiek van het gedrag in de publieke ruimte wordt ingenomen door het openbaar vervoer. Problemen op het vlak van waarden en normen doen zich daar niet alleen voor in de vorm van het niet opstaan voor oudere of fysiek zwakkere medereizigers of ander asociaal gedrag; helaas doen zich ook veel incidenten voor waarbij conducteurs, andere medewerkers in het openbaar vervoer of medereizigers geconfronteerd worden met agressief of ronduit gewelddadig gedrag. Het Haagse project Trek die Lijn is specifiek gericht op de veiligheid en het tegengaan van wangedrag in het openbaar vervoer (met name de trams) door jongeren:

25


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id: 372

In het stadsdeel Escamp is in de zomer van 2002 het project Trek die Lijn opgezet door een school voor Voortgezet Onderwijs, de HTM, de politie en de gemeente Den Haag. Het project is gestart naar aanleiding van de ernstige overlast die veroorzaakt werd door scholieren in de tramlijn die langs twee scholen in het stadsdeel rijdt. Er is een enquête gehouden op de betreffende scholen waarin de opvattingen van de jongeren over het probleem, mogelijke oorzaken en oplossingen zijn gepeild. Ook is een interactieve theatervoorstelling gehouden op de scholen. Op basis daarvan stellen de scholieren een gedragscode op voor in de tram. De hoop is dat de scholieren op deze wijze zich sterk aan de gedragscode gecommitteerd voelen en dat de overlast zal afnemen. Het project wordt in februari 2003 afgerond, over de resultaten bestaat nog geen duidelijkheid.

NS hebben in december 2002 een set met gedragsregels voor in de trein op grote plakkaten laten drukken en op de balkons van alle treinen geplakt. Daarnaast probeert NS al langere tijd door verscherping van de controles op de stations zwartrijders en potentiële wangedragers uit de treinen te weren. Ook experimenten met electronische toegangspoortjes zijn mede gericht op het veiligheidsaspect. Voor NS personeel dat te maken heeft gehad met ernstig geweld en agressie is de stichting Vangrail opgezet, die mentale steun en begeleiding verzorgt na traumatische ervaringen.

3.8. Cultuur, kunst en media

De kunst-, cultuur- en mediasector lijkt zelf weinig directe problemen te ondervinden op het gebied van teloorgang van waarden en normen, maar heeft daar gezien haar rol in het publieke debat wel veel mee te maken. De sector heeft een sterke invloed op de informatie die burgers ontvangen en op de publieke meningsvorming.
Ten aanzien van de informatievoorziening aan burgers via de media, treedt de journalistenbranche deels zelfregulerend op, door de toepassing van journalistieke gedragscodes als het principe van hoor en wederhoor, rectificatieplicht, privacybescherming et cetera. Deels ook wordt de waarheidsgetrouwheid en onpartijdigheid (of liever: gebalanceerde partijdigheid) van de informatievoorziening gereguleerd door de mediamarkt.

Voor de opiniërende, maatschappijkritische en eventueel de morele bewustwordingsfunctie van media, kunst en cultuur is minder makkelijk te reconstrueren hoe deze tot stand komt en of en hoe deze gereguleerd wordt. Ten aanzien van eventuele schadelijke invloeden van audiovisuele media op jongeren is er sprake van een zekere zelfregulering van de branche in de vorm van de NICAM Kijkwijzer, die door middel van classificering aangeeft vanaf welke leeftijd bepaalde audiovisuele producten als niet schadelijk beschouwd mogen worden. Bij deze classificering wordt onder meer gelet op de mate van geweld, seks en spanning in de betreffende films, video's en games.

De vormgeving van de opiniërende, maatschappijkritische en eventueel de morele bewustwordingsfunctie van media, kunst en cultuur in het programma-aanbod is moeilijk te overzien, omdat het programma-aanbod overstelpend groot is, de eventuele morele of kritische inhoud zelden in de titels wordt aangegeven (en dus alles eerst gezien of gehoord moet worden om daarover een oordeel te kunnen vellen), en het verloop ook groot is. Desalniettemin kan worden vastgesteld dat het thema waarden en normen, inclusief de achterliggende gevoelens van onbehagen, veelvuldig en op veel plaatsen aan bod komt in de media. Specifieke voorbeelden zijn het licht satirische programma 100% AB van de VPRO, waarin een cabaretier als `foute Marokkaan, Ab de inburgerman' vooroordelen, overeenkomsten en verschillen tussen Nederlanders en allochtonen 26


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE blootlegt, en het amusementsprogramma Eerlijk is Eerlijk van RTL 4, waarin de resultaten van (niet representatieve) peilingen over hoe men zich zou gedragen in een ethisch dilemma worden gepresenteerd in combinatie met candid-camera opnames van het gedrag van burgers in (in scène gezette) dilemma's. Andere voorbeelden zijn de talloze discussieprogramma's waarin het thema gretig wordt opgepikt. Een programmatype waarin ook veel actuele thema's rond waarden en normen een rol spelen zijn de enigszins educatieve kinderprogramma's zoals Sesamstraat, de Fabeltjeskrant etc. In deze series worden thema's als multiculturaliteit en allochtonen, eerlijk delen, rekening houden met elkaar etc., zoals die zich voordoen in de dagelijkse leefwereld van kleine kinderen, veelvuldig aan de orde gesteld.
Ook in soap- en comedyseries wordt vaak gespeeld met waarden en normen, zowel expliciet als impliciet. Onderzoekers van de vakgroep communicatie van de Katholieke Universiteit Nijmegen hebben studies verricht naar de impliciete waarden in populaire soaps en comedy's; een van de opmerkelijke bevindingen van deze onderzoekers is dat in de laatste paar jaar in dit soort series het vrouwbeeld, alle emancipatie ten spijt, weer is verschoven naar stereotypes als lustobject, dom of minder zelfredzaam.

In de podiumkunsten en het theater zijn bij ons weten weinig of geen initiatieven op het terrein van waarden en normen te melden. De cabaretiers in ons land lijken, ondanks of misschien juist wel vanwege hun traditioneel maatschappijkritische en geëngageerde opstelling, terughoudend te reageren op de kabinetsplannen voor een waarden en normen offensief. Een onderdeel van de kunst-, cultuur- en mediasector dat wel zeer sterk en actief betrokken is bij het thema waarden en normen zijn de debatcentra. Als medium voor het publieke debat en voor het vertolken van wat er lokaal leeft onder burgers, hebben zowel de grote landelijke als de kleinere lokale debatcentra thema's als NIMBY (Not In My BackYard)-gedrag, hufterigheid, teloorgang van sociale controle, zinloos geweld, multicultureel samenleven en dergelijke al jaren geleden opgepikt en daaraan al veel debatten gewijd. De meeste lokale debatcentra werken momenteel met steun van het FDO aan de vorming van een landelijk samenwerkingsverband, waarin men hoopt tot nog betere kwaliteit en grotere spin-off van dit soort debatten te komen.

In de beeldende kunsten bestaan naar ons weten twee projecten die relevant zijn voor de versterking van waarden en normen. Onder de naam Cool Politics werkt een groep jonge kunstenaars in Amsterdam samen met onder andere musea, universiteiten en andere instellingen om via kunst en performances de betrokkenheid van met name jongeren bij politiek en samenleving te versterken. Een ander kunstproject is Stage of the Arts:

id: 80 Het Stage of the Arts-project, een particulier initiatief van drie burgers, is gericht op bewustwording waarden en normen, door middel van een tentoonstelling van beeldende kunst, waarin waarden en normen uit diverse culturen zichtbaar worden. De tentoonstelling zal een educatief karakter krijgen en zal beeldende kunst uit Nederland en uit andere culturen bevatten waarin overeenkomsten en verschillen in waarden en normen zichtbaar worden.

In de mediadossiers die de Rijksvoorlichtingsdienst heeft opgesteld blijkt dat in de landelijke, regionale en lokale dag- en weekbladen veel aandacht wordt besteed aan zaken die betrekking hebben op het waarden en normen debat. Deels betreft het daarbij nieuwsitems over actuele incidenten met normoverschrijdend gedrag of juist over goede en aansprekende initiatieven; voor een belangrijk deel bestaat de aandacht voor het thema in kranten ook juist uit columns, kritieken, opiniërende en achtergrondartikelen.

27


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

3.9. Religie en levensbeschouwing

Kerken en andere levensbeschouwelijke organisaties hebben vanouds een centrale rol in de ontwikkeling, bewustwording en overdracht van waarden en normen in de samenleving. Hoewel deze rol minder dominant geworden en deels ook veranderd is onder invloed van de ontkerkelijking en van een althans bij een deel van de kerken toegenomen bescheidenheid en zelfrelativering, is het nog altijd een van de kerndoelstelling van kerken en levensbeschouwelijke organisaties. Vergeleken met andere instituties waarvan de invloed in de laatste decennia is verzwakt, is de invloed van kerken en andere levensbeschouwelijke groeperingen, zoals bijvoorbeeld het Humanistisch Verbond, op de waarden en normen patronen van burgers waarschijnlijk nog altijd groot. De overdracht van leefregels en ethische principes behoort in de meeste kerkelijke en levensbeschouwelijke groeperingen tot de reguliere activiteiten. In vieringen, gespreksgroepen en andere bijeenkomsten worden de Tien Geboden (in de christelijke en joodse kerken), de Hadith (in moslimgemeenschappen) en andere leefregels aan elkaar voorgehouden en veelal vertaald en geïnterpreteerd naar hun betekenis in de wereld van nu. Bij deze religieus geïnspireerde bezinning op waarden en normen wordt door veel kerken, het Humanistisch Verbond en andere groeperingen ook geregeld ingespeeld op maatschappelijke actualiteiten, soms nog eerder dan door de politiek of de media. Zo zijn al eind jaren 80 diverse kerken in Nederland projecten gestart om de dialoog tussen Christendom enerzijds en Jodendom en Islam anderzijds op gang te brengen en daardoor meer begrip en minder angst en haat te laten groeien in de multireligieuze samenleving. Ook wordt door kerken en levensbeschouwelijke organisaties al jarenlang actie gevoerd tegen wat zij als maatschappelijke misstanden zien: veel kerken zijn actief betrokken bij projecten voor opvang en verzorging van daklozen en verslaafden (denk aan Perron 0 in Rotterdam, het werk van ds. Visser); bij de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers en acties tegen restrictiever asielbeleid; bij het werk van Amnesty International; bij onderzoek naar en protest tegen excessieve inkomensverschillen in Nederland (project `de arme kant van Nederland'); bij materiële hulp aan mensen uit eigen buurt of wijk die bij de overheidsinstanties tussen wal en schip dreigen te vallen (inclusief acties tegen werkwijze en beleid van deze instanties); bij acties tegen bedrijven die gebruik maken van kinderarbeid of die op andere wijze misbruik maken van de afhankelijke positie van hun werknemers (onder andere door zich in te zetten voor `schone' producten zoals onder het Max Havelaar, Schone Kleding, Fair Trade keurmerk); door mantelzorg te organiseren voor mensen die dreigen te vereenzamen et cetera.
De functie van kerken en levensbeschouwelijke organisaties op het vlak van bewustwording en overdracht van waarden en normen strekt zich uit tot buiten de eigen bijeenkomsten: ook via gezinnen die bij een kerk of geloofsgemeenschap aangesloten zijn, via scholen met een levensbeschouwelijke signatuur en via de media spelen kerken en levensbeschouwelijke organisaties een rol waar het gaat om versterking van waarden en normen. Ook richting politiek zijn veel kerken actief.

Uiteraard geldt voor kerken en levensbeschouwelijke groeperingen evenzeer als voor overheden, het adagium `practice what you preach': om geloofwaardig te zijn als moreel richtinggevende institutie moet het eigen gedrag in overeenstemming zijn met de normen die men propageert. In dat opzicht zijn de gevallen van seksueel misbruik door kerkelijke ambtsdragers die in de afgelopen jaren aan het licht zijn gekomen niet alleen schrijnend en beschadigend voor de slachtoffers, maar ook voor de morele autoriteit van de kerken.

Naast de reguliere activiteiten van kerken en levensbeschouwelijke groeperingen ten aanzien van de overdracht van waarden en normen, kunnen een aantal specifieke actuele projecten worden genoemd. De Wereldraad van Kerken heeft de jaren 2001-2010 uitgeroepen tot `Decade to overcome violence'. Onder deze noemer worden wereldwijd bezinningsbijeenkomsten, conferenties en 28


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE projecten georganiseerd waarin het afzweren van geweld op grote en kleine schaal centraal staat. De Nederlandse afdeling, de Raad van Kerken in Nederland, is in dit kader gestart met het project `Geweld niet gewild', waarin men zich de komende jaren wil inzetten voor een bezinning op de vraag of het geweld te keren is. Met eigen activiteiten en uitgaven, en vooral door initiatieven van plaatselijke of regionale groepen te stimuleren en met elkaar in contact te brengen. Zodat er een platform ontstaat ­ ook binnen de kerken ­ voor veiligheid en vrede. Het informatiebulletin van de Samen-op-Weg kerken in Nederland is januari 2003 voor een groot deel gewijd aan waarden en normen in de aangesloten kerken, en beschrijft onder meer voornemens voor diverse cursussen, conferenties en andere activiteiten. Binnen de reformatorische kerken in Nederland is een Platform Waarden en Normen opgericht, -dat aangesloten kerken en leden daarvan wil stimuleren zich meer in het maatschappelijk debat over waarden en normen te mengen.

In het licht van de vermeende invloed van de multiculturalisering van de samenleving op het ontstaan van problemen rond waarden en normen, is een initiatief van een aantal kerken en levensbeschouwelijke organisaties in Amsterdam het vermelden waard:

id: 52 Een aantal kerken en levensbeschouwelijke groeperingen hebben op 26 mei 2002 in het kader van het project `Amsterdam met hart en ziel' hun deuren opengezet en kennismakingsprogramma's georganiseerd voor alle inwoners van Amsterdam en andere geïnteresseerden. Doelstelling was de uitwisseling van ideeën over waarden en bevordering van begrip en respect tussen mensen met verschillende religies en levensovertuigingen. Er is een bijeenkomst geweest met mensen vanuit diverse religieuze en levensbeschouwelijke achtergronden, gericht op uitwisseling van levensbeschouwelijke inspiratie en de daarbij behorende waarden en normen. Deze dag is door 6000 mensen bezocht. Daarnaast is een belangrijk resultaat dat bij de 150 deelnemende verschillende levensbeschouwelijke organisaties gemiddeld 10 vrijwilligers met het evenement bezig zijn geweest, die alle na afloop zeer enthousiast waren en meer begrip en waardering voor andere geloofsgenootschappen hadden opgedaan.

Een ander initiatief vanuit levensbeschouwelijke groeperingen in Amsterdam is de zogenaamde `winteracademie' van het Mozeshuis die in 2003 gewijd is aan het thema `Wat zijn onze normen waard'. Deze winteracademie behelst een samenhangend, vier weken durend programma met inleidingen, discussies, kleine excursies in de stad, tentoonstellingen, muziek et cetera, waarin vele aspecten van het thema `waarden en normen' worden belicht. Doel is een verkenning van de thematiek en bewustwording van de eigen waarden en normen.

29


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

4. Gemeentelijke initiatieven

Van de 496 gemeenten die Nederland telt en die alle het verzoek aanmelding van relevante initiatieven hebben ontvangen, hebben wij tot dusver 47 reacties gekregen. Enkele gemeenten meldden in hun reactie meerdere initiatieven en ook enkele gemeentelijke initiatieven zijn door burgers bij ons ingebracht. In totaal beschikken wij op dit moment over 58 verschillende door gemeenten geïnitieerde projecten op het vlak van waarden en normen. In een derde van de ontvangen reacties werd gemeld dat in de betreffende gemeente geen specifieke initiatieven op het vlak van waarden en normen bestaan. Dit zou erop kunnen wijzen dat het animo voor het waarden en normen debat onder gemeentelijke overheden beperkt is. Het geringe aantal inhoudelijke reacties kan echter ook duiden op een aarzeling bij gemeenten om onderdelen van hun beleid te etiketteren als `waarden en normen gericht' of als `initiatief' (met de bijklank `incidenteel'), of op bedenkingen bij de inventarisatie van gemeentelijke inspanningen door de rijksoverheid. Wellicht dat een aantal bijeenkomsten in de eerste maanden van 2003, zoals de VNG startconferentie over waarden en normen, bijeenkomsten van het Kenniscentrum Grote Steden en de door BZK geplande burgemeestersgesprekken, een beter inzicht kunnen opleveren in de houding van gemeenten ten opzichte van het waarden en normen debat.

4.1. Versterking eigen integriteit

Een deel van de door de gemeenten gemelde initiatieven betreft inspanningen ten behoeve van de integriteit van de gemeentelijke organisatie zelf. Veel gemeenten zijn, net zoals de landelijke overheid trouwens, in het kader van het waarden en normen debat eerst (of ook) naar zich zelf gaan kijken. Overheden kunnen moeilijk burgers aanspreken op het overtreden van gedragsregels wanneer zij niet zelf het goede voorbeeld geven. In een groot aantal gemeenten is daarom het initiatief genomen om de eigen integriteit onder de loep te nemen en een integriteitbeleid te ontwikkelen voor het gemeentebestuur en de gemeentelijke diensten. In veel gevallen gaat het daarbij nog alleen om voornemens, maar er zijn ook diverse gemeenten die al concrete stappen hebben gezet, zoals het opstellen van gedragscodes voor gemeentebestuurders en ambtenaren, het uitvoeren van een integriteitstoetsing, opstelling van een klokkenluidersregeling et cetera. In dit kader hoort ook het tegengaan van de gedoogcultuur die op veel plaatsen is ontstaan thuis, door verscherpt handhavingsbeleid. Het valt op dat gemeenten nog weinig bij elkaar te rade gaan en niet of nauwelijks gebruik maken van gedragscodes en regelingen die elders al zijn uitgewerkt. Goede voorbeelden van uitgewerkte gedragscodes voor bestuurders en ambtenaren zijn te vinden in de gemeenten Littenseradiel, Brummen, Hummelo en Keppel en Den Haag. Een klokkenluidersregeling voor de gemeentelijke diensten is beschikbaar in Littenseradiel. De gemeente Voorschoten heeft een integriteitsscan ontwikkeld en zal in 2003 enige ervaring opdoen met de toepassing daarvan. Voorbeelden van aangescherpt handhavingsbeleid zijn onder meer te vinden in Amsterdam (nieuwe aanpak fietsendiefstal), in Edam-Volendam (milieuregels) en in Ede:

id: 264 De gemeente Ede is in 2002 gestart met een verscherpt handhavingsbeleid ten aanzien van fietsendiefstal, foutparkeren, wildplassen en afvaldumping. Overtredingen van de hiervoor geldende regels zullen in de gemeente Ede worden aangepakt door veertien Bijzondere Opsporings Amtenaren (BOA's). Deze BOA's zijn voormalige stadswachten die hiertoe speciaal zijn opgeleid. Doelen van het handhavingsbeleid zijn een einde te maken aan een aantal belangrijke bronnen van overlast, aantonen dat regels moeten worden nageleefd, en doorstroom mogelijk maken voor voormalige `Melketiers'.

30


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Een meer interactieve benadering voor het handhavingsbeleid is gekozen in Etten-Leur waar de gemeente een periodiek overleg tussen burgers en de industriële kring coördineert waarin onder meer overtredingen door bedrijven van milieuregels aan de orde kunnen worden gesteld.

4.2. Initiatieven in de lokale samenleving

Het merendeel van de door de gemeenten gemelde initiatieven is echter gericht op lokale problemen met betrekking tot veiligheid in de publieke ruimte, leefbaarheid en verloedering van wijken, sociale cohesie en multiculturaliteit et cetera. Gemeenten geven op uiteenlopende wijze vorm aan hun inspanningen op dit terrein. Bekende voorbeelden zijn inmiddels de Rotterdamse stadsetiquette ­ een aanpak die inmiddels ook in Groningen, Maastricht en andere steden is overgenomen - en de Gouden Stadsregels in Gouda.
Een veel gekozen vorm is ook het organiseren van debatten, met burgers, bewoners van specifieke wijken, met vertegenwoordigers van gemeentelijke diensten en lokale instellingen, met specifieke doelgroepen zoals jongeren, ouderen en allochtonen enzovoorts. In de inventarisatie zijn een groot aantal debatten gemeld. Veelal gaat het daarbij om min of meer vergelijkbare thema's en vergelijkbare aanpakken, maar in een enkel geval wordt een meer verrassende vorm gekozen of wordt op een soms eenvoudige wijze de impact van een debat vergroot. De gemeente Maastricht heeft bijvoorbeeld, mede naar aanleiding van de gewelddadige dood van René Steegmans in Venlo in oktober 2002, alle Maastrichter scholen benaderd met het verzoek een discussie met de scholieren te voeren aan de hand van een zestal vragen en daarover te rapporteren. De gemeente heeft een kleine adviesgroep deze opzet en een handleiding voor de scholen laten uitwerken en zal de opbrengsten van de discussies binnen de scholen gebruiken bij de voorbereiding voor het debat over een stadsetiquette in zomer 2003. De gemeente Cranendonck heeft een debatavond voor burgers georganiseerd over waarden en normen en zinloos geweld, waarbij zij ook de gemeentepolitie heeft uitgenodigd. De aanwezigheid van de gemeentepolitie bij het debat heeft daaraan een duidelijke meerwaarde gegeven doordat de politie rechtstreeks kennis kon nemen van de opvattingen, ideeën, wensen en beleving van burgers en omgekeerd daarop kon worden gereageerd vanuit de ervaringen van de politie en de beperkingen waarvoor zij zich gesteld ziet.

Naast debatten en stadsetiquette-achtige projecten, zijn er ook veel initiatieven die gericht zijn op het verbeteren van de leefbaarheid, netheid en sociale cohesie in wijken en buurten. Een voorbeeld dat zich daarin positief onderscheidt is het project Wijkbeheer in Venlo, waarbij in 2003 zes themafolders worden samengesteld en verspreid over de zes belangrijkste ergernissen in wijken, met praktische tips over wat men zelf kan doen en wat de gemeente doet. De gemeente Etten-Leur valt op door het diverse pakket aan maatregelen en initiatieven op het vlak van waarden en normen dat daar wordt uitgevoerd. 31


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

id: 379 t/m 383 In april 2002 is de gemeente Etten-Leur gestart met het project `Hé, doe je dat thuis ook?' Dit project is erop gericht het gevoel van verantwoordelijkheid van burgers voor het schoon en netjes houden van hun eigen buurt te versterken. Aanleiding tot het project waren voortdurende klachten over de toestand van het openbaar gebied: zwerfvuil, hondenpoep, vandalisme, graffiti etc. Het project bestaat uit onder meer een artikelenreeks in de Etten-Leur Bode, een tentoonstelling rond afval/vandalisme, een inventarisatie van klachten, actie tegen het illegaal storten van huisvuil, het actualiseren van de hondenkaart, en de Grote Gemeente Schoonmaak met de uitreiking van de Schoonste Straat Prijs. Door diverse acties is in korte tijd het kwaliteitsniveau naar een hoger niveau getild en achterstallig werk ingelopen. De uitdaging is nu om dit niveau te continueren. Behalve `Hé, doe je dat thuis ook?', lopen in de gemeente Etten-Leur gerichte waarden en normen projecten op het vlak van opvoedingsondersteuning, sportstimulering, naleving van milieunormen door bedrijven (periodiek overleg tussen wijkverenigingen en de Industriële kring Etten-Leur) en discriminatiebestrijding.

Ook het project Goed te Leven van de gemeente Lieshout verdient bijzondere aandacht:

id: 224 In de gemeente Lieshout wordt sinds 1995 het project Goed te Leven uitgevoerd. Dit project, gebaseerd op de ideeën van de Amerikaanse pedagoog Kohlberg, is gericht op het stimuleren van de morele ontwikkeling door discussies te voeren over morele dilemma's rond het samenleven in een gemeenschap. Ouders, leraren, politie en verenigingsleiders zijn getraind in het voeren van dilemmagesprekken met kinderen, jongeren en volwassenen. Voor de dilemma's en de discussies worden allerlei contexten gekozen: scholen, gezinnen, verenigingen, etc.
Op de basisscholen in de gemeente Lieshout wordt het project ook na 8 jaar nog steeds continu gebruikt. De resultaten van het initiatief zijn moeilijk concreet te meten. De helft van de inwoners van Lieshout is met het project in aanraking gekomen. Over het algemeen is men zeer positief over de aanpak en de effecten daarvan. Op de basisscholen plukt men er volgens de leerkrachten nog steeds vruchten van.

Veel andere projecten op wijk- en buurtniveau waarin gemeenten een belangrijke faciliterende rol spelen zijn even zeer de moeite van het vermelden waard. Deels zijn deze projecten al uitgelicht bij de beschrijving van de sectorale initiatieven in hoofdstuk 3 (vooral in de paragrafen 3.1. over wijken en wonen en 3.7. over de publieke ruimte zijn een aantal initiatieven beschreven die ook in dit hoofdstuk passen). Voor de overige initiatieven verwijzen wij naar het databestand.

4.3. Versterking waarden en normen door regulier gemeentelijk beleid

Een ander type gemeentelijke initiatieven is dat waarbij een gemeente extra inspanningen verricht of investeringen doet in taken die tot het reguliere takenpakket van de gemeente behoren. Een voorbeeld is de extra inzet die de gemeente Rotterdam levert in het `deltaplan Inburgering' ten aanzien van de culturele en maatschappelijke inburgering van nieuwkomers. De gemeente gaat daarin verder dan vereist wordt door de Wet Inburgering Nieuwkomers. Andere voorbeelden van gemeenten die ten behoeve van de versterking van waarden en normen extra inzet leveren voor het verbeteren en verbreden van structurele voorzieningen zijn de gemeenten 32


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Wijchen en Etten-Leur, die aanzienlijk hebben geïnvesteerd in het opzetten en openstellen van een Opvoedwinkel resp. een Steunpunt Opvoeding.

Opmerkelijk is verder dat enkele gemeenten die meldden dat er bij hen geen specifieke initiatieven ter versterking van waarden en normen spelen, daarbij een negatief verband suggereerden tussen het bestaan van een bloeiend lokaal verenigingsleven en het bestaan van problematiek rond waarden en normen. Het lijkt de moeite waard te onderzoeken of dit veronderstelde verband in de praktijk bevestigd wordt. Behalve de opmerkingen van enkele gemeenten, die niet representatief zijn, wijst ook de theorie van Robert Putnam in die richting. Verklaringen voor dit veronderstelde effect van verenigingen zijn gelegen in het terugdringen van anonimiteit in de lokale publieke ruimte, het creëren van sociale verbindingen tussen (in leeftijd, geslacht, opleiding, beroep en culturele en religieuze achtergrond) verschillende categorieën van de bevolking. Als wordt aangenomen dat van een bloeiend verenigingsleven inderdaad een preventieve werking uitgaat op het ontstaan van wangedrag en waarden en normen problemen op lokaal niveau, dan biedt dit voor gemeentelijke overheden een uiterst relevant aangrijpingspunt voor beleid. Het zou betekenen dat door het faciliteren, stimuleren en waar nodig subsidiëren van allerlei vormen van verenigingsleven diverse problemen in de publieke ruimte voorkomen kunnen worden. Als daarop wordt ingezet, is het nog wel zinvol na te gaan onder welke voorwaarden verenigingen meer of minder effect hebben op het onderlinge gedrag van burgers en welk type vereniging daarin het meest effectief is.


---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

5. Departementale initiatieven op vlak van waarden en normen

5.1 Aanpak van de inventarisatie

Voor de inventarisatie van de departementale initiatieven is een andere aanpak gevolgd dan bij de lokale en sectorale initiatieven. Door de minister-president is aan de verschillende departementen gevraagd om vanuit hun werkterrein een beperkt aantal aansprekende initiatieven op het gebied van de versterking van waarden en normen aan te dragen. Nadrukkelijk is hierbij dus niet gevraagd om een totaalbeeld. Het resultaat was sterk verschillend per departement. Sommige departementen brachten een veelheid van initiatieven in, andere hielden zich bij een beperkte selectie. Hoewel deze verschillen deels een diversiteit in betrokkenheid van departementen ten opzichte van waarden normen zou kunnen suggereren, meent het FDO dat de achterliggende oorzaak in belangrijke mate verschillen in interpretatie van het verzoek van de minister-president betreft. Om tot een enigszins evenwichtig overzicht te komen heeft FDO geprobeerd om zelf naast de ingebrachte initiatieven nader inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de departementen middels regulier beleid aangesloten zijn op waarden en normen. Deze korte analyse heeft mede zijn weerslag gekregen in paragraaf 5.4. Bij de analyse van de initiatieven op bovendepartementaal niveau (5.5.) moet echter het verschil in aanlevering, hetgeen vergelijkbaarheid aanzienlijk bemoeilijkt, nadrukkelijk worden onderstreept.

5.2. Algemene impressie

Voor een aantal departementen geldt dat het bevorderen, versterken, overdragen, ontwikkelen en toezien op de handhaving van waarden en normen integraal onderdeel uitmaakt van de eigen kerntaken. Voor het ministerie van Justitie is dit uiteraard expliciet het geval, evenals op onderdelen voor het ministerie van BZK, maar ook als het gaat om onderwijs en cultuur (OCenW), welzijn en sport (VWS) en andere beleidsterreinen moet geconcludeerd worden dat aandacht voor het ontwikkelen van normen, faciliteren van `fatsoenlijk gedrag' en handhaven van regelgeving op dat terrein tot het normale takenpakket van de ministeries behoort. Een aantal ministeries gaat in de ingebrachte activiteiten nadrukkelijk in op onderdelen van de eigen kerntaak en op projecten die al langer lopen maar nu ook onder de noemer van versterking van waarden en normen te rangschikken zijn. Andere ministeries hebben alleen projecten en initiatieven aangemeld die specifiek opgezet zijn in het kader van het huidige kabinetsstreven om de waarden en normen in Nederland te versterken. Ten behoeve van een enigszins realistisch beeld van wat er door de overheid reeds wordt gedaan ter versterking van waarden en normen, worden door ons in dit hoofdstuk nadrukkelijk ook relevante onderdelen uit het reguliere beleid in beeld gebracht, naast de specifieke initiatieven in het kader van het huidige waarden en normen debat.

Aandacht voor (versterking van) waarden en normen behoort dus voor verschillende ministeries tot het normale object van departementaal beleid. Daarnaast besteden alle ministeries als het goed is ­ eveneens afgezien van het huidige waarden en normen debat - ook al aandacht voor versterking van fatsoen en integriteit van het eigen handelen. Tenslotte zijn er dan nog de specifieke activiteiten en initiatieven die speciaal in het kader van de huidige opleving van waarden en normen worden ontwikkeld. In tabel 2 wordt het scala van deze drie categorieën inspanningen van de verschillende departementen weergegeven. Het onderscheid tussen de inspanningen die tot het reguliere beleid behoren en de specifieke initiatieven in het kader van het waarden en normen debat is daarbij enigszins arbitrair en niet altijd goed te maken, omdat de problematiek waarop de huidige aandacht voor versterking van waarden en normen is gestoeld uiteraard al langer de aandacht van de diverse 34


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Tabel 2: Departementale inspanningen rond waarden en normen in kerntaken, eigen functioneren en additionele inspanningen

Als onderdeel van kerntaken Eigen (Voorgenomen) extra inspanningen in het kader integriteit van het waarden en normen debat BZK - handhaving grondwet Integriteitbeleid - diner pensant
- integraal veiligheidsbeleid publieke sector - burgemeestersgesprekken en burgemeestersconferentie
- website Geweld tegen werknemers - nationaal burgergesprek
- ontwikkeling lesmateriaal voor scholen - burgerpanel aansluitend op campagne Meld Geweld - debat met bekende burgers/rolmodellen
- campagne veiligheidsbewustzijn tav - scenariodebat burgers en experts brandveiligheid - commissie burgerschap en integriteit
- bekendmaking best practices - startpakket waarden en normen voor sociale groepen
- medefinanciering Stichting Beroepsmoraal en - onderzoek naar gedrag, waarden en normen burgers Misdaadpreventie - website Waarden en normen in de stad, ism KCGS
- integriteitbeleid publieke sector: - campagne eigen verantwoordelijkheid burger in beleidsontwikkeling en regelgeving publieke ruimte
- programma Beter Bestuur voor Burgers en - Grondrechten in pluriforme samenleving, serie Bedrijven debatten en nota, evt. aanzet tot wetswijziging
- Onze buurt aan zet BuZa - bevorderen opbouw internationale project - rol bij voorlichting richting buitenland over het rechtsorde Coördinatie waarden en normendebat in Nederland
- rol in vormgeving juridische, politieke en integriteit- en culturele dimensies EU als hechte corruptiebeleid waardengemeenschap
- ontwikkelingssamenwerking en - beleid deelname
- actief uitdragen en ondersteunen coördinatie- internationale waarden en normen, Den Haag groep opstellen als internationale juridische hoofdstad sectorale
- campagne Wijs op reis gedragscode integriteit rijksoverheid Defensie - bescherming eigen en bondgenootschappelijk Beleidskader - Opleidingstraject `de Uitdaging' grondgebied (daarmee de westerse waarden) ongewenst
- bevordering internationale rechtsorde en gedrag; stabiliteit integriteitbeleid;
- ondersteuning civiele autoriteiten bij rechts- veranderings- handhaving, rampenbestrijding en proces; humanitaire hulp gedragscode; W&N in alle opleidingen EZ - stimulering en begeleiding MVO in Integriteitbeleid bedrijfsleven: kenniscentrum, onderzoek en EZ regelgeving

- vormgeving optieregelingen Deels het ondernemingsbestuurders B4-project
- Beter Bestuur voor Burgers en Bedrijven
- toezicht door NMA Finan- - zorgdragen voor rechtmatige en doelmatige Integriteitbeleid ciën aanwending van collectieve middelen belastingdienst
- zorgdragen voor rechtmatige,doelmatige en en financiën rechtvaardige financiering v.d.collectieve uitgaven Bevordering
- wetgeving en toezicht betrouwbaarheid doelmatigheid financiële transacties en dienstverlening door VBTB 35


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Tabel 2 (vervolg): Departementale inspanningen rond waarden en normen in kerntaken, eigen functioneren en additionele inspanningen Justitie - inburgeringsbeleid, waaronder Gedragscode - project Justitieketen & Opvoedingsonderst. inburgeringsprogramma's: kennis nemen van `Elkaar recht in - beleidsregels projectsubsidies criminaliteitspreventie wat in Nederland hoort en niet hoort de ogen kijken' (ontwikkeling gedragscodes)
- handhaving wet- en regelgeving, o.m. - verbreding Marietje Kessels-projecten naar VO wetgeving wapenbezit, - campagne `Naar een veiliger samenleving'
- Beter Bestuur voor Burgers en Bedrijven: - Lespakket Vreemdelingenbeleid `Vluchtweg 5' gerichte bijstelling/verruiming regelgeving - Lespakket Strafrecht `Djustis'
- bijdrage Postbus 51-campagnes `Heb `t lef, - Overdracht grondwettelijke waarden tijdens wapens weg', `Vuurwapens, doe ze weg of ze inburgering: verkenning mogelijkheden en regelgeving doen je wat', `Weet wat je te doen staat als - subsidiëring (tot 01-03-2003) Stichting Islam en het om geweld gaat' Burgerschap LNV - Transitie Duurzame Landbouw Beantwoording - Nieuwe Dorpen, burgers en waardenoriëntaties
- bevordering MVO zoals in het project burgerbrieven MVO Lopikerwaard

- ontwikkeling Agroproductieparken OCenW - onderwijsbeleid, m.n. burgerschapsvorming, - wellicht ondersteuning `Leefstijl voor jongeren' overdracht cultuur en sociaal-emotionele - verbreding Marietje Kessels-projecten naar VO vaardigheden, vaststelling kerndoelen - advies Onderwijsraad over onderwijsbeleid in relatie tot
- onderwijsinspectie hedendaagse vraagstukken rond burgerschap
- ontwikkeling lesmateriaal voor scholen - adviesaanvraag Taakgroep Vernieuwing Basisvorming aansluitend op campagne Meld Geweld - nationale toogdag waarden&normen in het onderwijs
- cultuurbeleid - ontwikkeling educatief pakket Media-educatie
- mediatoezicht, Kijkwijzer etc - interactief debat op internet en Kennisnet
- onderwijsinstrumenten Actief Burgerschap (door KPC)
- website 'Good Practices'
- projecten veiligheid op scholen, C&SCO SZW - campagne `Mannen in de hoofdrol' SZW-waarden, - wellicht ondersteuning `Leefstijl voor jongeren
- AV-project artikel 13 (gelijke behandeling) -principes en - Duale Trajecten inburgering
- regelgeving ongewenst gedrag op het werk Integriteit - ondersteuning Marietje Kessels-projecten
- conferentie `Ongewenst gedrag op het werk'
- project Erkenning Verworven Competenties
- ondersteuning Commissie Arbeidsgehandi- capten en Werk: reïntegratie en preventie arbeidsongeschiktheid VenW - Intergraal Veiligheidsprogramma: Integriteit na de maatregelen gericht op jonge bestuurders parlementaire
- meerjarenplan Publiekscampagnes enquête Verkeersveiligheid bouwnijverheid
- Aanvalsplan sociale veiligheid openbaar vervoer
VWS - voorstel wet gelijke behandeling op grond VWS-code - Veilige Zorg: integrale aanpak voor directies en van een handicap of chronische ziekte integriteit personeel, ontwikkeling keurmerk voor instellingen
- debat over medische ethiek - NOC*NSF campagne Fair Play
- lesprogramma's jongeren rond WOII - brede maatschappelijke dialoog homoseksualiteit
- stimuleringsregeling vrijwilligerswerk - aandacht voor Europees Jaar van mensen met een
- versterken positie mantelzorg handicap
- divers jeugd- en jongerenbeleid, bijv. traject JONG i.s.m. andere departementen VROM - campagne Zwerfafval Integriteitbeleid - project Ont-moet-de-burger
- Lokaal Signaal: klachtenloket voor burger VROM - Handreiking Burenlawaai
- Openbare Ruimte in Revisie - mede betrokken bij LNV-project Nieuwe dorpen,
- ondersteuning projecten Leren voor burgers en waardenoriëntaties Duurzaamheid, Duurzame Ontwikkeling, Burger & Milieubeleid en Stad & Milieu

ministeries heeft. Ook geldt voor diverse projecten dat daarbij sprake is van intensieve interdepartementale of interbestuurlijke samenwerking, hetgeen in tabel 2 slechts in beperkte mate 36


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE zichtbaar wordt. Een voorbeeld daarvan is het project Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf, waarvoor de ministeries van Binnenlandse Zaken, Economische Zaken en Justitie als trekker fungeren, maar waarin diverse andere ministeries actief participeren.

5.3. Inhoudelijke focus van de departementale inspanningen en initiatieven

Om de inhoudelijke focus van de departementale waarden en normen initiatieven te kunnen beschrijven en vergelijken, hanteren wij hetzelfde begrippenkader dat in hoofdstuk 2 is geïntroduceerd en toegelicht (p. 10). Dit begrippenkader is gebaseerd op een aantal breed gedragen inzichten vanuit de sociale wetenschappen (zie ook Bijlage A).

Vanuit dit begrippenkader kunnen verschillende aangrijpingspunten voor overheidsbemoeienis worden onderscheiden. Waar het gaat om consensus over waarden en normen is enerzijds de overdracht van vigerende waarden en normen aan nieuwe leden van de samenleving van belang en anderzijds de vaststelling of explicitering van waarden en normen. Bij de overdracht van waarden en normen aan nieuwe leden van de samenleving gaat het zowel om onderwijs aan en opvoeding van kinderen en jongeren als om inburgering van immigranten. Bij het vaststellen en expliciteren van waarden en normen gaat het wat de overheid betreft om wet- en regelgeving, in sommige gevallen voorafgegaan door publieke meningsvorming door bijvoorbeeld een maatschappelijke discussie. Het bewustzijn van en de bekendheid met vigerende waarden en normen is een ander aangrijpingspunt, waarbij het vooral gaat om communicatie: voorlichting of informatievoorziening en bewustwordingscampagnes.
Een volgend aangrijpingspunt is de aanwezigheid van sociale controle. Voor zover dit door de overheid te bevorderen is gaat het daarbij om het creëren van randvoorwaarden in de sociale infrastructuur. Waar het gaat om de consistentie van prikkelstructuren met normen als aangrijpingspunt zijn de mogelijkheden voor de overheid om te interveniëren sterk situationeel bepaald en zal vrijwel altijd sprake zijn van samenwerking met andere actoren. Handhaving door de overheid is het sluitstuk in het geheel van aangrijpingspunten om gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te voorkomen. De belangrijkste factoren die de effectiviteit van handhaving voor het ontmoedigen van ongewenst gedrag bepalen zijn de pakkans (dus de kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie) en ­ in mindere mate ­ de strafmaat (waarbij het opnieuw om regelgeving gaat).

De inhoudelijke focus van inspanningen van de overheid kan dus gericht zijn op een of meer van de volgende aangrijpingspunten:
· overdracht van waarden en normen · vaststelling en explicitering van waarden en normen · bewustzijn van en bekendheid met vigerende waarden en normen · sociale controle
· consistentie van prikkelstructuren · handhaving.

In principe lijkt het wenselijk dat de rijksoverheid aan elk van de hierboven genoemde aangrijpingspunten zorg besteedt of in ieder geval er op toeziet dat zich daar geen problemen ontwikkelen.
Kijken wij naar de inspanningen van de verschillende departementen, dan blijkt dat de overdracht van waarden en normen op nieuwe burgers via onderwijs, opvoeding en inburgeringstrajecten behoorlijk goed wordt afgedekt door de reguliere taken van de ministeries van OCenW, Justitie, VWS en BZK. `Normale' opvoedingskwesties behoren tot de reguliere taken van VWS, `normale' 37


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE onderwijsinspanningen tot de taken van OCenW dat inderdaad via het onderwijsbeleid veel bijdraagt aan de overdracht van waarden en normen4. Preventieve projecten gericht op de opvoeding van kinderen in risicosituaties vallen binnen de reguliere taakopvatting van zowel Justitie als VWS. Overdracht van waarden en normen via inburgeringstrajecten behoort tot het reguliere domein van Justitie en BZK.
Naast de reguliere inspanningen van deze ministeries bestaan er diverse extra (plannen voor) initiatieven rond de overdracht van waarden en normen. Deels betreft dat initiatieven van dezelfde ministeries om een extra impuls aan de effectiviteit of intensiteit van onderwijs en opvoeding te geven (bijvoorbeeld het advies dat door de Onderwijsraad wordt voorbereid, maar ook het project Pesten op school, de extra inzet rond het project Leefstijl voor jongeren, de extra inspanningen van de justitieketen met betrekking tot opvoedingsondersteuning en dergelijke). Daarnaast zijn er ook initiatieven die voortkomen uit nieuwe situaties die zich op specifieke beleidsterreinen voordoen, die om overdracht van nieuwe waarden en normen vragen. Voorbeelden van zulke exogene omstandigheden die aanleiding geven tot extra inspanningen zijn onder meer de aanhoudende immigratie en daarmee toegenomen diversiteit in waarden en normen; toegenomen inzicht in en erkenning van seksueel geweld; het toegenomen media-aanbod en de afnemende mogelijkheden van ouders om het mediagebruik van hun kinderen te controleren; en toegenomen aandacht voor milieu en duurzaamheid. Initiatieven zoals de ontwikkeling van lesprojecten over vluchtelingen en asielbeleid (Vluchtweg 5), verbreding van de Marietje Kesselsprojecten, de ontwikkeling van een educatief project over kritisch mediagebruik, de zwerfafvalprojecten in het basis- en voortgezet onderwijs, de projecten in aansluiting op de campagne `Meld geweld' vormen een antwoord op deze ontwikkelingen. Bij deze initiatieven die op specifieke vraagstukken gericht zijn, zijn veelal andere ministeries betrokken dan alleen OCenW.

Aan initiatieven lijkt er wat de overdracht van waarden en normen betreft geen gebrek. De vraag is echter wel of deze tijdelijke inspanningen een voldoende en een stabiele basis vormen, of dat in het onderwijs een veel grotere structurele plaats moet worden gegeven aan de overdracht van waarden en normen en burgerschapsvorming. Deze vraag is dan ook aan de Onderwijsraad voorgelegd.

Het tweede aangrijpingspunt dat wij hebben onderscheiden is de vaststelling en explicitering van waarden en normen. Hierin heeft de rijksoverheid als wetgever uiteraard een heel duidelijke rol. Voor vrijwel alle departementen behoort (de voorbereiding van) wet- en regelgeving op het eigen beleidsterrein tot de reguliere kerntaken. Het ministerie van BZK heeft als `hoeder' van de grondwet een centrale rol als het om de vaststelling van kernwaarden in de Nederlandse samenleving gaat. In het kader van de waarden en normen discussie is daarbij vooral de spanning die bestaat waar bepaalde grondrechten elkaar raken relevant, zoals de spanning tussen vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en het verbod op discriminatie. In een veranderende maatschappij moet de precieze afbakening tussen deze grondrechten en de afweging daarvan steeds opnieuw worden vastgesteld. Voor de vaststelling van rechten en plichten in concrete situaties is de wet- en regelgeving door vakdepartementen evenzeer relevant. De vaststelling en explicitering van waarden en normen in wet- en regelgeving in de arbeidssfeer berust grotendeels bij het ministerie van SZW; in de sfeer van onderwijs en cultuur bij OCenW en LNV; in de sfeer van de zorg bij VWS; voor het bedrijfsleven bij EZ; voor de landbouw, natuurbeheer en visserij bij LNV; waar het om milieu gaat bij VROM; et cetera. In zekere zin houdt de overheid zich dus altijd bezig met de vaststelling en explicitering van

4 In de afgelopen jaren heeft de plaats van de burgerschapsvorming, maatschappelijke oriëntatie en sociaal- emotionele vorming in het curriculum ter discussie gestaan en veranderingen ondergaan, mede als gevolg van de invoering van de 2-fasenstructuur. Inmiddels bereidt de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming in opdracht van OCenW een advies voor over de plaats van maatschappelijke oriëntatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs, waarbij bevordering van cohesie en sociale integratie in de maatschappij centraal staan. Door de Onderwijsraad wordt een advies voorbereid over de relatie onderwijs en sociale samenhang, waarbij ook de bijdrage van het onderwijs aan burgerschap, inclusief waarden en normen, aan de orde komt. 38


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE waarden en normen. Specifieke initiatieven voor het voorbereiden van nieuwe regelgeving in het licht van de behoefte aan versterking van waarden en normen zijn er echter ook. Bijvoorbeeld de regelgeving door BZK ten aanzien van de integriteit van de publieke sector, de verkenning door Justitie van de mogelijkheden om tot aanvullende regelgeving te komen ten aanzien van de overdracht van grondwettelijke waarden in verplichte inburgeringstrajecten, en de regelgeving van SZW met betrekking tot ongewenst gedrag op het werk. Ten aanzien van het vaststellen, bijstellen en expliciteren van waarden en normen lijken dus alle verschillende departementen actief en dat veelal structureel.

Een volgend aangrijpingspunt is het bevorderen van het bewustzijn van en de bekendheid met vigerende waarden en normen. Wat de ingebrachte departementale initiatieven betreft gaat het daarbij vooral om informatievoorziening over nieuwe wet- en regelgeving en voorlichting en campagnes rond bestaande waarden, wetten en regels. Een aanzienlijk deel van de door de departementen gemelde initiatieven of voorgenomen activiteiten betreft dit soort campagnes. Voorbeelden van reeds gevoerde campagnes zijn de Postbus 51-campagnes `Heb 't lef, wapens weg', `Vuurwapens, doe ze weg of ze doen je wat', `Weet wat je te doen staat, als het om geweld gaat' (Justitie), `Oog voor anderen kan veel veranderen' (BZK, SZW en OCenW); de NOC*NSF campagne `Fair Play' (VWS); de campagne Zwerfafval (VROM); de smurfencampagne over de nieuwe voorrangsregels en de BOB-campagne (VenW); etc. Voorbeelden van voorgenomen campagnes zijn de campagnes `Veiligheidsbewustzijn ten aanzien van brandveiligheid', `Eigen verantwoordelijkheid van burgers in de publieke ruimte' (BZK), `Mannen in de hoofdrol' (SZW), en `Verkeersveiligheid' (VenW). Naast specifieke thematische campagnes zijn ook de meer structurele inspanningen van de verschillende departementen om de informatievoorziening aan burgers te verbeteren ­ met name als het over regelgeving gaat - relevant voor het bevorderen van de bekendheid met geldende waarden en normen.

Versterking van sociale controle lijkt een voor departementen minder voor de hand liggend aangrijpingspunt. In tegenstelling tot `handhaving' berust sociale controle op de aanwezigheid en de betrokkenheid van de burger en zijn `moed' om een ander te durven aanspreken op zijn gedrag. Er zijn echter wel degelijk departementale interventies ter bevordering of ondersteuning van sociale controle. Door ingrijpen in de sociale infrastructuur kan anonimiteit worden tegengaan en de aanwezigheid van anderen in situaties waarin normovertredend gedrag voorkomt worden bevorderd. De betrokkenheid en het verantwoordelijkheidsgevoel kunnen op diverse manieren worden gestimuleerd. De durf van burgers om anderen op hun gedrag aan te spreken kan worden versterkt door te zorgen voor een overtuigende backup door overheid (regelgeving) en politie (handhaving). Departementale initiatieven die aangrijpen op versterking van sociale controle door burgers zelf zijn bijvoorbeeld: de medefinanciering door BZK van de Stichting Beroepsmoraal en Misdaadpreventie; de voorgenomen BZK-campagne over de eigen verantwoordelijkheid van de burger in de publieke ruimte; de ontwikkeling van lesmateriaal in aansluiting op de campagne Meld Geweld door OCenW; de beleidsregels projectsubsidies criminaliteitspreventie van Justitie; informatievoorziening door EZ aan burgers ten behoeve van het aanspreken van bedrijven op hun gedrag; het project Veilige Zorg van VWS; en de handreiking Burenlawaai van VROM.

Ook aan de consistentie van prikkelstructuren wordt door de inspanningen van diverse departementen bijgedragen. Het gaat daarbij om oplossen van situaties waarin het eigenbelang van maatschappelijke actoren sterk afwijkt van hetgeen zij volgens geldende waarden en normen zouden moeten doen. Het voor de hand liggende beleidsmiddel dat departementen hierbij kunnen inzetten is geld. Subsidieregelingen waarmee de onkosten van gewenst gedrag worden gecompenseerd of heffingen op ongewenst gedrag kunnen de eigenbelangen van maatschappelijke actoren in lijn brengen met de maatschappelijke waarden en normen. Een ander middel waarmee departementen de eigenbelangen van actoren meer in lijn kunnen brengen met maatschappelijke belangen is door reputatie-effecten te 39


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE benutten, bijvoorbeeld door het instellen van en publiciteit geven aan een keurmerk voor `goed gedrag'.
Voorbeelden van departementale inspanningen die aangrijpen op de consistentie van prikkelstructuren zijn: het VWS project Veilige Zorg, waarbij instellingen financiële steun kunnen krijgen voor het implementeren van een veiligheidsprotocol en waarbij een keurmerk wordt ontwikkeld; de Duale Trajecten inburgering waarbij SZW subsidie geeft aan bedrijven die inburgeraars in dienst nemen in een werk-leertraject; de stimuleringsregelingen voor biologische landbouw; subsidies voor werkgevers die gedeeltelijk arbeidsongeschikten in dienst nemen; et cetera.

Slechts een beperkt deel van de door de departementen ingebrachte initiatieven heeft betrekking op aanscherping van de handhaving. De achtergrond hiervan is wellicht dat departementen de vraag om relevante initiatieven hebben opgevat vanuit de gedachte dat normoverschrijdend gedrag vooral voorkomen moet worden, terwijl handhaving pas plaatsvindt op het moment dat een norm overschreden is. Hoewel voor deze gedachte veel te zeggen is, blijft consequente handhaving toch noodzakelijk als sluitstuk van de aanpak van ongewenst gedrag. Alleen als de overheid de regels en wetten consequent handhaaft zijn ook de hierboven genoemde interventies geloofwaardig. Voor een deel zijn inspanningen van de departementen om tot een betere en meer consequente handhaving te komen deel van hun inspanningen om de integriteit en kwaliteit van het eigen functioneren te verbeteren. Een aantal voorbeelden van inspanningen van departementen met betrekking tot handhaving (deze zijn niet gemeld als initiatieven in het kader van het waarden en normen debat) zijn de onderwijsinspectie en het werk van de gemeentelijke leerplichtambtenaren (OCenW); de toezichthoudende functie van de NMA (EZ) en de inspecties van VenW en VWS.

De initiatieven om de integriteit van het eigen functioneren van de overheid te versterken worden in dit verband niet genoemd, omdat deze niet rechtstreeks betrekking hebben op een van de aangrijpingspunten om ongewenst gedrag van burgers of andere actoren te voorkomen. In randvoorwaardelijke zin is integriteitsborging echter zeker relevant voor de geloofwaardigheid ­ en dus de effectiviteit - van de overheid als het gaat om het stellen van regels, het overdragen van waarden en normen en het handhaven van regels. De meeste ministeries voeren een actief intern integriteitbeleid en kennen actuele initiatieven op dat vlak. Het lijkt erop dat de departementen in de (verdere) vormgeving van hun integriteitbeleid van elkaar kunnen profiteren. Bij verschillende departementen zijn verschillende aspecten van het integriteitbeleid sterker uitgewerkt dan andere. Hierop wordt in paragraaf 5.5. nader ingegaan.

5.4. Analyse per departement

In deze paragraaf worden de (voorgenomen) beleidsinspanningen en initiatieven per ministerie nader besproken. Vertrekpunt daarbij zijn de beleidsproblemen die zich in de inventarisatie van lokale en sectorale (bottom-up) initiatieven en de media op de betreffende beleidsterreinen lijken af te tekenen. Per ministerie wordt ingegaan op de mate waarin de ingebrachte (voorgenomen) inspanningen in het kader van het waarden en normen debat lijken aan te sluiten op deze tentatief geformuleerde beleidsproblemen. Ook wordt aandacht besteed aan de beleidsmiddelen die worden ingezet: regelgeving, communicatie, financiële prikkels of combinaties daarvan. In enkele gevallen worden suggesties voor accentverschuivingen in of uitbreiding van de inspanningen van de ministeries geformuleerd.
40


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

5.4.1. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Aan de huidige aandacht voor de versterking van waarden en normen liggen maatschappelijke problemen ten grondslag. Voor zover de overheid een verantwoordelijkheid draagt voor de oplossing van deze maatschappelijke problemen, is er sprake van een aantal beleidsproblemen. Welke dat zijn verschilt per departement. Voor het ministerie van BZK kunnen rond de aanpak van waarden en normen drie algemene beleidsproblemen worden onderscheiden, die samenhangen met de kerntaken van het ministerie:
· herstel van (duidelijkheid omtrent) de verantwoordelijkheidsverdeling en respectvolle relatie tussen burgers en overheid; · herstel van (het vertrouwen in) de integriteit van de overheid en de publieke sector; · zorg voor handhaving van de grondwet in de verander(en)de samenleving.

Concrete beleidsproblemen, zoals de zorg voor de binnenlandse veiligheid en het functioneren van het openbaar bestuur, lijken door deze drie te worden omvat.

In het scala aan (voorgenomen) inspanningen met betrekking tot het herstel van waarden en normen die door het ministerie van BZK voor de inventarisatie zijn aangeleverd, valt op dat veel initiatieven gericht zijn op dialoog met burgers, op het betrekken van burgers bij de aanpak van het waarden en normen-probleem. Achtergrond hiervan is dat BZK het herstel van waarden en normen vanuit de samenleving, de burger in de sociale context, wil organiseren. Dus geen rigide top-down benadering. De methode `Onze buurt aan zet' is hiervan een goed voorbeeld. Hierbij werden 54 buurten geholpen met hun eigen initiatief. Doordat bewoners met elkaar wat hebben gerealiseerd werd het weer eenvoudiger elkaar aan te spreken op ongewenst gedrag. Dit past op zich in het streven een respectvolle relatie en vertrouwen tussen burger en overheid te herstellen, maar aan het herstel van duidelijkheid omtrent verantwoordelijkheden wordt, voor zover uit de verstrekte informatie blijkt, in de BZK-dialoog met de burger niet expliciet aandacht besteed. Dit gebeurt overigens wel in de voorgenomen campagne over de eigen verantwoordelijkheid van de burger in de publieke ruimte. Ook aan het herstel van de integriteit van overheid en publieke sector wordt door BZK actief gewerkt, evenals aan de grondrechten in de hedendaagse samenleving. Inhoudelijk lijken de door het ministerie van BZK (voor)genomen initiatieven dus goed aan te sluiten op de voor dit departement geformuleerde beleidsproblemen.

De beleidsmiddelen die het ministerie van BZK voor deze taken inzet zijn, voor zover het de relatie met de burgers betreft, vooral communicatieve middelen. Voor het programma Onze buurt aan zet is 41 miljoen voor drie jaar (2001 ­ 2003) aan rijksmiddelen beschikbaar, waaraan de steden vervolgens eenzelfde bedrag toevoegen. Voor het Programma Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf is nog geen begroting opgesteld. Ten behoeve van het integriteitbeleid voor de publieke sector zet het ministerie naast communicatie ook regelgeving in als middel. Vooralsnog worden na 2003 nergens financiële middelen ingezet om burgers of instellingen te bewegen tot ander gedrag.

Al met al lijkt het ministerie van BZK een ambitieuze agenda voor de aanpak van waarden en normen te hebben opgesteld voor zichzelf. Op twee punten echter is daarop kritiek mogelijk. In de eerste plaats lijken alle voorgenomen initiatieven een incidenteel karakter te hebben. Dat roept de vraag op of en hoe het ministerie op meer structurele wijze aandacht wil besteden aan het onderhouden van waarden en normen. Wordt bijvoorbeeld de `buurt aan zet methode' ook na 2003 voortgezet maar meer specifiek gericht op waarden en normen? In de tweede plaats lijken de voorgenomen initiatieven niet altijd voldoende aan te sluiten bij de vele reeds bestaande projecten en inspanningen. Het lijkt wenselijk en efficiënt om bij de uitvoering van 41


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE de genoemde initiatieven steeds te blijven zoeken naar mogelijkheden om aan te sluiten op bestaande projecten en daarmee synergie te zoeken.

5.4.2. Ministerie van Buitenlandse Zaken

De discussie over waarden en normen richt zich in eerste instantie op binnenlandse thema's. Het is echter van belang te realiseren dat waarden en normen in de huidige geglobaliseerde wereld ook een internationale dimensie hebben5. Het ministerie van Buitenlandse Zaken onderscheidt vijf hoofddoelstellingen van buitenlands beleid (waarvoor ook financiële middelen beschikbaar zijn). In de beleidsagenda 2003 van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt hierover gesteld: "De Nederlandse samenleving verandert, omdat zij internationaal steeds meer verweven raakt. Voor de behartiging van de Nederlandse belangen en het waarborgen van onze waarden, veiligheid, vrijheid en welvaart moeten we verder kijken dan onze grenzen." In het kader van het waarden en normendebat kunnen op het beleidsterrein van Buitenlandse Zaken een viertal beleidsproblemen worden geformuleerd: · het bevorderen van een internationale samenleving waarin fundamentele waarden en normen worden gerespecteerd en nageleefd en waarin een rechtsorde wordt opgebouwd; · het bevorderen van een zodanige politieke, juridische, economische en culturele vormgeving van de Europese Unie dat een hechte waardengemeenschap ontstaat; · het bevorderen van ontwikkelingssamenwerking op basis van solidariteit, humaniteit en gerechtigheid;
· het actief en zorgvuldig uitdragen van een integer en volledig beeld van Nederland.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft niet zozeer specifieke initiatieven ontwikkeld in het kader van het waarden en normendebat, maar lijkt in het staande beleid voldoende aan te sluiten op de bovengenoemde beleidsproblemen. Het bevorderen van een internationale samenleving waarin fundamentele waarden en normen worden gerespecteerd en nageleefd en waarin een rechtsorde wordt opgebouwd, behoort tot het hart van het buitenlandse beleid van Nederland met zijn open samenleving en economie en is ook verwoord in artikel 90 van de Grondwet. Deze inzet is terug te vinden in vrijwel alle thema's van de beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken: bevordering van internationale ordening, vrede veiligheid en stabiliteit, humanitaire hulp, goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw; Europese integratie; duurzame armoede bestrijding; internationaal cultuurbeleid; asiel- en migratiebeleid en consulaire dienstverlening. Naast de overheid zijn overigens tal van maatschappelijke organisaties actief op deze terreinen, waarmee BuZa in wisselende mate samenwerkt. Ook de rol van Den Haag als internationale juridische hoofdstad met onder andere de vestiging van het Internationale Gerechtshof, het Joegoslavië Tribunaal en het Internationale Strafhof geeft aan dat Nederland de internationale waarden en normen actief ondersteunt en uitdraagt. De ontwikkeling van de Europese Unie en haar uitbreiding vormt, als directe politieke, economische en juridische context van Nederland, een essentiële ruimte waarin fundamentele waarden en normen in toenemende mate gedeeld (moeten) worden en naar buiten worden uitgedragen. In transnationale maatschappelijk debatten, zoals in de Conventie, spelen Europees gedeelde waarden en normen een belangrijke rol. Het scherp hanteren van de zogenaamde Kopenhagen-criteria voor de uitbreiding is een vertaling van het grote belang van de Europese Unie als hechte waardengemeenschap, die niet mag verwateren. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is daarbij nauw betrokken. Het ministerie baseert haar inspanningen inzake de vormgeving en uitvoering van ontwikkelingssamenwerking op de grondslagen solidariteit, humaniteit en gerechtigheid. Het actief

5 Omgekeerd hebben ook de globalisering en andere ontwikkelingen in de ons omringende wereld hun weerslag op de waarden en normen die wij in Nederland hanteren en de problemen die zich daarbij voordoen. 42


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE bijdragen aan het realiseren van de acht Millennium doelstellingen (halvering van de armoede in 2015), wordt door middel van twee thema's vanuit ontwikkelingssamenwerking actief uitgedragen. Ten eerste door te bevorderen dat de internationaal afgesproken ODA-norm (0,7% van het BNP) wordt gerealiseerd. En ten tweede door actief te streven naar grotere coherentie van het beleid op nationaal en internationaal gebied.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan in aanvulling op haar reguliere beleid een rol spelen bij de voorlichting richting het buitenland over dit waarden- en normendebat. Het uitdragen van waarden en normen, zoals die in het publieke debat opkomen, naar het buitenland is belangrijk voor de beeldvorming over Nederland in het buitenland. Het ministerie heeft zich bereid verklaard deze rol op zich te nemen. Ook geeft het ministerie door middel van het eigen integriteitbeleid nadere invulling aan de voorbeeldrol van de overheid. Sinds begin 2002 loopt het project Coördinatie Integriteit- en Corruptiebeleid op Buitenlandse Zaken. Een BZ-startcode, waarin de kernwaarden van Buitenlandse Zaken zijn vastgelegd, is verspreid onder alle medewerkers. Daarnaast wordt een inventarisatie gemaakt van regelgeving die specifiek op integriteit betrekking heeft. De reacties op de startcode en de inventarisatie van de regelgeving zullen leiden tot een BZ-gedragcode, die de bestaande regelgeving zal verbeteren. Ook zullen aanbevelingen gedaan worden ter verbetering van het integriteitbeleid bij BZ.
Een aantal van de CAO-afspraken 2002 voor de gehele Rijksoverheid 2002 die betrekking hebben op integriteit, behelst het opstellen van een sectorale gedragscode integriteit voor de Rijksoverheid. BZ neemt actief deel aan de coördinatiegroep die in februari 2003 het opstellen van een dergelijke gedragscode ter hand heeft genomen.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert bij de inspanningen die gerelateerd zijn aan versterking en bescherming van waarden en normen een evenwichtige mix van de beleidsmiddelen geld, communicatie en regelgeving.

Een extra inspanning die naar ons idee, in het kader van de huidige verscherpte aandacht voor waarden en normen, wellicht door het ministerie zou kunnen worden verricht en wenselijk zou zijn, is het stimuleren of desnoods zelf organiseren van meer media aandacht en publieke discussie over de formulering van de Europese Grondwet die momenteel gaande is. De Europese Grondwet dient evenals de Nederlandse Grondwet gestoeld te zijn op gedeelde fundamentele waarden en zal in de toekomst de toetssteen zijn voor grondrechtelijke kwesties in de EU. Juist in de context van de huidige aandacht voor en publieke discussie over waarden en normen zou de Nederlandse overheid meer kunnen doen om de burgers te betrekken bij de discussie over de vaststelling van een Europese Grondwet.

5.4.3. Ministerie van Defensie

Het huidige waarden en normen debat betreft de wijze waarop met name burgers, maar ook bedrijven en overheden, in de Nederlandse samenleving met elkaar omgaan. Dat houdt in dat er geen directe betrokkenheid is van het ministerie van Defensie bij deze problematiek. Voor zover men toch een verantwoordelijkheid voor dit ministerie wil formuleren, zou die zich vooral moeten toespitsen op een voorbeeldfunctie ten aanzien van moreel verantwoord en fatsoenlijk gedrag. Om die voorbeeldfunctie gestalte te geven zou het ministerie zich kunnen richten op: · morele verantwoording van de taken van de krijgsmacht; · integriteit in het eigen functioneren, van ministerie en krijgsmacht.

43


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE De door Defensie gemelde initiatieven geven duidelijk gestalte aan de voorbeeldfunctie op beide punten. In de eerste plaats is bij Defensie de aandacht voor de eigen integriteit prominent aanwezig. Dit hangt samen met het feit dat Defensie is opgebouwd uit een klein beleidsdepartement (ca. 800 personen) en een zeer grote uitvoeringsorganisatie (ca. 72.000 militairen en burgers). Het beleidskader ongewenst gedrag en de daarmee samenhangende inspanningen tonen een gedegen aanpak.

De morele verantwoording van de taken van de krijgsmacht is tot op zekere hoogte meer een politieke dan een ambtelijke taak. Desondanks geeft het departement in de formulering en de uitvoering van de eigen kerntaken ook gestalte aan deze verantwoording: bij de taak om het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied te beschermen wordt de bescherming van westerse waarden
- zoals vrijheid van meningsuiting en democratie - centraal gesteld; de beide andere kerntaken (bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit; en ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, waarmee invulling wordt gegeven aan het begrip solidariteit) zijn moreel nauwelijks omstreden. Wat de feitelijke uitvoering van deze taken betreft, wordt in de opleiding van militairen en in de praktijk nadrukkelijk aandacht besteed aan morele dilemma's die zich daarbij kunnen voordoen.

Het ministerie meldt ook het opleidingstraject `de Uitdaging' als initiatief in het kader van versterking van waarden en normen. Inhoudelijk is dit opleidingstraject, dat zich richt op het voorkomen dat risicojongeren afglijden in de criminaliteit, zeer relevant. De betrokkenheid van Defensie bij dit project bestaat uit het beschikbaar stellen van fysieke faciliteiten en menskracht. Daarmee vervult de krijgsmacht als uitvoeringsorganisatie van het ministerie een praktisch zeer zinvolle, maar niet typisch overheidseigen rol.

Het ministerie van Defensie zet voor het eigen integriteitbeleid met name regelgeving en communicatie in als beleidsmiddelen. Voor het opleidingstraject `de Uitdaging' worden fysieke en personele faciliteiten beschikbaar gesteld, er worden geen echte beleidsmiddelen ingezet. Zou het ministerie besluiten tot extra inspanningen ten aanzien van de morele verantwoording van de eigen taken, dan lijkt communicatie het aangewezen beleidsmiddel daarvoor.

5.4.4. Ministerie van Economische Zaken

De door het ministerie van Economische Zaken naar voren gebrachte initiatieven sluiten aan bij een drietal beleidsproblemen met betrekking tot het huidige waarden en normen debat: · het tegengaan van het afwentelen van maatschappelijke kosten van economische bedrijvigheid en groei op de samenleving, op andere maatschappijen en toekomstige generaties;
· het stimuleren en bevorderen van fatsoenlijk gedrag van bedrijven onderling en in relatie tot de burger/consument;
· bijdragen aan een goed functioneren van de overheid die de gedragingen van maatschappelijke actoren niet nodeloos in de weg staat.

Het eerstgenoemde beleidsprobleem raakt de kern van de missie van het ministerie: het bevorderen van een duurzame economische groei. Economische, ecologische en sociale aspecten spelen alle een rol bij de bevordering van welvaart in brede zin die het ministerie nastreeft. Het beleid van het ministerie is erop gericht om met zo min mogelijk welvaartsverlies bij te dragen aan de realisering van publieke belangen. Bijvoorbeeld, de beleidsinspanningen ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn er op gericht dat bedrijven allerlei kosten van hun activiteiten niet afwentelen op de bepaalde groepen burgers, de samenleving of het milieu, maar daarvoor andere
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE oplossingen vinden. Rechtvaardigheid en het respecteren van het collectieve eigendom van zaken als het milieu en natuurlijke hulpbronnen zijn de waarden die in MVO centraal staan. Waar mogelijk benut het ministerie markt- en reputatiemechanismen waarbij vanuit burgers prikkels uit kunnen gaan naar ondernemingen om tot maatschappelijk gewenste veranderingen te komen. Zolang deze bottom-up benadering resultaat oplevert kiest het ministerie voor zichzelf veelal een terughoudende, vooral randvoorwaardenscheppende rol. De inventarisatie van lokale en sectorale initiatieven bevestigt het beeld dat bedrijven en consumenten zelf in veel gevallen het voortouw nemen op dit vlak en dat de rijksoverheid daardoor terughoudend kan blijven. Kwetsbaar punt in deze marktregulering is wel de juistheid en eerlijkheid van door bedrijven verstrekte informatie; op dit punt is de rol van het ministerie met name van belang.

Het door het ministerie gemelde initiatief met betrekking tot de vormgeving van optieregelingen voor ondernemingsbestuurders sluit ook aan bij de waarde rechtvaardige verdeling, al zou men dit ook onder de noemer van fatsoenlijk gedrag kunnen plaatsen. Bij het stimuleren van fatsoenlijk gedrag van bedrijven, onderling en in relatie tot burgers en consumenten, gaat het vooral om eerlijkheid en openheid in de informatievoorziening en om eerlijke concurrentie. Het ministerie van EZ is verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving op dit terrein, evenals voor het toezicht door de NMA. De aanbevelingen van de commissie Corporate Governance (cie. Peters. 1997) ten aanzien van het bestuur en het functioneren van raden van commissarissen van vennootschappen zijn een inmiddels bekend en effectief gebleken middel. Het programma Beter Bestuur voor Burgers en Bedrijven (het B4-project) sluit aan op het derde beleidsprobleem, namelijk de zorg voor een goed functionerende overheid die burgers, bedrijven en andere actoren niet onnodig in de weg staat. Het B4-project is een van de activiteiten waarmee het ministerie dit probeert te verwezenlijken: door het bijstellen van regelgeving zodat deze beter aansluit op de behoeften en problemen in de praktijk, dus door redelijk bestuur door de overheid, bedrijven en burgers in een positie brengen waarin ook van hen kan worden verwacht dat zij zich aan alle wet- en regelgeving houden.

Het ministerie maakt in de door haar gemelde initiatieven zowel gebruik van wet- en regelgeving als van communicatie als beleidsinstrumenten. Het afsluiten van convenanten met onder meer brancheorganisaties in het bedrijfsleven en informatievoorziening (over MVO en ordeningsvraagstukken in bredere zin) spelen daarbij een belangrijke rol. In gevallen waar de bottom- up benadering, waarbij burgers bedrijven aanspreken op hun gedrag, niet voldoende effectief zou blijken doordat bedrijven onvoldoende of onjuiste informatie verstrekken, zouden door het ministerie eventueel ook financiële prikkels als beleidsinstrument ingezet kunnen worden.

5.4.5. Ministerie van Financiën

Op het beleidsterrein van het ministerie van Financiën kunnen naar ons idee twee beleidsproblemen worden geformuleerd met betrekking tot het huidige waarden en normen debat: · het zorgdragen voor een rechtmatige en doelmatige aanwending van collectieve middelen; · het zorgdragen voor een rechtmatige, doelmatige en rechtvaardige financiering van de collectieve uitgaven; · het zorgdragen voor integriteit in de financiële sector en het financieel verkeer.

De beleidsinspanningen die door het ministerie zelf gemeld zijn voor deze inventarisatie hebben inderdaad betrekking op deze beleidsproblemen. De samenleving heeft een aantal collectieve taken gedefinieerd en de overheid onttrekt daarvoor middelen aan burgers en bedrijven. Vanuit het principe van rechtmatigheid is het van belang dat deze onttrekking niet groter is dan noodzakelijk om 45


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE de vastgestelde collectieve taken te vervullen6. Tegelijkertijd is het voldoen aan gemeenschappelijke verplichtingen een van de meest concrete uitingsvormen van solidariteit en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid7. Beide taken, het toezien op de collectieve uitgaven en het toezien op en faciliteren van de belastingbetaling door burgers en bedrijven, behoren tot de kerntaken van het ministerie. Daarnaast kan het ministerie onder bepaalde voorwaarden financiële instrumenten inzetten ter ondersteuning van andere beleidsdoelen.

Het functioneren van de belastingdienst is bij verschillende gelegenheden in de afgelopen tijd als goed voorbeeld geprezen. Zo ontving de dienst de prijs van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie en werd in november 2002 de directeur-generaal tot overheidsmanager van het jaar uitgeroepen.

Ten aanzien van het derde beleidsprobleem, de zorg voor integriteit in de financiële sector, zijn door het ministerie van Financiën diverse activiteiten gestart en inspanningen verricht. Daarbij valt te denken aan bestrijding van fraude, bestrijding van het zogenoemde witwassen van geld, bevordering van en toezicht op eerlijke concurrentieverhoudingen en op juiste verslaglegging door beursgenoteerde bedrijven. Ook draagt het ministerie via haar beleid bij aan gelijkheid van informatiepositie van burgers bij financiële transacties en aan de betrouwbaarheid voor burgers van financiële instellingen.

Het eigen integriteitbeleid van het ministerie van Financiën en de bevordering van de doelmatigheid van overheidsbestedingen door het VBTB-systeem dragen bij aan het behoud van draagvlak voor belastingbetaling. Dit draagvlak kan verder worden bevorderd door bijvoorbeeld gerichte communicatie, waarbij voor burgers voorbeelden in beeld worden gebracht van met belastinginkomsten gerealiseerde publieke goederen en diensten.

In de door het ministerie van Financiën beschreven initiatieven wordt vooral gebruik gemaakt van regelgeving en in mindere mate van communicatie en financiële prikkels. Gegeven de inhoud van de betreffende initiatieven ligt dit ook voor de hand.

5.4.6. Ministerie van Justitie

De beleidsproblemen waarmee het ministerie van Justitie te maken heeft in het kader van het huidige waarden en normen debat kunnen worden geformuleerd als: · herstel van vertrouwen van burgers in wetshandhaving door de overheid (waarvoor herstel en/of verheldering van een realistische verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid en burgers ten aanzien van handhaving en sanctiorering een voorwaarde is); · preventie van wetsovertredingen door aanwijsbare risicogroepen en van recidive, bijvoorbeeld door (re)socialiserings- en/of begeleidingsprogramma's; · bevordering van helderheid over wetten en regels.

6 Het rechtmatigheidprincipe vereist dus toezicht op de doelmatigheid van de collectieve uitgaven. 7 Zorg voor de instandhouding van draagvlak voor belastingbetaling behoort niet tot de (kern) taken van het ministerie. Afhankelijk van de nadere invulling die de politiek en de regering willen geven aan de inspanningen ter versterking van waarden en normen, zou zorg voor het behoud van draagvlak voor economische solidariteit echter wel degelijk als taak voor de rijksoverheid, i.c. het ministerie van Financiën, geformuleerd kunnen worden. In dat geval zijn vooral op het vlak van voorlichting en publiek debat inspanningen geboden.

46


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE De door het ministerie van Justitie in de inventarisatie gemelde initiatieven sluiten goed aan op deze beleidsproblemen. De algemene handhavingsinspanningen van Justitie, maar ook de projectsubsidies voor de ontwikkeling van gedragscodes (waarmee bevorderd wordt dat burgers onderling regels stellen en handhaven), de verbreding van het Marietje Kessels-project (dat leerlingen vaardigheden aanreikt om zelf grenzen te stellen en te handhaven), de lespakketten over strafrecht (waarmee handhaving en sanctionering door de overheid als realiteit voor de ogen wordt gesteld) en de campagne `Naar een veiliger samenleving' lijken zinvol aan te grijpen op het eerste beleidsprobleem. Het project Justitie-keten en opvoedingsondersteuning is gericht op het tweede beleidsprobleem. Aan het bevorderen van de helderheid van en over wetten en regels wordt bijgedragen door onder meer het programma Beter Bestuur voor Burgers en Bedrijven (dat zowel onduidelijke regels bijstelt en regels waarvan het nut onduidelijk is afschaft als ook daardoor de mogelijkheid van consequente handhaving vergroot), door de overdracht van kennis van waarden en wetten in inburgeringstrajecten en door andere inspanningen om regels en wetten te verduidelijken en burgers daarover te informeren.

Het ministerie van Justitie maakt gebruik van zowel wet- en regelgeving als van communicatie en financiële prikkels als beleidsmiddelen. Vooralsnog zien wij geen redenen om wezenlijke wijzigingen te suggereren in de richting en aard van de inspanningen van het ministerie van Justitie met betrekking tot de versterking van waarden en normen; in de omvang en intensiteit van deze inspanningen kan wellicht nog wel meer worden geïnvesteerd.

5.4.7. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De belangrijkste beleidsproblemen op het terrein van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij met betrekking tot het streven naar versterking van waarden en normen worden door het ministerie geformuleerd als 8:
· het bevorderen van een maatschappelijk geaccepteerde wijze van landbouwproductie, speciaal daar waar het gaat om de omgang met levende dieren en de inpassing in de natuurlijke omgeving; · het zodanig transparant vormgeven van het beleid dat er publiek vertrouwen blijft bestaan in het handelen van de overheid en in het bijzonder het ministerie van LNV.

Het ministerie van LNV stelt zelf nadrukkelijk dat zij zich niet ziet als opvoeder van burgers tot fatsoenlijk gedrag, omdat in haar visie de verantwoordelijkheid voor het naleven of versterken van de waarden en normen in de samenleving primair bij de burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties zelf ligt.

8 Naar ons idee kan er in het kader van het waarden en normen debat over getwist worden of de formulering van het eerste beleidsprobleem, waarbij het ministerie zich in wezen volgend opstelt ten opzichte van wat maatschappelijk geaccepteerd is, wel tot inspanningen ter versterking van waarden en normen leidt. Reden voor de regering om in te zetten op versterking van waarden en normen is juist de constatering of het gevoel dat `de burger' zich te weinig door waarden en normen laat leiden. Uit de inventarisatie van sectorale initiatieven blijkt overigens dat veel burgers grote waarde hechten aan `verantwoorde' landbouw, voedselproduktie, natuurbeheer en omgang met dieren, maar dat grote verschillen bestaan in wat men `verantwoord' acht. Vanuit dat perspectief juichen wij de steun die LNV geeft aan (publieke) discussies over deze thema's van harte toe, maar zijn wij niet overtuigd dat de volgende houding die LNV kiest het meest adequaat is.

47


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Dat het ministerie zichzelf niet als opvoeder van burgers ziet, neemt niet weg dat LNV zich zelf beschouwt als een waardengedreven organisatie, namelijk als een organisatie die tot taak heeft een aantal aan haar toevertrouwde publieke waarden te realiseren en beschermen. Daaraan gaat ook vaak een maatschappelijke dialoog vooraf waarin zulke waarden worden gearticuleerd. LNV neemt veelal daaraan deel of faciliteert ze. Waarden en normen discussies vinden dan ook veel plaats binnen LNV en tussen LNV en haar omgeving.

Het bevorderen van transparantie en integriteit in het handelen van het ministerie en daarmee van het vertrouwen van de burger in LNV behoort, evenals voor alle departementen en overheidsinstellingen, uiteraard ook tot de beleidsdoelen ten aanzien van waarden en normen.

Voor een deel sluiten de door LNV gemelde initiatieven op deze beleidsproblemen aan. De initiatieven Transitie Duurzame Landbouw, Ontwikkeling van Agroproductieparken, Nieuwe Dorpen en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Lopikerwaard zijn alle gericht op het eerste beleidsprobleem zoals dat door het ministerie zelf is omschreven. Bij deze initiatieven wordt bij diverse groepen burgers gepeild wat hun wensen en zorgen zijn, welke abstracte en concrete waarden zij beschermd of gerealiseerd willen zien en op welke wijze. Op basis daarvan wordt op een nieuwe manier ­ als netwerksamenleving en veel meer in samenspraak met burgers ­ gekomen tot nieuw beleid en tot beleidsdoelen, normen en regels die op maximaal draagvlak kunnen rekenen. LNV faciliteert op deze wijze een breed sociaal leerproces waarin zelfregulering en eigen verantwoordelijkheid van burgers centraal staan en de overheid zorgdraagt voor de niet door individuele burgers te produceren publieke waarden.

Naast deze projecten heeft het ministerie ook het project Beantwoording Burgerbrieven gemeld, dat gericht is op verbetering van de relatie burger-ministerie, versterking van het begrip over en weer en versterking van de geloofwaardigheid van het ministerie als pleitbezorger voor fatsoenlijk en respectvol gedrag. Hoewel dit geen typerend beleidsprobleem voor LNV betreft, is de eigen integriteit en geloofwaardigheid van de overheid ­ zoals al vaker opgemerkt ­ zeer relevant voor het waarden en normen debat. Het LNV project Beantwoording Burgerbrieven is een aansprekend voorbeeld in dit opzicht.

LNV maakt gebruik van verschillende beleidsmiddelen - zoals regelgeving, financiële middelen, debatten et cetera - om er voor te zorgen dat de waarden en normen waarover de samenleving het eens is binnen haar beleidsdomeinen gearticuleerd worden en bevorderd of niet geschaad.

5.4.8. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Voor het ministerie van OCenW zouden de beleidsproblemen met betrekking tot de behoefte aan versterking van waarden en normen in de samenleving geformuleerd kunnen worden als: · bevorderen van (de effectiviteit van) de overdracht van waarden en normen en van sociale competenties via het onderwijs; · bevorderen van veiligheid op school, van de leeromgeving als een voorbeeldsituatie; · bevorderen van de overdracht van waarden en normen via de media en tegengaan van de overdracht van ongewenste waarden- en normenpatronen via de media; · bevorderen van meningsvorming en uitwisseling van (culturele) informatie via cultuur en publiek debat.

Uitgangspunt bij de concrete uitvoering van het door het ministerie van OCenW ontwikkelde beleid is dat scholen, cultuurinstellingen en omroeporganisaties daarbij het voortouw hebben en het 48


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE ministerie zelf zoveel mogelijk afstand bewaart. De door het ministerie van OCenW in de inventarisatie gemelde initiatieven hebben vooral betrekking op de eerste twee hierboven geformuleerde beleidsproblemen. Belangrijke initiatieven met het oog op inbedding van de huidige aandacht voor de overdracht van waarden en normen in het reguliere beleid, zijn de adviesaanvraag bij de Onderwijsraad over de relatie onderwijs en sociale samenhang en de bijdrage van het onderwijs aan burgerschap en de instelling van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming die onder andere zal adviseren over de plaats en invulling van maatschappelijke oriëntatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Meer incidentele of projectmatige initiatieven zijn onder meer het project Conflicthantering en sociale competentie in het onderwijs (C&SCO) dat in 2001 is gestart en het Transferpunt Jongeren, School en Veiligheid die beide gericht zijn op de bevordering van veiligheid op school; de ontwikkeling van onderwijsinstrumenten ter bevordering van actief burgerschap; en de voorgenomen organisatie van een landelijke manifestatie gewijd aan waarden en normen in het onderwijs.
Het ministerie van OCenW is ook betrokken bij de inhoudelijke zorg voor overdracht van waarden en normen via het onderwijs door de opdrachten die het verstrekt voor het ontwikkelen van leerplannen aan de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO). Deze leerplannen vormen de basis van de onderwijsmethoden voor de verschillende vakken. OCenW ziet erop toe dat het aspect `waarden en normen' expliciet aan de orde komt bij het ontwikkelen van leerplannen door de SLO.

Het initiatief tot het ontwikkelen van een educatief pakket voor kritisch mediagebruik sluit aan op het derde beleidsprobleem, al is dit initiatief alleen gericht op de ontvangerszijde en niet op de zenders van media-inhoud. Aan de kant van de zenders van media-inhoud is ook sprake van enige bemoeienis van OCenW, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de bijdrage aan de NICAM Kijkwijzer en de reclame code commissie. Wat het beleid ten aanzien van de publieke omroepen betreft is er enerzijds veel te zeggen voor een terughoudende opstelling van het ministerie als het gaat om de inhoud van media ­ zoals die ook tot uiting komt in de keuze om de filmkeuring te vervangen door de Kijkwijzer. Anderzijds zou het naar ons idee in het kader van het waarden en normen debat tevens logisch lijken om de discussie met de makers van mediacontent, met ouders en opvoeders en met mediaconsumenten te blijven voeren over moreel-ethische aspecten van de media-inhoud.

Naast de gemelde initiatieven is ook het staande onderwijs- en cultuurbeleid van OCenW van belang voor de hierboven genoemde beleidsproblemen. In het cultuurbeleid kiest het ministerie voor een terughoudende opstelling, vanuit de gedachte dat vrijwel alle culturele instellingen, individuele kunstenaars en cultuurdragers, ook zonder dat dit een expliciete subsidievoorwaarde is commentaar geven op het maatschappelijk leven. Via de artistieke verbeelding daarvan in romans, toneelstukken, of andere kunstuitingen leveren kunstenaars hun bijdrage aan het openbare debat. Dat kan leiden tot een vruchtbare confrontatie van afwijkende waarden en normen. Maar ook tot het uitwisselen van opvattingen, het kweken van wederzijds begrip, of het wegnemen van irrationele angsten tussen andersdenkenden. Via het grootschalige project Cultuur en school worden leerlingen in staat gesteld daar kennis van te nemen. Het ministerie acht structurele facilitering en versterking van het publieke debat geen taak van het landelijke specifieke cultuurbeleid9. Hoewel wij de keuze van het ministerie voor inhoudelijke terughoudendheid begrijpen en onderschrijven, hebben wij de indruk dat ten aanzien van het faciliteren van het publieke debat toch een lacune bestaat in het Nederlandse cultuurbeleid10. Terwijl naar ons idee - zoals ook blijkt uit paragraaf 3.8. van dit rapport ­ het

9 Samenwerking met De Balie (Amsterdam) en De Unie (Rotterdam) is dan ook niet gericht op versterking en facilitering van het publieke debat in het algemeen, maar specifiek op het publieke debat over onderwerpen die verband houden met kunst en cultuur en het overheidsbeleid dat daar betrekking op heeft. 10 De lokale debatcentra in Nederland ontberen vrijwel allen een structurele bron van inkomsten, waardoor zij in hun programmering zelden of nooit aandacht kunnen schenken aan onderwerpen waarvoor geen 49


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE publieke debat een belangrijke functie vervult in de democratie als het gaat om meningsvorming, uitwisseling van opvattingen en het kweken van begrip en wegnemen van angst voor andersdenkenden, bestaat geen beleid om de voorzieningen hiervoor op lokaal niveau in stand te houden.
Het staande cultuurbeleid beoogt ook bij te dragen aan overdracht en behoud van waarden en normen door goede vormgeving van de openbare ruimte, waardoor een bijdrage geleverd wordt aan esthetische kwaliteit en het respect voor de eigen woonomgeving en die van anderen, waarmee ook de veiligheid is gediend. In de monumentenzorg en het museumbeleid wordt bijgedragen aan besef en behoud van esthetische waarde en van symbolen van ons verleden en van de destijds geldende waarden en normen, die we soms in ere houden en waar we soms afstand van nemen.

In het reguliere onderwijsbeleid behoort aandacht voor waarden en normen tot de door het ministerie verplichte lesstof voor het onderwijsprogramma in het basisonderwijs. Ook `gezond gedrag', `verkeer', `sociaal gedrag' en `zelfbeeld' zijn onderwerpen die tot het vaste programma van de basisscholen behoren. Daarnaast is er de opdracht aan de scholen om in het onderwijs ervan uit te gaan dat leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving, hetgeen consequenties heeft voor het respectvol omgaan met elkaar en met andere culturen. In het kader van het reguliere onderwijsbeleid vindt thans een herziening plaats van de kerndoelen in het basisonderwijs en de basisvorming, waarvan een aantal direct of indirect betrekking hebben op waarden en normen, binnen leergebieden als samenleving (discriminatie, tolerantie, emancipatie, geestelijke stromingen), milieu (zorgvuldig omgaan met voedsel, water, papier, afval en energie) en gezond en redzaam gedrag ( verslaving, situaties die gevaar opleveren). In het advies dat hierover in januari 2002 is uitgebracht is als belangrijkste uitgangspunt gekozen scholen meer beleidsruimte te geven in het samenstellen van het eigen onderwijsprogramma. Hoewel het ministerie daarbij wel inhoudelijke sturing kan blijven uitoefenen op een deel van het onderwijsprogramma, roept dit toch de vraag op of hiermee meer aandacht zal ontstaan voor de overdracht van waarden en normen en op welke wijze deze aandacht inhoudelijk zal veranderen. In maart 2003 volgt een advies van de Taakgroep Herziening Basisvorming, waarin het thema maatschappelijke oriëntatie nadrukkelijk aandacht krijgt.

Het ministerie van OCenW bedient zich in haar voorgenomen en lopende inspanningen ten behoeve van de versterking van waarden en normen vooral van communicatie als beleidsmiddel: uitwisseling van inzichten en ervaringen. In de afgelopen jaren heeft het ministerie bewust gekozen voor terughoudendheid in het gebruik van regelgeving, vooral waar het gaat om de inhoud van het onderwijs. Wij vragen ons wel af of het ministerie met deze keuze voor terughoudendheid bij het inzetten van regelgeving (eisen van deugdelijkheid, etc) en financiële prikkels (bijv. subsidies voor het verzorgen van curriculumonderdelen waarin de vorming van sociale competenties centraal staat), de eigen mogelijkheden om een complementaire rol te vervullen ten opzichte van particuliere initiatieven op dit vlak niet teveel beperkt. Naast de inzet van communicatieve beleidsmiddelen draagt het ministerie bij aan de ontwikkeling van lespakketten die betrekking hebben op waarden en normen. Dit zijn inspanningen die, hoe nuttig ook, eventueel ook door andere maatschappelijke actoren verricht kunnen worden, hetgeen in de praktijk ook veelvuldig gebeurt (zie paragraaf 3.2.).

projectsubsidies van sponsoren gevonden kunnen worden. Alleen met De Balie en De Unie wordt door OCenW in het kader van het cultuurbeleid structureel samengewerkt.

50


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

5.4.9. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Het ministerie van SZW staat voor het stimuleren van de werkgelegenheid, een goed functionerende arbeidsmarkt, een activerende sociale zekerheid, een evenwichtige inkomensverdeling, goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden en de emancipatie van mannen en vrouwen. Aan deze doelstellingen en het hierop gebaseerde beleid liggen belangrijke waarden en normen op het gebied van o.a. arbeid, inkomen en rolverdeling ten grondslag. In het kader van het waarden- en normendebat heeft SZW een aantal specifieke projecten aangemeld, die bijdragen aan de maatschappelijke realisering van deze waarden. In aansluiting op de door SZW zelf geformuleerde beleidsdoelen kan een drietal specifieke beleidsproblemen rond waarden en normen worden geïdentificeerd: · het tegengaan van agressie en sociale onveiligheid in arbeidsrelaties; · het maken van een verantwoorde afweging welke risico's ten aanzien van bijvoorbeeld werkloosheid of arbeidsongeschiktheid in solidariteit (collectief) worden gedragen en welke individueel dienen te worden gedragen. Het ministerie voorkomt hierdoor dat bepaalde sociale kosten van arbeid, zoals arbeidsongeschiktheidskosten en verminderde beschikbaarheid voor zorgtaken, door bedrijven of individuele burgers kunnen worden afgewenteld op de samenleving of op individuen; · het tegengaan van misbruik van sociale zekerheid.

Het ministerie van SZW sluit met de initiatieven die het heeft gemeld nauw aan op zowel de beleidsdoelen waarvoor het staat als op de door ons geformuleerde specifieke beleidsproblemen. Op het gebied van een goed functionerende arbeidsmarkt, waarin ook aandacht besteed wordt aan minder kansrijke groepen, zijn dit: de activiteiten van de Commissie Arbeidsgehandicapten en Werk, die door het ministerie worden ondersteund; de duale (werk-leer) trajecten voor inburgeraars; en het stimuleren van de ontwikkeling van Erkenning Verworven Competenties (EVC). Hiermee wordt ook aangegrepen op het tweede door ons geformuleerde beleidsprobleem. Sluitstuk van een activerende sociale zekerheid is een daadkrachtige handhaving en fraudebestijding. Naast de beleidsmatige initiatieven wordt in 2003 ingezet op een versterkte communicatie over handhavingsactiviteiten ter ondersteuning van de uitvoering. Daarmee geeft het ministerie gestalte aan de aanpak van het derde door ons geformuleerde beleidsprobleem. Ter stimulering van moderne arbeidsrelaties wordt o.a. het `project artikel 13' (Gelijke behandeling op de werkvloer) uitgevoerd; en in oktober 2003 wordt de conferentie `Ongewenste omgangsvormen op het werk' gehouden. Het ministerie heeft zich ook in de afgelopen jaren reeds bezig gehouden met regelgeving ter bestrijding en voorkoming van ongewenst gedrag in arbeidssituaties. Deze inspanningen sluiten goed aan bij het eerste door ons geformuleerde beleidsprobleem.

Tenslotte heeft SZW twee initiatieven ter bevordering van de emancipatie van mannen en vrouwen aangemeld. Ten eerste de campagne `Mannen in de hoofdrol', onderdeel van een omvattend palet van inspanningen om oplossingen te vinden voor de verminderde beschikbaarheid van werknemers voor zorgtaken en de daaruit voortvloeiende overbelasting van bepaalde categorieën burgers (veelal vrouwen). Ten tweede de Marietje-Kesselsprojecten, waarbij meerdere departementen betrokken zijn. Deze projecten zijn gericht op het vergroten van de weerbaarheid van kinderen ter voorkoming van misbruik. Het ministerie motiveert de haar bijdrage aan de Marietje-Kesselsprojecten, die door het FDO zeer de moeite waard en uiterst zinvol worden geacht, vanuit haar beleidsdoel om de gelijkwaardige positie van vrouwen te bevorderen en discriminatie, misbruik en geweld tegen vrouwen tegen te gaan.

Het ministerie van SZW bedient zich bij deze initiatieven en activiteiten van een evenwichtige mix van beleidsmiddelen: zowel regelgeving als communicatie daarover en financiële prikkels ter bevordering van gewenst gedrag worden aangewend. 51


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

5.4.10. Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Op het beleidsterrein van het ministerie van Verkeer en Waterstaat lijken de voornaamste beleidsproblemen in het kader van het waarden en normen debat te zijn: · het tegengaan van agressie en asociaal gedrag in het verkeer en het openbaar vervoer; · het bevorderen van de zorg van burgers voor de eigen veiligheid en die van anderen. Eventueel zou daaraan met betrekking tot het gedrag van de overheid zelf nog kunnen worden toegevoegd:
· zorgvuldige belangenafweging en redelijke vergoedingen voor particuliere schade bij beslissingen over infrastructurele voorzieningen, zoals de aanwijzing van wateroverloopgebieden, spoor- en autowegtracés, et cetera.

De door het ministerie van VenW gemelde initiatieven sluiten nauw aan bij de twee eerstgenoemde beleidsproblemen. Met publiekscampagnes rond verkeersveiligheid, het Integraal Veiligheidsprogramma dat bestaat uit maatregelen gericht op jonge bestuurders en het Aanvalsplan sociale veiligheid voor het openbaar vervoer betoont het ministerie zich gericht en concreet actief in het bestrijden van onveiligheid en agressie in het verkeer en het openbaar vervoer. Het ministerie van VenW besteedt in het reguliere beleid veel aandacht aan naleving van wet- en regelgeving (vergunningverlening, handhaving en toezicht) en heeft daarom sinds 1 juli 2001 een aparte inspectie V&W.

Het ministerie meldt geen initiatieven of activiteiten die gericht zijn op het derde beleidsprobleem omdat het bewaken van zorgvuldige belangenafweging deel uitmaakt van het staande beleid op dit vlak. De bestaande regelgeving voorziet in zorgvuldige belangenafweging. Wel meldt het ministerie extra inspanningen om de eigen integriteit te herstellen en te versterken met betrekking tot opdrachtverlening aan het bedrijfsleven. Dit initiatief vloeit direct voort uit de parlementaire enquête bouwnijverheid, waarin de integriteit van de overheid als opdrachtgever in de (wegen-)bouwsector zeer dubieus bleek. Uiteraard verdient dit initiatief waardering, mede omdat het ministerie hiermee laat zien feitelijk werk te maken van het uitbannen van gebleken misstanden en fouten in het eigen functioneren.

Het ministerie maakt voor de projecten ter bevordering van de veiligheid in het verkeer en het openbaar vervoer gebruik van een combinatie van regelgeving en communicatie. Voor de betreffende projecten liggen deze beleidsmiddelen inderdaad het meest voor de hand. Uiteraard maakt het ministerie in andere dan de hier gemelde initiatieven ook wel degelijk gebruik van financiële prikkels ter bevordering van goed en veilig gedrag of om ongewenst gedrag minder aantrekkelijk te maken. Voor verkeersdeelnemers gebeurt dit structureel via boetes voor onveilig gedrag. Wellicht dat ook ongewenst gedrag in het openbaar vervoer, nog meer dan nu het geval is, door financiële prikkels onaantrekkelijk gemaakt kan worden.

5.4.11. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Op het beleidsterrein van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport lijken de voornaamste beleidsproblemen in het kader van het huidige waarden en normen debat te zijn: · behoud van draagvlak voor solidariteit, onder meer in de mantelzorg en het vrijwilligerswerk; · behoud van draagvlak voor respecteren van keuzevrijheid van burgers ten aanzien van eigen gezondheid, lichaam en levensstijl; 52


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE · behoud en herstel van (het gevoel van) veiligheid van burgers in en rond zorginstellingen en sportaccommodaties; · behoud en versterking van sociale infrastructuur ten behoeve van volwaardige participatie in de samenleving van diverse categorieën van de bevolking; · facilitering en versterking van de maatschappelijke, participatie en respect bevorderende, functie van sport.

De door het ministerie van VWS gemelde concrete initiatieven sluiten aan bij vier van de vijf hier genoemde beleidsproblemen (tweede tot en met vijfde bullet). Het ministerie meldt de brede maatschappelijke dialoog over homoseksualiteit als een concreet initiatief dat aansluit op het tweede beleidsprobleem. Het project Veilige Zorg waarbij het ministerie is betrokken is gericht op het oplossen van problemen rond agressie en (gevoelens van) onveiligheid binnen zorginstellingen, het derde punt in bovenstaande opsomming. Twee door het ministerie gemelde initiatieven betreffen de bevordering van gelijkwaardige participatiekansen voor gehandicapten en chronisch zieken in de samenleving, hetgeen onder het vierde beleidsprobleem valt. Tenslotte meldt VWS de Fair Play campagne van NOC*NSF, die een invulling geeft aan het vijfde beleidsprobleem. Het eerste beleidsprobleem dat hierboven wordt benoemd is onderdeel van het reguliere beleid van VWS (bijvoorbeeld de stimuleringsregeling vrijwilligerswerk).

Verder is het ministerie van VWS middels het reguliere beleid direct of indirect op tal van manieren betrokken bij aan waarden en normen gerelateerde onderwerpen. Enkele voorbeelden hiervan zijn de educatie aan jongeren in het kader van lesprogramma's rond WO II, de aandacht voor vrijwilligerswerk en mantelzorg, en - samen met andere departementen - het beleid rond jeugd en jongeren zoals bijvoorbeeld het traject JONG, met daarbinnen het traject Aanpakken en Opvoeden.

Het ministerie van VWS zet voor de door haar gemelde initiatieven voornamelijk communicatie in als beleidsmiddel, in het geval van de inspanningen voor gelijke behandeling van gehandicapten geflankeerd door regelgeving.

5.4.12. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

De discussie en het onbehagen over de omgang van burgers met elkaar en hun gedrag in de publieke ruimte heeft bij uitstek betrekking op het beleidsterrein van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. De publieke ruimte en daarbinnen ook met name de woonwijken vormen het decor waarin een belangrijk deel van de gesignaleerde gedragsproblemen van burgers zich afspelen. De fysieke en functionele inrichting van de publieke ruimte en het aanbod en de verdeling van woonruimte zijn ongetwijfeld van invloed op zowel de mate waarin onwenselijk gedrag wordt getoond als op de mate waarin anderen daarvan overlast ondervinden. De belangrijkste beleidsproblemen voor het ministerie van VROM ten aanzien van het waarden en normen debat lijken te zijn:
· beperking van burenoverlast en bevordering van leefbaarheid in wijken, door met name in wijk- en woningontwerp en in huisvestingsbeleid aandacht te besteden aan wensen en gewoonten van verschillende categorieën burgers en aan de balans tussen sociale interactie en privacy;
· zorg voor rechtvaardigheid in het huisvestingsbeleid; · bevordering van het besef van collectieve en eigen verantwoordelijkheid van burgers voor de publieke ruimte;
53


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE · tegengaan van milieuaantastingen door zowel overheid als bedrijfsleven en burgers, onder meer door voorlichting, het bieden van faciliteiten voor milieuvriendelijk gedrag en consequente handhaving van milieuregels.

De initiatieven die door VROM zijn gemeld in het kader van de inventarisatie sluiten hier goed op aan. Het project Openbare Ruimte in Revisie sluit naadloos aan op het eerstgenoemde beleidsprobleem. De Handreiking Burenlawaai, die door het ministerie in samenwerking met lokale partijen wordt ontwikkeld, is eveneens gericht op het eerste beleidsprobleem, zij het dat vooral op gedragsafspraken en gedragsbeïnvloeding wordt ingezet en minder op verbetering van randvoorwaarden in de fysieke infrastructuur. Het project Lokaal Signaal sluit aan bij zowel het eerste als het derde beleidsprobleem: de wensen en klachten van burgers ten aanzien van hun fysieke leefomgeving worden gehoord, zodat de lokale of rijksoverheid daarmee rekening kunnen houden in hun beleidsvorming, maar tegelijkertijd worden burgers gestimuleerd actief toe te zien op de naleving van regels door overheden, bedrijfsleven en medeburgers in de eigen leefomgeving en de publieke ruimte.
De zorg voor een rechtvaardig huisvestingsbeleid en discussie over wat dat inhoudt, behoren tot de kerntaken van het ministerie en zijn niet als initiatieven in de inventarisatie gemeld. De campagne Zwerfafval grijpt aan op het als vierde geformuleerde beleidsprobleem. De campagne is een gezamenlijke inspanning van het ministerie, de VNG, de stichting Nederland Schoon en het bedrijfsleven, op basis van de afspraken in het deelconvenant zwerfafval van het Convenant Verpakkingen III. Het ministerie zorgt onder meer voor het creëren van wettelijke kaders, voorlichting aan andere overheden, en het verbeteren van de handhaving. Het ministerie verleent financiële steun aan het project Ont-moet de burger van de Stichting Echte Welvaart dat erop gericht is de waarden van burgers en ambtenaren een plaats te geven in de milieubeleidvorming.

Het ministerie streeft nadrukkelijk aan behoud en verdere verbetering van de samenhang van de inspanningen van VROM en anderen. Zo zal VROM op korte termijn betrokken worden bij de verdere vormgeving en uitvoering van het LNV-initiatief `Nieuwe dorpen, burgers en waardenoriëntaties' dat zich op dit moment in een startfase bevindt. De resultaten van dit initiatief zullen in de eigen beleidsvorming worden betrokken. Ook behoort het tot de algemene beleidslijn van VROM om lokaal maatwerk te bevorderen en verbindingen te leggen tussen initiatieven vanuit het rijk en sectorale en lokale partijen. Voorbeelden zijn het programma Leren voor Duurzaamheid, het actieprogramma Duurzame Ontwikkeling, het stimuleringsprogramma Burger & Milieubeleid en Stad & Milieu. Bij deze programma's staat ondersteuning van en samenwerking met lokale betrokkenen voorop, vanuit de filosofie dat beleid en instrumentarium dat aansluit op lokale waarden en behoeften een groter effect sorteert dan top-down initiatieven. In het kader van het thema waarden en normen lijkt het verder wenselijk dat de bijdrage van VROM aan de versterking van de sociale pijler van het Grote Steden Beleid in relatie tot de gebouwde omgeving geïntensiveerd wordt. In de afgelopen jaren is de aandacht voor de sociale invalshoek van het wonen bij VROM aanzienlijk toegenomen11. Inmiddels is op basis van een zevental studies over deelonderwerpen van de sociale aspecten van het wonen het project Tussen souterrain en dakterras uitgewerkt, en vindt regelmatig overleg plaats met het ministerie van BZK over de relatie tussen de sociale en de fysieke kanten van het Grote Steden Beleid. De wenselijkheid van een versterkte bijdrage van VROM aan de sociale pijler van het GSB wordt derhalve onderkend en hiertoe zijn al concrete initiatieven genomen.

11 Mede door de in 2001 verschenen nota `Mensen, Wensen, Wonen', waarin thema's als wonen-zorg, betaalbaarheid, emancipatie, veiligheid en dak- en thuisloosheid aan de orde worden gesteld. 54


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Ten slotte meldt VROM ook het eigen integriteitbeleid als relevant initiatief in het kader van de versterking van waarden en normen. Uiteraard geldt ook voor VROM, evenals voor alle andere ministeries en overheidsinstellingen, dat de eigen voorbeeldfunctie van groot belang is voor de geloofwaardigheid van het pleidooi voor naleving van normen en regels.

Het ministerie van VROM maakt in de diverse projecten waarbij het betrokken is of die het zelf heeft geïnitieerd gebruik van zowel regelgeving als communicatie en financiële prikkels. In vergelijking met de meeste andere departementen valt op dat door VROM vrijwel steeds wordt samengewerkt met lokale en sectorale partners. Voor zover wij dit op grond van de verstrekte informatie kunnen beoordelen is de rol van het ministerie daarbij steeds complementair, dat wil zeggen dat het ministerie steeds die dingen doet die niet of minder effectief of efficiënt door de lokale of particuliere partners gedaan kunnen worden.

5.5. Analyse op bovendepartementaal niveau

5.5.1. Samenhang en herkenbaarheid

Uit de inventarisatie van de ingebrachte departementale initiatieven in het kader van het waarden en normen debat blijkt dat de rijksoverheid een breed scala aan activiteiten ontplooit die de gedragsregulerende functie van waarden en normen in veel sectoren van de samenleving kunnen versterken. Zeker als in aanmerking wordt genomen welke inspanningen de departementen ook binnen hun reguliere taken op dit vlak leveren, kan gesteld worden dat de rijksoverheid vrijwel alle denkbare aangrijpingspunten in meer of mindere mate benut. Gezamenlijk worden vrijwel alle relevante problemen en terreinen door de inspanningen van de departementen afgedekt. De inspanningen en met name de nieuw voorgenomen initiatieven lijken door het interdepartementaal overleg gaandeweg beter op elkaar afgestemd te (kunnen) worden. Het feit dat in sommige gevallen binnen verschillende ministeries sterk op elkaar gelijkende initiatieven bleken te worden voorbereid toont aan dat een behoorlijke mate van gelijkgerichtheid bestaat. De inventarisatie die verricht is kan eraan bijdragen dat dergelijke initiatieven in een vervolgfase nader op elkaar worden afgestemd of samenvloeien. Een voorbeeld hiervan zouden de websites met good practices kunnen zijn, waaraan door tenminste drie verschillende departementen wordt gewerkt. Ook worden door diverse ministeries publiekscampagnes voorbereid die elkaar kunnen raken. In de afstemming en coördinatie door de RVD zal hier rekening mee moeten worden gehouden.

Door de grote diversiteit van problemen die getackeld worden, de variatie van contexten, situaties en doelgroepen waarop initiatieven gericht zijn, de diversiteit van het ingezette instrumentarium en van de samenwerkingsvormen met lagere overheden en particuliere initiatieven, is er nauwelijks sprake van een rode lijn in de ingebrachte departementale waarden en normen initiatieven en zijn deze ook niet altijd gemakkelijk als zodanig herkenbaar. Gegeven de keuze die het kabinet gemaakt heeft om waar mogelijk een sectorale en bottom-up aanpak te hanteren, is het ontbreken van een herkenbare rode lijn in alle initiatieven logisch en zelfs wenselijk. Als toch gepoogd zou worden een verbindend element zichtbaar en herkenbaar te maken, bestaat het risico dat projecten die tot dusver ervaren zijn als geënt op en voortvloeiend uit de problemen en ideeën van direct betrokkenen, weerstand gaan oproepen omdat zij ineens meer gezien gaan worden als een door de overheid opgelegd idee.

Waar wel meer eenduidigheid mogelijk en wenselijk is, is in het eigen integriteitbeleid van de overheid. Zeker tussen ministeries zouden geen grote verschillen in gedragscodes en integriteitbeleid moeten bestaan. Momenteel verschillen de departementen zowel in de mate waarin zij voor zichzelf een expliciet integriteitbeleid of expliciete gedragscodes hebben als in de inhoud van dat integriteitbeleid en die gedragscodes. Voor de voorbeeldfunctie van de rijksoverheid ten aanzien van
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE de versterking van waarden en normen lijkt het wenselijk hierin meer eenheid en herkenbaarheid te brengen, misschien door het inhoudelijk op een lijn brengen van het departementale integriteitbeleid en de gedragscodes, maar tenminste door ervoor te zorgen dat alle departementen een integriteitbeleid en gedragscodes ­ liefst onder een zelfde naam ­ invoeren. Dit wordt reeds nagestreefd door de afspraak, in de CAO-afspraken Rijksoverheid 2002, om een sectorale gedragscode integriteit voor de Rijksoverheid op te stellen. Een coördinatiegroep waarin verschillende departementen samenwerken heeft in februari 2003 het opstellen van een dergelijke gedragscode ter hand genomen.

5.5.2. Mogelijkheden voor synergie en efficiencywinst

In deze paragraaf sluiten wij de bespreking van de departementale initiatieven met betrekking tot de versterking van waarden en normen af met een aantal concrete praktische aanbevelingen, waarmee synergie12 en efficiencywinst gerealiseerd kunnen worden: · het verdient aanbeveling de drie geplande websites met good practices, van respectievelijk het ministerie van BZK, OCenW en AZ samen te voegen tot één informatieve overheidswebsite met aansprekende voorbeelden van projecten. De reeds verzamelde informatie over effectieve aanpakken en projecten kan worden samengevoegd en de verschillende benaderingen en vraagstellingen die de drie ministeries (en wellicht andere) voor ogen hebben kunnen alle worden vertaald naar zoek-ingangen voor deze website. Op deze wijze kunnen niet alleen voorbereidings- en onderhoudskosten worden bespaard, maar wint de uiteindelijke website ook inhoudelijk/functioneel aan waarde voor de gebruikers vergeleken met de drie afzonderlijke websites die anders tot stand zouden komen. Een andere mogelijkheid is de geplande websites op elkaar af te stemmen en met elkaar door te linken, waardoor bezoekers, die veelal geïnteresseerd zijn in een specifiek thema, ook kennis kunnen nemen van andere departementale initiatieven. De betrokken departementen staan positief tegenover samenwerking en zijn hierover inmiddels in gesprek; · het verdient aanbeveling na te gaan of de twee geplande websites met betrekking tot geweld en ongewenst gedrag in de werksfeer, `Geweld tegen werknemers' van het ministerie van BZK en `Ongewenst gedrag op het werk' van het ministerie van SZW kunnen worden samengevoegd. De argumenten hiervoor zijn identiek aan die voor het samenvoegen van de drie websites met goede voorbeelden van waarden en normen initiatieven. Beide ministeries staan positief tegenover samenwerking op dit punt; · de campagnes van de rijksoverheid worden op centraal niveau door de RVD op elkaar afgestemd. Diverse departementen willen verschillende campagnes over fatsoen en waarden en normen laten uitvoeren. De effectiviteit van deze campagnes kan beïnvloed worden door de volgorde en timing waarin zij worden uitgevoerd. Vooraf moet worden ingeschat of gelijktijdige campagnes elkaars inhoud zullen versterken of met elkaar om de aandacht van de burgers zullen concurreren. Voor campagnes waarvan de inhoud sterk op elkaar gelijkt, moet worden ingeschat in welke volgorde en met welke tussenpauze deze het meeste effect zullen sorteren op het bewustzijn en gedrag van de burgers. De RVD zal in de coördinatie hiermee rekening moeten houden; · het verdient aanbeveling enige uniformiteit tot stand te brengen in het interne integriteitbeleid van de verschillende ministeries. Waar nog geen integriteitbeleid is ingevoerd of waar nog geen expliciete gedragscodes ontwikkeld zijn, kunnen deze op hoofdlijnen van andere departementen worden overgenomen. Een interdepartementale

12 De ministeries van LNV en VROM hebben reeds besloten tot samenwerking in de verdere uitvoering van het project `Nieuwe dorpen, burgers en waardenoriëntaties' dat door LNV is opgestart. 56


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE coördinatiegroep heeft in februari 2003 (in het kader van de CAO-afspraken Rijksoverheid 2002) het opstellen van een dergelijke gedragscode ter hand genomen. Deze coördinatiegroep zou, naast het opstellen van een gedragscode, wellicht ook kunnen overleggen welke elementen van het integriteitbeleid dat een aantal departementen al voeren model kunnen staan voor een algemeen, min of meer uniform beleid door de ministeries. Als goede voorbeelden lijken in elk geval de geschreven gedragscodes van Justitie en de door het ministerie van Defensie opgezette structuur met vertrouwenspersonen en integriteitcommissies te kunnen fungeren.

57


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

6. Beschouwing en aanbevelingen13

6.1. Algemeen: wat zijn de meest relevante waarden en normen

De inventarisatie van lokale en sectorale initiatieven ter versterking van waarden en normen toont aan dat het thema niet louter een politieke hype is maar dat er sprake is van brede steun en betrokkenheid in de samenleving. In vrijwel alle sectoren en op vrijwel alle niveaus van de Nederlandse samenleving zijn `spontane' initiatieven te vinden van burgers, instellingen en organisaties die vanuit een ideologische motivatie of uit zorg over de huidige maatschappelijke situatie (of beide) in het geweer komen om de plaats en invloed van waarden en normen in de samenleving te versterken. Er zijn zowel veel initiatieven gesignaleerd waarbij vooral de bewustwording en overdracht van waarden centraal staat als initiatieven die vooral gericht zijn op naleving van gedragsnormen. Een belangrijke constatering is dat de initiatiefnemers zeer divers zijn: zij zijn te vinden in vrijwel alle categorieën van de bevolking: jong en oud; autochtoon en allochtoon; hoog en laag opgeleid; progressief en conservatief; christen, moslim, humanist en atheïst. Voor beleid dat gericht is op versterking van waarden en normen lijkt dus in principe een breed draagvlak te bestaan, mits wordt aangesloten bij de bestaande initiatieven en deze niet worden overruled door projecten of regelingen vanuit de (rijks-)overheid.

Uit de opbrengsten van de inventarisatie van de lokale en sectorale initiatieven kan niet alleen worden geconcludeerd dat het thema leeft, er kunnen ook voorzichtige conclusies worden getrokken ten aanzien van de waarden en normen waarom het daarbij gaat. De waarden waarvoor lokaal en sectoraal mensen en organisaties in actie komen zijn zeer divers: respect, tolerantie, vrijheid, veiligheid, rechtvaardige verdeling van welvaart, vrede, zorg voor natuur en milieu, gelijke behandeling en rechten, gelijkheid van kansen, emancipatie, privacy, zorg voor anderen (met name voor zwakkeren), respect voor andermans (en gemeenschappelijk) eigendom, economische ontwikkeling, kennis, schoonheid, et cetera. In abstracte zin lijken er nauwelijks meningsverschillen te bestaan over de waarden die beschermd en hoog gehouden zouden moeten worden. Er zijn echter wel degelijk meningsverschillen over waarden. Deze manifesteren zich vooral waar verschillende algemene en breed geaccepteerde waarden met elkaar concurreren en tegen elkaar moeten worden afgewogen. Waardenpatronen in Nederland verschillen wel degelijk als het om prioriteiten gaat. De meeste initiatieven die in de inventarisatie zijn opgenomen waarin waarden centraal staan, zijn gericht op bewustwording en overdracht van waarden, op kennismaking met waarden van andere groepen en in sommige gevallen op het bepleiten van een andere prioritering of afweging van waarden.

Een aantal normen die het meest centraal staan in de door ons gevonden lokale en sectorale initiatieven zijn `rekening houden met elkaar / geen overlast veroorzaken', `geen geweld gebruiken', `je eigen leefomgeving schoon en netjes houden', `eigendommen van anderen niet beschadigen'. Deze normen zijn nog vrij abstract geformuleerd (in de formulering liggen ze nog dicht aan tegen waarden) maar kunnen al naar gelang de situatie waarop het betreffende initiatief betrekking heeft, specifieker als gedragsregel worden ingevuld. `Rekening houden met elkaar' wordt in de context van een overleg van buurtbewoners bijvoorbeeld `je muziek niet zo hard aanzetten dat de buren er last van hebben, zeker niet 's avonds'. Met name voor de praktische vertaling van algemene normen en voor het kiezen van middelen en manieren om naleving te faciliteren en/of af te dwingen lijkt de

13 De beschouwende conclusies in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de verkregen informatie en op inschattingen van het deel van de ijsberg dat in de inventarisatie onder de oppervlakte is gebleven. De aanbevelingen in dit hoofdstuk, zijn evenals de rest van dit rapport voor verantwoordelijkheid van het Forum voor Democratische Ontwikkelingen.
58


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE bottom-up benadering van wezenlijk belang. In grote lijnen lijkt er niet veel onenigheid over wat wenselijk gedrag is (hoewel wel veel onbekendheid met de opvattingen van anderen daarover), maar pas in concrete situaties worden soms conflicterende opvattingen manifest. Om het gewenste gedrag daadwerkelijk te stimuleren is in iedere situatie, sector en doelgroep maatwerk gewenst.

6.2. Incidentele initiatieven versus structurele aanpak

In de inventarisatie en daardoor ook in de voorgaande hoofdstukken van dit rapport is vrijwel uitsluitend gefocust op initiatieven van particulieren en sectorale en lokale organisaties en overheden. Daardoor kan de indruk ontstaan zijn dat versterking van waarden en normen vooral van dergelijke min of meer incidentele projecten zou moeten komen. Naar ons idee is dit zeker niet het geval. Naast de in dit rapport beschreven initiatieven, dient ook zeker aandacht te worden besteed aan de wijze waarop het reguliere beleid van de landelijke en lokale overheden en de reguliere activiteiten van andere organisaties het functioneren van waarden en normen in de samenleving kunnen versterken. Ook de rol van institutionele condities moet niet worden onderschat of veronachtzaamd.

De vele initiatieven die op allerlei plaatsen in de samenleving bestaan zullen zeker een impuls geven aan het functioneren van waarden en normen. Een deel van de initiatieven die in dit rapport beschreven zijn hebben niet echt een incidenteel karakter, lopen al meerdere jaren of zullen naar verwachting langdurig blijven bestaan. Het merendeel is echter incidenteel van aard. Van deze projecten kan weliswaar verwacht worden dat zij een opleving teweeg brengen in het functioneren van waarden en normen als gedragsregulerende factoren, maar niet dat zij daarmee een blijvend effect sorteren. Als de Nederlandse burgers en beleidsmakers niet steeds opnieuw willen hoeven investeren in incidentele projecten, is inbedding van dergelijke impulsen in structurele activiteiten noodzakelijk. Daarbij gaat het erom dat de betreffende activiteiten deel gaan uitmaken van andere activiteiten die vanwege hun eigen intrinsieke waarde hoe dan ook doorgang vinden. Voorbeelden daarvan kunnen zijn: het integreren van onderdelen uit de huidige Fair Play-campagne van NOC*NSF in de kaderopleidingen van de sportbonden; het koppelen van bewonersoverleg over buurtbeheer aan andere buurtactiviteiten met een intrinsieke waarde; het opnemen van gedragscodes voor de horeca in het lokale vergunningenbeleid; het bevorderen van de aanwezigheid van sociale controle bij verenigingen door het opzetten van gezamenlijke activiteiten voor jeugd en volwassenen; het plaatsen van campagnematerialen van gemeenten op websites en in bibliotheken; et cetera. Ook in de inrichting van de publieke ruimte kan mogelijk nog veel gedaan worden dat structureel bijdraagt aan (sociale controle op) naleving van waarden en normen: verbetering van zichtbaarheid en overzichtelijkheid, plaatsing van telefoons of andere meldpunten, plaatsing van afvalbakken en dergelijke. Het project Veilig Honk (zie paragraaf 3.7.) toont aan dat soms op simpele wijze structurele oplossingen voor gedrags- en veiligheidsproblemen kunnen worden gerealiseerd.

Ook lijkt het noodzakelijk na te denken over en beleid te ontwikkelen op verbetering van institutionele randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en (in het kader van het derde spoor) de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid doen. De vraag hoe de institutionele randvoorwaarden voor naleving van waarden en normen bevorderd kunnen worden is vooralsnog moeilijk te beantwoorden. De RMO heeft al meermalen gepleit voor meer kleinschaligheid in organisatievormen. De Amerikaanse politicoloog Putnam pleit voor versterking van het verenigingsleven en de zwakke sociale bindingen. Uit de benadering van Gabriël van den Brink is een pleidooi af te leiden voor afremming van de individualisering. Een politieke partij als de SP lijkt soms in te springen op een gat dat is gevallen door de teloorgang van het belang van de vakbond als institutie. Hoewel de ontkerkelijking lijkt te zijn gestopt, is de invloed van kerken als instituties sterk afgenomen door de relativering die ontstaat door pluriforme 59


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE informatievoorziening. Het gezin als `hoeksteen van de samenleving' staat mogelijk onder druk door de toegenomen arbeidsparticipatie en de 24-uurs economie.

De plaats van en randvoorwaarden voor vrijwilligerswerk en mantelzorg in de samenleving verdienen bijzondere aandacht. In de rapportage van sectorale initiatieven (hoofdstuk 3) is geen aparte paragraaf gewijd aan vrijwilligerswerk. Niet omdat dat geen belangrijk onderdeel is van de bestaande sectorale initiatieven en inspanningen op het vlak van waarden en normen, maar juist omdat het overgrote deel van alle sectorale initiatieven drijft op vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn cruciale functies in een zorgzame samenleving. Nederland kent volgens schattingen van het SCP ongeveer 3 miljoen vrijwilligers en mantelzorgers14. Hoewel er in Nederland een groot ­ en deels nog onbenut ­ potentieel aan mantelzorgers en vrijwilligers bestaat, is het niet vanzelfsprekend dat dit zich vertaalt in bijdragen aan een zorgzame en waardevolle samenleving. Binnen het vrijwilligerswerk en vooral de mantelzorg bestaat behoefte aan ondersteuning en facilitering, bijvoorbeeld door voorzieningen te creëren voor respijtzorg. Ook kunnen wellicht belemmeringen voor het verrichten van vrijwilligerswerk worden weggenomen die nu nog door bepaalde regelgeving worden opgeworpen.

Willen de vele initiatieven, projecten en andere inspanningen die nu plaatsvinden ten behoeve van de versterking van waarden en normen niet steeds opnieuw herhaald hoeven worden, dan zal ook gezocht moeten worden naar mogelijkheden om de socialiserende en sociale controlefuncties van instituties weer te versterken of naar nieuwe instituties die deze functies kunnen overnemen.

6.3. Slotopmerkingen en aanbevelingen

De inventarisatie toont aan dat er veel gebeurt in Nederland om waarden en normen te versterken. Er bestaat duidelijk draagvlak voor een beleid dat deze inspanningen ondersteunt en verbreedt en er bestaan overduidelijk tal van aanknopingspunten voor degenen die dit beleid moeten ontwikkelen. Het pleidooi voor een bottom-up aanpak dat op meerdere plaatsen in dit rapport naar voren komt, houdt echter niet in dat lokale en sectorale bottom-up initiatieven in alle gevallen goed zijn opgezet of dat de gekozen aanpak altijd kritiekloos door anderen gesteund of zelfs gekopieerd zou moeten worden. In de inventarisatie is gebleken dat er grote kwaliteitsverschillen bestaan tussen voor het overige vergelijkbare initiatieven. Soms komen die voort uit verschillen in de persoonlijke kwaliteiten van de betrokkenen, maar even vaak liggen concrete verschillen in aanpak ten grondslag aan de kwaliteitsverschillen. Zo zijn er onder de vele debatten en discussieavonden die georganiseerd zijn enkele die qua aanpak boven de rest uit steken. Meestal zit het onderscheid in heel simpele dingen, zoals het betrekken van alle relevante actoren bij een discussie (zorg dat de wijkpolitie aanwezig is als er een discussieavond voor bewoners is over geweld op straat) of het coördineren van verschillende discussies binnen één gemeente of organisatie waardoor synergie optreedt. Zowel in het beleid dat ontwikkeld wordt om de bestaande lokale en sectorale initiatieven te steunen en te versterken, als in de wijze waarop de resultaten van de inventarisatie toegankelijk worden gemaakt voor burgers, particuliere organisaties en lokale overheden die inspiratie zoeken, zal aandacht besteed moeten worden aan de kwaliteitsverschillen tussen diverse aanpakken.

Juist als burgers zelf zich inspannen om op lokaal niveau of in sectoraal verband de samenleving leefbaarder te maken, moeten onnodige demotiverende problemen en knelpunten waar mogelijk voorkomen of opgelost worden. Facilitering door overheden en andere instanties van bottom-up initiatieven heeft naar ons idee meerdere aspecten: stimulering door het aanreiken van aansprekende

14 Zie ook het Sociaal Cultureel Rapport 2002, Hoofdstuk 5, en Hoofdstuk 2 uit Cahier 154, Vrijwilligerswerk vergeleken; Civil Society en vrijwilligerswerk III (1996), beide uitgaven van het SCP. Verder is relevante informatie te vinden in het Trendrapport Vrijwilligerswerk van 1998 en 2002, uitgegeven door NOV en sVM. 60


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE voorbeelden, wegnemen van belemmerende regelgeving, advisering op verzoek over de te volgen aanpak, afstemming van eigen beleid en activiteiten op bestaande particuliere initiatieven (streven naar complementariteit en synergie) en versterking van institutionele randvoorwaarden.

Wat de inspanningen van de rijksoverheid betreft hebben wij de indruk dat de verschillende departementen juist in hun reguliere beleid al veel bijdragen aan de versterking van waarden en normen en aan het vinden van oplossingen voor de problemen die op dat vlak ervaren worden. De specifieke initiatieven die in het kader van het waarden en normen debat door de ministeries worden ontplooid zijn ook zeker van belang, maar de hoofdzaak blijft naar ons idee toch de waarden- en normen ondersteunende werking die de rijksoverheid in haar reguliere taakuitoefening heeft. Voor de rijksoverheid geldt daarbij, nog meer dan voor lokale overheden, maatschappelijk organisaties en burgers, dat de eigen voorbeeldfunctie van groot belang is. De versterkte aandacht voor de eigen integriteit waarvan bij vrijwel alle ministeries sprake is, verdient dan ook zeker nog continuering.

Wij hebben in hoofdstuk 5 gepoogd om, op basis van de informatie die wij hebben verkregen over bestaande particuliere initiatieven, aan te geven in hoeverre de beleidsinspanningen van de departementen aansluiten bij de problemen rond waarden en normen die in de samenleving worden ervaren en opgepakt. In die analyse kwamen wij, vanuit het vertrekpunt van de initiatieven uit de samenleving, in sommige gevallen tot andere beleidsproblemen dan de departementen zelf zouden formuleren. Logischerwijs, omdat de `waarden en normen'-invalshoek niet standaard is in het beleid van de rijksoverheid, hanteren de departementen geen helder omschreven taakopvattingen waarin is aangegeven of en op welke wijze de kerntaken van het betreffende ministerie betrekking hebben op (versterking, definiëring, overdracht en/of handhaving) van waarden en normen van burgers, bedrijven en instellingen. Als de regering er voor kiest om voor de komende jaren `waarden en normen' als invalshoek centraal te stellen in het beleid, dan ligt het voor de hand dat de ministeries nadenken over hun eigen taakopvatting terzake en deze expliciteren. Daarin lijkt het ook wenselijk zijn dat de departementen een visie ontwikkelen op de verantwoordelijkheden van de (rijks)overheid in relatie tot de verantwoordelijkheden van burgers en particuliere organisaties op hun beleidsterrein. Op grond van een dergelijke helder uitgewerkte en onderbouwde taakopvatting zouden de ministeries, na vergelijking met de initiatieven die door burgers en particuliere organisaties worden ontplooid, gericht tot extra inspanningen ten behoeve van versterking of herstel van waarden en normen kunnen komen. De door ons uitgevoerde inventarisatie kan daarvoor wellicht een basis bieden.

Ten slotte willen wij opmerken dat in de discussie over waarden en normen, zeker vanuit de rijksoverheid, vaak ook de behoefte meeklinkt aan herstel van een duidelijke en realistische verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid, burgers en andere actoren. Waarden en normen dienen immers ook of juist om te bevorderen dat mensen, bedrijven en andere actoren vanuit een innerlijke overtuiging, een geweten of een normbesef, zich `goed' gedragen ook zonder dat er sprake is van direct toezicht of directe sanctionering. Het lijkt wenselijk dat de (rijks)overheid dit inzicht niet alleen steeds bewust inbrengt in het debat over waarden en normen, maar daaraan ook consequenties verbindt in de wijze waarop zij omgaat met initiatieven van burgers en maatschappelijke organisaties op dit vlak. Wij willen ervoor pleiten dat waar burgers of maatschappelijke organisaties initiatieven ontplooien of voorstellen indienen waarmee de leefbaarheid en goed gedrag in de samenleving bevorderd worden, de overheid zoveel mogelijk ruimte geeft, faciliteert en beperkende procedures vereenvoudigt. Verschillende departementen werken al met succes op deze wijze samen met bottom- up initiatieven.
61


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Bijlage A. Begrippenkader

De huidige maatschappelijke en politieke aandacht voor `herstel van normen en waarden' gaat ervan uit dat er, tenminste in de beleving van de Nederlandse bevolking, iets mis is met het functioneren van waarden en normen in de samenleving. Daarbij worden, al dan niet bewust, verschillende interpretaties als definitie van het probleem geponeerd: bepaalde bevolkingsgroepen weigeren `onze' normen over te nemen of erkennen die niet; jongeren krijgen geen normen en normbesef meer bijgebracht; de normhandhaving faalt; enzovoorts. Elk van deze interpretaties is vermoedelijk gedeeltelijk juist en gedeeltelijk relevant. Zolang ze echter elk afzonderlijk worden gehanteerd verhinderen ze de vorming van een compleet en systematisch beeld van wat er aan de hand kan zijn (en is). In het sociaal-wetenschappelijk denken over waarden en normen en de effectiviteit daarvan, bestaat brede consensus over het belang van een aantal factoren15.

In de eerste plaats is de consistentie tussen waarden en normen ­ de geaccepteerde middelen om doelen te bereiken - en de feitelijke mogelijkheden van burgers van belang. Zolang burgers het eens zijn over de doelen of waarden en allemaal beschikken over geaccepteerde middelen om die doelen te bereiken, is er niets aan de hand. Problemen kunnen (maar hoeven niet te) ontstaan als er ofwel onenigheid bestaat over de doelen en waarden, of als een deel van de burgers wel dezelfde doelen nastreeft maar daarvoor geen toegang heeft tot geaccepteerde middelen. Burgers die zich nog wel aan de regels houden, maar daarbij niet meer gedreven worden door de waarden van `de' cultuur, veroorzaken niet rechtstreeks conflicten in de samenleving, maar zij zijn in feite wel ankerloos. In een samenleving met veel `ritualistische' burgers zijn de normen instabiel en kunnen vrij onvoorspelbaar ineens grote verschuivingen optreden.
Burgers die wel de cultureel bepaalde doelen nastreven, maar de daarvoor geaccepteerde middelen missen, zullen de normen gaan overtreden. Dit lijkt bijvoorbeeld het geval te zijn bij ouders die een hoge opleiding voor hun kinderen nastreven en als het kind de daarvoor vereiste capaciteiten mist, overgaan tot het bedreigen van leerkrachten om alsnog een hoger schooladvies af te dwingen. In zekere zin is dat hetzelfde patroon als de winkeldief die zonder dat hij daar het geld voor heeft toch wil meedoen met de heersende mode om een bepaald duur kledingmerk te dragen. Effectieve terugdringing van dit type normloos gedrag wordt niet bereikt door de waarden nog sterker te benadrukken. Betere spreiding van de toegang tot geaccepteerde middelen (bestrijding van sociaal- economische achterstanden), maar eventueel ook relativering van doelen en waarden waarbij andere waarden nevengeschikt worden gemaakt kunnen wel een oplossing vormen.

Een nog veel lastiger conflict ontstaat wanneer er onenigheid is tussen burgers over zowel de waarden of doelen als over de normen. Verschil in waardenoriëntatie op zich hoeft niet tot conflicten te leiden, maar wèl als ook andere gedragsnormen worden gehanteerd. Hiervoor is een brede discussie door de burgers over waarden en normen een aangewezen middel om tot compromissen of

15 De belangrijkste factoren zijn: · de consistentie tussen waarden en normen (R.K. Merton); · de voordelen die te behalen zijn uit normoverschrijdend gedrag, de subjectieve inschatting van de kans op sanctionering en de omvang van de eventuele sanctie, de aanwezigheid van sociale controle (rationele keuze benadering, bijv. J.S. Coleman, J, Elster); · de individuele behoefte aan positieve sociale waardering (sociale productiefunctie benadering, bijv. R.Wippler, S.M. Lindenberg); · de overdracht van/socialisering in waarden en normen op individueel en groepsniveau (roltheorie, G.H. Mead, T. Parsons e.a.).

62


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE liever nog consensus te komen. Succes is daarbij heel goed mogelijk, maar niet op voorhand verzekerd. Als één van de partijen bij voorbaat de eigen waarden en normen superieur verklaart en aanpassing daarvan uitsluit, vermindert dat de kans dat de discussie resultaten oplevert sterk.

In de tweede plaats is, op individueel en soms op groepsniveau, de structuur van gedragsprikkels van belang: de voordelen die te behalen zijn uit normoverschrijdend gedrag, de subjectieve inschatting van de kans op sanctionering en de omvang van de eventuele sanctie, de aanwezigheid van sociale controle. Het mensbeeld dat in de economische en een deel van de sociale wetenschappen gehanteerd wordt, gaat ervan uit dat mensen streven naar een zo groot mogelijk `nut' voor zichzelf. Gedragsbeslissingen worden volgens dat mensbeeld genomen op basis van rationele afweging van de verwachte kosten en baten van de verschillende gedragsalternatieven (de incentives of gedragsprikkels). In een situatie waarin normconform gedrag even grote of grotere baten oplevert als normovertreding, zal er geen probleem ontstaan. Wanneer de verwachte baten van normovertredingen echter groter zijn dan van normconform gedrag, zullen mensen volgens deze benadering de regels overtreden. Bij de afweging van de verwachte kosten en baten van normconform of normoverschrijdend gedrag, worden de verwachte reacties van andere mensen (kans op ontdekking, afkeuring of goedkeuring, sancties) overigens wèl verdisconteerd. Naarmate de kans op ontdekking en confrontatie groter is (dat is, wanneer de sociale controle sterker is, de pakkans groter en de anonimiteit kleiner) zal de kosten-baten afweging eerder in het voordeel van normconform gedrag uitvallen. Hoewel het hier om gedragsprikkels op individueel niveau gaat, is het aannemelijk dat deze systematische patronen vormen voor verschillende categorieën situaties en bevolkingsgroepen.

In de derde plaats kan variatie in de behoefte aan sociale waardering een rol spelen bij het al dan niet ontstaan van normoverschrijdend gedrag. Zoals hierboven al genoemd beïnvloedt de ­ ingeschatte ­ kans op ontdekking en confrontatie en beloning met positieve waardering of sanctionering met afkeuring de aantrekkelijkheid van normconform resp. normovertredend gedrag voor individuen. De mate waarin een individu behoefte heeft en waarde hecht aan sociale waardering (of afkeuring) kan echter ook verschillen. Variaties in deze behoefte kunnen cultureel bepaald zijn (in bijvoorbeeld oosterse culturen, met name de Japanse cultuur, lijkt de gevoeligheid voor sociale waardering groter dan in westerse culturen), maar kunnen ook bepaald worden door de alternatieve bronnen van zelfwaardering en status waarover een individu beschikt (denk bijv. aan het normoverschrijdend gedrag van sommige profvoetballers en hun onverschilligheid ten aanzien van sociale afkeuring die daarop volgt, maar ook aan de hypersensitiviteit voor sociale goedkeuring van individuen in een gezelschap van mensen met een hogere status). Vaststelling van variaties in behoefte aan sociale waardering en de oorzaken en gevolgen daarvan is echter zeer lastig en vergt een uitgebreide analyse op individueel niveau. Daarom is het voor de (beleids-)praktijk niet of nauwelijks zinvol deze factor in het ontstaan of uitblijven van normoverschrijdend gedrag te onderscheiden.

In de laatste plaats speelt de overdracht van waarden en normen via opvoeding en onderwijs een rol: als de socialisatie in waarden en normen niet goed functioneert kan het zijn dat burgers simpelweg de normen en waarden van hun samenleving niet kennen. Misschien een gevolg van secularisatie, ontzuiling en `vrije opvoeding', van marginalisering van vakken als maatschappijleer in het onderwijs of van overmatig (cultuur)relativisme. Of van de complexiteit van de samenleving ­waarin de effecten van het eigen gedrag op anderen en `het systeem' vaak nauwelijks waarneembaar zijn ­ waardoor normen niet meer altijd evident zinvol zijn.

63


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE Schematisch kunnen de factoren die de effectiviteit beïnvloeden van normen en waarden voor het reguleren van gedrag en voorkomen van conflicten als volgt worden geordend:

Tabel: Factoren die de werkzaamheid van waarden en normen voor het reguleren van gedrag bepalen Situatie:
consensus over condities die in deze situatie relevant zijn secundaire condities/ waarden normen voor het reguleren van gedrag risico's en noodvoorzieningen
* bekendheid/bewustzijn van normen en waarden * als normen onbekend zijn en
+ + * consistentie prikkelstructuren met normen haaks staan op prikkels is sociale controle relevant
* consistentie prikkelstructuren met normen * als sociale controle en prikkels
+ - * aanwezigheid sociale controle tekortschieten is handhaving bepalend (pakkans en strafmaat)
* bekendheid/bewustzijn van normen en waarden * zolang de drie condities krachtig
- + * consistentie prikkelstructuren met normen aanwezig zijn is geen probleem
* aanwezigheid sociale controle zichtbaar, maar de situatie is instabiel
- - * consistentie prikkelstructuren met normen * pakkans en strafmaat
* aanwezigheid sociale controle (handhaving) zijn bepalend
Uit de tabel blijkt dat factoren als sociale controle en prikkelstructuren (incentives) in alle situaties van belang zijn voor de kans op naleving van waarden en normen. Desondanks is het zinvol de verschillende situaties (de mate waarin consensus bestaat over waarden en/of normen) te onderscheiden en problemen in de praktijk te herleiden tot een van de ideaaltypische situaties in dit schema, omdat in elk van de situaties een andere volgorde en combinatie van interventies adequaat zal zijn.

64


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Bijlage B Codeboek en toelichting op databestand initiatieven

In opdracht van de RVD heeft het Forum voor Democratische Ontwikkeling (FDO) een inventarisatie uitgevoerd van initiatieven op lokaal en sectoraal niveau bestaan op het gebied van waarden en normen.
Er is aan diverse organisaties (o.a. NGO's, gemeenten, koepelorganisaties)gevraagd of men initiatieven kende op het gebied van waarden en normen. Deze organisaties hebben een vragenlijst toegestuurd gekregen. Verder is er door het FDO via internet gezocht naar initiatieven. De definitie van wat waarden en normen zijn is heel breed gelaten.

Er zijn meer dan 400 initiatieven opgenomen in het resulterende gegevensbestand. De relevantie van de initiatieven is aangegeven met de variabele `relevantie'. De meest relevante variabelen zijn aangegeven met een ++, de minst relevante met een -. Bij een aantal initiatieven gaat het om debatten, opinie, of beleidsstukken. Deze zijn op te vragen met de variabele `debat/opinie'. Verder bleek dat de initiatieven betrekking hebben op een groot aantal verschillende sectoren en gericht zijn op uiteenlopende doelgroepen. Dit is respectievelijk gecategoriseerd onder de variabelen `code sector' en `code doelgroep'. Een andere ingang voor doelgroep kan worden gevonden onder de categorieën `jong/volw' en `wijk/stad'.
In het gegevensbestand zijn zowel `top-down' als `bottom-up' initiatieven opgenomen. De bottom-up projecten zijn aangevinkt in de variabele `bottom-up?'. Daarnaast is een onderscheid gemaakt tussen initiatieven die zich richten op `fatsoen en onderlinge omgangsregels van burgers'; `ethisch handelen van het bedrijfsleven'; `ethisch of normvast handelen van de overheid zelf'; `definiëring van waarden. Dit is op te vragen met de variabele `categorie RVD'. Ten slotte zijn er een aantal aangrijpingspunten vastgesteld waar initiatieven op in spelen. Dit is gecategoriseerd in de variabele `aangrijpingspunt'. Voor alle variabelen geldt dat zo veel mogelijk getracht is om een categorie toe te wijzen. Waar dit niet mogelijk was, bijvoorbeeld omdat een initiatief meerdere doelgroepen had, of omdat het zich richtte op zowel het bedrijfsleven als burgers zijn meerdere categorieën gebruikt.

In de volgende bladzijden wordt volgt een overzicht van alle opgenomen variabelen, met een omschrijving van de variabele en een overzicht van de gebruikte categorieën. De variabelen staan beschreven in dezelfde volgorde als ze zijn opgenomen in het bestand.

Naam variabele Omschrijving Categorieën id nummer van het initiatief relevantie relevantie van het initiatief voor ++ heel relevant waarden en normen debat + enigszins relevant
- niet relevant naam naam van het initiatief plaats plaats, regio, waar het initiatief is/ wordt uitgevoerd initiatiefnemer wie is/ zijn de initiatiefnemers financier wie is/ zijn de financiers startdatum wanneer is het initiatief gestart (of zal het starten) einddatum wanneer is het initiatief geëindigd/ wat is de geplande einddatum maatschappelijke in welke maatschappelijke sector is het trefwoorden sector initiatief te plaatsen? 65


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Naam variabele Omschrijving Categorieën code sector code van de maatschappelijke sector a = onderwijs en opvoeding waar het initiatief in valt b = wonen/ leefbaarheid c = sport d = zorg e =verkeer/ openbaar vervoer f = bedrijfsleven g =media+informatie h =recreatie, horeca i =milieu j =kerk+religie k =multiculturele samenleving l = politiek x = algemeen z = anders doelgroep wat is de beoogde doelgroep van het trefwoorden initiatief code doelgroep code voor de doelgroep a= ouders/leerkrachten b= leerlingen/jongeren/jeugd c= studenten d= sporters/ begeleiders e= bewoners wijk/stad f= verkeersdeelnemers g= voetbalsupporters h= beroepsgroep i=gemeente/overheid/ambtenaren j= bedrijfsleven k= uitgaansleven l= organisatie, niet overheid x= burgers z= anders jong/ volw richt het project zich op (jonge) a= kinderen 12 jaar en jonger kinderen of volwassenen b= kinderen ouder dan 12 jaar c= allochtone volwassenen d= volwassenen algemeen wijk/stad op wat voor gebied richt het project a= initiatief voor wijk zich b= initiatief voor stad c= initiatief voor provincie d= landelijk concrete aanleiding concrete gebeurtenis naar aanleiding trefwoorden waarvan het initiatief werd opgezet norm waarom t gaat de norm waar het bij het betreffende trefwoorden initiatief om gaat algemene aanleiding algemene aanleiding om initiatief te trefwoorden starten bottom-up? is het een top-down (vanuit de aangekruiste initiatieven zijn overheid) of bottom-up (vanuit bottom-up burgers) project
---


INITIATIEVEN ROND WAARDEN EN NORMEN RAPPORT VAN DE DEPARTEMENTALE, SECTORALE EN LOKALE INVENTARISATIE

Naam variabele Omschrijving Categorieën categorie RVD onder welke categorie van de RVD valt a= fatsoen en onderlinge het initiatief, gaat het om een initiatief omgangsregels van burgers voor burgers, bedrijfsleven of overheid b= ethisch handelen van het bedrijfsleven c = ethisch of normvast handelen van de overheid zelf d = definiëring van waarden aangrijpingspunt op welk aangrijpingspunt voor het a= overdracht N+W bevorderen van normvast gedrag b= vaststellen, bijstellen, wordt ingespeeld expliciteren van N+W c=bewustzijn/ bekendheid met N+W d= aanwezigheid sociale controle e= consistentie prikkelstructuur f= handhaving doelstelling wat is de doelstelling trefwoorden inhoud initiatief korte omschrijving van het initiatief omschrijving debat/opinie is het initiatief een debat, een opinie, of a= geen debat/opinie iets anders b= concreet debat/discussie c= breed overleg, ideeën voor debatten met burgers d= opinie e= beleidsstuk, moties kosten wat zijn de geplande of werkelijke bedrag in kosten van het project resultaat/opbrengsten wat is het resultaat van het initiatief omschrijving verslag is er een verslag van het initiatief ja/nee/open draaiboek is er een draaiboek van het initiatief ja/nee/open opgevraagd is het verslag/draaiboek opgevraagd indien aangevinkt: ja door het FDO? naam contactpersoon naam contact persoon/personen voor het initiatief adres contactpersoon adres
tel nr contactpersoon telefoon nummer(s) e-mail e-mail adres(sen) contactpersoon
website website van initiatief of initiatiefnemer

67