Het Service-center
Vacature-offensief:
Baanbrekend Banen Benutten
1. Inleiding
Op 20 januari 2003 heeft de RWI de minister van SZW een
advies aangeboden betreffende een snel te starten Vacature-
offensief. Op 28 januari 2003 heeft de minister een
adviesaanvraag aan de RWI gezonden met het verzoek het
Vacature-offensief voor 1 maart 2003 operationeel te maken.
Daarbij is onder meer gevraagd aandacht te besteden aan
kansrijke branches, sectoren of regio's, de additionele
kosten en opbrengsten en betrokkenheid en draagvlak van de
betrokken partijen.
Deze nadere operationalisering, in de vorm van oprichting
van een "Service-center Vacature-offensief", is tot stand
gekomen na consultatie van een groot aantal betrokkenen: Het
CWI, sectoren en branches, enkele regionale platforms
arbeidsmarkt en ambtenaren van het ministerie van SZW. Het
plan heeft derhalve een groot draagvlak.
De betrokken partijen staan in de startblokken om tot
uitvoering van het initiatief over te gaan. Mede gezien de
conjuncturele situatie is het van groot belang dat de
minister - bij een positief oordeel snel nadere afspraken
maakt met het CWI over onder meer de concrete uitwerking, de
financiering en de verantwoording. In dit plan zijn hier
overigens al suggesties voor opgenomen.
2. Doel Vacature-offensief
Doel van het Vacature-offensief is om in de huidige situatie
van oplopende werkloosheid in combinatie met een nog altijd
groot aantal vacatures, door middel van extra activiteiten
een groot aantal extra, vooral relatief moeilijk vervulbare,
vacatures te vervullen.
Kwalitatieve discrepanties als oorzaak van het lang open
staan van vacatures zullen snel afnemen door toenemende
werkloosheid. Een snelle match tussen het nieuwe aanbod en
de bestaande vacatures is noodzakelijk. Snelheid is
cruciaal. Dat voorkomt niet alleen het onnodig lang open
staan van vacatures, maar beperkt ook direct de
uitkeringslasten. Tevens wordt voorkomen dat het nieuwe
aanbod werklozen langduriger werkloos wordt, met daardoor
toenemende afstand tot de arbeidsmarkt, structureel
---
stijgende uitkeringslasten en progressief toenemende
reïntegratie-inspanningen.
3. Afbakening
Op basis van de doelstelling is een aantal nadere
afbakeningen noodzakelijk.
3.1. Aanbod
Snelheid van vacaturevervulling en het voorkomen van
toenemende langdurige werkloosheid staan centraal. Dat
betekent dat het aan de aanbodkant moet gaan om de nieuwe
instroom van direct op de betreffende vacatures bemiddelbare
werklozen en met werkloosheid bedreigden. Dit zou, mede
afhankelijk van de afbakening aan de vraagzijde, een soort
sluitende aanpak genoemd kunnen worden. Elke nieuwe (bijna-
)werkloze zou direct bemiddeld moeten worden op de
beschikbare vacatures. Eventueel voor goede
functievervulling noodzakelijke scholing mag alleen na
plaatsing plaatsvinden.
Om de uitvoering niet te compliceren is een verdere
afbakening of verbijzondering ten aanzien van het aanbod
onwenselijk. Leeftijdsgroepen, etniciteit en
opleidingsniveaus blijven daarom buiten beschouwing als het
gaat om het bepalen van het potentiële aanbod. Uiteraard zal
bij de uitvoering van het plan, bij de bemiddeling naar
vacatures,
door de uitvoerders wel gericht beoordeeld moeten worden of
de cliënt geschikt is voor vacatures bij de geselecteerde
sectoren.
Het criterium "direct bemiddelbaar" zou het enige relevante
criterium moeten zijn. Dat betekent dat ook schoolverlaters
of "drop-outs", maar ook cliënten die een
reïntegratietraject met succes hebben afgerond in aanmerking
kunnen komen.
Verder zijn ook met werkloosheid bedreigden een belangrijke
groep. Preventie van werkloosheid is immers van groot
belang. Aandachtspunt is hierbij de wijze waarop deze groep
bij het Service-center "in beeld" komt. Cliënten kunnen zich
vanwege de werkloosheidsdreiging zelf aanmelden bij de
CWI's. Ook kan gedacht worden aan:
· Oprichting van een centraal meldpunt bij het CWI;
---
· Gegevensuitwisseling tussen het CWI-onderdeel
ontslagzaken en het Service-center Vacature-offensief;
· Aanmelding en attendering door de samenwerkingspartners
van het Vacature-offensief (sectoren, RPA's,
intermediairs1).
Overigens wijst de Raad er op dat ook (vroegtijdige)
schoolverlaters relevant zijn in het kader van "met
werkloosheid bedreigden". In de publiciteitscampagne zou
derhalve ook deze groep aangesproken moeten worden.
3.2. Vraag
Reguliere vacatures zouden in de normale dienstverlening
vervuld moeten worden. De capaciteit van het CWI is door
conjuncturele oorzaken echter onvoldoende om de
bemiddelingsfunctie optimaal uit te voeren. Veel capaciteit
is nodig om extra instroom van werkzoekenden en
uitkeringsgerechtigden op te vangen. Langer openstaande of
knelpuntvacatures dreigen daarmee nog langer onvervuld te
blijven.
De Raad heeft sectoren geselecteerd waar absoluut en
relatief sprake is van veel langer openstaande vacatures.
Dat geeft een indicatie voor het aantal knelpuntvacatures.
Bij de uitvoering van het offensief wordt geen onderscheid
meer gemaakt tussen soort vacature (normaal of knelpunt).
Een dergelijk onderscheid zou te grote complicaties geven
voor de uitvoerbaarheid.
Op grond van gegevens van onder meer CWI, CBS en RWI zijn de
volgende sectoren gekozen:
· Groothandel;
· Detailhandel;
· Zorg;
· Welzijn;
· Zakelijke dienstverlening;
· Bouwnijverheid
· Horeca.
De Raad adviseert om de mogelijkheid open te houden om
aanvullend op bovenstaande sectoren, (regionaal) andere
sectoren toe te voegen, mits deze voldoende vacatures hebben
en bereid zijn actief in het offensief te participeren.
Gegeven de matige kwaliteit van beschikbare data en
consequenties voor uitvoering en communicatie, lijkt een
regionale verbijzondering binnen deze sectoren niet haalbaar
en wenselijk. Wel is in dit plan aandacht besteed aan
1 Deze kunnen inzicht bieden in binnenkort te beëindigen
uitzendcontracten.
---
additionele regionale activiteiten in een aantal regio's.
Bovendien kan de extra personele inzet regionaal en lokaal
zodanig worden ingevuld, dat recht wordt gedaan aan de
marktomstandigheden.
Doel van het Vacature-offensief is snelle vacaturevervulling
en beperking van uitkeringslasten. Om die reden wordt geen
onderscheid gemaakt naar de aard van de vacature (vast-
tijdelijk). Ook tijdelijke plaatsingen (uitzendwerk) helpen
immers om het doel te bereiken. Bij de eerste evaluatie van
het offensief zal wel bezien moeten worden wat het aandeel
van tijdelijke dienstverbanden is geweest.
Om de investering in financiële en personele zin te
rechtvaardigen zou wel als eis gesteld kunnen worden dat
het, aansluitend op de gangbare definitie van werkloosheid,
om dienstverbanden van ten minste 12 uur per week zou moeten
gaan.
3.3. Additionaliteit
Zoals uit de doelstelling blijkt gaat het erom een
additionele, tijdelijke (conjunctuurafhankelijke) inspanning
te leveren. Dit criterium is essentieel bij de verdere
praktische uitwerking van het RWI-advies door het CWI en is
voor de Raad aanleiding te pleiten voor een aparte
werkorganisatie, het Service-center Vacature-offensief.
Additionaliteit heeft consequenties voor kwantificeringen
van de doelstelling (bijv. aantal extra te vervullen
vacatures), financiering, verantwoording en resultaatmeting.
Uitgangspunt is dus het door de minister vastgestelde CWI-
jaarplan, inclusief de daarin opgenomen taakstellingen. Het
offensief moet aanvullend hierop leiden tot extra
bemiddelingsactiviteiten en extra vacaturevervullingen. In
paragraaf 6 is dit uitgangspunt in kwantitatieve zin
uitgewerkt. De additionaliteitseis zou in de
prestatieafspraken met het CWI moeten worden vastgelegd.
4. Samenwerking en commitment
Bij de uitvoering van het RWI-Vacature-offensief is
samenwerking tussen een groot aantal partijen noodzakelijk.
Bij de implementatie betreft dat in het bijzonder de
geselecteerde sectoren, het CWI, uitzendorganisaties,
reïntegratiebedrijven en RPA's. Die noodzakelijke
samenwerking mag echter niet leiden tot vrijblijvendheid of
onduidelijkheid ten aanzien van verantwoordelijkheden.
---
Helder moet zijn welke organisaties waarvoor
verantwoordelijk zijn.
4.1. Sectoren
Het Vacature-offensief zal het eerste jaar in beginsel
geconcentreerd zijn op de hiervoor genoemde sectoren.
Eventueel tussentijds, maar in ieder geval aan het eind van
dat jaar zal, rekening houdend met de in het kader van de
uitvoering van het offensief opgedane ervaringen, worden
bezien op welke wijze gekomen kan/moet worden tot een
uitbreiding of aanpassing van het aantal sectoren.
Het welslagen van het plan valt of staat met het in
voldoende mate genereren van vacatures vanuit de sectoren.
De wijze van vacaturevervulling is echter een
verantwoordelijkheid van individuele werkgevers. Sector-of
brancheorganisaties kunnen vacaturemelding wel stimuleren en
promoten, maar niet afdwingen via contracten of convenanten.
De inbreng vanuit sectoren zal dus op een andere wijze
moeten worden vormgegeven. Voor promotionele doeleinden is
het afsluiten van "convenanten" met sector- of branche-
organisaties overigens wel een optie.
Cruciaal is in de eerste plaats het daadwerkelijk maximaal
implementeren van de gekozen werkmethodiek (een snelle,
actieve en intensieve bemiddeling op aangemelde vacatures).
In die zin zijn succesvolle vacaturevervullingen het beste
instrument voor het ophalen van voldoende nieuwe vacatures!
In de tweede plaats kunnen de sectoren een belangrijke rol
spelen ten aanzien van de communicatie:
· In de noodzakelijke publiciteitscampagne kunnen
personen met een zekere landelijke bekendheid die in de
betreffende sectoren erkend en herkend worden, een
bijdrage leveren aan het bekend maken van de
mogelijkheden die voor ondernemingen in het Vacature-
offensief gelegen zijn;
· Door sectoren wordt bewerkstelligd dat in de eigen
branchebladen in een continu proces aandacht aan het
Vacature-offensief wordt gegeven. In aanvang ligt de
nadruk daarbij relatief meer op bekendmaking van het
offensief, in een latere fase relatief meer op de
behaalde successen en de geboekte resultaten;
· Door sectoren wordt bijgedragen aan de opbouw van een
adressenbestand, op basis waarvan een mailing over het
Vacature-offensief richting individuele ondernemingen
zal plaatsvinden (bij de opbouw van een dergelijk
---
adressenbestand kan overigens ook bezien worden welke
mogelijkheden op dat terrein worden geboden door het
bestand van de Kamers van Koophandel). Deze mailing
wordt door de sectoren voorzien van een
aanbevelingsbrief, waarin de eigen "achterban" over de
betekenis van het offensief wordt geïnformeerd en wordt
opgeroepen aanwezige vacatures te melden;
Omdat voorlichting, publiciteit en promotie van het
offensief essentieel zijn voor acquisitie van vacatures,
adviseert de Raad om het communicatieplan in nauw overleg
met de betreffende sectoren op te stellen en uit te voeren.
Zowel de aard van de boodschap als de "adressering" kan op
die wijze maximaal aansluiten op de sectorale situatie. Dat
kan overigens ook betekenen dat een deel van het
communicatiebudget sectoraal wordt aangewend.
Ook kunnen sectororganisaties een belangrijke rol spelen bij
het verbeteren van matchingsmogelijkheden. Snelle en actieve
bemiddeling is alleen mogelijk bij voldoende sectorale
kennis van de bemiddelaars. Sectoren hebben die kennis in
huis. Het ligt dus voor de hand dat deze informatie vanuit
sectoren wordt overgedragen aan de landelijke
projectorganisatie, die deze informatie vervolgens
doorspeelt aan lokale Service-centers2.
Ten slotte zal gebruikt gemaakt kunnen worden van de
sectorale infrastructuur. Die is, mede door de
heterogeniteit binnen sommige sectoren, niet in alle
sectoren hetzelfde. Ten aanzien van de zorgsector kan
gebruik gemaakt worden van regionale transferpunten, waar
het leeuwendeel van de vacatures in deze sector bekend is.
Vanuit het Service-center bezien zijn deze transferpunten
derhalve een belangrijke bron voor acquisitie van vacatures.
4.2. Inbreng van private bedrijven
Het is aan te bevelen om zoveel mogelijk wervings- en
uitstroomkanalen alsmede de know how en infrastructuur van
derden (bijv. uitzendorganisaties en reïntegratiebedrijven)
te benutten. Wel stelt de Raad voor om het CWI als
"hoofdaannemer" te zien. Het CWI is derhalve
verantwoordelijk voor de uitvoering van het offensief.
2 Dat laat onverlet dat de bemiddelaar van het Service-center ten
behoeve van vervulling van concrete vacatures direct contact
opneemt met de werkgever om de concrete functievereisten te
vernemen (zie ook paragraaf 5.2).
---
Inschakeling van uitzendbureaus en reïntegratiebedrijven is
van belang in verband met hun aandeel in de vacaturemarkt
(vooral uitzendbureaus) en hun jobhunting- en
bemiddelingscapaciteit (uitzendbureaus én
reïntegratiebedrijven).
Deze bedrijven zullen in het kader van hun reguliere
activiteiten vacatures acquireren of anderszins ontvangen.
Indien deze organisaties voor hun vacatures zelf kandidaten
hebben, valt niet te verwachten dat zij deze vacatures bij
het Service-center aanleveren. Dat is ook niet nodig. De
vacature kan immers vervuld worden. Voor vacatures waar men
echter geen geschikt aanbod heeft, kan men een beroep doen
op het Service-center. Het Service-center kan
werkzoekendenwaarvoor het zelf geen vacatures heeft3,
doorverwijzen naar uitzendorganisaties.
In deze constructie zijn zowel belangen gelegen voor het
Service-center als voor de
uitzendorganisaties/reïntegratiebedrijven, waardoor het in
de rede ligt een en ander te doen plaatsvinden met gesloten
beurzen.
Gevolg is wel dat dergelijke vacaturevervullingen niet
geregistreerd worden. Hiermee moet bij de taakstelling van
het offensief (paragraaf 6) rekening gehouden worden.
Voor wat betreft de jobhunting- en bemiddelingscapaciteit
van uitzendorganisaties en reïntegratiebedrijven kan
aanvullend op bovenstaande - afgesproken worden dat
medewerkers van deze organisaties op het Service-center
gehuisvest worden. In feite vindt dan detachering plaats van
medewerkers van uitzendbureaus en reïntegratiebedrijven bij
het Service-center. Dit zal tegen een commercieel tarief
moeten gebeuren, aangezien die medewerkers dan niet langer
productief zijn voor uitzendorganisatie of
reïntegratiebedrijf.
Dit is temeer van belang aangezien daarmee een bijdrage kan
worden geleverd aan een "vliegende start" van het Vacature-
offensief: de CWI-organisatie behoeft de voor dit initiatief
benodigde extra personele capaciteit dan niet in het geheel
nieuw aan te trekken, maar kan gebruik maken van reeds bij
uitzendorganisaties en reïntegratiebedrijven ingewerkt
personeel. Bovendien kan het Service-center op die wijze als
een herkenbare werkorganisatie worden gehuisvest op
(Bedrijfsverzamelgebouw, CWI) of nabij de vestigingen van de
CWI-organisatie. Daarmee kunnen bijvoorbeeld korte
werklijnen van de onderdelen die binnen de CWI's worden
3 Dat betekent dat eerst bezien wordt of de werkzoekende in
aanmerking kan komen voor een arbeidsovereenkomst en dat vervolgens
indien dat niet mogelijk is- uitzendwerk wordt gezocht.
---
belast met het snel "voorsorteren" van geschikt aanbod
richting het Service-center worden gewaarborgd. Uit een
oogpunt van eenduidigheid en herkenbaarheid van het
Vacature-offensief is het overigens van belang dat de
betrokken medewerk(st)ers zich naar buiten toe niet
presenteren als een vertegenwoordig(st)er van hun
moederorganisatie, maar als lid van het Service-center
Vacature-offensief.
De exacte invulling van de samenwerking zal in overleg met
de betrokken partijen plaats moeten vinden op het lokale
niveau, waarbij waar noodzakelijk en gewenst kan worden
ingespeeld op specifieke regionale
arbeidsmarktomstandigheden.
4.3. RPA's
De Raad heeft aan drie RPA-regio's gevraagd om, aanvullend
op dit landelijke plan, voorstellen te doen voor additionele
activiteiten. Dat betreft de RPA-gebieden Rijnmond, Limburg
(Vertrouwenspact) en Zuid-Oost-Brabant. Interessant is
immers om te bezien of dergelijke regionale aanvullingen
meerwaarde hebben. Bij de monitoring en evaluatie van het
offensief kan vervolgens overwogen worden of succesvolle
additionele regionale activiteiten in meer regio's toegepast
moeten worden.
Een deel van de, deels reeds bestaande, plannen4 uit de 3
genoemde RPA's reikt overigens verder dan het offensief.
Onderzoek, scholing, toeleidingstrajecten, fase 2-cliënten,
specifieke bemiddeling voor ouderen zijn wellicht nuttig en
nodig, maar worden ten aanzien van het Vacature-offensief
door de Raad buiten beschouwing gelaten.
Alle RPA's kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het
transparant maken van vacatures in verschillende sectoren en
in de communicatie en voorlichting van en naar sectoren,
individuele werkgevers en het Service-center. RPA's kunnen
zowel vacatures werven als bij werkgevers bevorderen dat
deze bij het Service-center worden aangemeld. De drie RPA's
hebben, op onderling soms verschillende wijze, gemeen dat
veel aandacht wordt gegeven aan sectorale inbreng.
Landelijk zullen sectoren en branches een belangrijke rol
spelen. Aanvullend daarop kunnen RPA's zich beter en
4 Het vertrouwenspact Limburg heeft het plan "Alert" ontwikkeld. In ZO-Brabant betreft dit het
Regionaal offensief tegen werkloosheid in ZO-Brabant. Rijnmond is voornemens een aantal
elementen t.b.v. het offensief over te nemen.
---
gemakkelijker richten op het bedrijfsniveau. Men heeft snel
zicht op zowel met werkloosheid bedreigden (regionaal
meldpunt voor reorganisaties en ontslagen bij bedrijven) als
nieuwe vacatures als gevolg van bedrijfsvestigingen,
ontwikkeling van industrieterreinen, winkelcentra en
dergelijke.
Verder kan overwogen worden om de 3 genoemde RPA's
aanvullende activiteiten te laten verrichten ten behoeve van
sectoren en branches die in die regio zeer interessant zijn,
maar niet in de landelijk gekozen sectoren passen. De
regio's denken daarbij onder meer aan regionale
matchingspunten.
In de regionale voorstellen wordt veel aandacht gegeven aan
het opsporen van groeisectoren. Die informatie kan benut
worden door het Service-center en bij de monitoring en
evaluatie van het offensief.
In de regionale plannen zijn derhalve voldoende
aanknopingspunten te vinden om aanvullend op het landelijk
offensief additionele activiteiten te verrichten. Daarbij is
nauwe afstemming met het CWI/Service-center essentieel.
Eventuele regionale meldpunten voor reorganisaties of
matchingspunten ten behoeve van bemiddeling, dienen
complementair te zijn aan activiteiten die het Service-
center al onderneemt. Zonder deze afstemming is er een zeker
risico dat versnippering of overlap optreedt en het ook voor
werkgevers ondoorzichtig wordt waar men moet zijn. Om die
reden adviseert de Raad om deze plannen gezamenlijk door CWI
en betreffende regio's te laten uitwerken. Daarbij zou
aandacht besteed moeten worden aan de relatie met het
Service-center, de meerwaarde van de additionele
activiteiten en de meerkosten daarvan.
5. Werkprocessen en dienstverleningsconcept
Een extra inspanning gericht op snelheid vraagt ook om een
ander resp. aangepast werkproces. Die aanpassing heeft met
name betrekking op de intensiteit, snelheid en organisatie
van werkzaamheden. Het dienstverleningsconcept zelf,
richting werkzoekenden en werkgevers, zal zoveel mogelijk
aansluiten op de reguliere concepten van het CWI.
5.1. Aanbod
Een nieuwe werkzoekende (werkloos of met werkloosheid
bedreigd) zal direct een werkintake krijgen met daarbij de
vraag: is deze persoon (ongeacht zijn werkervaring in de
10
betreffende sector) direct plaatsbaar op vacatures in één
van de geselecteerde sectoren? Vervolgens wordt deze persoon
direct doorverwezen naar het Service-center. Daar zal
bemiddeling op de beschikbare vacatures plaatsvinden. In het
normale werkproces vindt aanvullend hierop de eventuele
uitkeringsintake plaats.
Naast reguliere inschrijvingen zal voor de met werkloosheid
bedreigden een meldpunt opgericht kunnen worden en zal het
Service-center nauw samenwerken met de afdeling
"Ontslagzaken" van het CWI.
5.2. Vraag
Het welslagen van het offensief is in belangrijke mate
afhankelijk van het ter beschikking krijgen van de
vacatures. Het is van belang om zoveel mogelijk kanalen te
benutten. Zonder uitputtend te willen zijn, denkt de Raad
daarbij aan:
· Centraal meldpunt vacatures (e-mail, internet, call
center);
· Lokale meldingsmogelijkheid bij alle CWI's en Service-
centers;
· Bestaande contacten CWI's en Intermediairs;
· Jobhunting;
· Attendering door RPA's;
· Gerichte, herhaalde, mailings op basis van onder meer
bestanden van sectoren en Kamers van Koophandel, e.d.;
· Selecties vanuit werk.nl.
Centrale aanmelding van vacatures geeft helderheid voor
werkgevers en maakt ook de voorlichtings- en
publiciteitscampagne gemakkelijker. Het is van groot belang
dat de centraal aangemelde vacatures direct worden
doorgesluisd naar de lokale Service-centers. Op lokaal
niveau dienen, binnen 72 uur na melding van de vacature, in
rechtsreeks contact tussen consulent en werkgever nadere
afspraken te worden gemaakt. Dat kan gaan om nadere
informatie over de vacature, maar dat contact dient ook om
aan te geven wanneer de werkgever welke dienstverlening mag
verwachten. Deze rechtstreekse benadering is in het MKB-
convenant minderheden met succes toegepast.
5.3. Bemiddeling
Actieve, intensieve bemiddeling is noodzakelijk. Sectorale
kennis van de bemiddelaar is gewenst. Samenhangend met de
benodigde extra personele capaciteit, kan de know how van
intermediairs worden ingeschakeld. Dat kan door cliënten
---
door te verwijzen naar sectoraal gespecialiseerde
uitzendbureaus, maar ook door vertegenwoordigers daarvan
tijdelijk bij de Service-centers te huisvesten (zie
paragraaf 4.2.). Waar nodig of gewenst kan het Service-
center kandidaten persoonlijk introduceren en tijdens de
eerste maanden van het dienstverband nazorg verzorgen. Het
begrip intensieve bemiddeling moet overigens met name vanuit
de vacaturekant ingevuld worden: Voor elke vacature zal
actief naar geschikte kandidaten gezocht worden. Of vanuit
het aanbod intensief bemiddeld wordt (zoeken en begeleiden
naar geschikte vacatures) is in het kader van het
offensief -onder meer afhankelijk van de mogelijkheden van
de werkzoekende om zelf een baan te vinden.
5.4. Relatie met reguliere werkzaamheden en
intensiveringsplannen bij het CWI
Het CWI is voornemens haar activiteiten gericht op
werkgevers te intensiveren. In het project "Focus op Werk"
zijn hiervoor taakstellingen en capaciteitsuitbreidingen
voorzien. Deze zijn overigens onderdeel van het door de
minister goedgekeurde jaarplan van het CWI. Gezien de
projectmatige invulling die het CWI hieraan wil geven, ligt
het uit organisatorisch oogpunt (maar met in achtneming van
de additionaliteitseis) voor de hand om deze
projectactiviteiten in het RWI-Vacature-offensief te
integreren. Uitvoeringstechnisch lijkt het immers
onverstandig om met twee (één voor de reguliere
intensivering en één voor het Vacature-offensief) project-
of werkorganisaties aan de slag te gaan.
Overigens zou een misverstand kunnen zijn dat het CWI als
gevolg van het offensief alleen dienstverlening aanbiedt aan
de geselecteerde sectoren. In feite is voor deze sectoren
sprake van een intensivering van de dienstverlening. Voor de
overige sectoren vindt uiteraard normale dienstverlening
plaats, die op basis van het jaarplan van het CWI, bestaat
uit facilitering via (vermelding in) werk.nl en (in 50% van
de gevallen)
intensieve bemiddeling. Daarbij is het gezien de huidige
conjuncturele ontwikkelingen van belang dat het CWI deze op
bemiddeling gerichte reguliere dienstverlening handhaaft. De
huidige instroom van werkzoekenden zou er toe kunnen leiden
dat de CWI-capaciteit vooral wordt ingezet voor de
uitkeringsintake en dat het CWI nauwelijks toekomt aan
reguliere bemiddeling. Wellicht dat tijdelijke aanpassing
van de werkprocessen noodzakelijk is, bijvoorbeeld door de
uitkeringsintake op het CWI een globaal karakter te geven en
te accepteren dat er een aanvullende gegevensuitvraag bij de
12
uitkerende instantie plaatsvindt. Overigens is in afspraken
tussen minister en CWI al aandacht besteed aan de
consequenties van een forse groei van het aantal
inschrijvingen voor de dienstverlening van het CWI.
6. Kwantificering van doelstellingen
In 2003 is het volgende aantal nieuw ontstane vacatures te
verwachten.
Tabel 1: Raming aantal vacatures per sector op jaarbasis
Sector Aantal vacatures
Groothandel 28.000
Detailhandel 37.000
Zorg 55.000
Welzijn 35.000
Zakelijke dienstverlening 80.000
Bouwnijverheid 25.000
Horeca 40.000
Totaal 300.000
Het totaal aantal van 300.000 vacatures is ruim 50% van de
te verwachten totale vacaturemarkt in 2003. Het huidige
marktbereik van het CWI bedraagt ca. 18%. De extra
investering vanuit het offensief zou ten minste moeten
leiden tot een verhoging hiervan tot 40% bij de
geselecteerde sectoren. Realistisch is om te verwachten dat
50% het maximaal haalbare is. Uitgangspunt is tevens dat
alle vacatures vanuit de geselecteerde sectoren actief
behandeld worden (in de reguliere dienstverlening is dat de
helft).
Op basis van deze uitgangspunten en het CWI-jaarplan is in
onderstaande tabel de extra taakstelling van het Vacature-
offensief weergegeven (zie ook bijlage). Uitgangspunt
daarbij is dat het CWI de reguliere taakstelling realiseert.
Zoals in paragraaf 5.4 reeds is opgemerkt, is daarbij sprake
van risico's als gevolg van de toenemende instroom van
werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden.
Tabel 2: Extra vacaturebehandelingen en vervulling met het Vacature-
offensief
Minimumvariant Maximumvariant
(marktaandeel (marktaandeel
40%) 50%)
Extra intensief te
behandelen vacatures uit 65.000 95.000
betreffende sectoren
13
Extra te vervullen 32.500 47.500
vacatures in deze sectoren
Welke van de twee varianten uiteindelijk gerealiseerd wordt,
is onder meer afhankelijk van het succes van het Service-
center. Adequate dienstverlening genereert immers "vanzelf"
meer vacatures. De Raad voor Werk en Inkomen wil zich binnen
zijn mogelijkheden maximaal inzetten om vacaturemelding bij
het Service-center te stimuleren.
Daarnaast is het van belang hoe de samenwerking met derden
(paragraaf 4.2) wordt vormgegeven. In een situatie dat het
Service-center relatief veel werkzoekenden moet
doorverwijzen naar andere bemiddelaars, leidt dat tot een
kleiner aantal zelf te behandelen vacatures en
geregistreerde vacaturevervullingen.
7. Personele en financiële middelen
Op basis van bovenstaande kwantificering kan, mede op basis
van het jaarplan van het CWI, beoordeeld worden hoeveel
extra capaciteit uitvoering van het offensief met zich mee
brengt en wat daarvan de kosten zijn. Tevens kan een
indicatie gegeven worden van de verwachte baten.
7.1. Kosten
In de maximumvariant zouden voor de extra
vacaturebehandelingen 350 extra fte nodig zijn.
Rekeninghoudend met capaciteit ten behoeve de (landelijke)
projectorganisatie en het feit dat de betreffende vacatures
wellicht iets moeilijker te vervullen zijn, en derhalve meer
dan normale inzet vragen, kan overwogen worden om maximaal
400 fte in te zetten.
Instroom in het Service-center zou, gerelateerd aan de
voortgang van het offensief, gefaseerd moeten plaatsvinden.
Gezien de omvang van de capaciteitsuitbreiding is het niet
realistisch te verwachten dat die uitbreiding bij de start
van het offensief al gerealiseerd is5. Dat is ook niet
noodzakelijk omdat de extra vacatures ook niet in de volle
omvang direct al beschikbaar zijn. Wel moet ervoor gewaakt
worden dat de capaciteit onvoldoende is en dat het
dienstverleningsconcept zoals hiervoor is beschreven niet
5 De in paragraaf 4.2. voorgestelde detachering vanuit private bemiddelaars kan capaciteitsuitbreiding versnellen. 14
kan worden waargemaakt. Een goede timing is derhalve
cruciaal. Ook de timing van promotie-activiteiten dient
hierop afgestemd te zijn.
Overigens verdient het aanbeveling dat het CWI in overleg
treedt met KLIQ om te bezien of overtollig personeel van
KLIQ kan worden ingezet voor de service-centra Vacature-
offensief.
In de eerste fase zal veel capaciteit ingezet moeten worden
ten behoeve van jobhunting. Naarmate het aantal (actief
geworven of spontaan ontvangen) vacatures toeneemt, kan die
inzet verschoven worden naar intensieve bemiddeling. De
personele competenties moet dus zodanig zijn dat de inzet
voor jobhunting en intensieve bemiddeling als communicerende
vaten kan variëren. Al eerder is opgemerkt dat bij de
personele invulling kennis van de betreffende sectoren
gewenst is. Extra personele capaciteit van 400 fte kost,
volgens CWI-opgave, 25 mln. op jaarbasis.
Uiteraard moet ook rekening gehouden worden met andere
kostensoorten, waarbij met name communicatie, promotie en
voorlichting van groot belang zijn. In dit plan is
aangegeven dat goede promotie en voorlichting essentiële
voorwaarden zijn om voldoende vacatures te genereren.
Nieuwsbrieven, brochures, stickers, posters, mediacampagnes,
inschakeling van een reclamebureau e.d. vormen al snel een
kostenpost van ca. 2 mln. Naast kosten voor personeel en
communicatie is sprake van uitvoeringskosten op het gebied
van inrichting van meldpunten (call center) en
automatisering.
Bovendien is in paragraaf 4.3. aandacht besteed aan
additionele activiteiten van een drietal RPA-gebieden. Een
kostenraming hiervoor is afhankelijk van de nadere
uitwerking en afbakening met de activiteiten van het
Service-center.
Samenvattend ziet de kostenbegroting er als volgt uit:
Tabel 3: Indicatieve kostenbegroting op jaarbasis:
Kostensoort Bedrag
in
Personele kosten incl. detachering, 25 mln.
huisvesting e.d.
Communicatiecampagne 2 mln.
Overige kosten (call center, 0,5 mln.
automatisering, onvoorzien)
Aanvullende pilotactiviteiten 3 RPA's pm
Totaal 27,5
mln.
15
Een meer gedetailleerde begroting zal in de nadere afspraken
tussen de minister van SZW en het CWI tot stand moeten
komen. Die begroting zal onder meer gebaseerd moeten zijn op
een door het CWI, in overleg met sectoren, op te stellen
communicatieplan.
7.2. Baten
De baten van het offensief bestaan onder meer uit het aantal
extra vacaturevervullingen. Daarnaast zal sprake zijn van
beperking van de uitkeringslasten. Het geven van een
betrouwbare raming daarvan is nauwelijks mogelijk. Als 75%
van het aantal vacatures wordt vervuld door personen die een
uitkering hebben of zouden krijgen en indien door middel van
het offensief het beroep op een uitkering met minimaal 1
maand verkort zou worden, dan treedt in de maximumvariant
een directe besparing in de uitkeringslasten op van ruim
53 mln6. In de minimumvariant is dat ruim 36 mln.
Aanvullend hierop is sprake van indirecte, nog moeilijker te
kwantificeren, baten. Snellere vacaturevervulling levert
economische (bedrijfsleven) en maatschappelijke (zorg en
welzijn) voordelen op. Daarnaast is al opgemerkt (paragraaf
2) dat naarmate men langer werkloos is, de
reïntegratiekosten progressief toenemen. Ook daardoor levert
het offensief extra besparingen op.
8. Financiering, monitoring en evaluatie
De additionaliteitseis stelt eisen aan de financiering,
monitoring, evaluatie en verantwoording. Hoewel de
uiteindelijke vormgeving met name in nadere afspraken tussen
de minister en het CWI tot uiting moet komen, zijn
onderstaand enkele suggesties vanuit de Raad opgenomen.
8.1. Financiering
Vanuit de gedachte dat CWI als hoofdaannemer optreedt en
zelf eventueel nadere afspraken maakt met
samenwerkingspartners, is m.n. de financieringssystematiek
vanuit SZW naar het CWI van belang.
6 Bij een gemiddelde uitkering van 1500,- per maand.
16
Volledige financiering op basis van resultaat (additionele
vacaturevervullingen) is denkbaar. Dat betekent echter dat
het CWI de investeringen in personeel en communicatie moet
voorfinancieren. Het CWI loopt daarbij uiteraard het risico
dat indien de doelen niet gehaald worden, een financieel
tekort optreedt. Zeker indien uitgegaan wordt van de
maximumvariant lijkt een dergelijke systematiek voor het CWI
te risicovol.
Alternatief is om de financiering nadrukkelijk te koppelen
aan de voortgang. Gerelateerd aan de gefaseerde instroom van
extra personeel, zou op basis van het aantal geregistreerde
vacatures vanuit de betreffende sectoren periodiek bezien
kunnen worden of extra personeel daadwerkelijk aangesteld
moet worden. Daarbij is wel van belang dat bij de start van
het project voldoende personele en financiële middelen
beschikbaar zijn om jobhunting resp. communicatie intensief
ter hand te nemen.
8.2. Begeleiding en monitoring
Het is duidelijk dat het CWI een aantal onderdelen van het
offensief op korte termijn nader moet uitwerken. Uiteraard
speelt zich dat met name af in de reguliere verhouding
tussen minister en CWI. De Raad adviseert echter om in
aanvulling daarop een onafhankelijke begeleidingscommissie
in het leven te roepen. Deze commissie kan onder regie van
de RWI bestaan uit de geledingen van de Raad, bij het
offensief betrokken partijen en externe onafhankelijke
deskundigen. De commissie kan de minister nader adviseren
over de uitwerking van de plannen en vervolgens op basis
van de uitvoeringspraktijk - ook over de noodzaak om
tussentijds aanpassingen te realiseren.
Onderwerp van advisering door deze begeleidingscommissie kan
ook de inzet van de extra personele capaciteit zijn. Indien
het aantal vacatures uit genoemde sectoren achter zou
blijven, terwijl het aantal uit de overige sectoren de
verwachtingen (uit het reguliere CWI-plan) overtreft, is het
denkbaar dat overeengekomen wordt om de beschikbare
capaciteit (tijdelijk) aan te wenden voor meer intensieve
bemiddeling in die andere sectoren.
Zeker in de beginfase van het project is intensieve
monitoring noodzakelijk. Daarbij dient ten minste aandacht
geschonken te worden aan de volgende prestatie-indicatoren:
17
· Het aantal ingenomen vacatures per sector;7
· Het aantal intensieve vacaturebehandelingen per sector;
· Het aantal vacaturevervullingen per sector;
· De snelheid van vacaturevervullingen;
· De aard van de vacaturevervulling (tijdelijk of vast);
· De uitkeringssituatie van de geplaatste persoon (met
werkloosheid bedreigd, herintredend, werkloos, bijstand)
alsmede de uitkeringsduur.
Aanvullend op de prestatie-indicatoren dient het CWI
uiteraard te rapporteren over kosten, personele capaciteit
e.d. Afspraken daarover dienen tussen minister en CWI
gemaakt te worden8.
8.3. Evaluatie
Aanvullend op de monitoring zal na een jaar een evaluatie
moeten plaatsvinden. Die evaluatie heeft primair tot doel om
te bezien in hoeverre meer fundamentele aanpassingen
noodzakelijk zijn. Daarbij kan gedacht worden aan:
· de vraag of voorzetting van het offensief wenselijk is
(mede in het licht van de economische situatie);
· uitbreiding of juist beperking van het aantal sectoren;
· de inbreng vanuit de RPA-gebieden;
· de consequenties voor de reguliere dienstverlening (is
daadwerkelijk sprake van additionaliteit of heeft een
verschuiving in de dienstverlening plaatsgevonden);
· de duurzaamheid van de vacaturevervulling (mede in
relatie tot het aandeel uitzendwerk);
· hiermee samenhangend kan tevens aan de orde komen of en
op welke wijze de activiteiten ingebed kunnen worden in
de reguliere CWI-organisatie. De Raad is van mening dat
het offensief een belangrijke aanzet kan geven tot
herstel van de relatie tussen CWI en sectoren, die als
gevolg van de SUWI-operatie onder druk is gekomen.
De eerder genoemde onafhankelijke begeleidingscommissie kan
ook hierbij een belangrijke regie- en adviesrol vervullen.
7 eventueel aangevuld met een categorie overige voor de door
uitzendbureaus aangeleverde vacatures (waarvan vaak niet bekend is
c.q. geregistreerd wordt op welke sector deze betrekking hebben);
8 Afstemming tussen de informatiewensen van SZW in het kader van de
reguliere Planning & Control-cyclus met die van de onafhankelijke
begeleidingscommissie is uiteraard noodzakelijk.
18
9. Planning en looptijd
Zoals hierboven is aangegeven zal na een jaar een evaluatie
moeten plaatsvinden. Hoewel op dat moment geconcludeerd zou
kunnen worden dat het offensief wordt beëindigd, adviseert
de Raad om, mede in verband met de aanloopperiode en de
omvang van de investering, in beginsel een looptijd aan te
houden van 2 jaar.
De startdatum van het offensief moet zorgvuldig gekozen
worden. Enerzijds is sprake van grote urgentie; anderzijds
moeten publiciteit en dienstverlening hand in hand gaan.
Altijd, maar zeker in de beginfase dient nauwlettend gevolgd
te worden of datgene wat publicitair wordt aangekondigd en
beloofd ook daadwerkelijk al waargemaakt kan worden.
Uitgaande van spoedige en positieve besluitvorming door de
minister van SZW, moet de periode tot 1 mei 2003 benut
worden voor de opbouw van het Service-center door het CWI,
eventuele aanpassingen in werkprocessen en ICT, huisvesting,
afspraken met private bemiddelaars, etc. Essentieel is dat
op 1 mei ook het communicatieplan gereed is.
Zo spoedig mogelijk daarna en op het moment dat het Service-
center Vacatureoffensief de volledige dienstverlening kan
bieden, kan het offensief daadwerkelijk richting werkgevers
ingezet worden en de publiciteitscampagne starten.
19
Bijlage: Extra activiteiten en prestaties t.o.v.
het CWI-jaarplan
In deze bijlage is een nadere onderbouwing opgenomen van de
extra activiteiten (intensieve te behandelen vacatures) en
extra prestaties (vacaturevervullingen) als gevolg van het
offensief. Om te bepalen wat extra is, dient vastgesteld te
worden wat, conform het CWI-jaarplan, al aan activiteiten en
prestaties is voorgenomen.
Voor alle sectoren is door het CWI (regulier) gepland
110.000 vacatures intensief te behandelen. Voor de gekozen
sectoren (50% van de totale vacaturemarkt) zijn dit 55.000
actieve vacaturebehandelingen. De reguliere vervullingsquote
van de actief behandelde vacatures bedraagt 60%. Van deze
55.000 actieve vervullingen worden er derhalve 33.000
daadwerkelijk vervuld.
Ter bepaling van de extra prestaties is van belang wat het
marktbereik van het CWI, inclusief de intensivering op basis
van het offensief, zal worden. Hiervoor zijn 2 varianten
doorgerekend. In de eerste, minimum-, variant wordt ervan
uitgegaan dat het marktaandeel van het CWI dankzij het
offensief verhoogd wordt van ca. 18% tot 40%. In de
maximumvariant is het marktaandeel 50%.
Bij het offensief wordt uitgegaan van een vervullingsquote
van 50%.
Minimumvariant: Marktaandeel 40%.
Regulier Extra Totaal
door
offensief
Aantal potentiële vacatures 300.000
offensief
Aantal door CWI intensief te 55.000 65.000 120.000
behandelen vacatures voor de
betreffende sectoren
Aantal door CWI te vervullen 33.000 32.500 65.500
vacatures bij de betreffende
sectoren
Maximumvariant: Marktaandeel 50%.
Regulier Extra Totaal
door
offensief
Aantal potentiële vacatures 300.000
offensief
20
Aantal door CWI intensief te 55.000 95.000 150.000
behandelen vacatures voor de
betreffende sectoren
Aantal door CWI te vervullen 33.000 47.500 80.500
vacatures bij de betreffende
sectoren
21