European Commission

IP/03/436

Brussel, 26 maart 2003

Effectenmarkten: Commissie dient richtlijnvoorstel in ter bevordering van beleggersbescherming en transparantie

De Europese Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een richtlijn tot invoering van minimumtransparantievereisten voor informatie die moet worden verstrekt door ondernemingen waarvan de effecten op een gereglementeerde markt, zoals bijvoorbeeld een effectenbeurs, worden verhandeld. Het richtlijnvoorstel, dat als een essentieel onderdeel van het Actieplan voor financiële diensten moet worden gezien, is erop gericht beleggers een betere bescherming te bieden, de aantrekkingskracht van de Europese markt voor beleggers te vergroten en de efficiëntie, openheid en integriteit van de Europese kapitaalmarkten te bevorderen. Het voorstel zou tevens een aantal met transparantieverplichtingen samenhangende nationale belemmeringen wegnemen die emittenten (of "uitgevende instellingen" zoals zij in het richtlijnvoorstel worden genoemd) ervan kunnen weerhouden om de toelating van hun effecten tot de handel op meer dan één gereglementeerde markt in de EU aan te vragen. Om bovengenoemde doelstellingen te bereiken, voorziet de voorgestelde richtlijn in een opwaartse bijstelling van het huidige niveau en de publicatiefrequentie van de financiële informatie die emittenten verplicht zijn in de loop van het boekjaar aan de markten te verstrekken. Tevens zouden de eisen worden vereenvoudigd waaraan emittenten moeten voldoen op het gebied van de taalregeling en de wijze waarop informatie dient te worden verspreid. Het richtlijnvoorstel zal bij het Europees Parlement en de EU-Raad van Ministers worden ingediend voor aanneming volgens de zogeheten "medebeslissingsprocedure".

Het voor de interne markt bevoegde Commissielid, de heer Frits Bolkestein, heeft in dit verband het volgende verklaard: "Dit voorstel moet ervoor zorgen dat beleggingsbeslissingen stoelen op degelijke informatie over emittenten van effecten informatie die beschikbaar is voor alle beleggers, groot en klein, ervaren en onervaren. Beleggingsbeslissingen die met een betere kennis van zaken worden genomen, zullen tot een betere kapitaalallocatie leiden, hetgeen zowel beursgenoteerde ondernemingen als beleggers ten goede zal komen en enorme voordelen zal opleveren voor de Europese economie als geheel. Opdat van een waarlijk eengemaakte markt voor financiële diensten sprake kan zijn, dienen beleggers in staat te zijn probleemloos en vol vertrouwen over de grenzen heen te beleggen.

Ik wil dit doel bereiken zonder emittenten al te zware lasten op te leggen. In vergelijking met de in de VS gangbare werkwijzen hebben wij dan ook geopteerd voor minder scherpe publicatietermijnen en een pragmatischer mix van gedetailleerdere halfjaarlijkse financiële verslagen en minder uitgebreide maar betrouwbare driemaandelijkse financiële informatie. Dat is het strikte minimum dat moderne kapitaalmarkten nodig hebben om meer beleggingen bij meer mensen aan te trekken. Ruimdenkende ondernemingen zien transparantie niet als verloren moeite, maar als een investering in loyaliteit en vertrouwen."

Het Commissievoorstel is er gekomen nadat twee jaar lang uitvoerig met de markten, toezichthouders en andere belanghebbenden is overlegd en vormt een onderdeel van een allesomvattende strategie die erop gericht is de duidelijkheid, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid te verbeteren van de informatie die aan beleggers wordt verstrekt. Andere daarmee samenhangende initiatieven van de Commissie hebben betrekking op de standaarden voor jaarrekeningen, de prospectussen en het vennootschapsrecht.

Het richtlijnvoorstel zal het bestaande EU-recht moderniseren en het aldus beter doen aansluiten op de eisen die door een economie met een mondialer karakter worden gesteld.

Werkingssfeer

De voorgestelde richtlijn zal van toepassing zijn op alle ondernemingen waarvan de effecten in de EU tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten. Evenals de Prospectusrichtlijn (momenteel in behandeling bij de Raad en het Parlement) houdt zij rekening met de specifieke kenmerken van wholesale-obligatiemarkten, zoals euro-obligatiemarkten. Zo zullen er geen periodieke verslaggevingsverplichtingen gelden voor emittenten die uitsluitend obligaties uitgeven met een nominale waarde per eenheid van 50 000 EUR of meer.

Te verstrekken informatie

De richtlijn actualiseert en verscherpt de periodieke informatieverplichtingen waaraan emittenten van effecten zich moeten houden. De huidige EU-wetgeving dateert immers al van ongeveer twintig jaar geleden en moet worden gemoderniseerd om rekening te houden met het feit dat alle ondernemingen die in de EU aan een beurs genoteerd zijn, vanaf 2005 de internationale standaarden voor jaarrekeningen (International Accounting Standards IAS) moeten toepassen (zie IP/02/827 en IP/01/200, alsook MEMO/01/40). Tal van lidstaten hebben hun voorschriften betreffende de voor emittenten geldende openbaarmakingsplicht overigens reeds zodanig aangescherpt dat zij veel strenger zijn dan de eisen die thans door de EU-wetgeving worden gesteld.

In de voorgestelde richtlijn is naar een evenwicht gezocht tussen het streven naar een grotere markttransparantie voor alle beleggers en het vermijden van onnodige lasten en kosten voor emittenten. De richtlijn wordt gekenmerkt door een pragmatische beleidsmix van gedetailleerdere halfjaarlijkse financiële verslagen en minder uitgebreide driemaandelijkse financiële informatie over het eerste en het derde kwartaal van elk boekjaar.

De voorgestelde richtlijn zou alle emittenten van effecten ertoe verplichten de volgende documenten periodiek aan het publiek bekend te maken:

* een gecontroleerd jaarlijks financieel verslag (financiële overzichten die zijn opgesteld op basis van de internationale standaarden voor jaarrekeningen) en een jaarverslag, en zulks uiterlijk drie maanden na het einde van elk boekjaar;
* een verkort halfjaarlijks financieel verslag dat is opgesteld op grond van de internationale standaard voor jaarrekeningen betreffende tussentijdse financiële verslaggeving (IAS 34), alsmede een actualisering van het laatste jaarverslag.

Daarnaast zouden emittenten van aandelen ook minder uitgebreide driemaandelijkse financiële informatie moeten publiceren over het eerste en het derde kwartaal van een boekjaar. Deze informatie zou de volgende elementen omvatten: de netto-omzet van de emittent van de aandelen, het resultaat vóór of na aftrek van de belastingen en, indien de emittent daartoe besluit, een indicatie van de verwachte toekomstige ontwikkeling van de onderneming gedurende de rest van het boekjaar. De lidstaten zouden niet in staat zijn van emittenten van aandelen te verlangen dat zij deze informatie over de verwachte ontwikkelingen voor de korte termijn in hun kwartaalverslagen publiceren.

Ondernemingen die uitsluitend obligaties uitgeven en waarvoor momenteel totaal geen tussentijdse verslaggevingsvereisten gelden, zouden krachtens het voorstel verplicht zijn halfjaarlijkse financiële verslagen over de eerste zes maanden van een boekjaar bekend te maken.

Al deze tussentijdse informatie zou binnen een termijn van 60 dagen na het verstrijken van de relevante periode moeten worden verstrekt.

De voorgestelde richtlijn verstrengt tevens de vereisten die thans voor niet periodiek openbaar te maken informatie gelden:
* om het publiek sneller en beter over belangrijke deelnemingen van grote aandeelhouders in te lichten, zouden veelvuldiger en binnen kortere termijnen wijzigingen in de aandeelhoudersstructuren van de emittenten openbaar moeten worden gemaakt. De betrokken aandeelhouders en de onderneming zelf zouden ervoor moeten zorgen dat deze informatie aan het publiek wordt meegedeeld;
* emittenten van effecten zouden aandeel- en obligatiehouders informatie moeten verschaffen om de deelneming aan algemene vergaderingen te vergemakkelijken. Zo zou onder meer informatie moeten worden verstrekt over het stemmen bij volmacht overeenkomstig het recht van de lidstaat van herkomst van de emittent.

Het richtlijnvoorstel zou ondernemingen onder bepaalde voorwaarden (zie verder) toestaan deze informatie langs elektronische weg te verzenden. Het voorstel legt evenwel geen voorwaarden voor elektronische stemming vast en voorziet evenmin in de harmonisatie van stemming bij volmacht in de EU. Deze aspecten vallen onder het vennootschapsrecht en het ondernemingsbestuur, waarover de Commissie dit voorjaar een afzonderlijke mededeling zal publiceren. Daarin zal rekening worden gehouden met het in november 2002 bekendgemaakte verslag van de door de Commissie opgerichte groep van deskundigen op hoog niveau op het gebied van het vennootschapsrecht (zie IP/02/1600).

Taalregeling

De voorgestelde richtlijn bevat voorschriften in verband met de talen die moeten worden gehanteerd. Momenteel kan elke lidstaat waar een onderneming is genoteerd, verlangen dat de informatie in zijn officiële ta(a)l(en) aan het publiek wordt bekendgemaakt. Uit de in het kader van de raadpleging ontvangen reacties blijkt evenwel dat emittenten van wie effecten in meerdere lidstaten worden verhandeld, het duur en lastig vinden dat zij informatie in vele verschillende talen moeten verstrekken. Krachtens de voorgestelde richtlijn zouden dergelijke emittenten, wanneer zij informatie op een markt van een lidstaat van ontvangst openbaar maken, benevens de taal van hun lidstaat van herkomst, ook kunnen opteren voor een taal die in internationale kringen pleegt te worden gebruikt.

Verspreiding van informatie onder het publiek

De voorgestelde richtlijn zou garanderen dat emittenten zowel in hun lidstaat van herkomst als daarbuiten de informatie tijdig verspreiden. Daartoe zouden emittenten desgewenst gebruik mogen maken van verspreidingsmiddelen van buiten hun lidstaat van herkomst, dan wel alle financiële informatie via één enkele bron mogen kanaliseren. De lidstaten van ontvangst waar effecten van een emittent worden verhandeld, zouden niet langer over de mogelijkheid beschikken om de eigen beleidslijn op te leggen, maar zouden de emittent moeten toestaan zijn internetsite te gebruiken, aangevuld met een efficiënt elektronisch waarschuwingssysteem waarvan de bijzonderheden bij vast te stellen uitvoeringsvoorschriften zouden worden geregeld. Het voorstel bepaalt tevens dat de Commissie, indien nodig, een lijst dient op te stellen van de media waarvan de lidstaat van herkomst het gebruik kan voorschrijven.

Achtergrond

De Commissie heeft dit voorstel opgesteld na twee jaar uitvoerig overleg te hebben gepleegd met nationale autoriteiten, emittenten van effecten, beleggers, accountants, beurzen en marktdeelnemers (zie IP/02/684).

Het voorstel is opgesteld conform de institutionele regelingen die zijn neergelegd in de resolutie van de Europese Raad van Stockholm, die het gevolg was van de door het Comité van wijzen onder het voorzitterschap van baron Alexandre Lamfalussy gedane aanbevelingen ten aanzien van de efficiëntie en transparantie van het EU-wetgevingsproces met betrekking tot de effectenmarkten (zie IP/02/195). Het betreft derhalve een "kaderrichtlijn", hetgeen aansluit bij de in februari 2002 met het Europees Parlement gesloten overeenkomst ter verbetering van de regulering van de EU-effectenmarkten.

Het voorstel stelt de algemene kaderverplichtingen vast die de autoriteiten van de lidstaten moeten doen naleven. Het voorziet tevens in het gebruik van technische uitvoeringsmaatregelen om de eenvormige toepassing van de richtlijn te garanderen en met de veranderende marktomstandigheden en toezichtpraktijken rekening te houden. De werkingssfeer van de uitvoeringsmaatregelen zal worden bepaald door het Europees Parlement en de Raad op grond van de medebeslissingsprocedure. De door de Commissie vast te stellen uitvoeringsmaatregelen zullen worden uitgewerkt op basis van het technische advies dat na open overleg met de marktdeelnemers door het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) wordt uitgebracht.

De volledige tekst van het voorstel is beschikbaar op de website van de Commissie op het volgende adres:

http://www.europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/mobil/index. htmZie ook :

MEMO/03/68