Vrije Universiteit Amsterdam

Informatie voor de pers. Vrije Universiteit Amsterdam. 28/02/2003


---

Bioscreening baggerslib maakt betere benutting opslagcapaciteit mogelijk

Volgens milieutoxicoloog Joost Stronkhorst kunnen biologisch effectmetingen in het laboratorium goed worden gebruikt om te beoordelen of baggerslib al dan niet verontreinigd is. Toepassing van deze biologische screening zal er volgens hem toe leiden dat opslagdepots voor vervuild baggerslib optimaal worden benut waardoor de vervuiling van het zeemilieu verder kan afnemen. Dit schrijft Stronkhorst in zijn proefschrift Ecotoxicologische effecten van Nederlands havenslib. Joost Stronkhorst is verbonden aan het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam en voerde zijn promotieonderzoek uit bij het Rijks Instituut voor Kust en Zee (RIKZ), een onderdeel van Rijkswaterstaat. Hij verdedigt zijn proefschrift op 11 maart 2003 aan de VU.

Bij het baggeren in kusthavens komen jaarlijks miljoenen kubieke meters slib vrij dat ergens gestort moet worden. Dit baggeren is noodzakelijk om de vaarwegen naar havens toe op de juiste diepte te houden zodat de havens voor schepen bereikbaar blijven. Rijkswaterstaat moet weten of dit slib verontreinigd is, om te kunnen beslissen of de havenbeheerder een vergunning krijgt om het slib in zee terug te storten of dat opslag vereist is in speciaal daarvoor bestemde depots.

In de 4^e Nota Waterhuishouding heeft de regering aan Rijkswaterstaat gevraagd een beoordelingssysteem te ontwikkelen om de schadelijkheid van baggerslib beter vast te kunnen stellen. Tot nu toe werd baggerslib alleen analytisch-chemisch getoetst op een probleemstoffen lijst uit de jaren "70. Omdat het ondoenlijk is om voor duizenden "onbekende" stoffen chemische normen vast te stellen zijn nu een aantal biologische metingen geselecteerd waarmee de gecombineerde biologische effecten van verontreinigingen in baggerslib zijn vast te stellen. Daarbij maakte hij gebruik van de gevoeligheid van slijkgarnalen, zeeklitten, zoutwaterbacterikn en gemodificeerde rattenlevercellen voor bepaalde (groepen van) stoffen.

Uit het onderzoek is gebleken dat 10% tot 20% van het baggerslib een nadelig biologisch effect vertoont. Omdat deze biologische analyses niet alles kunnen identificeren wordt een aantal actuele probleemstoffen ook chemisch geanalyseerd. Een belangrijke probleemstof is het zeer giftige tributyltin (TBT), afkomstig van aangroeiwerende verf op de scheepswanden van zeeschepen, dat waarschijnlijk vanaf 2008 op internationaal niveau verboden gaat worden.

Met de resultaten van dit onderzoek is nu een concreet effect gericht beoordelingssysteem beschikbaar, geschikt voor het verlenen van vergunningen en ontheffingen voor het storten van baggerslib in het Nederlandse kustwater. Het is nu nog wachten op het officikle besluit van de verantwoordelijke ministeries over de inzet van het verbeterde en geactualiseerde beoordelingssysteem.