Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministrie van Buitenlandse Zaken

Postbus 20061

2500 EB 's-Gravenhage

Telefoon 070-3486486

Ministerie van Defenisie

Postbus 20701

2500 ES 's-Gravenhage

Telefoon 070-3188188

Aan:

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4 's-Gravenhage

I.a.a.:

de Voorzitter van de

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 22 's-Gravenhage

Uw brief Uw kenmerk Ons nummerDatum

P/2003001016 26 maart 2003

Zeer geachte Voorzitter

Hierbij bieden wij u ter kennisneming aan de notitie 'Stand van zaken m.b.t. de uitvoering van de aanbevelingen Veiligheidsraad Resolutie 1325 Vrouwen Vrede en Veiligheid door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie'.

In oktober 2000 heeft de VN Veiligheidsraad resolutie 1325 'Vrouwen, Vrede en Veiligheid' aangenomen. Deze resolutie roept op tot zowel het versterken van de rol van vrouwen bij de planning, voorbereiding, besluitvorming en de uitvoering van vredesmissies als tot grotere aandacht voor de effecten van conflict en vredesoperaties op vrouwen. VN resolutie 1325 biedt daarbij een algemeen kader voor de integratie van genderaspecten in het beleid inzake internationale vrede en veiligheid.

Recent heeft Clingendael, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een onderzoeksrapport gepubliceerd over "Women´s roles in conflict prevention, conflict resolution and post-conflict reconstruction: literature reviews and institutional analysis". Uit het onderzoek blijkt dat de thema's uit VN resolutie 1325 nog steeds actueel zijn. Clingendael constateert dat er relatief meer aandacht is voor gender in het proces van wederopbouw en reconstructie in vergelijking met bijvoorbeeld conflictpreventie en vredesonderhandelingen. Voor Buitenlandse Zaken en Defensie signaleert de studie de volgende belangrijke thema's die aandacht vragen:


- meer aandacht voor gender bij conflictpreventie en 'early warning';

- het betrekken van vrouwen bij vredesonderhandelingen;

- bescherming van vrouwen en meisjes tegen oorlogs- en sexueel geweld.
Vorig jaar stelden het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Defensie gezamenlijk een werkgroep in om te bezien in hoeverre bestaand beleid inspeelt op VN-resolutie 1325. De werkgroep heeft ook onderzocht op welke punten nieuw beleid wenselijk is in lijn met de resolutie. De werkgroep heeft daarbij geprobeerd voeling te houden met de feitelijke omstandigheden waaronder vredesoperaties plaatsvinden. Dat komt de geloofwaardigheid van de activiteiten ten goede. In bijgaande notitie treft u de bevindingen aan van de werkgroep. Hieronder volgen kort enige aandachtspunten per ministerie.

Buitenlandse Zaken

Resolutie 1325 raakt diverse deelterreinen van buitenlandse beleid waarbinnen vaak aandacht wordt geschonken aan vrouwen en gender thema's. In lijn met het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken zal er worden gewerkt aan verdere verankering van het thema gender in het buitenlands beleid. Op de volgende punten zal het beleid nader worden uitgewerkt en aangescherpt:

1. Bilateraal buitenlandsbeleid

In het kader van conflictpreventie en -oplossing en vredesopbouw, met name waar het gaat om ontwikkeling en uitvoering van beleid m.b.t. regio's, conflictgebieden en brandhaarden, komt meer aandacht voor gender door het thema te integreren in analyses ten behoeve van preventie, beheersing en resolutie van conflicten. Ook zal Nederland er op toezien dat gendergelijkheid meer systematisch dan tot dusver wordt geïntegreerd in door haar ondersteunde programma's van reconstructie en demobilisatie. Een recent voorbeeld is Afghanistan waar Nederland bij voortduring aandacht vraagt voor de situatie van vrouwen en hun inbreng in het vredesopbouw en reconstructieproces. In de Hoorn van Afrika zal Nederland de - al jaren lopende - actieve ondersteuning aan vrouwengroepen om te participeren in het vredesproces, voortzetten.

2. Multilateraal beleid

In VN-verband dringt Nederland in diverse fora direct of indirect aan op opvolging van resolutie 1325. Waar dat nog niet het geval is, zal overwogen worden gendermainstreaming op de agenda te zetten van de diverse partnerovereenkomsten met VN-organisaties op het gebied van vrede, veiligheid en humanitaire hulp. De UN-Commision on the Status of Women zal in 2004 aandacht besteden aan het thema vrouw en conflict. In het kader van het Nederlandse OVSE voorzitterschap zal er aandacht zijn voor vrouwenhandel en voor politieke en maatschappelijke participatie van vrouwen in brede zin, beide thema's die nauw zijn gerelateerd aan de multi-dimensionale conflicten in de regio. Recent was het thema gender en conflict onderwerp van een conferentie van de Raad van Europa. Ook in EU en NAVO verband zal - in de lijn van resolutie 1325 ­ in concrete gevallen aandacht gevraagd worden voor aspecten van gendergelijkheid in conflictpreventie, vredesoperaties en programma's van wederopbouw en reconstructie.

3. Interne aspecten

In samenwerking met andere ministeries zal er naar worden gestreefd dat er meer goede, Nederlandse vrouwelijke kandidaten worden aangemeld voor de VN-lijst van experts op het gebied van vrede en veiligheid. Binnen het ministerie zal in de loop van 2003 verder worden geïnvesteerd in de opbouw en verspreiding van kennis en expertise op het gebied van gender en conflict bij afdelingen die zich met deze thematiek bezig houden.

Defensie

Het ministerie van Defensie besteedt in haar opleidingen, waar relevant, aandacht aan genderkwesties. Zie voor nadere informatie de bijlage 'stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen Veiligheidsraadresolutie 1325 Vrouwen, Vrede en veiligheid'. Op de volgende punten zal het beleid verder worden aangescherpt:

1. Opleiding en training

Expertisebevordering aangaande genderaspecten bij operationeel leidinggevenden. Het gaat hier om praktische, korte en functiegerichte opleidingen tijdens verschillende fasen van de militaire loopbaan. Hierbij is het wenselijk te streven naar verankering binnen de bestaande basis- en carrièreopleidingen voor leidinggevenden. Tijdens deze opleidingen kan aandacht worden besteed aan onder andere specifieke competenties van vrouwen die deel uitmaken van een vredesmacht in relatie tot de unieke omstandigheden ter plaatse. Daarnaast zal er ook aandacht worden besteed aan problemen die zowel in de voorbereiding als tijdens de uitzending aandacht behoeven, zoals vrouwenhandel, prostitutie, mishandeling en verkrachting van vrouwen en meisjes.

2. Genderperspectief in vredesoperaties

Bij het bezien van het doel van uitzendingen zal het genderperspectief nadrukkelijker in de beschouwing moeten worden betrokken. Dit betekent dat er aandacht is voor de effecten van een Nederlandse uitzending op vrouwen in de uit te zenden eenheid en op lokale vrouwen, voor het betrekken van vrouwen bij het proces van vredesbevorderende activiteiten en wederopbouw en dat bescherming wordt geboden aan vrouwen en meisjes tegen oorlogs- en sexueel geweld.

3. Gender in documenten en briefing

In verschillende documenten, zoals het handboek vredesoperaties, de operationele aanwijzingen en evaluaties, moet het onderwerp gender worden verwerkt dan wel explicieter worden beschouwd. De opgedane ervaringen moeten hun weerslag vinden in de opleiding en training van militairen.

4. Vrouwelijke militairen in vredesoperaties

Bij het samenstellen van eenheden voor toekomstige vredesoperaties wordt rekening gehouden met de wenselijkheid van de aanwezigheid van vrouwelijke militairen in het uitzendgebied. Voorafgaand aan elke missie wordt bezien in hoeverre vrouwelijke militairen een specifieke rol toekomt in de opzet van die missie. Daarnaast worden ervaringen met vrouwen in uitzendgebieden steeds zoveel mogelijk gebruikt als lessen voor de toekomst.

De minister van Buitenlandse Zaken De staatsecretaris van Defensie

Mr J. de Hoop Scheffer C. van der Knaap


Bijlage: Stand van Zaken m.b.t. de uitvoering van de aanbevelingen Veiligheidsraad Resolutie 1325 Vrouwen Vrede en Veiligheid door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie

Bijlage: VN Veiligheidsraad resolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid.
Stand van Zaken m.b.t. de uitvoering van de aanbevelingen Veiligheidsraad Resolutie 1325 Vrouwen Vrede en Veiligheid door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie .

Achtergrond

In toenemende mate is er aandacht voor vrouwen in situaties van oorlog en conflict. Waar aanvankelijk vrouwen veelal alleen als slachtoffer van oorlog en conflict werden gezien, is er sinds een aantal jaren ook meer aandacht voor de actieve rol van vrouwen op het gebied van vrede en veiligheid. Die actieve rol spelen vrouwen bijvoorbeeld in conflictpreventie dicht bij huis in hun gemeenschap, maar ook in (officiële) vredesonderhandelingen en in internationale vredesmissies. Deze ontwikkeling vindt zijn weerslag in de tekst van Veiligheidsraad Resolutie 1325 "Vrouwen Vrede en Veiligheid", aangenomen in oktober 2000. Met het aannemen van deze resolutie in de Veiligheidsraad hebben de belangrijke actoren in de mondiale politiek op het gebied van vrede en veiligheid de verantwoordelijkheid op zich genomen om een actieve rol van vrouwen in vraagstukken van vrede en veiligheid te bevorderen en speciale aandacht te geven aan vrouwen als slachtoffers van conflicten.

Ook in Nederland was in het verleden aandacht voor dit thema. Het Ministerie van Defensie voert een emancipatiebeleid gericht op de vergroting van de deelname van vrouwen in de krijgsmacht. Culturele aspecten, waaronder de positie van vrouwen, komen standaard aan de orde in de voorbereiding van buitenlandse missies. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in de tweede helft van de jaren 90 actief bijgedragen aan de ontwikkeling van kennis en beleid op het gebied van vrouwen, vrede en veiligheid mede door de financiering van programma's met Sudanese vrouwen en met Israelische/Palestijnse vrouwen en door steun aan onderzoek van IDS-Sussex en het UNRISD War Torn Societies project.

In navolging van de oproep in Veiligheidsraad Resolutie 1325 heeft een ambtelijke werkgroep van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en van Defensie in 2002 geïnventariseerd in hoeverre bestaand beleid in overeenstemming is met de voornemens en aansporingen in Resolutie 1325. Ook is gekeken op welke punten momenteel nieuw beleid in ontwikkeling is en op welke punten het beleid verder moet worden ontwikkeld.

Deze notitie vat de bevindingen van de ambtelijke werkgroep samen en behandelt in drie clusters de zeventien onderdelen van Resolutie 1325:

1. de actieve betrokkenheid van vrouwen bij vraagstukken van vrede en veiligheid, te weten hun rol in besluitvorming en management van vredesprocessen en in de uitvoering van vredesoperaties (onderdeel 1, 2, 3, 4 en 15);

2. de noodzaak een genderperspectief in te bouwen in peace keeping en in interventies gericht op conflictpreventie, vredesopbouw en reconstructie, en de aandacht voor genderissues in de voorbereiding en training van betrokkenen (5, 6, 7, 8, 13, 16 en 17);

3. de (rechts)bescherming van vrouwen en meisjes als slachtoffers in conflictsituaties (onderdelen 9, 10, 11, 12, 14).

Bij elk onderdeel van de resolutie wordt gekeken naar het beleid en de uitoefening van directe verantwoordelijkheden door de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Ook wordt ingegaan op de rol van Nederland in de diverse internationale fora.

Ad. 1 Actieve betrokkenheid van vrouwen bij vraagstukken van vrede en veiligheid, waaronder hun rol in besluitvorming en management van vredesprocessen en in de uitvoering van vredesoperaties

Vrouwen kunnen op diverse manieren betrokken worden bij vredesprocessen en vredesoperaties. Veiligheidsraad Resolutie 1325 spreekt van de noodzaak van deelname van vrouwen aan "besluitvorming in instituties en mechanismen voor preventie, management en conflictresolutie". Specifiek noemt de resolutie dat het aantal vrouwelijke Speciale Vertegenwoordigers van de SGVN moet toenemen en vraagt meer algemeen om een toename van het aantal vrouwen dat actief is in VN-veldoperaties op het gebied van vrede en veiligheid.

Participatie van vrouwen in besluitvorming

In diverse internationale fora (VN, EU, OVSE) pleit Nederland met regelmaat voor betrokkenheid van vrouwen in conflictresolutie en vredesprocessen, bijvoorbeeld in de Algemene Vergadering van de VN in 2001 wat betreft Afghanistan. Nederland geeft financiële ondersteuning aan de VN en andere organisaties om de betrokkenheid van vrouwen ook daadwerkelijk te realiseren.

Nederland zet zich ook veelvuldig in voor een grotere betrokkenheid van vrouwen in vredesprocessen, en met name vredesonderhandelingen, door bijvoorbeeld hun inbreng te faciliteren. Heel concreet is dat gebeurd door steun aan groepen vrouwen die streven naar vrede in Israel/Palestina en in Soedan. Soedan is momenteel het enige land waarin dergelijke steun op bilaterale basis wordt gegeven. Elders loopt de steunverlening via UNIFEM, (internationale) NGO's, (vrouwen) lobbygroepen bij de OAU/Afrikaanse Unie en het Nederlandse medefinancieringsprogramma.

Vrouwen en (diplomatieke) ondersteuning van vredesprocessen

Vrouwen worden ook in vredesprocessen betrokken als personeelslid van organisaties die zich bezig houden met vrede en veiligheid. Het streven van Veiligheidsraad Resolutie 1325 is die deelname te vergroten in termen van aantallen en rang. Ondanks de aangekondigde maatregelen binnen de VN-organisatie is nog geen sprake van een toename van vrouwen in relevante leidinggevende functies. Er is momenteel één vrouwelijke Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN (in Georgië), op een totaal van 46 en drie vrouwelijke Plv. Speciale Vertegenwoordigers-van de SGVN op een totaal van 12. Nederland heeft tot op heden geen vrouwelijke kandidaten kunnen leveren voor het door de VN ingestelde "roster". Op het gebied van de buitenlandse betrekkingen, en vrede en veiligheid in het bijzonder, zijn in Nederland nog maar weinig vrouwelijke diplomaten/topambtenaren actief. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert mede daarom voor haar eigen staf voor 2003 en 2004 concrete streefcijfers voor het aantal vrouwen in "gezichtbepalende functies". Op termijn kan een dergelijk gericht beleid, in combinatie met een inspanning vanuit de Algemene Bestuursdienst, leiden tot een Nederlandse inbreng op het VN-roster. Voor een inbreng in het VN-roster op de korte termijn moet gericht worden gescout onder Nederlandse vrouwen werkzaam in de internationale en landelijke politiek en bestuur.

Deelneming van vrouwelijke militairen aan vredesoperaties

Uit te zenden eenheden in het kader van vredesoperaties, worden uit effectiviteitsoverwegingen samengesteld uit organieke verbanden. Voor de uitvoering van vredesoperaties wordt binnen het kader van de gestelde taak en mandaat bezien welke expertise nodig is. Sturing van het aantal in te zetten vrouwelijke militairen is om die reden problematisch. Overigens zijn bij de meeste uitgezonden eenheden wel vrouwelijke militairen opgenomen.

Een belangrijke beperkende factor voor de inzet van Nederlandse vrouwen in vredesoperaties ­ individueel of als lid van een eenheid - is het geringe aantal vrouwelijke militairen bij de Nederlandse krijgsmacht. (momenteel 8%, voor 2010 is het streefcijfer 12%).

Recente ervaringen tonen aan dat een gunstige werking kan uitgaan van het nadrukkelijker aanwezig zijn van vrouwelijke militairen vooral bij het omgaan met situaties waarbij sprake is van geweld en/of verkrachting gericht tegen de vrouwelijke bevolking en kinderen. Mede daarom zal Defensie blijven streven naar grotere deelname van vrouwen aan vredesoperaties. Dit natuurlijk met in achtneming van de diverse beperkingen en randvoorwaarden zoals voorgeschreven uitzendtermijnen en het beperkt aantal beschikbare vrouwelijke militairen. Voorkomen moet worden dat vrouwelijke militairen onevenredig worden belast bij uitzendingen en frequenter worden uitgezonden dan hun mannelijke collega´s.

Ad. 2. De noodzaak een gender perspectief in te bouwen in interventies gericht op conflictpreventie, vredesopbouw en reconstructie en aandacht voor gender in de training van diegenen die betrokkenen zijn bij vredesoperaties

Genderrelaties, dat wil zeggen de sociaal gedefinieerde rollen en (machts)verhoudingen tussen mannen en vrouwen, worden beïnvloed door en hebben invloed op vrede en veiligheidssituaties. Resolutie 1325 spreekt in deze van de wil van de Veiligheidsraad om een "genderperspectief" te hanteren in vredesoperaties. Een genderperspectief op conflict houdt in dat inzichtelijk gemaakt wordt welke specifieke rol vrouwen en meisjes hebben in vergelijking met mannen en jongens, hoe die rollen eventueel veranderen en welke (gedifferentieerde) gevolgen het conflict heeft voor beide groepen.

Om ook effectief te kunnen handelen vanuit dat genderperspectief, vraagt de Resolutie aan de SGVN om personeel en middelen beschikbaar te maken voor gerichte activiteiten om vrouwen in de vredesoperatie te betrekken en negatieve effecten van de vredesoperatie voor vrouwen en meisjes te mitigeren. Daarnaast vraagt de resolutie aan "alle actoren" in onderhandelingen en de implementatie van vredesakkoorden een genderperspectief te hanteren. De Resolutie noemt in dit verband de volgende activiteiten: reconstructie, demobilisatie, ontmijning, lokale vredesopbouw, (grond)wetgeving, verkiezingen en de opbouw van het veiligheidsapparaat.

Gender in Vredesoperaties

In de diverse VN-operaties lijkt steeds meer aandacht te worden gegeven aan gender, maar uit de rapportages van de SGVN blijkt dat niet altijd. De data in die rapportages zijn in het algemeen niet uitgesplitst naar geslacht en informatie uit een genderanalyse van ontwikkelingen in het conflict is zelden tot nooit in de rapporten terug te vinden. Alleen in rapportages over UNTAET en UNMIK komen genderaspecten met zekere regelmaat aan de orde. De belangrijkste factor voor succes in gendermainstreaming is volgens USG DPKO de aanwezigheid van genderadviseurs in de staf van Vredesoperaties. Onderzoek van UNIFEM geeft aan dat dergelijke adviseurs echter te vaak te geïsoleerd en te laag in de hiërarchie opereren.

In de voorbereiding en de uitvoering van specifieke vredesoperaties wordt door het Ministerie van Defensie aandacht gegeven aan de situatie van de lokale bevolking, inclusief de positie van vrouwen. Met name in training en briefings voorafgaand aan vredesmissies komt dit thema aan de orde. Trainingsmateriaal dat met financiële steun van Nederland door UNDPKO is ontwikkeld voor de VN, zal aan het Ministerie van Defensie ter beschikking worden gesteld ter beoordeling en eventueel gebruik.

In 2003 zal de CIMIC Group North operationeel worden. CIMIC is een NAVO initiatief waaraan Nederland actief deelneemt waarbij (burger)specialisten op divers gebied de ontplooing van legereenheden ondersteunen. Specialist(en) met kennis van noodhulp, mensenrechten en gender-based violence maken bijvoorbeeld deel uit van deze pool van expertise.

Gender in preventie, wederopbouw en reconstructie

In de Beleidsnotities over Conflictpreventie en over Wederopbouw en ook in het Factsheet Demobilisatie en Disarmament van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn een aantal uitgangspunten voor een genderperspectief op vrede en veiligheid opgenomen. Het Factsheet Demining moet nog worden aangepast. Ook het Ministerie van Defensie is voornemens om een aantal relevante beleidsdocumenten en -instrumenten te bezien en waar nodig aan te passen. Het UNDPKO wordt door Nederland financieel gesteund om haar operationele procedures met een "gender lens" te bekijken en door te lichten. OVSE/ODHIR heeft in het verleden capaciteitsversterking gehad op het punt van mensenrechten van vrouwen, m.n. democratisering. De door Nederland gefinancierde post van adviseur wordt in de toekomst uit het reguliere ODHIR budget gefinancierd, financiële ondersteuning van ODHIR voor concrete activiteiten blijft vooralsnog gehandhaafd.

In het kader van actuele conflicten zoals in Afghanistan, maar ook in Eritrea, het Mano River Basin en het Grote Merengebied heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op diverse manieren ingespannen om ervoor te zorgen dat er gender expertise en/of middelen beschikbaar zijn om belangrijke multilaterale actoren (VN, Wereldbank) in deze conflicten te ondersteunen bij het inbouwen van een genderperspectief. Bijvoorbeeld bij demobilisatie hanteren de VN en de Wereldbank tegenwoordig een "quickscan" om kwetsbare groepen te identificeren en maatregelen te nemen. In het specifieke geval van Eritrea droeg Nederland door het leveren van gender expertise bij aan de identificatie van het DRR-programma.

Naast multilaterale inspanningen steunt Nederland internationale NGO's als International Alert en IFOR, het International Fellowship for Reconciliation, die met een scherp oog voor gender en gender-relaties werken aan conflictoplossing en lobby op lokaal en internationaal niveau, en organisaties als de Network University die ­ via internet en distance learning - brede verspreiding van kennis en vaardigheden op het gebied van gender en conflict nastreven.

Ad. 3. Vrouwen en meisjes als slachtoffers in conflict en hun (rechts)bescherming

Wellicht meer dan vroeger hebben hedendaagse conflicten een enorme impact op de burgerbevolking. Schending van de rechten van vrouwen in situaties van oorlog bijvoorbeeld door seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes lijkt endemisch. Als vluchtelingen hebben vrouwen en meisjes vaak nog minder rechten en zeggenschap dan onder gebruikelijke omstandigheden.

Conflict en de mensenrechten van vrouwen

Nederland maakt zich in de 3e Commissie van de AVVN en in de VN-Mensenrechtencommissie (MRC) voortdurend sterk voor de bescherming van de rechten van vrouwen en meisjes in conflictsituaties. Recente voorbeelden zijn de AV Resolution 56/176 "Question of Human Rights in Afghanistan", de VN Mensenrechten Commissie (MRC) Resolutie 2001/50 "Integrating the Human Rights of Women Throughout the United Nations System" en de MRC resolutie 2001/49 "Elimination of Violence against Women". In het statuut van het International Criminal Court, waarvan Nederland gastland is, wordt expliciet gerefereerd aan de strafbaarheid als oorlogsmisdrijf van seksueel geweld. Daarmee is het ICC cruciaal voor de rechtsbescherming van vrouwen en meisjes in situaties van conflict.

In de afgelopen regeerperiode bijvoorbeeld was de waarborging van reproductieve rechten van vluchtelingen één van de emancipatietaakstellingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het accent lag op een financiële bijdrage aan UNFPA gericht op dit specifieke beleidsdoel. Daarnaast werkte Nederland aan een coherent en alert optreden van de EU in de VN waar thans diverse partijen (waaronder de Verenigde Staten, het Vaticaan en enkele Islamitische landen) voortdurend de reproductieve rechten van vrouwen zoals vastgelegd in de slotverklaring van de Conferentie over International Conference on Population and Development (ICPD/Cairo), proberen uit te hollen. Als het gaat om concrete schending van mensenrechten van vrouwen wordt van geval tot geval gekeken of Nederlandse Ambassades en PV´s - in EU verband - een rol moeten vervullen in het monitoren en aan de orde stellen van geweld tegen vrouwen. (zoals bijvoorbeeld in het recente verleden is gebeurd is in het geval van Sudan en Afghanistan).

Gender in humanitaire en trauma hulpverlening

Bij de financiering van humanitaire hulpprogramma's in chronische crisishaarden zoals Afghanistan, Angola, Burundi, Democratische Republiek Congo, Irak, Molukken, Sierra Leone, Soedan en Somalië, wordt de hulp aan de kwetsbare doelgroep Internally Displaced Persons (IDP's) en daarin de zwakste groep van vrouwen en kinderen, als belangrijke leidraad gehanteerd. Programma's worden niet alleen rechtstreeks gericht op deze groep maar ook specifiek geselecteerd op basis van hun toegepaste aanpak: (reproductieve) gezondheidsprogramma's, therapeutische voedselhulp, bescherming en mensenrechten e.d. Nederland vraagt ook consequent aandacht voor HIV/AIDS in post-conflict situaties. Actieve monitoring van uitvoerders van humanitaire hulp is essentieel. Voor belangrijke kanalen kunnen in toekomstige overeenkomsten genderdoelstellingen en benchmarks worden ingebouwd

Via de Nederlandse NGO Admira/Transact steunt Nederland capaciteitsopbouw op het gebied van (post-conflict) traumahulpverlening aan vrouwen op de Balkan. Daarbij is gebleken dat de realisatie van rechten van vrouwen en de bescherming tegen geweld een veel bredere aanpak vereist waarin ook aandacht is voor daderhulp en capaciteitsopbouw in medische diensten en in het politioneel en justitieapparaat. De ervaringen van Admira/Transact kunnen worden verwerkt in diverse ondersteunende programma op het gebied van de opbouw van nationale veiligheidsapparaten.

Conclusie

Veiligheidsraad Resolutie 1325 blijkt in praktijk een veelomvattend kader voor de mainstreaming van gender in beleid op het gebied van internationale vrede en veiligheid. De aanbevelingen van de resolutie sluiten goed aan op Nederlandse prioriteiten ten aanzien van empowerment van vrouwen en mainstreaming van gender.

Er zijn in het recente verleden door zowel het Ministerie van Defensie als het Ministerie van Buitenlandse Zaken concrete stappen gezet om het beleid op het gebied van internationale vrede en veiligheid vorm te geven langs de lijnen van resolutie 1325. Uit de inventarisatie daarvan, die in goede onderlinge samenwerking door het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Buitenlandse zaken is gemaakt, kan in algemene zin worden geconcludeerd dat een groot aantal actoren binnen beide Ministeries zich actief hiervoor inzethet nodige onderneemt.

Om het beleid verder uit te bouwen en te verankeren is thans een meer systematisch vervolg nodig, met een globale strategie op hoofdlijnen en een concrete uitwerking in de praktijk door direct verantwoordelijken. De aanbevelingen voor strategie en aanpak worden door beide Ministeries separaat uitgewerkt. Het onderwerp Vrouwen Vrede en Veiligheid staat op de agenda van de VN-Commission on the Status of Women voor het voorjaar van 2004. Ter voorbereiding daarvan zal in de loop van 2003 opnieuw een formele uitwisseling van informatie en ervaringen tussen de betrokken Ministeries plaatsvinden.

Verzonden aan Staten-Generaal per brief d.d. 4 juli 2002, kenmerk SZW0200501

Verzonden aan Staten-Generaal per brief d.d. 28 maart 2002, kenmerk BuZa020157

Voorzitter van de ambtelijke werkgroep was DVB/CV vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Vanuit het Ministerie van Defensie werd deelgenomen door DGPM/ Afdeling Beleidsontwikkeling, DAB, CDS en KL/CAI/OS-BLS. Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd aan de werkgroep deelgenomen door DVF/PJ, DMV/VG en DSI/VR (secretaris)

===