Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
Viss. 2003/2042
datum
21-03-2003

onderwerp
Richtlijnen aanpak benutting van visstanden door Visstandbeheercommissies
TRC 2003/2279

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Het Beleidsbesluit Binnenvisserij uit 1999 bevat het beleid van de rijksoverheid voor wat betreft sport- en beroepsvisserij in de Nederlandse binnenwateren. 'Hoofddoelstelling is het behouden en bereiken van een gevarieerde visstand die naar omvang en samenstelling past bij de kwaliteit en inrichting van de aanwezige aquatische ecosystemen. Deze visstand dient zichzelf duurzaam in stand te kunnen houden.' Het (inter)nationale water- en natuurbeleid is hierbij nadrukkelijk van belang. 'Onder deze voorwaarden is er ruimte voor beheer en benutting van de visstand en is er ook sprake van een duurzame visserij.'

datum
21-03-2003

kenmerk
Viss. 2003/2042

bijlage

Een van de belangrijke aandachtspunten uit het Beleidsbesluit is de doelstelling om zowel recreatieve als beroepsmatige benutting van de gehele visstand mogelijk te maken. Deze doelstelling dient via integraal visstandbeheer te worden bereikt. Om dit integraal visstandbeheer vorm te geven, is in het Beleidsbesluit voorzien in de instelling van zogenaamde Visstandbeheercommissies (VBC's). Binnen de VBC's maken organisaties van sportvissers, beroepsvissers en water- en natuurbeheerders per visserijkundige eenheid of regionaal beheercomplex afspraken over het te voeren visstandbeheer. Het beoogde beheer dient te worden vastgelegd in een visstandbeheerplan. Een onderdeel hiervan is het visplan, waarin op basis van het principe van 'wise use' de gewenste sport- en beroepsvisserij wordt beschreven. Dit omvat ook het oogsten van vis: welke vissoorten, hoeveel, door wie, met welke vangtuigen, op welke plaats en in welke periode.

In de afgelopen periode is door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Nederlandse Vereniging Van Sportvissersfederaties (NVVS), de Combinatie van Beroepsvissers (CvB) en de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) gewerkt aan het opstellen van een methodiek om de mogelijkheden voor benutting van de visstand te kunnen inschatten. Dit heeft geresulteerd in de handleiding 'Vissen met verstand; richtlijnen aanpak benutting van visstanden voor Visstandbeheercommissies'.

Met het beschikbaar komen van deze richtlijnen is een langlopende, soms moeizame, discussie over het onderwerp benutting afgerond. Nog vorig jaar april leken de belangentegenstellingen tussen de verschillende bij het proces betrokken partijen verdere voortgang en afspraken over dit onderwerp onmogelijk te maken. Naar aanleiding hiervan heeft op 4 april 2002 een algemeen overleg plaatsgevonden, waarin er door uw Kamer op werd aangedrongen om het overleg over dit onderwerp te hervatten om tot gezamenlijke afspraken over benutting van de visstanden te komen. Ik ben daarom verheugd dat nu met inzet en betrokkenheid van alle bij het proces betrokken partijen een gezamenlijke handleiding met richtlijnen voor benutting is ontwikkeld.

De richtlijnen dienen om planmatig en onderbouwd te bepalen of er kan worden geoogst, welke soorten en hoeveel. Aan deze afwegingen liggen visserijbiologische principes ten grondslag. Een belangrijk element hierbij vormt de vaststelling van streefbeelden. De streefbeelden dienen de gewenste visgemeenschap, de soortensamenstelling, bestandsomvang en de lengtesamenstelling per soort zichtbaar te maken. Het realisme van deze streefbeelden wordt bepaald door de aanwezige leefomgeving, de voedselrijkdom, waterkwaliteit en de gewenste ecologische toestand van het betreffende water.

Als de streefbeelden zijn vastgesteld kan vervolgens via het model stapsgewijs worden ingeschat welke benutting per vissoort mogelijk is. Het is hierbij van belang om kennis te hebben van de huidige visstand. Hoe beter en vollediger deze kennis is, des te scherper kan de mogelijke benuttingsruimte worden vastgesteld. Voor de uiteindelijke vaststelling van de benuttingsruimte wordt gebruik gemaakt van soortspecifieke kengetallen die de relatie tussen de hoeveelheid aanwezige vis en de jaarlijkse visproductie kwantificeren.

De in de handleiding gepresenteerde methodiek is nog niet goed toepasbaar voor riviersystemen en is ook niet geschikt om te bepalen hoeveel aal kan worden geoogst. Voor de riviersystemen wordt in dit verband gewerkt aan de opstelling van een beheervisie, 'Zilveren stromen', waarin het kader voor benutting verder zal worden uitgewerkt.
Gelet op de sterke internationale dimensie van de aalproblematiek, is ervoor gekozen om specifieke maatregelen op dit vlak uit te werken in het kader van het Aalplan.

De richtlijnen in de handleiding zijn bedoeld als handreiking voor de visrechthebbenden in VBC-verband om hen bij hun gezamenlijke werkzaamheden behulpzaam te zijn. In diverse gebieden loopt de samenwerking reeds goed. Op 12 maart jongstleden heb ik een gezamenlijk met de voorzitters van de sectororganisaties voor de sport- en de beroepsvisserij ondertekende brief aan de VBC's verzonden. Hierin roepen we de VBC's op de in de handleiding geschetste richtlijnen waar mogelijk toe te passen om regionaal een goed, planmatig, integraal visstandbeheer vorm te geven.

Met het beschikbaar komen van deze gezamenlijke richtlijnen is een van de belangrijke speerpunten uit het Beleidsbesluit Binnenvisserij afgerond. Het is nu aan de regionale VBC's om het ontwikkelde instrumentarium toe te passen en van een regionale uitwerking te voorzien. Hierin vervullen de VBC's een eigen autonome rol.

Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de verschillende VBC-partijen om afspraken over het te voeren visstandbeheer en de benutting van de visstanden te maken. De uiteindelijke besluitvorming over de bevissing is de verantwoordelijkheid van de visrechthebbende.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

ir. B.J. Odink


---