Ministerie van Algemene Zaken

Prof. mr. E.C.M. Jurgens Wnd. Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA Den Haag

Kenmerk: 03M451322 Den Haag, 6 maart 2003 Veel dank voor uw brief van 4 maart jongstleden, waarin u terecht aandacht vraagt voor de positie van de Eerste Kamer in de kwestie Irak. De regering acht het van groot belang dat de beide Kamers der Staten-Generaal optimaal worden geïnformeerd over het internationale beleid of voornemens in dat kader. Daarom is het vast gebruik dat brieven van regeringszijde aan de Tweede Kamer ook in afschrift aan uw Kamer worden gestuurd.
Op uw vraag of de Regering thans aanleiding ziet om de Staten-Generaal te informeren op basis van de artikelen 100 en 96 van de Grondwet, kan ik als volgt antwoorden. Artikel 96 is niet aan de orde. Voor wat betreft artikel 100 zal de regering de Staten-Generaal informatie verschaffen als die situatie zich voordoet.
Voor de standpuntbepaling van de regering betreffende Irak tot dus ver en de informatie daarover aan de Staten-Generaal, verwijs ik naar brieven die de regering terzake aan de Staten-Generaal heeft gericht en hetgeen de regering heeft toegelicht in het overleg dat daarover is gevoerd. Zoals u bekend, heeft de regering vanaf het begin vooropgesteld het politiek wenselijk te vinden dat een eventueel militair optreden tegen Irak berust op een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe de Veiligheidsraad zal oordelen over de naleving door Irak van resolutie 1441 en over de thans voorliggende tweede resolutie. Zodra over deze zaken duidelijkheid bestaat, zal de regering de Staten-Generaal op beargumenteerde wijze in kennis te stellen van haar nadere standpuntbepaling. Mr. dr. J.P. Balkenende