Ministerie van Financiën

Persbericht

PERS-2003-062

Den Haag, 18-03-2003

Antwoorden op kamervragen over het energieheffingsysteem

VRAGEN


---

Bent u bekend met de hogere energielasten voor studenten in wooncomplexen, zoals de campus van de Universiteit Twente in Enschede, als gevolg van de invoering van de heffingskorting die vanaf januari 2001 de heffingsvrije voet vervangt?


---

Deelt u de opvatting dat de heffingskorting (teruggave) van ¤ 142 voor één elektriciteitsmeter van de hele universiteit, zoals het geval met de Universiteit van Twente, niet in verhouding staat tot de daarvóór nog in het jaar 2000 geldende heffingsvrije voet van ¤ 105 voor elk van de inwonende personen van de studentenkamers?


---

Hoeveel meer dan in de oude regeling betalen studenten gemiddeld (per kilowattuur of kubieke meter aardgas) als gevolg van deze ingevoerde verrekeningssystematiek?


---

Wat is uw oordeel van de minister over deze lastenverzwaring? Bent u bereid daar iets aan te doen? Zo, ja, wat? Met terugwerkende kracht of via een teruggaafregeling? Zo nee, waarom niet?


---

Deelt u de mening dat de Wet belastingen op milieugrondslag (WBM) moet worden aangepast als de teruggave niet mogelijk is omdat het hier één onroerende zaak betreft, het complex van de Universiteit Twente, waarbij het desbetreffende energiebedrijf (Essent) gebaseerd op een strikt wettelijke interpretatie niet wil erkennen dat er feitelijk een aantal verschillende onroerende zaken, wooncomplexen en studentenkamers zijn, en zo ook voorbij gaat aan het daadwerkelijke verbruik?


---

Treft dit probleem ook andere universiteiten en organisaties, zoals in het verleden ook woningbouwcoöperaties met blokverwarming, die niet meer kunnen rekenen op een korting op basis van verbruik, maar moeten uitgaan van een korting per aansluiting?


---

Hoe staat de heffingskorting in relatie tot de nog in te voeren MEP-heffing (Milieukwaliteit in de elektriciteitsproductie) die ook per aansluiting zal gelden?

ANTWOORDEN


---

Nee, mij zijn geen gevallen bekend waarbij uitsluitend als gevolg van de invoering van de heffingskorting ter vervanging van de belastingvrije voeten een lastenverzwaring is opgetreden.

2, 3, 4

Inderdaad zijn met ingang van 1 januari 2001 de belastingvrije voeten in de regulerende energiebelasting (REB) voor elektriciteit en aardgas, 800 kWh onderscheidenlijk 800 m3, omgezet in een belastingvermindering (heffingskorting) per elektriciteitsaansluiting. Bij de vaststelling van de hoogte van de heffingskorting van ¤ 142 is rekening gehouden met de verhoging van de tarieven voor aardgas en elektriciteit per 1 januari 2001 die voortvloeide uit de indexatie van de tarieven en de verhoging in het kader van de derde tranche lastenverzwaring, zodat het bedrag van de heffingskorting gelijkwaardig is aan de REB over de voorheen vrijgestelde hoeveelheden van 800 kWh en 800 m3. Het feit dat sinds 1 januari 2001 het voordeel niet meer wordt berekend op basis van het verbruik per aansluiting, maar een vast bedrag is per aansluiting, pakt voor verbruikers met een laag verbruik veeleer voordeliger uit dan nadeliger. Indien het bedrag aan belasting namelijk lager is dan het bedrag van de heffingskorting, wordt het verschil aan de verbruiker terugbetaald. Vóór de wijziging van de systematiek was er geen sprake van een vast bedrag en was het voordeel voor de verbruiker beperkt tot de belasting die toe te rekenen was aan het verbruik. Indien in het door de vragenstellers geschetste voorbeeld elke student als gevolg van zijn of haar energieverbruik in het jaar 2000 volledig gebruik heeft kunnen maken van de belastingvrije voeten (met een corresponderende maximale waarde van bij elkaar opgeteld ¤ 105), dan heeft elke student in ieder geval beschikt over een eigen elektriciteitsaansluiting. Indien ook na 1 januari 2001 elke student in het voorbeeld een eigen elektriciteitsaansluiting heeft, dan is de heffingskorting eveneens van toepassing per student. Indien de studenten uit het voorbeeld vanaf 1 januari 2001 geen beroep konden doen op de heffingskorting, kan dat niet het gevolg zijn geweest van de omzetting van de belastingvrije voeten in de heffingskorting. Er is naar mijn oordeel dan ook geen sprake van een lastenverzwaring die aanleiding geeft tot maatregelen.

5, 6

Zowel in het oude als in het nieuwe systeem is het voordeel van toepassing per aansluiting van een onroerende zaak als bedoeld in de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op het net. Van belang is derhalve of sprake is van een onroerende zaak in de zin van de Wet WOZ. Ter beantwoording van die vraag wordt in beginsel aangesloten bij de door de gemeenten afgegeven WOZ-beschikkingen. In die systematiek is geen wijziging aangebracht. Het kan in de praktijk echter voorkomen dat er meerdere onroerende zaken gebruik maken van één aansluiting. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een huis is gesplitst in twee of meer zelfstandige onroerende zaken in de zin van de Wet WOZ, zonder dat afzonderlijke aansluitingen op het net zijn aangelegd. In de wettelijke systematiek kan dan in beginsel slechts één keer de heffingskorting worden toegepast. Voor die gevallen is voorzien in een tegemoetkoming, waarbij degene op wiens naam de energierekening staat een verzoek kan indienen bij de Belastingdienst om teruggaaf van de heffingskorting per zelfstandige onroerende zaak. Met betrekking tot huishoudens die zijn aangesloten op een installatie voor blokverwarming heeft in het verleden een vergelijkbaar probleem gespeeld. In beginsel zou voor de installatie onder het oude systeem slechts één keer recht bestaan op toepassing van de belastingvrije voet voor aardgas, terwijl er sprake is van meerdere onroerende zaken die gebruik maken van de installatie. Onder het oude systeem was voorzien in een regeling, waarbij door de beheerder van de installatie verzocht kon worden om toepassing van een collectieve belastingvrije voet waarbij werd uitgegaan van het aantal aangesloten onroerende zaken in de zin van de Wet WOZ. Een dergelijke regeling voor blokverwarming is in de huidige systematiek niet meer nodig, omdat de heffingskorting nu wordt toegepast per elektriciteitsaansluiting van een onroerende zaak op het net. Huishoudens die zijn aangesloten op een installatie voor blokverwarming beschikken veelal over een eigen elektriciteitsaansluiting. Is dat niet het geval dan is mogelijk de eerder beschreven tegemoetkoming van toepassing.


---

De nog in te voeren regeling MEP zal in 2003 worden gefinancierd uit een toeslag van maximaal ¤ 34 per periode van twaalf maanden per elektriciteitsaansluiting. Gezien het feit dat deze toeslag in beginsel zou leiden tot een lastenverzwaring voor verbruikers van elektriciteit, is ervoor gekozen deze lastenverzwaring te compenseren door middel van een verhoging van de heffingskorting die eveneens van toepassing is per elektriciteitsaansluiting. Uitgangspunt is derhalve dat de relatie tussen de heffingskorting en de nog in te voeren MEP-heffing één op één is.