ChristenUnie


28473 Europese Conventie Donderdag 13 Maart 2003 - 15:44

Spreker: A. Rouvoet - plenair
Onderwerp: Europese Conventie
Nummer: 28 473
Datum: 13 maart 2003

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Het is misschien onvermijdelijk, maar de Conventie over de toekomst van Europa is een project met een aantal lastige figuren. Ik heb het dan niet over de leden van de Conventie. Het is een ambitieus project met een bijna onverantwoord tijdpad. Het is ook een zeer gemengd gezelschap dat wél tot teksten moet zien te komen maar dat niet mag stemmen om het draagvlak voor die teksten vast te stellen. Daarom werkt het met een geheel eigensoortige benadering van consensus.
Bovendien werkt de Conventie in het besef dat na alle noeste arbeid de regeringsleiders met hun recht van veto alle broze onderhandelingscom-promissen nog eens ter tafel krijgen. Als de Conventie slaagt, loopt zij gerede kans om tijdens de IGC alsnog te mislukken.
De grondhouding van de ChristenUnie ten aanzien van de Conventie is positief waar het gaat om zaken als vereenvoudiging, verheldering, vervanging van de oude verdragen door een nieuw verdrag, scherpe afbakening van bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten, de beperking tot de bevestiging van bestaande bevoegdheden en accenten die gelegd worden op de intergouvernementele methode. Deze aspecten getuigen van realiteitszin. Minder verstandig is het om deze Conventie te belasten met verderreikende ambities, met name op het gebied van het GBVB. Ik herinner mij dat de heer Giscard dEstaing aan de overkant van het Binnenhof tegen de parlementa-riërs zei dat zij geen genoegen moeten nemen met wat er nu ligt, maar verderreikende stappen moeten zetten omdat anders de Conventie haar geloofwaardigheid zou verliezen. Ik denk dat de heer Penders wijze woorden schreef in de Staatscourant toen hij vaststelde dat Europa niet verder komt dan het zoeken van een consensus over een zo risicoloos mogelijk beleid. Het is ook veelzeggende dat de cruciale paragrafen de bevoegdheden van de instellingen en het GBVB in de ontwerpteksten nog niet zijn ingevuld. De eerste hete aardappelen liggen dus al op het bordje van de IGC. Wat gebeurt er als een land een veto uitspreekt over het afschaffen van de oude verdragen? Wordt dat land uit de EU gezet en mag het dan alleen maar in de Europese economische ruimte verblijven? In het verlengde van hetgeen ik gezegd heb, is mijn fractie sceptisch dan wel kritisch over een aantal specifieke aspecten van de werkwijze en de ontwerpteksten van de Conventie. Allereerst noem ik de werkwijze. Op de eerste 16 artikelen zijn 1200 amendementen ingediend. Als het uiteindelijk 250 tot 300 artikelen worden, hebben wij het al gauw over 20.000 of meer amendementen die wij moeten bespreken. Dan weeg ik nog niet eens mee dat de gevoeligste onderdelen nog komen. Gevoegd bij de eerder genoemde consensusbenadering en het uiteindelijk ontbreken van invloed op de eindtekst, lijkt mij dat een garantie voor verbrokkeling en misschien wel onwerkbare compromissen in de uiteindelijke tekst.
Een volgend punt betreft de terminologie. De term constitutioneel verdrag spreekt mijn fractie beduidend meer aan dan de term Europese grondwet. Toch is dat de tekst die steeds terugkeert in de artikelen zelf.
Een derde punt zijn de retoriek over het Europees burgerschap en de grootse plannen met betrekking tot een Europese politieke eenheid. Wat moet precies worden verstaan onder dat Europees burgerschap? Over opneming van het Handvest in het constitutioneel verdrag kan ik kort zijn. Mijn inschatting is dat regeringsvertegenwoordiger De Vries met zijn amendement op dit punt meer recht doet aan de motie van de heer De Hoop Scheffer over de relatie tussen Handvest en het verdrag dan de heer Van der Linden die pleit voor een integratie in plaats van een by passoperatie.
Als laatste punt noem ik nog het openhouden van de optie van een verenigde staten van Europa. Ik vind het niet verstandig om een historisch gekunstelde parallel met de Verenigde Staten van Amerika te trekken. De Europese Unie is geen federatie en zal dat ook nooit worden. Laten wij toch eens erkennen dat Europa en zijn burgers het meest gediend zijn met een Europese samenwerking sui generis die haar finaliteit niet zoekt in het federale model maar in de bestendiging van de nationale lidstaten. Ik ben dus niet rouwig over het schrappen van die formulering uit de oude verdragen omtrent het steeds hechter wordende verbond tussen de volken van Europa. Dat roept inderdaad de vraag op die de heer Van Baalen al stelde en die volgens mij ook nog in artikel 43 terugkomt, namelijk wat dan de Staten van Europa is, hoever dat reikt. Ook op dit punt verneem ik graag de opvatting van de regering.
Voorzitter. Wij zien ook niets in de plannen voor een president van de Unie. Mijn oud-fractiegenoot Van Middelkoop citerend: een unie die zich kenmerkt door statelijke en culturele verscheidenheid heeft geen gekunsteld eenheidssymbool nodig. Overigens heeft hij nog wel de interessante suggestie gedaan voor een president van Europa maar dan meer in de functie van een secretaris-generaal die, bij handhaving van het roulerend voorzitterschap, de continuïteit kan waarborgen. Ik krijg hierop graag een eerste reactie van de regering. De heer Timmermans (PvdA): Ik ben blij dat de fractie van de ChristenUnie wel bereid is om creatief mee te denken over alternatieven en wij zullen die handschoen graag opnemen, maar ik wil er wel direct bij gezegd hebben dat onze fractie in de plannen van de heer Van Middelkoop niet zo aanstaat de gedachte van een feodaal Europa.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Nu moet u de heer Van Middelkoop wel recht doen, want hij had het over een neo-feodaal Europa en dat is toch echt wat anders. Leest u zijn artikel nog maar eens goed door en laten wij het er dan nog maar eens over hebben, want er zaten toch briljante ideeën in. Ze kent u ons immers ook!
Positief staat mijn fractie tegenover de accentuering van de subsidiariteittoets, het early warning system, en de versterking van de rol van de nationale parlementen, al blijft het tweede Protocol wel erg steken in de op zichzelf nuttige regeling van toegang tot informatie.
Het is toch vooral de verantwoordelijkheid van de nationale parlementen zelf om vervolgens politiek vlees op de botten te brengen. In mijn fractie bestaat dus weerstand tegen de federale ambities en die moeten ons er ook van weerhouden om al te lichtvaardig te spreken over de Europese Unie als een waardengemeenschap. Wellicht vindt men dit een wat merkwaardige opmerking uit mijn mond, maar ik moet haar wel maken. Natuurlijk is er sprake van enige gemeenschappelijkheid, in historie, in normatieve oriëntatie en geestelijk en cultureel erfgoed, maar wij moeten toch oppassen om het onkritische begrip gemeenschap zo op te rekken dat het wel allerlei warme gevoelens oproept maar weinig meer te maken heeft met de abstractie van de dagelijkse realiteit. Ik zal in ieder geval niemand aanraden om deze dagen in de Veiligheidsraad van de VN warme woorden te spreken over de Europese Unie als een waardengemeenschap, want scepsis zal dan zijn deel zijn. De heer De Graaf (D66): Kunnen wij ons wel verenigen op de term Europa is een democratische waardengemeenschap?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): In ieder geval een democratische instelling, maar uit mijn inbreng zult u hebben begrepen dat kan u niet verbazen na heel lange ervaring met onze standpunten dat de fractie van de ChristenUnie Europa nog altijd ziet als een belangrijke gemeenschap voor economische samenwerking met alle spin off die dat heeft gehad, maar niet streeft naar een overkoepelende waardengemeenschap. Wij hebben samen ook een debat gevoerd over waarden en normen in Nederland en toen konden wij niet eens een fatsoenlijk op consensus gericht debat voeren over datgene waarover wij het in Nederland eens zouden zijn, laat staan in Europa waar nog zoveel meer verscheidenheid is. Het is niet mijn ambitie om die discussie op een hoog en abstract niveau in Europa te voeren. De heer De Graaf (D66): Het zal u niet verbazen dat ik toch zal blijven proberen u te overtuigen, al was het maar omdat het van belang is dat wij Europa in ieder geval neerzetten als een gemeenschap met een aantal essentiële democratische waarden in termen van democratie en rechtsstaat die in een groot deel van de rest van de wereld niet worden beleden. Dat vind ik per definitie belangrijk, afgezien van wat wij verder denken over religie, normen en waarden die in elke samenleving aan de orde zijn.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Op dit punt vinden de heer De Graaf en ik elkaar natuurlijk heel gemakkelijk. Tegen deze fundamentele noties in de ontwerptekst keer ik mij natuurlijk ook niet, maar ik wil wel het spreken over een waardengemeenschap relativeren. Uiteraard is het van belang om in verdragsteksten bepaalde fundamentele noties te hebben, zoals die er ook in stonden, zoals de inzet voor democratie, gelijkwaardigheid en gelijke behandeling. Er zijn er nog wel meer te noemen, maar ik hoop dat u ook mijn relativering begrijpt. Ik rond af met een opmerking over de eventuele verwijzing naar de religieuze wortels of de vermelding van God in het constitutioneel verdrag. Het heeft mij, na de reactie van de minister-president op de vragen van mijn partijgenoot Blokland uit het Europees Parlement in het debat over de Staat van de Unie, verbaasd dat hierover in de notitie van het kabinet niets wordt opgemerkt. Waar staat de regering nu in deze discussie? Wat is haar inzet in de Conventie? Ik wil wel gezegd hebben dat als de Belgische minister Louis Michel zegt dat een dergelijke verwijzing de principes van de Franse revolutie zou aantasten, dit voor mijn fractie in ieder geval een krachtig argument is om het zeker wel te doen. Laten wij nu eens uitbuiten dat de Frans-Duitse as op dit punt niet functioneert. Het zou mij een lief ding waard zijn als in het kader van het Constitutioneel Verdrag wel een opmerking wordt gemaakt over de positie van kerken, dat wil zeggen over de verhouding kerk-staat die een nationale aangelegenheid dient te zijn die geen regeling op Europees niveau behoeft. De heer De Graaf (D66): Ik twijfel nu aan de consistentie in het betoog van de heer Rouvoet. Hij zegt eerst dat wij vooral Europas waarden-gemeenschap, anders dan democratie en rechtsstaat, moeten relativeren, want wij kunnen in Nederland al geen overeenstemming bereiken over normen en waarden. Kortom, wij willen daar niet aan, wij zien Europa vooral als een economische gemeenschap. Vervolgens pleit hij wel voor het opnemen van God in de grondwet. Dit is nu bij uitstek een symbool van een waardengemeenschap in termen die hij niet wil. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik zie hier geen tegenstelling. Ik heb niet gezegd dat wij niet over waarden moeten spreken. Ik heb gezegd dat als wij weg willen blijven van het federale model en een overkoepelende instantie van Europa boven de nationale lidstaten in alle opzichten in brede zin, wat mijn fractie ook voorstaat, dit ook een relativering is van het veelvuldig spreken over waardengemeenschap. Ik heb ook wel eens gesproken in termen van waarden in Europa. Ik heb verwezen naar de gemeenschappelijke wortels en historie en naar het gemeenschappelijk cultureel en geestelijk erfgoed. Dit is echter iets anders dan een zwaar onderwerp te maken van een discussie over Europa als een waardengemeenschap. Ik zie dit laatste echter wel ontstaan, ook in relatie tot de discussie over het Handvest. In dit kader wordt de vraag gesteld welke gemeenschappelijke waarden daarin zouden moeten worden opgenomen. Ik heb amendementen van de delegatieleden gezien waarin weer nieuwe waarden worden aangedragen. Zo krijg je ook op Europees niveau een discussie over de botsing van grondrechten en waarden zoals wij die hier al kennen. Ik heb dit willen relativeren, maar ik heb het niet weg geduwd. Nu wij bezig zijn met de voorbereiding van een nieuw verdrag dat alle voorgaande verdragen moet vervangen, vind ik het niet verkeerd om daarin een bepaling op te nemen van de gemeenschappelijke wortel waarop die Europese samenwerking in belangrijke mate is gegroeid.
---