Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DN. 2003/472
datum
03-03-2003

onderwerp
Vragen van het lid Van Velzen (SP) over recente drijfjachten op vossen TRC 2003/1121

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van Velzen (SP) over drijfjachten op vossen toekomen.

datum
03-03-2003

kenmerk
DN. 2003/472

bijlage

1
Ja.

2
De strekking van de motie-Poppe (28 000 XIV, nr. 74) is onder de aandacht van de provincies gebracht. Het is in de systematiek van de Flora- en faunawet de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten te bepalen hoe daarmee om te gaan.

3
Ja. Mij is niet bekend hoeveel vossen er tijdens bedoelde jachten zijn geschoten. Mij is evenmin bekend of al dan niet sprake is van een vossenplaag. Mij is bekend dat vóór de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet circa 14.000 vossen per jaar werden geschoten en dat desondanks het aantal vossen toenam.

4
Het verbod op het vangen en doden van dieren door middel van drijven is van toepassing op edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen en niet op vossen. Dat neemt niet weg dat in besluiten gebaseerd op artikel 67 en 68 kan worden opgenomen dat vangen en doden van dieren door middel van drijven niet is toegestaan. Het is aan Gedeputeerde Staten dat af te wegen.

5 en 8
Ja. Onderzoek door Stichting Landschapsbeheer Nederland (LBN), Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland (SOVON) en Alterra heeft aangetoond dat predatie lokaal een rol speelt bij de achteruitgang van weidevogels en dat de vos daarbij een prominente rol vervult. Vervolgonderzoek door SOVON en Alterra, gecoördineerd door LBN, wordt door mij gesubsidieerd.

6
Neen. Vanwege de leefwijze van de vos is het niet mogelijk een precies beeld te krijgen van de omvang van de vossenpopulatie. Bekend is wel dat met name sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw de vos zich in verschillende streken sterk heeft uitgebreid en sindsdien ook voorkomt in gebieden waar de soort voorheen niet of nauwelijks werd aangetroffen, zoals bijvoorbeeld in de weidevogelgebieden van Friesland, Groningen en Drenthe.

7
In de door de Kamer aanvaarde motie-Schreijer (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 600 XIV, nr. 17) is verzocht om schade aan de fauna op te nemen als belang in artikel 65 van de Flora- en faunawet, waardoor plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst mogelijk wordt. Een daartoe strekkend voorstel is thans in voorbereiding. Besluiten van Gedeputeerde Staten over de vos in het kader van artikel 67 en 68 van de Flora- en faunawet lopen daarop vooruit en zijn in overeenstemming met de wens van de Kamer om de mogelijkheden om vossen te bestrijden te vergroten.

9
De toepassing van artikel 67 van de Flora- en faunawet is de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Adviezen van het Faunafonds zijn daarbij niet bindend.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

dr. C.P. Veerman

datum

kenmerk

bijlage
Vragen

Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de recente drijfjachten op vossen. (Ingezonden 14 februari 2003)

1
Heeft u kennisgenomen van de massale drijfjacht op vossen zoals die jl. zaterdag plaatsvond in Drenthe^1, waaraan totaal ongeveer 100 jagers en drijvers deelnamen?

2
Bent u van oordeel dat een dergelijke massale jachtpartij in de draag- c.q. zoogtijd past in de terughoudendheid die u van de Provincies gevraagd heeft op dit punt, naar aanleiding van eerdere vragen n.a.v. de provinciale uitvoering van de motie Poppe, 28 000 XIV, nr. 74, die pleitte voor een schoontijd voor vossen?

3
Kent u de berichten over een soortgelijke drijfjacht die in het Lauwersmeergebied in Friesland plaatsvond op 9 maart 2002? Is het juist dat bij beide jachtpartijen slechts één vos geschoten werd? Hoe is dit beperkte afschot te rijmen met de vermeende 'vossenplaag' die zou heersen in betreffende gebieden?

4
Acht u het organiseren van dergelijke kennelijk niet doeltreffende maar wel zeer verstorende drijfjachten op vossen in overeenstemming met de uitgangspunten van de Flora- en faunawet?

5
Kent u de uitlatingen van vossen-onderzoeker dr. J. Mulder en van Vogelbescherming Nederland waarin wordt aangegeven dat allerminst vaststaat dat de weidevogelstand gediend zou zijn met het bejagen of provinciaal onbeschermd verklaren van vossen? Wat is uw oordeel over genoemde uitlatingen?

6
Kunt u aangeven hoe groot de vossenpopulatie in Nederland is en of deze tellingen door onafhankelijk onderzoek gestaafd zijn?

7
Bent u naar aanleiding van de massale jachtpartijen bereid (nogmaals) met de Provincies te overleggen over het instellen van een schoontijd en de provinciale onbeschermdverklaringen opnieuw ter discussie te stellen? Zo ja, kunt u aangeven wanneer en op welke wijze u dit gaat doen? Zo neen, waarom niet?

8
Kunt u aangeven of het afschotbeleid van vossen gebaseerd is op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Zo ja, kunt u aangeven welke onderzoeken? Zo neen, bent u bereid tot het instellen van dergelijk wetenschappelijk onderzoek?

9
Bent u van mening dat de genoemde twee drijfjachten voldoen aan het advies van het Faunafonds, dat de provincies slechts uiterst terughoudend gebruik zouden dienen te maken van de mogelijkheden die artikel 67 van de Flora- en faunawet biedt? Zo ja, waarom? Zo neen, welke maatregelen zult u nemen?

1 Dagblad van het Noorden, 10 februari jl.
2 Vara´s Vroege Vogels, 9 februari jl.

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Velzen, ingezonden 5 februari 2003, vraagnr. 2020306670.

up Reageren
Homepage

---