European Commission

IP/03/358

Brussel, 11 maart 2003

De grotere Europese nabuurschap: voorgesteld nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden van de EU

De Europese Commissie heeft vandaag haar goedkeuring gehecht aan een mededeling betreffende een nieuw kader voor de betrekkingen, in het komende decennium, met Rusland, de westelijke NOS en de zuidelijke mediterrane landen, die op dit ogenblik geen vooruitzicht op lidmaatschap maar weldra met de Unie wel een gemeenschappelijke grens zullen hebben. Zoals door de Europese Raad van Kopenhagen werd bevestigd, biedt de uitbreiding een gelegenheid om stabiliteit en welvaart tot buiten de nieuwe grenzen van de Unie te bevorderen. Volgens de mededeling dient de EU derhalve, in de loop van het komende decennium te streven naar het in partnerschap tot stand brengen van een zone van voorspoed en goede nabuurschap een "kring van vrienden" - met wie de EU nauwe, vreedzame en coöperatieve betrekkingen onderhoudt. Het gaat erom dat in ruil voor concrete vooruitgang die van het bestaan van gemeenschappelijke waarden en een daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de politieke, economische en institutionele hervormingen blijk geeft, alle buurlanden het vooruitzicht moet worden geboden op een soort participatie in de interne markt van de EU. En dit zou dan moeten worden gecombineerd met verdere integratie en liberalisatie ter bevordering van het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal (de vier vrijheden). Volgens Voorzitter Prodi vervaagt, naar aanleiding van de globalisering en het tot stand komen van een transnationale civiele samenleving, het onderscheid tussen de buitenlandse betrekkingen en de interne ontwikkeling van de Unie, vooral in de context van de relatie met onze buurlanden. In plaats van te proberen nieuwe scheidslijnen te trekken, moet worden gestreefd naar een groter wederzijds politiek, economisch en cultureel dynamisme door middel van een meer doorgedreven integratie tussen de EU en de "kring van vrienden". Commissaris Patten wees erop dat in de loop van het voorbije decennium het meest succesvolle instrument van de Unie ongetwijfeld de belofte van het EU-lidmaatschap is geweest. Het is evenwel niet mogelijk deze belofte nog veel langer te hanteren. Voor het komende decennium moeten nieuwe methoden worden gevonden voor het exporteren van de stabiliteit, veiligheid en welvaart die wij binnen de uitgebreide EU hebben tot stand gebracht. Daarmee moet een begin worden gemaakt door het bereiken van overeenstemming over een duidelijker visie op de gewenste betrekkingen met onze buren.

In de door Voorzitter Prodi en Commissaris voor Buitenlandse Betrekkingen Chris Patten gepresenteerde mededeling wordt gesteld dat de Europese Unie en de buurlanden reeds onderling afhankelijk zijn wat betreft het tot stand brengen van stabiliteit, veiligheid en duurzame ontwikkeling binnen hun respectieve grenzen. De voorgestelde oriëntatie voor de betrekkingen van de Unie met de oostelijke en zuidelijke buurlanden in het komende decennium is breed opgevat.

In de mededeling wordt terzelfder tijd gesuggereerd dat van de verschillen tussen de oostelijke en zuidelijke buurlanden - wat betreft zowel de reeds geboekte vooruitgang inzake hervormingen als hun hoop en aspiraties inzake het EU-lidmaatschap - dient te worden uitgegaan voor de uitwerking van een nieuw nabuurschapsbeleid. Daarom wordt de geleidelijke en gestage uitvoering voorgesteld van extra maatregelen ter bevordering van integratie en liberalisatie als respons op constructief optreden van de kant van de buurlanden.

Bedoelde maatregelen hebben betrekking op:

* uitbreiding van de interne markt en regelgevingsstructuren,
* preferentiële handelsbetrekkingen en openstelling van de markt,
* vooruitzichten inzake legale migratie en verkeer van personen,
* versterkte samenwerking om gemeenschappelijke bedreigingen van de veiligheid te voorkomen en te bestrijden,

* grotere politieke betrokkenheid van de EU in conflictpreventie en crisisbeheer,

* grotere inspanningen ter bevordering van de mensenrechten, van de culturele samenwerking en van het wederzijds begrip,
* integratie in de vervoer-, energie- en telecommunicatienetwerken en in de Europese ruimte voor onderzoek,

* nieuwe instrumenten voor het bevorderen en beschermen van investeringen,

* steun voor integratie in het mondiale handelssysteem,
* meer en beter op de behoeften afgestemde bijstand, en
* nieuwe financieringsbronnen.

Dit nabuurschapsbeleid zou ten uitvoer worden gelegd met behulp van nationale en/of regionale strategische actieplannen uitgewerkt door de Commissie in partnerschap met de buurlanden. In de actieplannen zouden politieke en economische ijkpunten worden vastgelegd aan de hand waarvan vooruitgang kan worden beoordeeld. In de mededeling wordt gesuggereerd dat deze actieplannen, zodra ze zijn goedgekeurd, in de plaats zouden kunnen komen van de gemeenschappelijke strategieën als belangrijkste beleidsdocument van de Unie voor de betrekkingen op middellange termijn met de buurlanden.

Als aanvulling inzake integratie en liberalisering op de bestaande contractuele betrekkingen wordt in de mededeling eveneens de mogelijkheid vermeld van het zo nodig sluiten van nieuwe nabuurschapsovereenkomsten als aanvulling op de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, en op de associatie-overeenkomsten.

De Europese Raad van Kopenhagen van 12 en 13 december heeft zijn waardering uitgedrukt over het voornemen van de Commissie voorstellen uit te werken voor het intensiveren van de betrekkingen van de Unie met Rusland, Oekraïne, Moldavië, Belarus en de zuidelijke mediterrane landen (Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Syrië en Tunesië). De Raad was van oordeel dat daarbij diende te worden uitgegaan van de idee van een aanpak voor de lange termijn die gericht zou zijn op de bevordering van democratische en economische hervormingen, duurzame ontwikkeling en de handel.

Achtergrond
Het Partnerschap van Barcelona
Het Euro-Mediterraan Partnerschap, waarover de ministers van Buitenlandse zaken van de EU en twaalf mediterrane partners(1) in november 1995 te Barcelona overeenstemming bereikten, is gebaseerd op de wederzijdse erkenning van het belang te komen tot een alomvattend beleid van nauwe samenwerking op een groot aantal terreinen waarop in beide regio's wegens hun nabijheid gemeenschappelijke belangen bestaan. De doelstellingen van het Partnerschap zijn bevestigd op alle uiteenlopende bijeenkomsten van de ministers van Buitenlandse zaken die hebben plaatsgevonden sinds Barcelona, ofschoon het tempo waarin deze worden gerealiseerd, lager ligt dan aanvankelijk werd gehoopt. Het Proces van Barcelona werd bekrachtigd door de Gemeenschappelijke strategie voor het Middellandse-Zeegebied die werd aangenomen door de Europese Raad van Santa Maria da Feira in juni 2000. De meest recente bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse zaken van de Euro-mediterrane partners vond plaats te Valencia op 22-23 april 2002. Daar werd overeenstemming bereikt over een Actieplan voor de ontwikkeling van het partnerschap.
De doelstellingen van de Verklaring van Barcelona zijn:


* Scheppen van een ruimte van vrede en stabiliteit op basis van gedeelde fundamentele waarden, in het bijzonder de eerbieding van de rechten van de mens en van de democratie;
* Totstandbrengen van een ruimte van gedeelde welvaart door middel van de geleidelijke vorming van een vrijhandelszone tussen de EU en haar partners enerzijds, en tussen de partners onderling anderzijds, tussen nu en het jaar 2010; dit proces gaat vergezeld van omvangrijke financiële bijstand van de EU (voornamelijk in het kader van het MEDA-Programma) en van leningen van de Europese Investeringsbank om de economische veranderingen te bevorderen en de partners te helpen de sociale en economische uitdagingen van deze veranderingen aan te gaan;

* Bijdragen tot een beter begrip tussen de volkeren van de regio en ondersteunen van een actieve civiele samenleving.

De Verklaring van Barcelona verwijst kort naar samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, in het bijzonder de bestrijding van de georganiseerde misdaad en terrorisme, evenals de aanpak van immigratievraagstukken. Deze samenwerking heeft sinds 1995 met het verstrijken van de tijd aan belang gewonnen naarmate de EU haar acquis op dit gebied heeft uitgebreid.

Het partnerschap wordt bilateraal ten uitvoer gelegd door middel van Associatie-overeenkomsten waarover wordt onderhandeld tussen de EU en haar partners en multilateraal via regionale organen, met name het Europees-Mediterraan Comité en de regelmatige bijeenkomsten van hoge ambtenaren die belast zijn met de dialoog op het gebied van politiek en veiligheid. De Associatie-overeenkomsten voorzien, voor een overgangsperiode, in een vrijhandelszone voor industriegoederen en in de geleidelijke liberalisering van de handel in landbouwproducten, alsmede een "afspraak" voor de opening van onderhandelingen over de liberalisering van de handel in diensten; tevens bevatten deze overeenkomsten bepalingen die betrekking hebben op samenwerking in politieke, economische, sociale en culturele aangelegenheden, justitie en binnenlandse zaken en een "opschortingsclausule" op grond waarvan elke partij de overeenkomst kan opschorten indien een essentieel onderdeel van de Associatie-overeenkomst (met name de eerbiediging van de rechten van de mensen en de democratie) wordt geschonden.

Wat de financiële bijstand van MEDA betreft, vallen acht van de partners (Algerije, Egypte, Jordanië, Libanon, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Syrië en Tunesië) onder Nationale Indicatieve Programma's, die het overgrote deel van de bijstand via MEDA vertegenwoordigen (tot 90%). Het restant valt onder het Regionale Indicatieve Programma, waaruit multilaterale activiteiten worden gefinancierd waarvoor alle twaalf mediterrane partners in aanmerking komen. De mediterrane partners hebben ook bijstand ontvangen in het kader van het Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). De Europese Investeringsbank verstrekt leningen uit eigen middelen aan alle mediterrane partners, hoofdzakelijk voor investeringen in infrastructuur, maar ook voor milieuprojecten, waarvoor een rentesubsidie wordt verstrekt. In aanvulling op deze middelen werd de Faciliteit voor Euro-Mediterrane Investeringen en Partnerschap (FEMIP) ingesteld. Deze werd in oktober 2002 gelanceerd, met als hoofddoel de verruiming van de beschikbare bijstand voor de privésector. De Raad moet in oktober 2003 besluiten of deze Faciliteit wordt omgezet in een europees-mediterrane bank in de vorm van een dochteronderneming van de EIB.

Libië is geen mediterrane partner; het land heeft thans de status van waarnemer bij bepaalde bijeenkomsten en zou een volledig lid kunnen worden indien het alle aspecten van het Partnerschap van Barcelona in zijn huidige vorm zou accepteren.

De Commissie heeft delegaties in alle landen die betrokken zijn bij het Partnerschap en een vertegenwoordiging in de Palestijnse territoria. Zij heeft geen vertegenwoordiging in Libië.

Betrekkingen met Rusland, Oekraïne, Moldavië en Belarus

Sinds 1992 regelt de handels- en samenwerkingsovereenkomst (TCA) die in 1989 gesloten werd tussen de EU en de Sovjet-Unie de betrekkingen met de Nieuwe Onafhankelijke Staten. De TCA voorziet onder anderen in de toepassing van het meestbegunstigingsbeginsel op het gebied van de handel en de mogelijkheid om gezamenlijke comités in te stellen. Voor Rusland, Oekraïne en Moldavië verviel de TCA door de inwerkingtreding van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten (PCA) in 1997 en 1998. Met Belarus werd in 1995 een PCA overeengekomen, maar deze werd nooit volledig geratificeerd of gesloten.

De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten zijn breed van opzet en hebben betrekking op de politieke dialoog, de handel in goederen en diensten, economische, milieu-, wetenschappelijke en culturele aangelegenheden. Zij hebben ook betrekking op samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, met name wat betreft het voorkomen van illegale activiteiten en samenwerking bij het bestrijden van drugs en witwassen.

Overeenkomstig de PCA's moeten de handel en de huidige handelsgerelateerde bepalingen van het meestbegunstigingsbeginsel zich ontwikkelen tot een bilaterale vrijhandelszone, maar er zijn geen handelsconcessies in vastgelegd die verder gaan dan de overeenkomsten tussen de EU en haar WTO-partners. In ruil daarvoor zullen de partnerlanden de voorwaarden van meestbegunstiging of, als dat gunstiger is, nationale behandeling toepassen.

De PCA's kennen een "opschortingsclausule" waardoor elk van beide partijen de overeenkomst kan opschorten indien inbreuk gemaakt wordt op essentiële onderdelen van het partnerschap (het eerbiedigen van democratische principes en mensenrechten). De PCA's gelden voor de duur van tien jaar, waarna de overeenkomst jaarlijks stilzwijgend verlengd wordt. Momenteel wordt de procedure voor geschillenbeslechting verbeterd in zowel Rusland als Oekraïne.

Op de uitvoering van de overeenkomsten wordt toegezien door een ministeriële samenwerkingsraad, een samenwerkingscomité op het niveau van hoge ambtenaren en een parlementair samenwerkingscomité, waarin de EU vertegenwoordigd wordt door de relevante delegatie van het Europees Parlement. Daarnaast vinden topontmoetingen plaats tussen de EU en Rusland (tweemaal per jaar) en Oekraïne (eenmaal per jaar).

In 1999 en 2000 keurde de Raad gemeenschappelijke strategieën voor Rusland en Oekraïne goed, waarin de lijst van gewenste samenwerkingsactiviteiten bijgewerkt wordt teneinde de bilaterale relaties te concentreren op de uitvoering van strategische prioriteiten.

Los daarvan heeft de EG met alle vier de landen textielovereenkomsten gesloten, evenals een staalovereenkomst met Rusland en overeenkomsten inzake onderzoek naar nucleaire veiligheid en kernfusie met Oekraïne. Met Rusland onderhandelt de EG momenteel over de herziening van de overeenkomst inzake samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie en over overeenkomsten voor nucleaire schoonmaak in Noordwest-Rusland, overnameovereenkomsten en samenwerking op visserijgebied.

Het grootste deel van de in de PCA's geplande financiële steun wordt verleend in het kader van de Tacis-verordening. Naast Tacis verleent de EU steun aan Moldavië in het kader van het
Voedselzekerheidsprogramma (FSP). Rusland en Moldavië hebben ook steun ontvangen uit hoofde van humanitaire programma's van ECHO. Moldavië en Oekraïne ontvingen macro-economische steun. Rusland ontving speciale voedselhulpprogramma's in 1992 en tussen 1998 en 2000. In 2001 kreeg de Europese Investeringsbank de opdracht om voor een bedrag van maximaal 100 miljoen aan kredieten voor milieuprojecten in Noordwest-Rusland te verstrekken. Alle vier de landen kregen steun in het kader van het Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR).

De Commissie heeft delegaties in Moskou en Kiev (deze laatste is ook geaccrediteerd in Minsk en Chisinau).

(1)
Algerije, Cyprus, Egypte, Isra^ël, Jordanië, Libanon, Malta, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Syrië, Tunesië, Turkije