Katholieke Universiteit Nijmegen
Prof. Van Baalen bij aantreden:
Partijen hebben belang bij ondoorzichtige formatie en achterkamers
In alle drieëntwintig debatten die de Tweede Kamer sinds 1945 voerde
over een regeringsverklaring is geklaagd over het verloop van de
formatie. En ondanks vergeefse pogingen tot verbetering, verlopen
kabinetsformaties nog steeds niet anders van vijftig jaar geleden.
Potentiële regeringspartijen hebben baat bij de huidige voor de
buitenwereld ondoorzichtige informatie-structuur. "Het klagen over
formaties vertoont sterk rituele trekken. En alle klachten, hoe
verschillend ook op het eerste gezicht, vloeien voort uit de zorg om
de juiste omgang met macht", constateerde prof. dr. Carla van Baalen,
hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de KU Nijmegen, in haar
oratie op vrijdag 28 februari.
Klachten
De klachten gaan over het gebrek aan dualisme, over het democratisch
tekort en over spelregels. Klachten over gebrek aan dualisme raken de
machtsbalans tussen regering en parlement. Klachten over een
democratisch tekort hebben te maken met bezorgdheid om de
controleerbaarheid van de macht en de vraag of de nieuwe macht wel
voldoende wordt gelegitimeerd door de uitspraak van de kiezer. Bij
spelregelklachten gaat het erom of men het hogere doel niet uit het
oog verliest: het landsbelang.
Er wordt luider geklaagd bij prolongatie van de macht, dus wanneer het
kabinet onder dezelfde minister-president nog eens voor vier jaar
bijtekent. We kennen dat van de kabinetten Lub-bers II en Kok II, maar
ook van Drees II en III.
Van dualistisch naar monistisch formatieproces
In de jaren veertig en vijftig betrof de kritiek vooral het niet in
acht nemen van de regels van het dualisme. In een dualistisch stelsel
zijn regering en volksvertegenwoordiging onafhankelijk van elkaar. Ze
werken samen, maar de een is niet ondergeschikt aan de ander. Die
onafhankelijkheid moet ook tot uitdrukking komen tijdens de formatie.
Aan de ene kant staat de formateur, aan de andere kant het parlement.
De laatste heeft zich zo min mogelijk te bemoeien met de formatie.
Maar omdat het om een dualistisch stelsel gaat, moet de formateur er
wel van op aan kunnen dat het a.s. kabinet op voldoende steun kan
rekenen.
Tegenwoordig is het formatieproces sterk monistisch met het parlement
in de hoofdrol. Het regeerakkoord wordt in elkaar gezet door
kamerleden, of preciezer, door de fractievoorzitters onder leiding van
een informateur. De formateur verschijnt pas als het werk zo goed als
klaar is. Fractievoorzitters van regeringspartijen hebben zo meer
invloed op het regeerakkoord dan de ministers die het gaan uitvoeren.
Dichtgetimmerde regeerakkoorden
De dualistische praktijk werd direct na de oorlog door ARP en VVD
vurig bevochten: een kabinet moest tot stand komen na overleg en niet
in overleg met de fractieleiders. Een regering moest niet van tevoren
kunnen rekenen op een kamermeerderheid, want dan zou zij ook niet meer
de noodzaak voelen om aan de Kamer uit te leggen waarom een voorstel
goed was.
In de jaren tachtig en negentig werd opnieuw geklaagd over gebrek aan
dualisme. De regeerakkoorden waren toen mikpunt van kritiek: ze waren
te lang, te gedetailleerd en te bindend. De grote invloed van de
regeringsfracties werkte averechts. Het maakte de Kamer monddood,
zowel oppositie als regeringsfracties stonden buiten spel. Als
bewakers van het regeringsbeleid konden ze hun rol van controleur niet
uitvoeren. Zelfs de monistische PvdA uitte in 1986 - voor het eerst in
haar bestaan - dualismekritiek bij monde van Kok, de latere kampioen
van het dichtgetimmerde regeerakkoord.
Verandering niet mogelijk
Niemand was gelukkig met de langdurige onderhandelingen in gesloten
kamers op het Binnenhof. Maar kennelijk kan het niet anders. In 1971
kreeg de Kamer de mogelijkheid om een formateur te kiezen, maar kwam
daar totaal niet uit. De afgelopen 35 jaar is voortdurend geprobeerd
om de formatie te verbeteren. Maar liefst vijf zware commissies, twee
regeringsnota's, een initiatiefvoorstel en ten minste twaalf moties
waren gewijd aan deze thematiek. Sinds 1994 is het een permanent
dossier. Met de voorstellen is bijzonder weinig gedaan. Er is meer
openheid en openbaar-heid door het te woord staan van de pers, de
persconferenties en de tussentijdse debatten. Formatieadviezen van de
fractievoorzitters aan de koningin worden sinds 1971 gepubliceerd,
evenals de eindverslagen van de informateurs en het regeerakkoord. De
vraag is echter of het niet gaat om schijnopenbaarheid.
En waarom haalde geen enkel voorstel het? Van Baalen: "Simpelweg omdat
degenen die erover moeten beslissen uiteindelijk helemaal niet gebaat
zijn bij een ander formatieverloop. Voor de verkiezingen profileren
partijen zich door zich tegen elkaar af te zetten. Maar daarna moeten
ze elkaar weer opzoeken. Dan zie je een tegengestelde beweging, want
elke deelnemer wil ook een zo groot mogelijk deel van de regeermacht
verwerven. Om dat gecompliceerde proces van machtsvorming en
machtsverdeling tot een goed einde te brengen, zijn de deelnemers
gebaat bij zo min mogelijk vastliggende regels en zo veel mogelijk
beslotenheid".
Personalia
Prof. dr. C.C. van Baalen (1958) is per 1 december 2001 benoemd tot
bijzonder hoogleraar Parlementaire Geschiedenis bij de Faculteit der
Letteren aan de Katholieke Universiteit Nijmegen met als leeropdracht
de `Nederlandse parlementaire geschiedenis, in het bijzonder van na de
Tweede Wereldoorlog'. Zij is benoemd door de Stichting Parlementaire
Geschiedenis in Den Haag. Van Baalen is directeur van het aan de KU
Nijmegen gevestigde Centrum voor Parlementaire Geschiedenis.
`Een rituele dans in de Tweede Kamer? Klagen over kabinetsformaties, 1946-2002' , C. van Baalen, 28 februari KU Nijmegen. Vanaf 1 maart verkrijgbaar in de boekhandel: Sdu Uitgevers, ISBN: 90 12 09801 7, met overzichten van alle kabinetsformaties uit de periode 1946-2002.
28-2-2003