Gemeente Utrecht




2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN

11 Vragen van de heer V. Oldenborg

(ingekomen 14 februari 2003)



Eind 2001 werd Leidsche Rijn opgeschrikt door het bericht dat bij een aantal inwoners ziekteverschijnselen waren geconstateerd die veroorzaakt leken door een fout in de aansluiting van het huishoudwaternet. Het College reageerde adequaat door direct van Hydron te verlangen de levering van huishoudwater via het betreffende net stil te leggen. Het probleem werd tijdelijk opgelost door in plaats van huishoudwater, normaal leidingwater op het net te zetten. Er werd een onderzoek ingesteld en enige weken geleden bleek dat de risico's voor de volksgezondheid alleen via verdere zuivering zouden kunnen worden voorkomen. Een dure ingreep. Te duur volgens Hydron en dus stopt het experiment. Leefbaar Utrecht vindt dat een verstandig besluit.
Al in 2001 heb ik namens mijn fractie aan het College gevraagd om het experiment te beëindigen. Niet om dat wij helderziende waren maar omdat men er volgens Leefbaar Utrecht nooit mee had moeten beginnen. Rapporten van het RIVM uit 1997 en KIWA in 1999 spraken duidelijke taal. Met name het gebruik van de buitenkraan wordt in die rapporten als onaanvaardbaar risicovol omschreven. Nochtans hebben alle partijen die betrokken waren en zijn bij de ontwikkeling van Leidsche Rijn besloten tot aanleg.
Een andere belangrijke aanbeveling uit het genoemde RIVM-rapport betreft het monitoren van de ontwikkelingen teneinde de eventuele, toen nog niet in te schatten, risico's beter in kaart te brengen. Mijn eerste vraag luidt dan ook:


Wat is er met die aanbevelingen gedaan?

Heeft men gericht gezondheidsonderzoek gedaan, teneinde vast te stellen of er wellicht meer maag- en darmklachten voorkwamen onder kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen?
Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit onderzoek?
Zo nee, waarom heeft zo'n onderzoek niet plaatsgevonden?


Het stoppen met huishoudwater roept ook een aantal vragen op. Er zijn investeringen gedaan, er is een voordeel in het vooruitzicht gesteld voor de bewoners. Daar moeten acceptabele oplossingen voor komen. In dat verband willen wij de raad graag een motie voorleggen teneinde het College uit te nodigen deze zaak netjes af te wikkelen.
Samenvattend komt de fractie van Leefbaar Utrecht tot de conclusie dat bij de start van het huishoudwater project in Leidsche Rijn de risico's voor volksgezondheid ondergeschikt zijn gemaakt aan de behoefte om op Leidsche Rijn een milieuvriendelijk etiket te kunnen plakken. Die keuze hebben alle deelnemers, die het op dat moment voor het zeggen hadden, gemaakt. De les voor deze raad zal moeten zijn om zich nog beter op de hoogte te stellen en gebruik te maken van de beschikbare informatie.






Antwoord van burgemeester en wethouders

(verzonden 5 maart 2003)

Ad 1)

In uw vraag noemt u de rapporten van RIVM uit 1997 en van KIWA uit 1999. Bij de raadsvoordracht waarbij destijds het contract met WMN (thans Hydron) ter vaststelling werd aangeboden zaten allerlei rapporten waaronder ook het KIWA-rapport uit 1999. Ook was bijgevoegd een brief van 27-1-99 van het ministerie van VROM gericht aan WMN (thans Hydron), als zijnde de ingevolge de Waterleidingwet verantwoordelijke partij voor levering van water, waarin geconcludeerd wordt "dat de toepassing van huishoudwater in dit concrete geval (met WRK-water) op een uit een oogpunt van volksgezondheid verantwoorde wijze kan plaatsvinden." Het ministerie maakt daarin slechts een zeker voorbehoud voor het gebruik van de buitenkraan. In de bijlage bij die brief wordt een toelichting gegeven waarin ook de RIVM en KIWA-rapporten worden genoemd. Het RIVM-rapport van 1997 bevat het volgende:
+ een selectie (naar beste kennis van die tijd) van de voor de gezondheid meest relevante micro-organismen;
+ het voorstel om t.a.v. huishoudwater een z.g. verwaarloosbaar infectierisico te hanteren, nl. 1 per 10.000 inwoners per jaar op een maagdarminfectie. Deze normstelling is exact dezelfde als voor drinkwater;
+ een inschatting van mogelijke gezondheidsrisico's van de verschillende toepassingen van huishoudwater uitgaande van aannames t.a.v. de blootstelling waarover op dat moment nog geen praktijkgegevens bekend waren.
Het KIWA-rapport bouwt daar vervolgens op voort door de aannames over de blootstelling om te bouwen naar harde vaststellingen op basis van onderzoeksgegevens. T.b.v. de inspectie heeft het RIVM de onderzoeksresultaten van KIWA nog nader bezien in de vorm van een "second opinion" waaruit bleek dat de benadering en de conclusies van het KIWA-onderzoek door RIVM werden onderschreven.
Voor de inspectie was het geheel aan onderzoeksmateriaal aanleiding te concluderen "dat er een ruime marge bestaat tussen de in het project Leidsche Rijn te verwachten blootstelling en de op basis van de infectierisico-norm maximaal toelaatbare blootstelling. Dit geldt ook voor het gebruik van de buitenkraan en de hogedrukspuit."
In verband met de mogelijkheid van z.g. (on)bewust verkeerd gebruik van de buitenkraan staat de inspectie in zijn algemeenheid toch een zekere terughoudendheid voor bij deze toepassing; ten aanzien van de specifieke situatie in Leidsche Rijn (met WRK-water als bron) meldt de inspectie echter dat het blootstellingsonderzoek duidelijk maakt dat daar een zorgvuldig gebruik ervan geen onverantwoorde risico's zal opleveren.
Als maatregelen ter voorkoming van (on)bewust verkeerd gebruik van de buitenkraan wijst de inspectie op een speciale (door Hydron ontworpen) kraanconstructie en publieksvoorlichting door WMN(thans Hydron) als verantwoordelijk leverancier.
Tenslotte zouden alle zes huishoudwaterprojecten in Nederland, waaronder uiteraard ook die in Leidsche Rijn, meelopen in het kader van het meerjarige Monitorings- en Evaluatie-project onder regie van de inspectie.
Het is in het kader van dat meerjarige project dat het RIVM (aangepast naar de beste kennis van heden) de selectie van meest relevante micro-organismen heeft gewijzigd en dat uit (recent mogelijk geworden) metingen van het betreffende virustype in het WRK-water blijkt dat de concentratie hoger is dan de richtwaarde. Al eerder berichtten wij aan de raad dat de inspectie meldt dat recent bekend geworden is dat de Norwalk-like virus de belangrijkste virale gastro-enteritis(maag- en darmklachten) verwekker is in Nederland en als zodanig belangrijker dan de Entero-virussen, die eerder als maatgevend werden gehanteerd.
De door u genoemde ziekteverschijnselen van eind 2001 hadden een geheel andere oorzaak dan de bacteriologische en virale kwaliteit van het huishoudwater. Oorzaak daarvan was de volstrekt gebrekkig gebleken kwaliteitscontrole van Hydron (zijnde ook de partij bij wie de productaansprakelijkheid ligt voor het huishoudwater) bij de aanleg van de leidingen waardoor huishoudwater terecht kon komen in de drinkwaterleidingen binnen de woningen. Ter verbetering daarvan liep een separaat traject onder scherp toezicht van de inspectie waarvan niet uitgesloten kon worden dat dit verhogend zou werken op de kostprijs van het huishoudwater. In de tussentijd werd (en wordt) inderdaad gewoon drinkwater geleverd over het leidingnet van het huishoudwater(tegen het huishoudwatertarief).
Het KIWA-rapport, de VROM-brief van januari 1999 plus bijbehorende bijlage en de brief van de inspectie van 17 december 2002 gericht aan Hydron zijn ter inzage gelegd in de leeskamer.




Ad 2)

Uit hoofdstuk 5.1 van het KIWA-rapport blijkt dat men zich voor de dosis-effect relaties van pathogene micro-organismen baseert op resultaten van buitenlands vrijwilligersonderzoek. Verder zijn er op diverse niveaus van het onderzoek veiligheidsfactoren ingebouwd (zie voor een overzicht H-7 van het KIWA-rapport) waaronder ook met het oog op variatie van de vatbaarheid van mensen voor ziekteverwekkers.


Ad 3)

Zie bij 2.



Ad 4)

N.v.t.
















---- --