European Commission

IP/03/420

Brussel, 21 maart 2003

Verzoek van de Commissie om opmerkingen over de regelgeving voor de vrije beroepen en de gevolgen ervan

Het zou de consument ten goede komen indien de beroepen van advocaat, architect en andere vrije beroepen minder gereglementeerd zouden zijn, aldus een onafhankelijke studie die voor de Europese Commissie is uitgevoerd. De regelgeving voor professionele diensten verschilt sterk van het ene land van de Europese Unie tot het andere, vooral met betrekking tot prijzen, reclame en interprofessionele samenwerking. In een toespraak vandaag tot de Duitse vereniging van advocaten heeft het voor concurrentie bevoegde lid van de Commissie, de heer Mario Monti, regelgevers en beroepsbeoefenaren uitgenodigd zich te beraden over de vraag of sommige restricties - die voor een deel hun oorsprong vinden in de middeleeuwse gilden - vandaag de dag nog nodig zijn en of deze geen nadelige gevolgen hebben voor zowel het bedrijfsleven, dat een actief gebruiker is van de diensten van de vrije beroepen, als de consument.

In de loop der jaren zijn de voor concurrentie bevoegde diensten van de Commissie herhaaldelijk geconfronteerd, naar aanleiding van klachten, aanmeldingen of parlementaire vragen, met het vraagstuk van de toepassing van de mededingingsregels, met name artikel 81 inzake concurrentiebeperkende praktijken, op professionele diensten.

Tot op heden heeft de Commissie op dit gebied drie beschikkingen gegeven waarvan de voornaamste beginselen door de Europese rechtbanken zijn bevestigd. Deze beschikkingen betreffen de tarieven voor douane-expediteurs in Italië, de tarieven voor octrooi- en merkengemachtigden in Spanje, en de gedragscode voor de octrooigemachtigden bij het Europees Octrooibureau(1) .

Het besluit om opdracht te geven tot een studie naar de vrije beroepen is ingegeven door de noodzaak om meer te weten te komen over de nationale regelgeving met het oog op lopende zaken, recente arresten van het Hof van Justitie in de zaken Arduino en Wouters (naar aanleiding van prejudiciële vragen van een Italiaanse en een Nederlandse rechtbank) en een stijgende tendens bij enkele nationale regelgevers en zelfregulerende instanties in de EU om sommige regels af te zwakken.

De studie die is uitgevoerd door het Institute for Advanced Studies in Wenen, is bedoeld om op Europees niveau de discussie te beginnen over de vraag of de mate van reglementering van de vrije beroepen strookt met de economische ontwikkelingen en de technische vooruitgang, en of er regels zijn die niet gerechtvaardigd zijn op grond van de mededingingswetgeving.

In de studie wordt een vergelijking gemaakt van de regelgeving voor advocaten, notarissen, accountants, architecten, ingenieurs en apothekers in alle landen van de EU, met als conclusie dat de situatie van land tot land aanzienlijk verschilt.

Oostenrijk, Italië, Luxemburg, Duitsland en wellicht Griekenland zijn de landen waar de regelgeving voor alle beroepen het meest restrictief is, terwijl het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Denemarken, Nederland, Ierland en Finland over vrij liberale regelgevingsstelsels lijken te beschikken (behalve voor apothekers in de Noordse landen). De overige landen (België, Frankrijk, Portugal en Spanje) lijken daar ergens tussenin te zitten.

Op een schaal van 0 tot 12 voor de "regelgevingsindices" komt de studie tot de bevinding dat de juridische beroepen (advocaten en notarissen) in Griekenland het meest gereglementeerd zijn (9,5), terwijl Finland praktisch geen regels kent (0,3). De meeste andere landen situeren zich rond de 6.

Italië daarentegen kent de hoogste regelgevingsindice voor architecten (6,2), een beroep dat op zich niet sterk gereglementeerd is aangezien het gemiddelde voor de EU op minder dan 3 ligt. Onderstaande tabel geeft een globaal beeld van de regelgevingsindices:

Algemene regelgevingsindices voor verschillende beroepen

Accountants
Juridische diensten Architecten Ingenieurs Apothekers Oostenrijk 6.2 7.3 5.1 5 7.3 België 6.3 4.6 3.9 1.2 5.4 Denemarken 2.8 3.0 0 0 5.9 Finland 3.5 0.3 1.4 1.3 7.0 Frankrijk 5.8 6.6 3.1 0 7.3 Duitsland 6.1 6.5 4.5 7.4 5.7 Griekenland 5.1 9.5 n.a. n.a. 8.9 Ierland 3.0 4.5 0 0 2.7 Italië 5.1 6.4 6.2 6.4 8.4 Luxemburg 5 6.6 5.3 5.3 7.9 Nederland 4.5 3.9 0 1.5 3.0 Portugal n.a. 5.7 2.8 n.a. 8 Spanje 3.4 6.5 4.0 3.2 7.5 Zweden 3.3 2.4 0 0 12 VK 3.0 4.0 0 0 4.1

De studie vormt een bijdrage aan de discussie en weerspiegelt niet de opvattingen van de Commissie. Het is gebaseerd op de antwoorden van de nationale beroepsorganisaties en heeft betrekking op de regelgeving voor markttoegang en marktgedrag, zoals de regelgeving inzake honoraria (vaste prijzen, minimum- en/of maximumprijzen), reclame en marketing, interprofessionele samenwerking, geografische restricties of beperkingen inzake de oprichting van bijkantoren, enz.

Er wordt onder andere geconcludeerd dat er een tendens naar minder regelgeving bestaat en dat er geen aanwijzingen zijn dat in landen met weinig of geen regelgeving de consument minder bescherming geniet.

Een andere conclusie is dat in landen met weinig regelgeving de inkomsten per beroepsbeoefenaar naar verhouding lager zijn, maar dat een verhoudingsgewijs groter aantal beroepsbeoefenaren, relatief gezien, een hogere omzet genereert. Dit leidt tot de veronderstelling dat weinig regelgeving geen belemmering maar veeleer een prikkel is tot vermogensvorming.

In zijn toespraak van vandaag tot de Duitse vereniging van advocaten in Berlijn moedigde de heer Monti zowel regelgevers als beroepsbeoefenaren aan open en constructief na te denken over de bevindingen van de studie, en hij voegde eraan toe dat zowel beroepsbeoefenaren als consumenten waarschijnlijk baat zouden hebben bij meer concurrentie.

"Deze studie schetst een fascinerend beeld van de situatie in de verschillende lidstaten en lijkt erop te wijzen dat het publiek zou winnen bij een grotere vrijheid voor de vrije beroepen",

" Beroepsbeoefenaren zouden ook gebaat te zijn met een gezonde concurrentie. (Zij) zouden wellicht beter in staat zijn hun diensten aan te passen en te innoveren teneinde tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van de gebruikers... Het hebben van een lange en achtenswaardige traditie zou geen belemmering mogen zijn voor modernisering, het aanbieden van nieuwe diensten en een verhoogd concurrentievermogen".

De onafhankelijke studie en een uitnodiging om opmerkingen te maken, zijn te vinden op de internetpagina van het directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie. Antwoorden worden voor eind mei ingewacht.

http://europa.eu.int/comm/competition/index_en.html

Recente arresten van het Hof en het Gerecht van eerste aanleg

De Commissie aanvaardt de arresten van het Europese Hof van Justitie van februari 2002 waarin wordt verduidelijkt in hoeverre de mededingingsregels van toepassing zijn op de vrije beroepen.

In een zaak betreffende de verplichte tariefregeling voor Italiaanse advocaten (zaak Arduino) oordeelde het dat de staat een beroepsorganisatie kan betrekken bij de reglementering van het beroep zolang de besluitvorming in handen van de staat berust en deze voldoende controlemechanismen voorziet.

Een ander arrest betrof een verbod op samenwerkingsverbanden tussen advocaten en accountants in Nederland (zaak Wouters). Uit dit arrest volgt dat een door een beroepsorganisatie opgelegde regeling die echt noodzakelijk is om de goede uitoefening van een beroep te verzekeren, niet onder het verbod op concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten en gedragingen valt, terwijl daarentegen andere regelingen geen concurrentiebeperkende gevolgen mogen inhouden.

(1)
Het betreft de beschikkingen van:--30 juni 1993, CNSD, PB L 203 van 13.8.1993;--30 januari 1995, COAPI , PB L 122 van 2.6.1995, en --7 april 1999, EPI , PB L 106 van 23.4.1999.