Cito

Wereldwijd onderzoek naar prestaties 15-jarigen Citogroep onderzoekt kennis en vaardigheden in Nederland

Vanaf 3 maart a.s. zullen in Nederland in totaal 4.500 leerlingen van 15 jaar op 155 scholen getest worden op hun kennis van wiskunde, lezen, natuurwetenschappen en problem solving. Dat gebeurt in het kader van het Programme for International Student Assessment (PISA). Aan dat peilingsonderzoek doen in 42 landen enkele honderdduizenden leerlingen mee. De uitvoering van het onderzoek in Nederland is in handen van de in Arnhem gevestigde Citogroep.

De Citogroep is de expert in Europa op het gebied van valide en betrouwbaar meten van (leer)prestaties. De Citogroep ontwikkelt toetsen, examens en examensystemen voor het beoordelen van leerlingen en cursisten én van onderwijsleerprocessen en onderwijssystemen. Naast het ontwikkelen en aanbieden van toetsen ondersteunt de Citogroep organisaties, onderwijsgevenden, overheden en bedrijfsleven met advies, training en cursussen op het gebied van toetsing en evaluatie. Zowel in binnen- als buitenland.

PISA
PISA onderzoekt in de belangrijkste geïndustrialiseerde landen driejaarlijks in hoeverre jonge mensen hun kennis en vaardigheden kunnen toepassen in alledaagse situaties. Het gaat er niet zo zeer om te meten of zij de stof die ze op school gehad hebben beheersen.Het gaat daarbij om begrijpend/studerend lezen, wiskunde en de natuurwetenschappen. De leerlingen moeten laten zien dat ze belangrijke begrippen snappen, bepaalde processen beheersen en dat ze hun kennis en vaardigheden in verschillende situaties kunnen toepassen. Ook verzamelt PISA informatie over de houding van leerlingen ten opzichte van het leren en over hun leerstijl.Middelen die gebruikt worden zijn toetsen en vragenlijsten voor leerlingen en leerkrachten. Met de antwoorden op de vragen kan PISA bepalen welke factoren de prestaties positief dan wel negatief beïnvloeden. PISA is vernieuwend omdat het de nadruk legt op kennis en vaardigheden die het curriculum overstijgen en toepasbaar zijn in `real-life' situaties.
In totaal kost het afnemen van de PISA-toetsen en het invullen van de vragenlijsten drie uur, inclusief pauzes. De afname staat in Nederland onder leiding van in totaal 30 toetsleiders.

Belang
Toonaangevende internationale deskundigen hebben samen een toets ontwikkeld waarvan de resultaten van land tot land vergelijkbaar zijn. PISA geeft daardoor een internationaal overzicht van de resultaten van leerlingen en geeft de deelnemende landen een standaard waaraan de prestaties van leerlingen periodiek gemeten kunnen worden. Ook de schoolleiders van de deelnemende scholen vullen een vragenlijst in over onder meer het pedagogisch klimaat op de scholen. Daardoor kunnen ook de onderwijssystemen in de verschillende landen met elkaar worden vergeleken. Welk onderwijssysteem is het beste in staat om alle leerlingen, zwak presterende en hoogbegaafde, zo veel te leren dat zij maatschappelijk kunnen functioneren, als zij van school af gaan. Op basis van de resultaten zullen beleidsmakers van de verschillende landen gefundeerde beslissingen kunnen nemen op het gebied van onderwijs.
PISA resultaten zullen alleen dan in de internationale vergelijking van de OESO worden opgenomen als aan strenge steekproefeisen wordt voldaan. Ook voor leerlingen kan dit van belang zijn. Als bijvoorbeeld blijkt dat Nederland goed scoort binnen het PISA onderzoek, zorgt dat voor een goede naam voor Nederlandse leerlingen. Dit kan een positief effect hebben op de kansen van Nederlanders op de internationale arbeidsmarkt. Leerlingen zullen bijvoorbeeld eerder in aanmerking komen voor stageplaatsen in het buitenland.
Het is dus belangrijk dat geselecteerde scholen hun medewerking verlenen. En ook voor de scholen zelf is het een unieke kans om aan een dergelijk onderzoek deel te nemen.

Onderdelen
In 2003 staat wiskunde centraal. Bij wiskunde gaat het om de vaardigheid van de leerlingen om problemen in een realistische context wiskundig te benaderen en op te lossen. Het gaat erom functioneel gebruik te maken van wiskundige kennis en vaardigheden en niet enkel om het schoolse leren.
De opgaven bestrijken een grote variatie aan contexten: dicht bij het dagelijkse leven, maar ook verder verwijderd, zoals werk en sport of de wetenschap. De processen waarop in de opgaven een beroep wordt gedaan variëren van reproductie (bijv. het uitvoeren van berekeningen, het leggen van verbanden) tot reflectie: het analyseren van een probleem en het kiezen van een wiskundige werkwijze om het probleem op te lossen.
Naast wiskunde zijn lezen, natuurwetenschappen en `probleem oplossen' onderdeel van het onderzoek. Onder dit laatste wordt verstaan het kunnen analyseren en oplossen van een probleem dat de leerling in het dagelijks leven tegen kan komen, zonder dat dit probleem direct te herleiden is tot een schoolvak.

Deelnemende landen
Het onderzoek wordt in 42 landen uitgevoerd. In ieder land gebeurt dat door een ander soort instituut, vaak door universiteiten of ministeries van onderwijs (in Nederland is dat ook de opdrachtgever), of instituten zoals Citogroep. De volgende landen doen mee: Australië, Oostenrijk, België, Brazilië, Canada, China, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hong Kong, Hongarije, IJsland, Indonesië, Ierland, Italië, Japan, Letland, Luxemburg, Mexico, Nederland, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Peru, Polen, Portugal, Republiek van Korea, Russische Federatie, Schotland, Servische Republiek van Joegoslavië, Slowaakse Republiek, Spanje, Zweden, Zwitserland, Thailand, Tunesië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Uruguay.