Centrale Raad van Beroep Utrecht > Actueel

Vordering wegens meerinkomen wegens bezit OV-studentenkaart is punitieve sanctie. Criminal charge in de zin van art. 6 EVRM
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 5-03-2003

De Raad bevestigt het oordeel van het College van beroep studiefinanciering, zoals neergelegd in de uitspraken van 15 december 2000 (onder meer JB 2001/19), dat de vordering wegens meerinkomen ingevolge art. 26, zesde lid, aanhef en onder b van de WSF, is te kwalificeren als een punitieve sanctie en daarmee als criminal charge in de zin van art. 6 EVRM. In veel gevallen is deze sanctie als onevenredig aan te merken in verhouding tot de gedraging op grond waarvan zij is opgelegd.
De vordering gebaseerd op het door de IBG gevoerde beleid inzake de toepassing van art. 26, zesde lid, aanhef en onder b van de WSF is in overeenstemming met art. 3.17, zevende lid, aanhef en onder b van de WSF 2000. Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in art. 15, eerste lid, derde volzin van het IVBPR. Nu de vordering is gebaseerd op de kostprijs van de OV-studentenkaart over de maanden in het desbetreffende kalenderjaar waarin de studerende de OV-kaart feitelijk in bezit heeft gehad, wordt deze door de Raad als niet onevenredig beoordeeld.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AG0907

Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...d=10938&i=52&ti=5 .