Provincie Noord-Holland

Henry Meijdam bepleit ruimtelijke ordening nieuwe stijl Haarlem, 4 maart 2003 - In de discussie over het ruimtelijk beleid lijkt het vooral te gaan om de vraag waar de bevoegdheid moet liggen om ruimtelijke keuzes te maken: centraal bij het rijk of decentraal bij de lagere overheden. Ongetwijfeld zal dit onderwerp ook bij de kabinetsformatie opnieuw de kop opsteken.
Deze bevoegdhedendiscussie is gedeputeerde Henry Meijdam van Ruimtelijke ordening en Volkshuisvesting te steriel. Natuurlijk kan van een provinciegedeputeerde worden verwacht dat hij graag wat te vertellen heeft, maar toch hoort dat niet de kern van de discussie te zijn. Centraal hoort te staan wat de ruimtelijke opgaven zijn, en hoe die het beste kunnen worden aangepakt.

De beschikbare ruimte staat onder een ongekende druk. Economische dynamiek, de vraag naar ruimere woningen, de noodzaak van nieuwe infrastructuur, ruimte voor waterberging moet worden gecombineerd met de wens van groen en recreatiegebieden rond de stad, behoud van de open ruimte en bescherming van ecologisch belangrijke gebieden.

Het is een bekend gegeven dat voor al die wensen op landelijk niveau eigenlijk een nieuw stuk land met de omvang van zeg een provincie Noord-Holland nodig zou zijn. Maar die extra ruimte is er niet, dus we zullen het moeten doen met wat nu beschikbaar is.

De traditionele aanpak is dat elke sector het gevecht om de vierkante millimeter aangaat. Hier wat extra hectares voor woningbouwlocaties of een bedrijventerrein, daar wat extras voor de natuur, en vervolgens komen de waterschappen ook nog eens met hun claim voor waterberging, waarbij de een de ander het licht niet in de ogen gunt. Of er wordt eenzijdig gekozen voor een bepaald infrastructuurproject, waarbij de andere belangen zich genegeerd of in het nauw gebracht voelen. Het resultaat is dat eenmaal genomen beslissingen eindeloos worden aangevochten en het ruimtelijk beleid verzandt in stroperigheid en eindeloze procedures. Deze aanpak heeft zichzelf overleefd.

Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 17 februari 2002 het streekplan Noord-Holland Zuid vastgesteld. Daarin is voor het gebied rond het Naardermeer voor een andere innovatieve aanpak gekozen, waarbij de ruimtelijke vraagstukken centraal staan.

Het gebied ligt precies op de as Almere, Amsterdam-Zuidoost en Schiphol, met een enorme verstedelijkingsdruk. Almere moet fors groeien en kan dat alleen wanneer er adequate verbindingen zijn met de economische centra op het oude land. Er ligt dus een grote mobiliteitsopgave. Tegelijkertijd is het gebied een belangrijke pijler van de ecologische hoofdstructuur, waarbij versterking van de natuurlijke en recreatieve functies is geboden, en zijn er ingrijpende maatregelen nodig voor een duurzaam waterbeheer.

De crux van de nieuwe aanpak is dat al die verschillende belangen worden betrokken bij het vinden van oplossingen. Zorg dat verkeersmensen oog krijgen voor de enorme potenties van het gebied om ruimte te bieden voor natuur, rust en recreatie, en laat tegelijkertijd de natuurmensen beseffen dat er voor Almere een mobiliteitsvraag ligt die op een of andere manier moet worden beantwoord. En werk vervolgens vanuit de gemeenschappelijke gedeelde visie aan oplossingen waar die verschillende belangen baat bij hebben. En zorg er vervolgens voor dat eenmaal gemaakte keuzen ook worden uitgevoerd.

De aanpak van het gebied rond het Naardermeer illustreert hoe de provincie Noord-Holland haar nieuwe rol in de ruimtelijke ordening ziet. Een vernieuwende aanpak waarmee ook de zichtbaarheid van de provincie wordt versterkt naar de kiezers, die op 11 maart 2003 opnieuw naar de stembus gaan.

In een gebied met complexe opgaven moet je ervoor zorgen dat verschillende belangen bij de ontwikkeling van een gebied worden betrokken, zorgen voor het tot stand komen van een gemeenschappelijke visie op het gebied en van oplossingen waar ieder beter van wordt. Dat vraagt om regie, afstemming, faciliteren, meedenken, en inzet van bestuurlijke en financiële mogelijkheden voor de realisatie.

Ten opzichte van de traditionele aanpak, waarbij ruimtelijke ingrepen los van elkaar staan, leidt de nieuwe aanpak tot zaken als het gezamenlijk ontwikkelen van rood en groen, versterking van landschappelijke identiteit en van cultuurhistorische waarden, creativiteit bij de aanpak van klassieke mobiliteitsvragen. Overigens, ook verminderde middelen vragen ook om een betere afstemming, om het meeliften van de ene ontwikkeling met de andere, het met werk meer werk maken. Het gaat om het vinden van de combinatie van wat het meeste bijdraagt tot economische ontwikkeling en versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Ruimtelijk beleid is te lang blijven hangen in de sfeer van wat wel of niet mag en wie waarover welke bevoegdheid heeft. Dat kunnen we ons zo langzamerhand niet meer veroorloven. Veel meer moet het gaan over het organiseren van oplossingen: wat zijn de opgaven voor een gebied, welke visie is er op de gewenste ontwikkeling, en hoe kunnen de relevante belangen erbij worden betrokken. Ik zie het typisch als een taak voor de provincie om dat soort processen in gang te zetten, zoals voor het gebied rond het Naardermeer samen met de gemeente Amsterdam en de vereniging Natuurmonumenten is gedaan. Het zou mooi zijn als de kabinetsformatie aan dit soort ontwikkelingen de ruimte geeft, en ook de bereidheid uitspreekt om de uitkomst van dit soort processen maatgevend te laten zijn voor de eigen besluitvorming. Dan komen we echt een stap verder.

Henry Meijdam (VVD), gedeputeerde Ruimtelijke Ordening & Volkshuisvesting
Marcel van Kanten 4-3-2003 13:34:00