Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Monitor Werkgeversbijdragen
Kinderopvang

2-meting, december 2002
eindrapport
Een onderzoek in opdracht van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Marieke Vonk
Mirjam Engelen

B2714

Leiden, 7 maart 2003




2




Voorwoord
Binnenkort wordt het wetsvoorstel basisvoorziening Kinderopvang (WBK) besproken in de Twee- de Kamer. In dit wetsvoorstel is de financiering van kinderopvang vastgesteld; werkgevers, werk- nemers en de overheid dragen een deel bij aan de kinderopvang van kinderen van werknemers. Voorafgaand aan de bespreking van de WBK is het van belang om een actueel inzicht te hebben in de werkgeversbijdragen aan kinderopvang. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegen- heid heeft daarom Research voor Beleid gevraagd een 2-meting uit te voeren in het kader van de Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang.

Voor de 2-meting is gebruik gemaakt van de nota Kinderopvangafspraken in CAO's van de Ar- beidsinspectie en een telefonische enquête onder werkgevers in Nederland die in december 2002 is uitgevoerd. Dit rapport geeft de analyses en resultaten weer die voortkomen uit een combinatie van beide projecten.

Het onderzoeksteam bedankt de Arbeidsinspectie voor de prettige samenwerking.

Dit onderzoek is uitgevoerd door Marieke Vonk.

Mirjam Engelen
Projectleider


3




4




Inhoudsopgave

1 Achtergrond en opzet van het onderzoek 7
1.1 Inleiding 7
1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen 8
1.3 Opzet van het onderzoek 8
1.4 Onderzoeksopzet Arbeidsinspectie 10
1.5 Leeswijzer 11
2 CAO's met kinderopvangregelingen 13
3 Werkgeversbijdragen aan kinderopvang 17
3.1 Wat werkgevers zeggen aan te bieden 18
3.2 Werkgevers waar CAO van toepassing 20
4 Dekkingsgraad werkgeversbijdragen kinderopvang 21
4.1 Aannames ten behoeve van berekening dekkingsgraad 21
4.2 Werknemers onder CAO met kinderopvangregeling 22
4.3 Schatting dekkingsgraad werkgeversbijdragen kinderopvang voor werknemers zonder CAO 23
4.4 Schatting dekkingsgraad werkgeversbijdragen kinderopvang voor werknemers 23
5 Ontwikkelingen 25
5.1 Werknemers met kinderopvang 25
5.2 Grote CAO's met kinderopvang 26
5.3 Werkgevers met kinderopvang 26
5.4 Invloed onderzoeksmethode op resultaten 27 Bijlage 1 Vragenlijst telefonische enquête 29 Bijlage 2 Aanvullende tabellen resultaten telefonische enquête 33 Bijlage 3 Tabellen bij berekeningen dekkingsgraad werknemers 37


5




6




1 Achtergrond en opzet van het onderzoek




1.1 Inleiding
Het aantal kinderopvangplaatsen in Nederland is de afgelopen tien jaar sterk toegenomen. De Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang (RKB) heeft deze toename gestimu- leerd door een forse financiële impuls te geven aan uitbreiding van de capaciteit. Ook de inzet van werkgevers is hierbij belangrijk geweest. Inmiddels zijn er zo'n 3.500 kindercentra die onge- veer 300.000 kinderen dagelijks een vorm van kinderopvang bieden1.

De huidige financiering van kinderopvang is een aanbodfinanciering vanuit de overheid, waarbij gemeenten de middelen ontvangen en zelf via de RKB bepalen waar het geld naartoe gaat. Er zijn verschillende soorten opvangplaatsen: subsidieplaatsen, bedrijfsplaatsen en particuliere plaatsen. In 2004 moet deze aanbodfinanciering worden omgezet in een vraagfinanciering die gestalte krijgt in de Wet basisvoorziening Kinderopvang.

Wet basisvoorziening kinderopvang
De Wet basisvoorziening kinderopvang (WBK) wordt in principe in 2004 ingevoerd. Het kabinet heeft op 30 november 2001 ingestemd met het wetvoorstel WBK2 dat begin 2003 wordt bespro- ken in de Tweede Kamer. De WBK maakt het voor ouders gemakkelijker een kinderopvangplaats te regelen voor hun kind, waardoor ze werk en zorg beter kunnen combineren. Daarnaast regelt de WBK de kwaliteit van de kinderopvang en het toezicht daarop. De WBK richt zich op dagop- vang voor 0 tot 4-jarigen, buitenschoolse opvang voor 4 tot 12-jarigen en gastouderopvang voor kinderen tot en met 12 jaar.

De WBK regelt dat ouders en overheid samen tweederde van de kosten dragen (via een inko- mensafhankelijke tegemoetkoming van het Rijk) en werkgevers van beide ouders samen eender- de deel. Die bijdrage van werkgevers wordt op basis van vrijwilligheid verstrekt. Indien een financiële bijdrage van de werkgever ontbreekt, verstrekt de overheid een inkomensafhankelijke compensatie aan de werknemer.

Gelet op de vrijwilligheid van de werkgeversbijdrage, is het van belang voorafgaand aan de be- handeling van het wetsvoorstel WBK een actueel beeld te krijgen van het aantal werkgevers dat momenteel bijdraagt aan de kinderopvang van haar werknemers. Begin 2001 droeg 34% van de bedrijven en instellingen met meer dan tien werknemers bij aan de kinderopvang van de mede- werkers. Eind 2001 was dit percentage opgelopen tot 36%. Tussen de 51% en 63% van alle werknemers in Nederland kon gebruik maken van een kinderopvangregeling.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Arbeidsinspectie en Research voor Beleid gevraagd een onderzoek uit te voeren naar respectievelijk de omvang van kinderop- vangafspraken in CAO's en de omvang van werkgeversbijdragen aan de kinderopvang van werknemers.

---

1 Website ministerie SZW, www.minszw.nl, dossier kinderopvang.
2 Brief Kinderopvang, DJB/KO-2239279, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 3 december 2001.


7



1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen


De doelstelling van het onderzoek is het bieden van inzicht in: · De mate waarin (uitgedrukt in een percentage) bedrijven en (overheids)instellingen zeggen een bijdrage te leveren aan de kinderopvang van werknemers. · De mate waarin (uitgedrukt in een percentage) werknemers gebruik kunnen maken van een kinderopvangregeling waaraan het bedrijf bijdraagt. · De mate waarin zich ontwikkelingen hebben voorgedaan op deze punten in het afgelopen jaar.

Deze doelstellingen zijn vertaald naar de volgende onderzoeksvragen:

Bereik kinderopvangregelingen
· Hoeveel procent van de werkgevers biedt een kinderopvangregeling? · Welk aandeel van de werknemers valt onder een bedrijfskinderopvangregeling?

Ontwikkelingen
· Wat zijn de ontwikkelingen in het percentage bedrijven en werknemers met een kinderopvang- regeling?

De eerste meting van de Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang is eind 2001 uitgevoerd. De meting bestond uit een telefonische enquête onder werkgevers. De resultaten van deze enquête wezen uit dat er waarschijnlijk een discrepantie is tussen de regelingen die werkgevers zeggen te hebben op het gebied van kinderopvang en datgene dat daadwerkelijk aangeboden wordt. Zo bestaat de indruk dat er veelal wel CAO afspraken over kinderopvang zijn gemaakt, maar dat werkgevers zich daar niet altijd van bewust zijn. Dit betekent dat het moeilijk is het bereik van kinderopvangregelingen onder werknemers in te schatting. Het bereik van kinderopvangregelin- gen kan op verschillende manieren bekeken worden:

1. het aantal bedrijven en instellingen dat zegt een kinderopvangregeling te hebben.
2. het aantal CAO's met een kinderopvangregeling1.
3. het aantal werknemers dat aanspraak kan maken op een bedrijfskinderopvangregeling.

Deze drie manieren geven elk een eigen beeld van de reikwijdte van kinderopvangregelingen. Deze 2-meting actualiseert de bevindingen van begin 2002 en komt, waar mogelijk, tot uitspra- ken met kleinere marges.


1.3 Opzet van het onderzoek
De dataverzameling van het onderzoek richtte zich op CAO's en werkgevers. De Arbeidsinspectie heeft CAO's onderzocht op kinderopvangregelingen terwijl Research voor Beleid, op basis van een steekproef, een telefonische enquête heeft gehouden onder werkgevers in Nederland. De telefonische enquête heeft plaatsgevonden vanaf dinsdag 26 november 2002 tot en met donder- dag 5 december 2002. De vragenlijst is als bijlage 1 bijgevoegd. De gegevens die dit opleverde, zijn vervolgens geanalyseerd.

---

1 Nota Kinderopvangafspraken in CAO's, Arbeidsinspectie, januari 2003.


8



Steekproef
Om het onderzoek een representatief beeld te laten leveren van het aantal werkgevers dat wel en geen bedrijfskinderopvangregeling heeft voor zijn werknemers, alsmede van het aantal werkne- mers dat om die reden geen werkgeversbijdrage voor kinderopvang krijgt, is eerst een represen- tatieve steekproef getrokken.

Steekproefopbouw
De steekproef bestond uit 5.000 grote en kleine werkgevers verdeeld over negen bedrijfstakken. De steekproef is gestratificeerd getrokken naar bedrijfsgrootte en sector. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat zowel kleine als grotere bedrijven in voldoende mate in de steekproef aanwezig zijn. In het belang van de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten is het aantal bedrijven dat getrokken wordt in een stratum grofweg evenredig is met het aantal werknemers in dat stra- tum. Daarom zijn in strata met relatief veel werknemers relatief veel bedrijven getrokken.

De volgende tabel geeft aan op welke wijze de steekproef is samengesteld1. Tabel 1.1 Steekproefindeling naar bedrijfssector en -grootteklasse SBI 1- 9 10-19 20-49 50-99 100 en Totaal meer Landbouw en visserij 45 40 20 10 10 140 Delfstoffenwinning 10 10 10 10 5 45 Industrie 100 90 85 80 30 470 Openbare nutsbedrijven 10 5 5 15 25 65 Bouwnijverheid en installatiebedrijven 70 65 95 115 100 510 Handel, hotel- en restaurantwezen, reparatiebedrijven 250 220 240 195 190 1450 voor gebruiksgoederen
Transport, opslag- en communicatiebedrijven 60 100 90 115 55 365 Bank- en verzekeringswezen, zakelijke dienstverlening. 195 145 160 180 285 950 Overheid 120 155 150 160 200 500 Overige dienstverlening 140 170 145 120 100 505 Totaal steekproef 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 5.000

Er is voor gekozen om een andere, uitgebreidere, steekproefindeling te gebruiken dan bij de vori- ge meting is gedaan. Op deze wijze zijn wij in staat om een betrouwbaarder beeld te geven van de werkgeversbijdragen aan kinderopvang.

Research voor Beleid heeft het adressenbestand aangekocht van VNU Direct View, nu geheten Cendris. Bij de vorige meting is tevens gebruik gemaakt van deze aanbieder.
---

1 Voor de indeling in bedrijfsklassen is aangesloten bij de StandaardBedrijfsIndeling (SBI)


9


Telefonische enquête
Van de 5.000 bedrijven en instellingen in het steekproefbestand, hebben in totaal 3.410 respon- denten de vragenlijst beantwoord. Daarmee is een respons van 68% behaald. De respons van de kleine bedrijven is minder groot dan de respons van grotere bedrijven.

Tabel 1.2 Respons werkgeversenquête naar bedrijfssector en -grootteklasse SBI 1-9 10-19 20-49 50-99 100 en Totaal meer Landbouw en visserij 42% 74% 68% 88% 50% 60% Delfstoffenwinning 60% 80% 80% 67% 100% 76% Industrie 50% 74% 78% 78% 77% 70% Openbare nutsbedrijven 64% 100% 50% 53% 69% 65% Bouwnijverheid en ­installatiebedrijven 54% 66% 67% 67% 61% 63% Handel, hotel- en restaurantwezen, reparatiebedrijven 54% 72% 74% 72% 66% 67% voor gebruiksgoederen
Transport, opslag- en communicatiebedrijven 45% 62% 71% 69% 65% 64% Bank- en verzekeringswezen, zakelijke dienstverlening. 54% 75% 68% 71% 75% 69% Overheid 57% 80% 76% 71% 80% 74% Overige dienstverlening 56% 69% 65% 73% 82% 68% Totaal steekproef 53% 72% 71% 71% 73% 68%

Weging resultaten werkgeversbijdragen
De resultaten van de telefonische enquête zijn gewogen. Dit is gedaan omdat in sommige secto- ren en bedrijfsgrootten meer bedrijven vallen dan in anderen. Er is daarom gekeken naar de res- pons per stratum en de populatiegrootte per stratum. Om resultaten het juiste gewicht mee te geven in het eindresultaat zijn de bedrijven in de respons teruggewogen naar de bedrijven in de populatie.


1.4 Onderzoeksopzet Arbeidsinspectie
De Arbeidsinspectie (AI) heeft geïnventariseerd in welke CAO's afspraken zijn gemaakt over kin- deropvang. In het kader van het onderzoek Arbeid en zorg in CAO's 2000 heeft de AI een inven- tarisatie gemaakt van het aantal CAO's met daarin afspraken over kinderopvang. De AI heeft daarbij gebruik gemaakt van de 125 grootste CAO's. Ten behoeve van deze 2-meting zijn de gro- tere CAO's die bij de vorige meting geen afspraken over kinderopvang bevatten opnieuw onder- zocht. Daarnaast zijn de grotere CAO's uitgebreid met een gestratificeerde steekproef van 185, van de overige ruim 900 bij de AI aangemelde, kleinere CAO's.


10




1.5 Leeswijzer


De onderzoeksresultaten worden beschreven in de hierop volgende hoofdstukken 2, 3 en 4, waarbij de hoofdstukken 2 en 3 als inleiding op hoofdstuk 4 kunnen worden gezien. Hoofdstuk 2 gaat in op de CAO's waarin afspraken zijn gemaakt over kinderopvang. Dit hoofdstuk beschrijft voor een groot deel de onderzoeksresultaten van de Arbeidsinspectie. Hoofdstuk 3 gaat in op de bedrijven en instellingen die aangeven bij te dragen aan kinderopvang van hun werknemers.

In hoofdstuk 4 worden vervolgens de gegevens uit hoofdstuk 2 en 3 gekoppeld om inzicht te ge- ven in het aantal werknemers dat in dienst is bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers. Hoofdstuk 5 tenslotte richt zich op de ontwikkelingen die zichtbaar zijn in vergelijking met de 1-meting.


11




12




2 CAO's met kinderopvangregelingen
Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de CAO's waarin afspraken zijn gemaakt over een werkgeversbijdra- ge aan de kinderopvang van werknemers. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de nota Kinderopvang- afspraken in CAO's van de Arbeidsinspectie, januari 2003.

Alvorens de CAO's met een kinderopvangregeling te beschrijven, wordt kort ingegaan op het soort CAO-afspraken, de sectorindeling en dekkingsgraad van werknemers onder een CAO. Daarna is weergegeven in hoeveel CAO's sprake is van een kinderopvangregeling.

CAO-afspraken
CAO-afspraken over kinderopvang kunnen drie soorten zijn: · Centrale afspraken;
· Decentrale afspraken;
· Intentionele afspraken.
Wanneer sprake is van intentionele afspraken spreken de partijen af dat er onderzoek zal worden verricht naar de mogelijkheden en wenselijkheid van kinderopvang. Intentionele afspraken zijn niet meegerekend in de cijfers met betrekking tot kinderopvangafspraken.

Sectorindeling
De sectorindeling die de Arbeidsinspectie in haar onderzoek heeft gebruikt, is de volgende: · landbouw;
· industrie;
· bouwnijverheid;
· handel en horeca;
· transport en communicatie;
· zakelijke dienstverlening;
· overige dienstverlening (incl. overheid).

Dekkingsgraad werknemers
In het onderzoek van de AI zijn twee groepen CAO's naast elkaar gepresenteerd. De eerste groep is samengesteld uit 125 grotere CAO's. Dit zijn de grotere CAO's in de markt-, zorg-, en overheidssectoren en alle bedrijfstak CAO's met 10.000 of meer werknemers en ondernemings CAO's met meer dan 3.000 werknemers. De tweede groep wordt gevormd door een steekproef van 185 kleinere CAO's, die een afspiegeling vormen van de CAO's die niet onder de steekproef van 125 CAO's vallen. Deze 125 en 185 CAO's geven daarmee een goed beeld van de stand van zaken rondom kinderopvang in bedrijven met een CAO1.


---

1 Naar schatting 80% van de werknemers in Nederland valt onder een CAO.


13


CAO's met kinderopvangregeling
In tabel 2.1 staat weergegeven in hoeveel CAO's melding is gemaakt van een kinderopvangrege- ling. Bij de grotere CAO's bevat 85% een kinderopvangregeling. In 70% van de CAO's zijn dit centrale afspraken en in 14% zijn dit decentrale afspraken1. Bij de kleinere CAO's is het aandeel kinderopvangregelingen kleiner met 40%. Hiervan is 39% een concrete afspraak en 1% een de- centrale CAO-afspraak.

Tabel 2.1 Aantal CAO's met kinderopvangregeling
Aantal CAO's Percentage Grotere CAO's 106 85% Kleinere CAO's 74 40% Bron: Arbeidsinspectie, januari 2003

Hieronder wordt afzonderlijk ingegaan op de sectorindeling van de kinderopvangregelingen in beide groepen CAO's.

Grote CAO's uitgesplitst naar sector
Wanneer de 85% grote CAO's met een kinderopvangregeling worden uitgesplitst naar sector, dan blijkt dat met name in de CAO's van de bouw- en industriesectoren vaak sprake is van een kin- deropvangregeling. CAO's met een kinderopvangregeling zijn in de transport- en communicatie- sector het minst vertegenwoordigd.

Tabel 2.2 Grote CAO's met kinderopvangregeling uitgesplitst naar sector2 CAO met CAO met CAO zonder Totaal Aantal kinderop- intentionele kinderopvang- CAO's vang- kinderopvang- regeling regeling regeling Landbouw 75% 0% 25% 100% 4 Industrie 96% 0% 4% 100% 25 Bouw 100% 0% 0% 100% 6 Handel&horeca 87% 0% 13% 100% 30 Transport&communicatie 77% 0% 24% 100% 17 Zakelijke dienstverlening 78% 6% 17% 100% 18 Overige dienstverlening 80% 8% 12% 100% 25 Totaal 85% 2% 13% 100% 125 Bron: Arbeidsinspectie, januari 2003


---

1 Als gevolg van afronding tellen de afzonderlijke percentages niet op tot 85%.
2 Als gevolg van afronding tellen de afzonderlijke percentages niet altijd op tot 100%.


14



Kleinere CAO's uitgesplitst naar sector
De kleinere CAO's hebben minder vaak een kinderopvangregeling dan de grote CAO's. De secto- rale verdeling van de kleinere CAO's met een kinderopvangregeling ziet er als volgt uit.

Tabel 2.3 Kleinere CAO's met kinderopvangregeling uitgesplitst naar sector CAO met CAO met CAO zonder Totaal Aantal Kinderop- intentionele kinderopvang- CAO's vang-regeling kinderopvang- regeling regeling Landbouw 100% 0% 0% 100% 1 Industrie 43% 7% 50% 100% 74 Bouw 0% 0% 100% 100% 1 Handel&horeca 48% 4% 48% 100% 23 Transport&communicatie 23% 3% 74% 100% 35 Zakelijke dienstverlening 48% 0% 52% 100% 23 Overige dienstverlening 39% 18% 43% 100% 28 Totaal 40% 6% 54% 100% 185 Bron: Arbeidsinspectie, januari 2003

De kleinere CAO's in de overige dienstverlening lijken met een inhaalslag bezig, gezien het hoge aandeel CAO's met een intentionele kinderopvangregeling. Opvallend is dat in de landbouwsec- tor de kleinere CAO een kinderopvangregeling heeft. De kleine bouw CAO heeft geen kinderop- vangregeling. Ook bij de kleinere CAO's heeft de sector transport en communicatie het minst aantal kinderopvangregelingen.

Sectorale verschillen grote en kleinere CAO's
Verschillen in het aantal CAO's met een kinderopvangregeling zijn met name te zien in de indu- strie en bouwsector. Bij de bouwsector is het verschil tussen grote CAO's en kleine het grootst; alle grote CAO's hebben een kinderopvangregeling, terwijl de kleine CAO geen melding maakt van een kinderopvangregeling. Van de kleinere CAO's in de industrie heeft 43% een kinderop- vangregeling, bij de grote is dit 96%.


15




16




3 Werkgeversbijdragen aan kinderopvang
In hoofdstuk 3 wordt uiteengezet welk percentage van de werkgevers zegt bij te dragen aan de kinderopvang van werknemers. De werkgeversbijdragen aan kinderopvang staan daarmee cen- traal in dit hoofdstuk. Werkgeversbijdragen kunnen variëren van een financiële bijdrage aan de kosten, het inkopen van kindplaatsen, het inkopen van kindplaatsen door een bemiddelingsbu- reau, een bedrijfscrèche tot een combinatie van deze mogelijkheden.

De omvang van werkgeversbijdragen wordt zowel integraal als uitgesplitst naar bedrijfsgrootte en sector weergegeven. De verdeling naar bedrijfsgrootte die is gehanteerd, is afgeleid van de inde- ling die het CBS hanteert. Hierbij zijn de grote bedrijven onder een noemer geschaard, namelijk 100 werknemers en meer. Dit is gedaan omdat het hier een relatief klein aantal werkgevers be- treft. Bovendien is uit de 0- en 1-meting gebleken dat eventuele knelpunten zich vaker bij de klei- ne bedrijven lijken voor te doen. De indeling van bedrijven naar grootte is daarom als volgt: · 1 t/m 9 werknemers;
· 10 t/m 19 werknemers;
· 20 t/m 49 werknemers;
· 50 t/m 99 werknemers;
· 100 en meer werknemers.

Bij dit hoofdstuk dient benadrukt te worden dat het hier gaat om het aantal werkgevers met en zonder CAO. In paragraaf 3.2 komen de bedrijven zonder CAO aan bod. De resultaten met be- trekking tot werkgevers kunnen niet direct worden doorberekend naar werknemers. Dat heeft te maken met het feit dat er relatief veel werkgevers zijn in Nederland met weinig werknemers (klei- ne bedrijven) en relatief weinig werkgevers met veel werknemers (de grote bedrijven). Wanneer bijvoorbeeld het aantal werkgevers met minder dan 10 werknemers wordt vergeleken met het aantal werkgevers met meer dan 100 werknemers dan blijken er 41 keer meer kleine werkgevers in Nederland te zijn1. Terwijl het aantal werknemers dat bij grote bedrijven (100 werknemers en meer) werkt ongeveer even groot is als het totaal aantal werknemers dat bij kleine bedrijven (tot 100 werknemers) werkt.
De percentages die zijn weergegeven, zijn gewogen percentages en geven daarmee een beeld van alle bedrijven in Nederland.

Paragraaf 3.1 beschrijft de bijdrage die werkgevers zeggen te bieden aan hun werknemers. Pa- ragraaf 3.2 gaat in op het feit of zij wel of niet onder een CAO vallen. In hoofdstuk 5 worden de resultaten uit deze meting en de vorige meting met elkaar vergeleken.


---

1 Van de werkgevers in de grootteklasse 1 t/m 9 werknemers hebben de meeste werkgevers minder dan 5 werkne- mers.


17


3.1 Wat werkgevers zeggen aan te bieden

Aan werkgevers in Nederland is gevraagd of zij een bijdrage leveren aan de kinderopvang van hun werknemers. Tevens is gevraagd op welke wijze die bijdrage wordt geleverd en hoe deze is vastgelegd.

Van de werkgevers met 100 of meer werknemers, zegt 73% een bijdrage te leveren aan de kin- deropvang van haar werknemers. Bij bedrijven met tussen de 50 en 99 werknemers is dit 48%. Kleine bedrijven dragen beduiden minder vaak bij aan de kinderopvang van hun werknemers. 8% van de bedrijven met minder dan 10 werknemers zegt een bijdrage te leveren. Wanneer naar het totaal aantal werkgevers wordt gekeken, levert 12% een bijdrage aan de kinderopvang van de werknemers. Als alleen naar de bedrijven met 10 of meer werknemers gekeken wordt, is dit 32%. In onderstaande figuur is de verdeling van werkgevers die bijdragen aan kinderopvang weerge- geven naar bedrijfsgrootte.

Figuur 3.1 Totaal werkgevers die bijdragen aan kinderopvang 120%
100%
27% 80% 52% 69%
60% 81%
92%
40% 73% 48% 20% 31%
19%
8%
0%

1 t/m 9 10 t/m 19 20 t/m 49 50 t/m 99 100 of meer

Bron: Werkgeversenquête Research voor Beleid.


18



In figuur 3.2 is te zien wat het aandeel is van werkgevers zonder CAO dat bijdraagt aan de kin- deropvang van werknemers. Werkgevers zonder CAO dragen beduidend minder bij aan de kin- deropvang van de kinderen van werknemers dan het totaal aan werkgevers. Zeker de werkgevers met minder dan 10 werknemers zeggen over het algemeen niet bij te dragen aan kinderopvang van werknemers. In tabel B2.3 in bijlage 2 staat een overzicht van redenen die werkgevers hebben om niet bij te dragen aan de kinderopvang.

Figuur 3.2 Werkgevers zonder CAO die bijdragen aan kinderopvang

120%
100%
80%
56% 65% 60% 81%
88%
97%
40%
20% 44% 35% 12% 19%
0% 3%

1 t/m 9 10 t/m 19 20 t/m 49 50 t/m 99 100 of meer

Bron: Werkgeversenquête Research voor Beleid.

Sectorale verdeling
Wanneer we kijken naar de sectorale verdeling van werkgevers die bijdragen aan de kinderop- vang van kinderen van werknemers, bieden in twee sectoren opvallend veel werkgevers een bij- drage aan de kinderopvang. Dit zijn de overheid met 97% van de werkgevers en de openbare nutsbedrijven met 77% van de werkgevers. In andere sectoren daarentegen wordt door relatief weinig werkgevers een bijdrage geleverd aan de kinderopvang van werknemers. Dit zijn de delf- stofwinning, horeca, reparatie en transportsectoren. Een tabel die de sectorale verdeling van be- drijven met en zonder kinderopvang weergeeft, is opgenomen als tabel B2.2 in bijlage 2.

Inhoud werkgeversbijdrage kinderopvang
Aan werkgevers is gevraagd op welke wijze zij bijdragen aan de kinderopvang van werknemers. Een financiële bijdrage blijkt voor meer dan de helft van de werkgevers de manier waarop wordt bijgedragen aan de kinderopvang van werknemers. In mindere mate wordt, direct of indirect, voor kindplaatsen gezorgd. Weinig bedrijven hebben een bedrijfscrèche. Een tabel met het type werk- geversbijdrage aan kinderopvang is opgenomen als tabel B2.4 in bijlage 2.

Tevens is gevraagd op welke leeftijdscategorie de kinderopvang van toepassing is. In tabel 3.1 is het resultaat weergegeven.


19


Tabel 3.1 Leeftijdscategorieën kinderopvang

Ongewogen % aantal 0 tot en met 4 jarigen 29% 386 0 tot en met 12 jarigen 30% 682 Weet niet/geen mening 41% 333 Totaal 100% 1.401 Bron: Werkgeversenquête Research voor Beleid

Van ruim 40% is onbekend voor welke leeftijdscategorie de kinderopvang geldt. Bij bedrijven en instellingen die wel konden aangeven voor welke leeftijdscategorie zij bijdragen aan de kinderop- vang, is te zien dat de procentuele verdeling van bedrijven die bijdragen aan de opvang van 0 t/m 4 ­jarigen ongeveer even groot is als de opvang van 0 t/m 12-jarigen.

3.2 Werkgevers waar CAO van toepassing
Van de werkgevers die zijn ondervraagd in de enquête, zegt 52% dat er binnen het bedrijf een CAO van toepassing is. Een tabel met sectorale verdeling van werkgevers met CAO is opgeno- men als tabel B2.1 in bijlage 2.

In paragraaf 3.1 is aangegeven dat bedrijven en instellingen die niet onder een CAO vallen min- der vaak bijdragen aan de kinderopvang van kinderen van werknemers. In tabel 3.2 wordt een vergelijking gegeven van de bijdrage aan kinderopvang die werkgevers in Nederland zeggen te geven.

Tabel 3.2 Relatie bijdrage bedrijven kinderopvang en CAO van toepassing Met werkgevers- Zonder werkgevers- Totaal bedrijven bijdragen KO bijdragen KO in Nederland CAO 20% 80% 52% Geen CAO 4% 96% 48% Totaal 12% 88% 100% Bron: Werkgeversenquête Research voor Beleid

Duidelijk is dat kleine bedrijven (met minder dan 10 werknemers) een grote stempel drukken op de totale resultaten. Het percentage werkgevers zonder CAO dat bijdraagt aan kinderopvang is zo laag omdat er veel kleine bedrijven zijn zonder CAO en die kleine bedrijven zelden zeggen bij te dragen aan de kinderopvang. Ook bij bedrijven met CAO hebben de kleine bedrijven een grote invloed op de aantallen werkgevers die bijdragen aan kinderopvang. Het totale percentage bedrij- ven met CAO dat bijdraagt aan kinderopvang wordt met name bepaald door het grote aantal klei- ne werkgevers met CAO die zeggen niet vaak bij dragen aan de kinderopvang van kinderen van medewerkers.


20




4 Dekkingsgraad werkgeversbijdragen kinderop- vang
In de vorige twee hoofdstukken is gekeken naar het aantal CAO's met een kinderopvangregeling en het aantal werkgevers dat bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers. In dit hoofdstuk wordt berekend hoeveel werknemers aanspraak kunnen maken op werkgeversbijdra- gen aan de kinderopvang van hun kinderen. Deze berekening vindt plaats in een aantal stappen:
1. de berekening van werknemers die in dienst zijn bij een werkgever die een CAO heeft waarin kinderopvang is geregeld (paragraaf 4.2);

2. de berekening van werknemers die in dienst zijn bij een werkgever zonder CAO per sector en bedrijfsgrootte (op basis van uitspraken werkgevers) (paragraaf 4.3);
3. de combinatie van deze twee berekeningen (paragraaf 4.4).

Alvorens aan deze berekening te beginnen, moeten enkele aannames worden gedaan.


4.1 Aannames ten behoeve van berekening dekkingsgraad Dekkingsgraad CAO's
De Arbeidsinspectie heeft 125 grote en 185 kleine CAO's onderzocht. Van alle werknemers die onder een CAO vallen, werkt 87% bij een werkgever die valt onder een van de 125 grote CAO's. De overgebleven 13% van de werknemers werkt bij een werkgever die valt onder een kleinere CAO. De Arbeidsinspectie heeft met een steekproef 185 van die kleinere CAO's geselecteerd. Gezien de wijze van inrichting van de steekproef door de Arbeidsinspectie, mogen we aannemen dat de resultaten van de 185 kleinere CAO's uit de steekproef representatief zijn voor de 13% werknemers die werkt bij een werkgever die is aangesloten bij een kleinere CAO. Dat betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat de onderzoeksresultaten van de Arbeidsinspectie represen- tatief zijn voor alle werknemers die onder een CAO vallen.

Aannames
Om de dekkingsgraad van werkgeversbijdrage kinderopvang te berekenen, zijn de volgende al- gemene aannames gedaan:

1. het aantal werknemers in Nederland is 6.289.0001 ;
2. 80% van de werknemers in Nederland valt onder een CAO, 20% valt niet onder een CAO;
3. het CAO-onderzoek van de Arbeidsinspectie is de meest betrouwbare bron voor gegevens over kinderopvangregelingen in CAO's in Nederland;
4. de Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang van Research voor beleid is de meest be- trouwbare bron voor gegevens over kinderopvangregelingen buiten een CAO in Nederland.


---

1 Dit is de werkzame beroepsbevolking minus de zelfstandigen, CBS Statline, 2002.


21


4.2 Werknemers onder CAO met kinderopvangregeling

Allereerst wordt gekeken naar de werknemers die onder een CAO vallen. In tabel 4.1 staat aan- gegeven hoeveel procent van de werknemers onder grote en kleine CAO valt waarin een (con- crete of decentrale) kinderopvangregeling staat. Deze aantallen zijn als volgt berekend.

Aantal werknemers onder CAO
Er is eerst gekeken naar het aantal werknemers in Nederland dat onder een CAO valt. Van de 6.289.000 werknemers in Nederland (aanname 1), nemen we aan dat 80% onder een CAO valt (aanname 2). Dat zijn 5.031.200 werknemers.

Grote CAO's
Van de 5.031.200 werknemers valt 87% onder een grote CAO, dat zijn 4.377.144 werknemers. In 85% van de grote CAO's is kinderopvang geregeld. Deze hebben betrekking op 80% van de werknemers. Wanneer 80% van 4.377.144 werknemers wordt genomen, is het aantal werkne- mers onder een grote CAO met kinderopvang te berekenen. Dat betekent dat 3.501.715 werk- nemers onder een grote CAO vallen, waarin kinderopvang is geregeld.

Kleine CAO's
13% van de werknemers valt onder een kleine CAO, dat zijn 654.056 werknemers. In 40% van de kleine CAO's is kinderopvang geregeld. Deze hebben betrekking op 51% van de werknemers. Wanneer 51% van 654.056 werknemers wordt genomen, is het aantal werknemers onder een kleine CAO met kinderopvang bekend. Dat betekent dat 333.569 werknemers onder een kleine CAO vallen waarin kinderopvang in geregeld.

Werknemers onder CAO met kinderopvangregeling
Het totaal aantal werknemers onder een CAO dat in dienst is bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van werknemers, staat weergegeven in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Aantal werknemers onder CAO met kinderopvang Aandeel werknemers Werknemers met KO met CAO Grote CAO's 69% 3.501.7151 Kleinere CAO's 7 % 333.5692 Totaal 76%* 3.835.284 Bron: berekeningen Research voor Beleid

* het totaalpercentage wijkt af van de som van grote en kleine CAO's. Dit is te verklaren door afronding van percentages.

In totaal heeft dus 76% van alle werknemers die onder een CAO vallen, een CAO waarin een kin- deropvangregeling is vastgelegd. Dit is 61%3 van het totaal aantal werknemers in Nederland.


---
1 6.289.000*80%*87%*80%.
2 6.289.000*80%*13%*51%.
3 3.835.284/6.289.000


22



4.3 Schatting dekkingsgraad werkgeversbijdragen kinderop- vang voor werknemers zonder CAO
Vervolgens wordt het aantal werknemers berekend dat niet onder een CAO valt maar wel een werkgever heeft die bijdraagt aan de kinderopvang van werknemers.

Deze berekening start met een calculatie van het aantal werknemers per sector en per bedrijfs- grootte. Vervolgens wordt per sector en bedrijfsgrootte gecalculeerd hoeveel werknemers werken bij een bedrijf dat niet onder een CAO valt. Van deze werknemers is daarna nagegaan hoeveel werken bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van werknemers. De tabellen met de uitkomsten van deze tussenstappen zijn opgenomen in bijlage 3. We volstaan hier met een sa- menvatting.

Het totaal aantal werknemers dat niet onder een CAO valt, is op basis van de werkgeversenquête vast te stellen op 1.669.2991. Van dit totaal werken 277.191 werknemers bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van werknemers. Dit komt neer op 17%2 van de werknemers zon- der CAO die gebruik kan maken van een werkgeversbijdrage aan kinderopvang.

Wanneer dit wordt doorberekend naar het landelijk totaal aantal werknemers, gaan we weer uit van de aanname dat 20% van de werknemers in Nederland niet onder een CAO valt. Op basis van deze aanname gaat het om 3% van het totaal aantal werknemers in Nederland3. Dat bete- kent dat 3% van het totaal aantal werknemers in Nederland niet onder een CAO valt, maar wel gebruik kan maken van een kinderopvangregeling.

4.4 Schatting dekkingsgraad werkgeversbijdragen kinderop- vang voor werknemers
Uit paragraaf 4.2 is gebleken dat 76% van alle werknemers die onder een CAO vallen4, bij een werkgever werken die bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers. Dat is 61% van het totaal aantal werknemers in Nederland. Uit paragraaf 4.3 is gebleken dat van alle werk- nemers die niet onder een CAO vallen5, 17% werkt bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers. Dat is 3% van het totaal aantal werknemers in Nederland. Het totaal aantal werknemers in Nederland dat werkt bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers, is daarmee 61% + 3% = 64%6.
---

1 Op basis van de werkgeversenquête zou 26% (1.669.299/ 6.289.000) van de werknemers in Nederland niet onder een CAO vallen.

2 277.191/1.669.299

3 6.289.000*20%*17%

4 Berekend met aanname dat 80% van de werknemers in Nederland onder een CAO valt.
5 Berekend met aanname dat 20% van de werknemers in Nederland niet onder een CAO valt.
6 Wanneer we uitgaan dat 26% (1.669.299/6.289.000) van de werknemers niet onder een CAO valt, dan werkt
55%+4%= 59% van alle werknemers in Nederland bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang.


23


Tabel 4.4 Schatting percentage werknemers in Nederland dat werkt bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers Onder een CAO Niet onder een CAO Totaal met kinderopvang met kinderopvang met kinderopvang Met kinderopvang 76% 17% 64% Zonder kinderopvang 24% 83% 36% Totaal 100% 100% 100% Bron: berekeningen Research voor Beleid

Wanneer wordt gekeken naar de werknemers zonder CAO, dan is het lage aandeel van werkne- mers met een kinderopvangregeling opvallend. Dat kan worden verklaard door de opbouw van de groep werknemers zonder CAO. Meer dan de helft van het aantal werknemers zonder CAO is werkzaam in een bedrijf met minder dan 10 werknemers. Deze groep werkgevers scoort verre- weg het laagst op werkgeversbijdragen aan kinderopvang. Omdat de groep werknemers die werkt in een klein bedrijf zo groot is, drukt zij een zware stempel op de resultaten van berekenin- gen met de groep werknemers zonder CAO. In tabel B 3.4 in bijlage 3 is dit duidelijk te zien.


24




5 Ontwikkelingen
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke ontwikkelingen te zien zijn in de CAO's en werkgevers- bijdragen aan kinderopvang. Paragraaf 5.1 gaat in op de werknemers. Paragraaf 5.2 gaat in op de CAO's. In paragraaf 5.3 worden de werkgevers belicht. Dit wordt gevolgd door een uitleg over de mogelijke invloed die de onderzoeksmethode heeft gehad op de onderzoeksresultaten van de werkgeversenquête van 2002.

5.1 Werknemers met kinderopvang
Uit de 1-meting van de Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang, die is gedaan in de periode oktober ­ november 2001, bleek dat tussen de 51% en 63% van de werknemers in Nederland werkt bij een werkgever met een kinderopvangregeling. In deze meting blijkt dat 64% van de werknemers werkt bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werk- nemers. In tabel 5.1 worden de onderzoeksuitkomsten onder elkaar gezet.

Tabel 5.1 Schatting werknemers met kinderopvang uit 1-meting en 2-meting Onder een CAO Niet onder een CAO Totaal Met kin- Zonder kin- Met kin- Zonder kin- Met kin- Zonder kin- deropvang deropvang deropvang deropvang deropvang deropvang
1-meting
Minimum 55% 45% 37% 63% 51% 49% Maximum 69% 31% 37% 63% 63% 37%
2-meting
% werknemers 76% 24% 17% 83% 64% 36% Bron: Berekeningen Research voor Beleid

Allereerst valt op dat in de vorige meting alle resultaten zijn gepresenteerd met bandbreedtes. Die marges zijn gebruikt omdat tijdens die meting de steekproef onder CAO's minder uitgebreid was. Bij de 1-meting is geen aanvullende steekproef getrokken van 185 kleinere CAO's. Hierdoor is van 13% van de CAO niet bekend geweest of zij melding maakten van een kinderopvangregeling. Om deze onzekerheid te ondervangen, is voortdurend gesproken van een minimum en maximum scenario.

Vervolgens is te zien dat het aandeel werknemers dat onder een CAO valt en een werkgever heeft die bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers, met 7% is gestegen ten opzichte van het maximum scenario uit de 1-meting. Dat betekent dat er tussen de 1-meting en deze meting een toename is van het percentage werknemers dat recht heeft op een kinderop- vangregeling op grond van CAO-afspraken.

Daarnaast valt op dat in deze 2-meting een veel kleiner deel van de werknemers zonder CAO werkt bij een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang dan in de vorige meting bleek. De mo- gelijke oorzaken hiervoor worden in paragraaf 5.4 uitgelegd. Duidelijk is echter wel dat werkge-


25


vers die niet onder een CAO vallen, achterblijven in het bijdragen aan kinderopvang voor de kin- deren van werknemers.

De totaalresultaten van de 2-meting laten ook een stijging zien, want ze liggen boven het maxi- mumscenario van de 1-meting. De winst van het aantal werkgevers die bijdraagt aan kinderop- vang van kinderen werknemers zit duidelijk bij de werkgevers die onder een CAO vallen. Het aantal werknemers dat niet onder een CAO valt maar wel kan rekenen op een bijdrage aan de kinderopvang, is waarschijnlijk als gevolg van de onderzoeksmethodiek in deze 2-meting ge- daald.

5.2 Grote CAO's met kinderopvang
Uit de 1-meting van de Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang is gebleken dat 68% van de grote CAO's een kinderopvangregeling heeft. In de 2-meting is dit aandeel gestegen tot 85%. De verdeling ziet er als volgt uit:

Tabel 5.2 Grote CAO's met kinderopvangregeling
Centraal Decentraal Intentioneel Geen afspraak Totaal
1-meting 55% 13% 9% 23% 100%
2-meting 70% 14% 2% 13% 100% Bron: Arbeidsinspectie, januari 2003

De grote winst is duidelijk gehaald in de CAO met centrale afspraken. Het aandeel van CAO's met kinderopvangregeling is met 17% gestegen. De CAO's met decentrale afspraken zijn nage- noeg gelijk gebleven.


5.3 Werkgevers met kinderopvang
Uit de 1-meting Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang blijkt dat 36% van de werkgevers met 10 of meer werknemers bijdraagt aan de kinderopvang van de kinderen van werknemers. Bij de 0-meting was dit nog 34%1. In deze 2-meting blijkt dat 32% van de werkgevers met 10 of meer werknemers bijdraagt aan de kinderopvang van kinderen van werknemers. Uit de 1-meting bleek tevens dat 24% van het totaal aantal werkgevers in Nederland een kinderopvang regeling heeft. In deze 2-meting is de uitkomst van werkgevers die bijdragen aan de kinderopvang van werkne- mers 12%. Dit lijkt een aanzienlijke daling van het aantal werkgevers dat bijdraagt aan de kinder- opvang van werknemers, maar dat is moeilijk voor te stellen. Een deel van deze daling kan mogelijk worden verklaard door de onderzoeksopzet (paragraaf 5.4). In figuur 5.1 zijn de onder- zoeksresultaten uit de 1-meting en in figuur 5.2 de resultaten uit de 2-meting weergegeven.


---

1 De marge op deze percentages uit de 0- en 1-meting was 1%. Vandaar dat destijds niet gezegd kon worden of er sprake was van een significante stijging.


26



Figuur 5.1 Werkgevers met en zonder kinderopvangregeling uit 1-meting

120%
100%
32% 80%
72%
60% 78%
40% 68% 20%
22% 28%
0%

1 t/m 9 10 t/m 49 50 of meer



Figuur 5.2 Werkgevers die bijdragen aan kinderopvang uit 2-meting
120%

100%

27% 80% 52% 69%
60% 81%
92%
40% 73% 20% 48% 31%
19%
8%
0%

1 t/m 9 10 t/m 19 20 t/m 49 50 t/m 99 100 of meer

In de 2-meting biedt 12% van alle bedrijven een bijdrage aan kinderopvang. Wanneer alleen naar de bedrijven met 10 of meer werknemers wordt gekeken, is dit 32%. Bij de 1-meting had nog 24% van de werkgevers een kinderopvangregeling. 36% van de bedrijven met 10 of meer werknemers bood een kinderopvangregeling. De sterke daling van het percentage bedrijven dat bijdraagt aan kinderopvang is met name veroorzaakt door de kleine bedrijven. Dit is goed voor te stellen aan- gezien 82% van het aantal bedrijven in Nederland minder dan 10 werknemers heeft.


5.4 Invloed onderzoeksmethode op resultaten Uit tabel 5.1 blijkt dat deze 2-meting een lager aandeel laat zien van het aantal werknemers zon- der CAO en met kinderopvang dan bij de 1-meting is gebeurt. Het verschil tussen 17% en 37% is zo groot dat er niet gesproken kan worden over een meetfout, maar dat iets anders dit verschil heeft veroorzaakt. Uit figuur 5.1 en 5.2 blijkt tevens dat het aantal werkgevers dat bijdraagt aan kinderopvang fors zou zijn gedaald. Omdat het onwaarschijnlijk is dat minder werkgevers zijn gaan bijdragen aan de kinderopvang van werknemers, moet er een andere oorzaak zijn. In de onderzoeksmethode ligt een aantal mogelijke oorzaken voor beide dalingen.


27


· Ten eerste is met dit onderzoek een hogere respons gehaald dat bij de 1-meting. De 1- meting had een respons van 48%, deze 2-meting een respons van 68%. Met name bij de kleinere bedrijven is de respons fors hoger (53% in plaats van 24%). Deze hoge respons is mede het gevolg van een beknopte vragenlijst. Waarschijnlijk hebben bij dit onderzoek meer werkgevers gerespondeerd die niet bijdragen aan de kinderopvang van kinderen van werk- nemers. De hogere respons maakt deze onderzoeksresultaten betrouwbaarder dan de vori- ge. Helaas blijkt nu dat het percentage werkgevers (en dus ook werknemers) met een kinderopvangregeling in de vorige meting is overschat.

· Een andere reden voor een grotere betrouwbaarheid van de 2-meting ten opzichte van de 1- meting is een verbetering van de onderzoeksopzet. Ditmaal is een even grote steekproef ge- trokken van bedrijven, maar is gestratificeerd naar meer grootteklassen en meer sectoren. Door weging is hiervoor gecorrigeerd. Deze opzet zorgt voor een grotere betrouwbaarheid.

· Een derde oorzaak kan liggen in het feit dat werkgevers niet altijd weten of ze bijdragen aan de kinderopvang van kinderen van werknemers cq. een kinderopvangregeling hebben.

· Een laatste mogelijkheid is dat werkgevers wel een regeling kunnen hebben, maar in de tele- fonische enquête de vraag werkgeversbijdragen aan kinderopvang hebben geïnterpreteerd als de daadwerkelijke bijdrage die zij momenteel leveren. Daarbij is het mogelijk dat zij een regeling hebben maar momenteel niet bijdragen en dus negatief hebben geantwoord op de vraag of zij bijdragen aan de kinderopvang van kinderen van werknemers.

Concluderend kan slechts worden gesteld dat het percentage werkgevers zonder CAO dat bij- draagt aan de kinderopvang van werknemers moeilijk is vast te stellen.


28




Bijlage 1 Vragenlijst telefonische enquête
Vragenlijst 2-meting monitor werkgeversbijdragen kinderopvang (B2714 )

Goedemorgen/middag, u spreekt met ...van het onderzoeksbureau Research voor Beleid te Lei- den. In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voeren wij een on- derzoek uit naar kinderopvangregelingen onder bedrijven in Nederland. Zou ik u een paar vragen mogen stellen? Het gaat om een eenvoudig onderzoek dat hooguit twee minuten van uw tijd zal kosten.

Non-respons vragen

Wanneer toch geweigerd en de receptie wil je niet doorverbinden.


1. Mag ik u nog een drietal vragen stellen:
¨ Ja à Ga door naar vraag 2
¨ Nee
¨ Weet niet/geen mening

à Ga naar einde vragenlijst


2. Kunt u aangeven waarom u niet wilt meewerken? ¨ Het bedrijf heeft geen kinderopvangregeling à ga naar vraag 4 ¨ Tegen enquêtes in het algemeen
¨ Tegen commerciële enquêtes
¨ Tegen deze enquête
¨ Tegen telefonische enquêtes
¨ Geen tijd/geen zin
¨ Anders, namelijk .......................... ¨ Weet niet/geen mening


3. Levert uw bedrijf/vestiging een bijdrage aan de kinderopvang van de werknemers? ¨ Ja
¨ Nee
¨ Weet niet/geen mening


4. Hoeveel werknemers heeft uw bedrijf? (Het mag een schatting zijn) INT: bij een vestiging van een groter bedrijf, gaat het om het aantal werknemers van de ves- tiging.

... werknemers

à Ga naar einde vragenlijst


29


Werkgeversbijdragen kinderopvang
De vragen die ik u ga stellen, hebben betrekking op de wijze waarop uw bedrijf/organisatie bij- draagt aan de kinderopvang van de werknemers van het bedrijf/de organisatie.

5. Is er in uw bedrijf/organisatie een CAO van toepassing? ¨ Ja
¨ Nee
¨ Weet niet/geen mening

6. Draagt uw bedrijf/organisatie bij aan de kinderopvang van de werknemers? ¨ Ja à ga naar vraag 8
¨ Nee
¨ Weet niet/geen mening à ga naar vraag 8

7. Wat is de reden dat uw bedrijf/organisatie geen bijdrage levert aan de kinderopvang van werknemers?
INT: Meerdere antwoorden mogelijk, antwoordcategorieën niet oplezen. ¨ Is niet in de CAO geregeld
¨ Kinderopvang is geen taak van de werkgever ¨ Weinig of geen vrouwelijke werknemers
¨ Geen behoefte, werknemers hebben geen kinderen ¨ Geen behoefte, werknemers hebben wel kinderen ¨ Te duur
¨ Niet alle werknemers kunnen profiteren van een kinderopvangregeling ¨ Anders, namelijk.............................. ¨ Weet niet/geen mening

à ga naar vraag 12

8. Op welke manier is de bijdrage die uw bedrijf/organisatie levert aan kinderopvang vastge- legd?
¨ In de CAO
¨ In een bedrijfsregeling
¨ In de CAO en in een bedrijfsregeling
¨ Anders namelijk,............................. ¨ Weet niet/geen mening

9. Op welke wijze draagt uw bedrijf/organisatie bij aan de kinderopvang van de werknemers? ¨ Een bijdrage aan de werknemer voor de kosten van kinderopvang ¨ Het bedrijf koopt zelf kindplaatsen in
¨ Een bemiddelingsbureau koopt kindplaatsen in ¨ Er is een bedrijfscrèche
¨ Anders, namelijk..................................... ¨ Weet niet/geen mening


30



10. Op welke leeftijdscategorie van de kinderen is de bijdrage aan de kinderopvang van toepas- sing?
¨ 0 tot en met 4 jarigen
¨ 0 tot en met 12 jarigen
¨ Weet niet/geen mening

11. Waarom levert uw bedrijf/organisatie een bijdrage aan de kinderopvang van de werkne- mers? INT: Meerdere antwoorden mogelijk. Antwoordcategorieën niet oplezen. ¨ Nieuw personeel aantrekken
¨ Vasthouden van het huidige personeel
¨ Voor het behoud van vrouwen binnen het bedrijf ¨ Voor de doorstroming van vrouwen binnen het bedrijf ¨ Het personeelsbestand van het bedrijf is gegroeid ¨ Het is als verplichting vastgelegd in de CAO ¨ Kinderopvang past in een modern personeelsbeleid ¨ Wens van de ondernemingsraad (OR)
¨ Anders, namelijk
¨ Weet niet/geen mening

12. Hoeveel werknemers heeft uw bedrijf/organisatie? (Het mag een schatting zijn) INT: bij een vestiging van een groter bedrijf, gaat het om het aantal werknemers van de ves- tiging.

... werknemers

13. Tot welke sector behoort de organisatie waar u werkt? ¨ Landbouw en visserij
¨ Delfstoffenwinning
¨ Industrie
¨ Openbare nutsbedrijven
¨ Bouwnijverheid en installatiebedrijven
¨ Handel
¨ Hotel- en restaurantwezen
¨ Reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen ¨ Transport, opslag- en communicatiebedrijven ¨ Bank en verzekeringswezen
¨ Verhuur en zakelijke dienstverlening
¨ Openbaar bestuur, sociale verzekering
¨ Onderwijs
¨ Zorg
¨ Cultuur en recreatie
¨ Overige dienstverlening
¨ Weet niet/geen mening

Einde interview
Ik ben gekomen aan het einde van het interview. Ik wil u hartelijk danken voor uw medewerking. Prettige dag/middag.


31




32




Bijlage 2 Aanvullende tabellen resultaten telefonische enquête
De tabellen in deze bijlage zijn gegroepeerd aan de hand van de opbouw van de telefonische vra- genlijst.
· Sectorale verdeling CAO's
· Sectorale verdeling werkgeversbijdragen
· Redenen niet bijdragen aan kinderopvang
· Wijze waarop kinderopvangregeling is vastgelegd · Soort werkgeversbijdrage kinderopvang
· Motivatie werkgevers tot bijdragen aan kinderopvang

Sectorale verdeling CAO's

Tabel B2.1 Sectorale verdeling wel en geen CAO van toepassing (volgens werkgevers) Wel CAO Geen CAO Aantal Landbouw en visserij 61% 39% 83 Delfstofwinning 79% 21% 9 Industrie 64% 36% 353 Openbare nutsbedrijven 96% 4% 30 Bouwnijverheid en ­installatiebedrijven 61% 39% 291 Handel 56% 44% 483 Horeca 76% 24% 85 Reparatie voor gebruiksgoederen 50% 50% 14 Transport-, opslag- en communicatiebedrijven 46% 54% 285 Bank- en verzekeringswezen 69% 31% 100 Zakelijke dienstverlening 26% 74% 327 Overheid 92% 8% 94 Onderwijs 74% 26% 271 Zorg 61% 39% 190 Cultuur en recreatie 46% 54% 181 Overige dienstverlening 33% 67% 562 Totaal 51% 49% 3.322

De absolute aantallen in tabel B2.1 lopen sterk uiteen. Toch is tijdens het onderzoek bij alle sec- toren nagenoeg dezelfde respons behaald waardoor de verdeling evenredig is. Sectoren met veel bedrijven hebben dus in dit onderzoek een evenredige invloed op de resultaten.


33


Sectorale verdeling werkgeversbijdragen kinderopvang

Tabel B2.2 Sectorale verdeling van werkgevers die naar eigen zeggen wel en geen bijdrage le- veren aan kinderopvang
Met werkgeversbijdrage Zonder werkgeversbijdrage Landbouw en visserij 11% 89% Delfstofwinning 3% 97% Industrie 15% 85% Openbare nutsbedrijven 77% 23% Bouwnijverheid en ­installatiebedrijven 10% 90% Handel 13% 87% Horeca 1% 99% Reparatie voor gebruiksgoederen 2% 98% Transport-, opslag- en communicatiebedrijven 9% 91% Bank- en verzekeringswezen 19% 81% Zakelijke dienstverlening 11% 89% Overheid 97% 3% Onderwijs 18% 82% Zorg 23% 77% Cultuur en recreatie 10% 90% Overige dienstverlening 12% 88% Totaal 12% 88%

Redenen voor niet bijdragen aan kinderopvang

Tabel B2.3 Redenen voor geen werkgeversbijdragen kinderopvang Ongew. Aantal % Geen behoefte, werknemers hebben geen kinderen 389 28% Klein bedrijf 200 26% Geen behoefte, werknemers hebben wel kinderen 648 25% Weinig of geen vrouwelijke werknemers 281 14% Te duur 92 2% Is niet in de CAO geregeld 91 2% Kinderopvang is geen taak van de werkgever 60 1% Niet alle werknemers kunnen profiteren van kinderopvang 16 0% Anders 180 6% Weet niet/geen mening 259 3% Totaal 2009 100% Noot: meerdere antwoorden mogelijk, gepercenteerd op aantal cases.

De drie meest genoemde redenen die werkgevers hebben om niet bij te dragen aan de kinderop- vang van werknemers lijken gericht op de huidige omstandigheden van het bedrijf. Het bedrijf wordt te klein geacht of er bestaat momenteel geen behoefte onder de werknemers. Het is niet


34



bekend of werkgevers, wanneer de situatie erom vraagt, welwillend of onwelwillend tegenover werkgeversbijdragen aan kinderopvang staan.

Wijze waarop werkgeversbijdragen zijn vastgelegd

Tabel B2.4 Wijze waarop werkgeversbijdrage kinderopvang is vastgelegd Ongew. Aantal % In de CAO 634 44% In een bedrijfsregeling 485 27% In de CAO en in een bedrijfsregeling 111 3% Weet niet/geen mening 111 16% Anders 60 11% Totaal 1.401 100%

Soort werkgeversbijdrage kinderopvang

Tabel B2.5 Soort werkgeversbijdrage kinderopvang Aantal % Een bijdrage aan de werknemer voor de kosten van kinderopvang 852 56% Een bemiddelingsbureau koopt kindplaatsen in 241 9% Het bedrijf koopt zelf kindplaatsen in 110 6% Er is een bedrijfscrèche 22 4% Fin.bijdrage aan werknemer en bedrijf koopt zelf kindplaatsen in 17 0% Fin.bijdrage aan werknemer en bemiddelingsbureau koopt kindplaatsen in 15 0% Fin.bijdrage aan werknemer en bedrijfscrèche 1 0% Weet niet/geen mening 108 18% Anders 35 6% Totaal 1.401 100%


35


Motivatie
De werkgevers die bijdragen aan kinderopvang van de werknemers, geven hiervoor de volgende motivatie.

Tabel B2.6 Redenen voor werkgeversbijdragen kinderopvang Ongew. Aantal % Vasthouden van het huidige personeel 472 30% Het is als verplichting vastgelegd in de CAO 475 27% Voor het behoud van vrouwen binnen het bedrijf 244 14% Kinderopvang past in een modern personeelsbeleid 214 10% Nieuw personeel aantrekken 95 5% Voor de doorstroming van vrouwen binnen het bedrijf 27 0% Wens van de ondernemingsraad (OR) 11 0% Het personeelsbestand van het bedrijf is gegroeid 2 0% Weet niet/geen mening 152 22% Anders 191 10% Totaal 1.401 100% Noot: meerdere antwoorden mogelijk, gepercenteerd op aantal cases.

De redenen die het meest genoemd zijn door werkgevers om bij te dragen aan de kinderopvang van werknemers, zijn `het vasthouden van het personeel' en `het is een verplichting binnen de CAO'.


36




Bijlage 3 Tabellen bij berekeningen dekkingsgraad
werknemers
Tabellen die zijn gebruikt bij de berekening van het aandeel werknemers zonder CAO met een werkgever die bijdraagt aan de kinderopvang.

Tabel B3.1 Werknemers in Nederland naar sector en bedrijfsgrootte
1 t/m 9 10 t/m 19 20-49 50-99 100 en Totaal meer Landbouw en visserij 85.815 15.733 16215 7450 18067 143.280 Delfstoffenwinning 225 145 1207,5 745 6775 9.098 Industrie 89.550 59.088 128.513 106.163 709.138 1.092.451 Openbare nutsbedrijven 247,5 145 345 1117,5 24842 26697 Bouwnijverheid en ­installatiebedrijven 119.205 58.943 97.290 53640 198739 527.817 Handel, hotel- en restaurantwezen, reparatie- 490.073 130.138 196.823 104.673 458.455 1.380.161 bedrijven voor gebruiksgoederen
Transport, opslag- en communicatiebedrijven 53.708 27.840 52.440 38740 178414 351.142 Bank- en verzekeringswezen, zakelijke 258.053 81.998 122.820 86.420 535.241 1.084.531 dienstverlening.
Overheid 110.340 24.940 79.005 96.105 1.011.763 1.322.153 Overige dienstverlening, cultuur, recreatie 133.088 22.040 32257,5 24212,5 133246 344.844 Totaal 1.340.303 421.008 726.916 519.265 3.281.508 6.289.000 Bron: Berekening Research voor Beleid op basis gegevens CBS

Tabel B3.2 Aantal werknemers waarvan werkgever bijdraagt aan kinderopvang
1 t/m 9 10 t/m 19 20 t/m 49 50 t/m 99 100 en Totaal meer Landbouw en visserij 10.298 1.259 2.432 0 5.239 19.228 Delfstoffenwinning 0 0 205 373 2.710 3.288 Industrie 7.164 15.363 30.843 50.958 446.757 551.085 Openbare nutsbedrijven 69 36 0 894 23.848 24.847 Bouwnijverheid en ­installatiebedrijven 7.152 3.537 30.160 21.992 143.092 205.933 Handel, hotel- en restaurantwezen, repara- 24.504 23.425 57.079 47.103 339.257 491.368 tiebedrijven voor gebruiksgoederen
Transport, opslag- en communicatiebedrijven 4.834 2.784 7.866 5.036 62.445 82.965 Bank- en verzekeringswezen, zakelijke 28.386 18.860 56.497 51.852 380.021 535.616 dienstverlening.
Overheid 13.241 6.235 26.862 57.663 849.881 953.882 Overige dienstverlening, cultuur, recreatie 9.316 6.392 10.968 10.169 98.602 135.447 Totaal 104.964 77.891 222.912 246.040 2.351.852 3.003.659 Bron: Berekening Research voor Beleid


37


Tabel B3.3 Aantal werknemers in Nederland zonder CAO

SBI 1 t/m 9 10 t/m 19 20 t/m 49 50 t/m 99 100 en Totaal meer Landbouw en visserij 24.028 2.675 0 0 0 26.703 Delfstoffenwinning 74 48 604 499 3388 4.613 Industrie 43.880 11.227 26.988 10.616 49.640 142.351 Openbare nutsbedrijven 62 73 173 224 0 532 Bouwnijverheid en ­installatiebedrijven 176.426 1.768 5.837 2682 0 186.713 Handel, hotel- en restaurantwezen, reparatie- 235.235 40.343 49.206 23.028 87.106 bedrijven voor gebruiksgoederen 434.918 Transport, opslag- en communicatiebedrijven 26.854 7.517 12.586 8135 37467 92.559 Bank- en verzekeringswezen, zakelijke 188.379 46.739 58.954 41.482 171.277 dienstverlening. 506.831 Overheid 57.377 2.245 3.950 3.844 50.588 118.004 Overige dienstverlening, cultuur, recreatie 94.492 7.494 9032 7748 37309 156.075 Totaal 846.807 120.129 167.330 98.258 436.775 1.669.299 Bron: Berekening Research voor Beleid

Tabel B3.4 Aantal werknemers zonder CAO met kinderopvang SBI 1 t/m 9 10 t/m 19 20 t/m 49 50 t/m 99 meer dan Totaal 100 Landbouw en visserij 3.364 0 0 0 0 3.364 Delfstoffenwinning 0 0 0 250 1.355 1.605 Industrie 0 0 3.778 2.123 0 5.901 Openbare nutsbedrijven 0 37 0 224 0 261 Bouwnijverheid en ­installatiebedrijven 0 0 1.459 885 0 2.344 Handel, hotel- en restaurantwezen, 0 5.648 5.413 3.435 41811 56.307 reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen
Transport, opslag- en communicatiebedrij- 1.880 1.127 1.636 651 9.367 14.661 ven
Bank- en verzekeringswezen, zakelijke 13.187 4.674 1.786 24.060 82.213 125.920 dienstverlening.
Overheid 0 898 514 0 33.894 35.306 Overige dienstverlening, cultuur, recreatie 1.890 2.098 1.987 2.789 22.758 31.522 Totaal 20.321 14.482 16.573 34.417 191.398 277.191 Bron: Berekening Research voor Beleid


38




Research voor Beleid
Schipholweg 13 - 15
Postbus 985
2300 AZ Leiden
telefoon: (071) 5253737
telefax: (071) 5253702
e-mail: rvb@rvbh.nl
www.researchvoorbeleid.nl


39