Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten

Afdeling Midden-Oosten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

21 maart 2003

Behandeld

Drs. K. T. Smit Sibinga


Kenmerk

DAM-141/03

Telefoon

070-3485192


Blad

1/3

Fax

070-3486639


Bijlage(n)

1

E-Mail

Kt.sibinga@minbuza.nl


Betreft

Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over de mogelijke vervolging van de Israëlische premier

Sharon

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over de mogelijke vervolging van de Israëlische premier

Sharon. Deze vragen werden ingezonden op 17 februari 2003 met kenmerk 2020307360.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoorden van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Donner, Minister van Justitie, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over de mogelijke vervolging van de Israëlische premier Sharon na zijn ambtstermijn.

Vraag 1

Is het u bekend dat België de Israëlische premier Sharon na zijn ambtstermijn toch nog kan vervolgen wegens zijn aandeel in het bloedbad in de Palestijnse kampen Sabra en Shatila in 1982? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Hoe staat u tegenover de uitspraak van het Hof van Cassatie in België, dat het voor toepassing van de genocidewet niet noodzakelijk is dat verdachten zich in het land bevinden?

Antwoord

De bedoelde uitspraak betreft de interpretatie van de Belgische verdragspositie en wetgeving door het Belgische Hof van Cassatie. Nu zij niet mede betrekking heeft op de Nederlandse verdragspositie of wetgeving, gaat het om een interne, Belgische kwestie waarover de Nederlandse regering geen standpunt past.

Vraag 3

Wat is uw standpunt ten aanzien van de reactie van Netanyahu als hij stelt 'dit besluit (....) autoriseert terreur en helpt degenen niet die terrorisme bestrijden'? 2)

Vraag 4

Wat is uw standpunt ten aanzien van de reactie van Netanyahu als hij stelt dat dit besluit 'niet alleen Israël kwetst, maar de hele vrije wereld en Israël daar streng op zal reageren'? 3)

Antwoord

De kritiek van de heer Netanyahu op de uitspraak van het Hof van Cassatie in België, in casu zijn oordeel over de implicaties daarvan voor de internationale strijd tegen terreur, deel ik niet.

Vraag 5

Acht u het wenselijk dat de Nederlandse wetgeving het mogelijk maakt verdachten van misdrijven tegen menselijkheid en genocide die zich buiten Nederland bevinden, voor een Nederlandse rechtbank te vervolgen?

Vraag 6

Zo ja, bent u bereid initiatieven te nemen die het mogelijk maken om verdachten die zich in het buitenland bevinden in Nederland te vervolgen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

In het voorstel van Wet Internationale Misdrijven (WIM), thans in behandeling bij de Eerste Kamer, is er voor gekozen universele rechtsmacht te koppelen aan het vereiste van aanwezigheid van de verdachte op Nederlands grondgebied. Er is geen reden daarop naar aanleiding van deze uitspraak terug te komen.

Vraag 7

Ziet u mogelijkheden dergelijke initiatieven te coördineren met het Internationaal Strafhof? Zo ja, op welke manier denkt u dat vorm te kunnen geven? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Zoals ook aangegeven tijdens de behandeling van de WIM in de Tweede Kamer, wil de regering de ontwikkeling van een zo praktisch mogelijke gedragslijn met betrekking tot de onderlinge afstemming en toedeling van zaken laten afhangen van de ervaringen na de feitelijke start van het Internationale Strafhof, waarbij vooral van belang is welk beleid de Aanklager zal voeren in het licht van het complementariteitsbeginsel.

1. 'België mag Sharon toch vervolgen; Hof acht genocidewet van toepassing'. Volkskrant, 13 februari jl.

2. 'Rel België en Israël. Hof: Sjaron kan vervolgd voor bloedbad Sabra en Sjatila'. Trouw, 13 februari jl.

3. 'Rel België en Israël. Hof: Sjaron kan vervolgd voor bloedbad Sabra en Sjatila'. Trouw, 13 februari jl.

===