Ministerie van Buitenlandse Zaken

ook op www.minbuza.nl - het gesproken woord geldt

De voormalige Amerikaanse veiligheidsadviseur Zbigniew Brzezinski zei recentelijk kernachtig: "in American-European relations, a crucial ingredient is still missing-: Europe".

Het is een uitspraak waarop wel wat commentaar mogelijk is.

Zeker nu is dat boeiend, omdat de verwikkelingen rond Irak duidelijk laten zien dat de westelijke wereld verschillen in aanpak kent. Robert Kagan formuleerde het aldus: de Verenigde Staten en Europa delen geen gemeenschappelijke strategische cultuur meer. Amerika komt "van Mars" omdat het land wanneer dat nodig is niet schroomt om met militair geweld gepercipieerde dreigingen aan te pakken in een chaotische, hobbesiaanse wereld. En Europa komt "van Venus", omdat ze gelooft in een kantiaanse, "in zichzelf gekeerde wereld van regels, wetten, transnationale onderhandelingen en samenwerking".*

Maar volgens mij ligt het allemaal wat genuanceerder dan een simpele breuklijn in het midden van de Atlantische Oceaan, zoals Kagan en anderen de laatste maanden lijken te suggereren. Nee, de Irak-crisis laat juist zien dat de verschillen subtieler zijn, veelvormiger. Het duwen en trekken rond de Veiligheidsraad toont bijvoorbeeld ook maar weer eens aan dat we bepaald geen Verenigde Staten van Europa vormen. Wie dus z'n verwachtingen onrealistisch hoog legt, wordt navenant teleurgesteld.

Maar over de Irak-kwestie kun je ook teleurgesteld zijn zonder onrealistische verwachtingen. Want je hoeft geen Europese eenheidsstaat na te streven om wel voortdurend je standpunten met anderen te delen, om te informeren en te overleggen. En dat gebeurt te weinig. Als één of meer lidstaten initiatieven lanceren, mag je verwachten dat die eerst met andere EU-hoofdsteden worden gedeeld in plaats van eerst met Moskou, of met de pers.

Hoe dan ook, met Irak kunnen we gemakkelijk de avond vullen, maar juist onder druk van de actualiteit is het denk ik ook goed om een keer wat afstand te nemen. Om de Amerikaans-Europese betrekkingen in een breder perspectief te plaatsen.

Laat ik eerst drie gebeurtenissen aanstippen die in de recente geschiedenis de transatlantische verhoudingen naar mijn mening beslissend beïnvloedden.

Ten eerste: de implosie van het communisme, en de veranderingen die deze teweeg bracht. De omwentelingen van 1989 luidden een paradigmawisseling van de eerste orde in. Tijdens de Koude Oorlog overlapten de Europese en de Amerikaanse dreigingspercepties elkaar. Bovendien stelde die gedeelde dreiging alle andere onderdelen van de transatlantische band diep in de schaduw ­ dat gaf een bepaalde overzichtelijkheid.

Wat veranderde er? We kregen na 1989 een hele bundel nieuwe vrienden in de schoot geworpen. Voor een groot deel van hen is over vier weken de realiteit dat ze in Brussel mee aan tafel zitten. Daaraan zijn, terecht, al veel euforische woorden gewijd. Een zorgvuldige uitbreiding van de Unie maakt Europa stabieler, maar maakt ook Europa's positie in de wereld sterker.

Ook de VS zelf ontwikkelde zich na het eind van de Koude Oorlog dynamisch. Mede door het wegvallen van de ideologische opponent, ontvouwde het land zich als de enige hypermacht op aarde. Amerika beleefde een verbluffende economische bloei, inclusief een dotcom-revolutie, en werd nog duidelijker een militaire reus die inmiddels evenveel uitgeeft aan defensie als de vijfentwintig landen die de VS volgen op de ranglijst. Dat maakt de herformulering van de Amerikaans-Europese betrekkingen extra uitdagend: niet alleen Europa is na 1989 wezenlijk veranderd, dat geldt ook voor de VS.

Naast het einde van de Koude Oorlog en de gevolgen daarvan, is een tweede ontwikkeling de opkomst van de Europese Unie als wereldwijd relevante speler. Aanvankelijk natuurlijk vooral economisch, maar in de afgelopen jaren ook politiek. De toetreding van nieuwe leden heeft daar wel mee te maken, maar beslist niet als enige factor. De afgelopen tien jaar hebben natuurlijk ook een geweldige autonome ontwikkeling van de E.U. te zien gegeven. Gegenereerd door de koppeling van alle Europese economieën tot een Interne Markt, nu tien jaar geleden. Waardoor de Unie ook andere stappen nam: van de versterking van het Europees parlement tot de invoering van de euro en het begin van een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid.

Europa is ook daardoor voor de VS een wezenlijk andere partner geworden. Een partner met een groot potentieel, die bijvoorbeeld door een aantal commentatoren in Amerika gezien wordt als de enige serieuze machtsfactor buiten de VS zelf voor de komende tijd. Niet zozeer op het gebied van de 'hard security', de omvang en inzet van militaire middelen. Daarin blijft de VS eenzaam aan de top.

Wel op het gebied van de 'soft security'. Bijvoorbeeld economisch en monetair: neem de WTO, waarbinnen Europa en Amerika in de woorden van Europees handelscommissaris Pascal Lamy "de twee olifanten" zijn. Neem de euro, waarin steeds meer landen in de wereld hun reserves onderbrengen, als stabiel alternatief voor de dollar.

En niet alléén economisch en monetair, want 'soft security' is een breder begrip. De VS en Europa zijn ook gelijkwaardige spelers op gebieden als technologie, kennisniveau, milieukwesties, ruimtevaart, ontwikkelingsinspanningen.

En als we het hebben over de opkomst van Europa, kunnen we de invloed van individuele lidstaten op het wereldtoneel niet veronachtzamen. De Europese impact, zeker vanuit Amerikaans perspectief, moet bestaan uit de optelsom van het optreden van de Unie en van wat haar lidstaten bewerkstelligen; of dat nu bilateraal is, in de VN of in bijvoorbeeld de G8.

De derde relevante gebeurtenis vond plaats op die omineuze datum 11 september 2001. De manifestatie van het terrorisme op mondiale schaal. Amerika is erdoor veranderd, Europa ook, maar niet noodzakelijkerwijs in exact dezelfde richting.

Je zou het bijna vergeten, maar het Franse dagblad Le Monde kopte direct na de aanslagen "Nous sommes tous des Américains". Ook in Navo-verband en vanuit de Unie was er direct een grote solidariteit, die zich onder meer vertaalde in concrete en direct ingevoerde anti-terrorisme-maatregelen.

Maar verschillen in beoordeling en aanpak zijn er ook, en in korte tijd zijn die wel heel duidelijk zichtbaar geworden. Soms liggen die verschillen op het gebied van concrete actie. Maar vaak ook in de drijfveren, de afwegingen, de achterliggende beweegredenen.

De drie gebeurtenissen die ik noemde ­ de val van de Muur, de opkomst van de Europese Unie als speler op het wereldtoneel, en de mondialisering van het terrorisme ­ hebben in relatief korte tijd bijgedragen aan nieuwe verhoudingen in de westelijke wereld.

Verhoudingen waarin de cultuurverschillen en structuurverschillen een wezenlijke rol spelen. Misschien dwong het bestaan van het Sovjet-rijk ertoe dat cultuurverschillen tussen Europa en Amerika minder nadruk kregen. Maar door het wegvallen van de Oost-West-deling komt het onderscheid tussen beide weer geprononceerder tot uiting. Ik wil niet beweren dat die verschillen statisch zijn. De eigenaardigheden van Europa of Amerika zijn ook niet simpelweg in te delen in positief en negatief. Maar duidelijk is wel, dat na de zwart-wit-periode van de Koude Oorlog veel meer ruimte is voor grijstinten. Ook binnen de transatlantische relatie.

Zo heeft Amerika een sterke actie-gerichtheid ontwikkeld, en het missiegevoel en idealisme van de protestants-Verlichte founding fathers levend gehouden tot op de dag van vandaag. Het is God's Own Country, met een in eigen ogen vanzelfsprekende aanspraak op mondiaal leiderschap. Zeker als de president en Congres ­ zoals nu ­ geen partijpolitieke twisten hoeven uit te vechten, is de executieve dynamiek heel groot.

Daarnaast ziet het land internationale regelgeving nog wel eens als een door anderen gehanteerd werpnet waarin het niet verstrikt mag raken. Daarom nemen de omtrekkende bewegingen toe: landmijnenverdrag, Kyotoprotocol, Internationaal Strafhof, kernstopverdrag.

Veel van de, relatief seculiere, Europeanen krijgen het bovendien een beetje ongemakkelijk wanneer de Amerikaanse standpunten worden gepresenteerd in termen van absolute, welhaast religieuze grootheden als Goed en Kwaad. Europa bestáát uit het idee van veelvormigheid en complexiteit. Voor een binaire benadering zoals die in de toespraken van Donald Rumsfeld en George Bush nog wel eens doorklinkt, zijn weinig Europeanen enthousiast te maken.

Tegelijkertijd schudt in Washington menigeen het hoofd over het onvermogen van het 'postmoderne' Europa om te zien dat het niet leeft in een wereld waar de nette regels gelden die het zelf nastreeft. Richard Haass stelde onlangs schertsend vast dat Europa de rest van de wereld vaak behandelt alsof het een kandidaat is voor EU-uitbreiding.

Het is wel kritiek die we serieus moeten nemen. Want voor Europa is de Verlichting evengoed inspiratiebron, maar is de lichtinval toch anders: hier is het meer de relativiteit, de scepsis, het belang van gecodificeerde afspraken, en de afkeer van absolutisme die de toon zetten. Die hebben geleid tot een wat contemplatievere opstelling, met het gevaar van achteroverleunen.

Europa heeft zijn geschiedenis van voortdurend oorlogvoeren. En het heeft die ongekende diversiteit, gevat in talrijke staatjes met ieder weer hun regionale en sub-regionale hebbelijkheden. Dat stimuleerde in de loop der eeuwen niet alleen een sterke zelfrelativering, maar leverde ook een heel grote ervaring op in het omgaan met verschillen.

Het leidde na het inferno van de Tweede Wereldoorlog tot een verinnerlijking van de noodzaak tot afstemming en samenwerking. Het Europese integratieproces. Die afstemming gaat per definitie ten koste van daadkracht, al blijft daadkrachtig optreden natuurlijk het streven. We moeten vaak eerst een stap naar links zetten, dan naar rechts, en dan pas naar voren. Achteruit komt trouwens ook voor-

Maar als er eenmaal overeenstemming is, dan is het ook meestal weloverwogen, en wordt het breed gedeeld. Het is wel een compromis, maar er zijn wel veel gezichtspunten in verdisconteerd. Dat zijn voordelen die bij de handicaps van Europese afstemming wel eens worden vergeten.

De verschillen tussen beide kanten van de Atlantische Oceaan hebben zich in de afgelopen jaren duidelijker afgetekend. De vraag is: hoe gaan we daar mee om? Hoe geven we constructief vorm aan de Amerikaans-Europese relaties in de toekomst? Ik doe een vijftal suggesties.

Ten eerste zou ik willen zeggen: niet geforceerd toedekken. Een beter begrip begint met de erkenning van elkaars verschillen. Gelukkig zijn we de tijd goeddeels voorbij, dat Europeanen zich automatisch gedwee voegden bij Amerikaanse doortastendheid. De emancipatie van Europa is wat dat betreft een vooruitgang. Een jonge generatie Europeanen is nu opgegroeid zonder het vanzelfsprekende verband tussen externe dreiging en Amerikaanse bescherming aan den lijve te ondervinden, eenvoudigweg omdat er na de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog geen grootschalige militaire dreiging meer is.

Ten tweede moeten we ook waken voor het omgekeerde. Professor Maarten Brands gaf onlangs aan dat demonisering van de VS helaas éen van de weinige bindmiddelen is in continentaal West-Europa.

Ik denk dat weinig funester is dan een Europese identiteit te zoeken in het gezamenlijk afstand nemen van Amerika.

Vroeger was het omgekeerd: het waren de Amerikanen die zichzelf in eerste instantie definieerden als 'niet-Europeanen'. Geen standenmaatschappij, geen historische ballast, geen kolonialisme. De VS heeft die fixatie achter zich gelaten, het land gaat uit van eigen kracht.

In Europa echter, heeft de reflex om zich vooral als 'niet-Amerikanen' te begrijpen bredere ingang gekregen. Het is een wat puberale opstelling waar we uiteindelijk overheen moeten groeien. Want wie generaliserend oordeelt over Amerikaans éendimensionalisme, zet zelf de oogkleppen op die hij bij Washington zo verafschuwt. Het lijkt mij alleen zinvol een Europese identiteit positief te formuleren, niet als afgeleide of contra-gewicht.

Ten derde: geo-politieker denken. Daaraan schort het nog te vaak in de EU. Europeanen zullen de 'strategische cultuur' in Washington nog beter moeten begrijpen en die zichzelf een beetje eigen moeten maken. Lessen trekken uit de asymmetrie in de hedendaagse bedreigingen, die het duidelijkst geïllustreerd werd op 11 september 2001. En ook beter inzien hoe zeer een hypermacht daaraan blootstaat ­ en zijn bondgenoten eveneens.

Zo'n houding zal ook ten goede komen aan het verder oppakken van Europese defensiesamenwerking. Bij de Amerikaanse teleurstelling over het voortdurende gebrek aan Europese capaciteit op dat terrein kan ik me wel iets voorstellen.

Ten vierde: niet alleen op militair terrein een coherentere Europese presentie, zoals taakspecialisatie en betere samenwerking. Maar zeker ook meer nadruk op het belang van de betrekkingen die onder de 'soft security' vallen. Daarom vind ik het bijvoorbeeld zo belangrijk dat we met de Amerikanen de zogenaamde 'Positive Economic Agenda' zijn overeengekomen. Waarin de E.U. met de VS handelskwesties aanpakken onder de afspraak dat die niet ondermijnd worden door gevoelige kwesties op politiek terrein.

En ten vijfde dwingen de betrekkingen met de grote bondgenoot ons Europeanen ertoe om onszelf nauwkeuriger te definiëren. We moeten onder ogen zien dat we op buitenlandspolitiek terrein niet als een quasi-staat kunnen opereren, en het ook niet willen. De functionele samenwerking kan ver gaan ­ zie de succesvolle opstelling van de EU in bijvoorbeeld de klimaatonderhandelingen of op de Racisme-top in Durban. Of zie de Europese inzet op de Balkan, onlangs in de Frankfurter Allgemeine kernachtig omschreven als "Schnell, effizient, kostengünstig".

Maar wanneer in internationale crisissituaties moet worden gereageerd, heeft de EU alleen al vanwege haar structuur een ingebakken achterstand. Daar komt bij dat lidstaten juist dan vaak de speelruimte die ze hebben, willen benutten.

Daarom is het goed de beperkingen van de Europese ambities niet te bagatelliseren ­ terwijl we tegelijkertijd moeten streven naar een zo intensief mogelijke coördinatie en samenwerking.

Die realiteit moet coherent worden uitdragen, ook in Washington.

Tussen Amerika en Europa zijn genoeg verschillen aan te geven, dat mag duidelijk zijn. Maar Robert Kagans stelling is mij toch wat te driest. Niet alleen vanwege de verschillen binnen Europa, waar Timothy Garton Ash in de Groene Amsterdammer van deze week terecht de nadruk op legde.

Maar ook omdat Kagan onwillekeurig toch aangeeft hoe zeer de transatlantische partners bondgenoten zijn. Zij mogen dan misschien verschillende antwoorden formuleren op de chaos in de wereld, maar dan zeg ik: zij zijn wel degenen die zich in zijn visie kennelijk van die chaos onderscheiden.

Kagan geeft daarmee eigenlijk impliciet aan dat Amerika en Europa op het meest fundamentele niveau de waarden blijven delen die er toe doen: vrijheid, democratie, pluriformiteit, mensenrechten. Dat is ook zo. We delen de brede basis van de Griekse polis, het Romeinse recht, en de Middeleeuwse scholastiek, en de waarden van Humanisme, Renaissance en Verlichting. En proberen die toe te passen en te verspreiden, of het nu gaat om de vrije wetenschapsbeoefening, het bevorderen van open markten, de inzet van de NAVO of de universele aanvaarding van de mensenrechten. In dat licht zijn tweehonderd jaar van geografische scheiding vrij betrekkelijk.

Het is dus vooral zaak om wederzijds oog te blijven houden voor de eigenaardigheden van de partner aan de overkant van de grote plas en deze in een intensieve dialoog te bespreken.

Voor Europa is het van belang om de Amerikaanse veiligheidspolitieke superioriteit waar nodig van kritische impulsen te voorzien, maar ook de feitelijk voortgaande bescherming te blijven waarderen.

En voor de VS moet duidelijker worden dat Europa nu eenmaal geen piramidestructuur kent met een sterke uitvoerende macht, maar het moet hebben van netwerkvoordelen en oog voor subtiliteit.

Europa's meerwaarde ligt bij de vaardigheid tot verplaatsen in de positie van de ander. Bij een afgewogen, doordachte benadering. Bij een zorgvuldige omgang met minderheidsstandpunten en met sociale en duurzaamheidsvraagstukken in een omgeving van grote diversiteit. En dus ook bij flexibiliteit, aanpassingsvermogen en kennisvergaring ­ en dat zijn wel degelijk sleutelvaardigheden in de wereld van morgen.

Amerika had en heeft het grootste belang bij een vrij en stabiel Europa. De transatlantische economische vervlechting en politieke interactie stijgen ver uit boven welke andere regionale relaties ook.

In de afgelopen jaren zijn de betrekkingen ingrijpend veranderd en we moeten op zoek naar nieuwe vormen van partnerschap. Maar dat kan, want het fundament van die bijzondere relatie is gebleven.


* * *


* Gecit. in Timothy Garton Ash 'De grote waterscheiding', De Groene Amsterdammer (9/2003) 41-43.
===