European Commission

IP/03/445

Brussel, 27 maart 2003

Commissie start raadpleging over de toepassing van de mededingingsregels op het zeevervoer

De Europese Commissie verzoekt om opmerkingen van regeringen en de betrokken bedrijfstakken over de toepassing van de mededingingsregels van de Europese Unie op het zeevervoer. Scheepvaartondernemingen die deel uitmaken van lijnvaartconferences genieten thans mededingingsrechtelijke immuniteit die meer dan 15 jaar geleden door de Raad van EU-ministers werd toegekend. De Commissie wil nagaan of deze immuniteit, die ondernemingen in staat stelt prijzen vast te stellen en het aanbod te beperken, nog steeds de verwachte voordelen oplevert en nog gerechtvaardigd is.

"Het overgrote deel van 's werelds handelsverkeer vindt plaats over zee. Het wordt derhalve hoog tijd om te onderzoeken of de uitzonderlijk milde immuniteit voor de antitrustwetgeving, die scheepvaartondernemingen genieten indien zij binnen lijnvaartconferences werkzaam zijn, strookt met de huidige marktomstandigheden. De Commissie wil vooral te weten komen of de verordening inzake de lijnvaartconferences leidt tot betrouwbare en efficiënte geregelde scheepvaartdiensten die voldoen aan de vereisten van de transportgebruikers, zoals de wetgever oorspronkelijk ten doel had", verklaarde commissaris voor concurrentie, Mario Monti.

Belanghebbenden worden verzocht hun standpunten over het vandaag door de Commissie bekendgemaakte raadplegingsdocument vóór 3 juni 2003 te formuleren.

Lijnvaartconferences zijn groepen van scheepvaartondernemingen die geregelde internationale transportdiensten voor vrachtvervoer aanbieden, hoofdzakelijk op de routes tussen Europa enerzijds, en Noord-Amerika en het Verre Oosten anderzijds.

Oorsprong van de vrijstelling

In 1986 nam de Raad van Ministers van de Europese Unie een verordening aan waarbij het vaststellen van prijzen, de verdeling van capaciteit en andere overeenkomsten of overleg tussen lijnvaartondernemingen werden vrijgesteld van de mededingingsregels van de EU (artikelen 81 en 82). De rechtvaardiging voor Verordening nr. 4056/86 inzake de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences lag in de veronderstelling dat de prijsbepalings- en andere activiteiten van de lijnvaartconferences resulteren in stabiele vrachtprijzen, hetgeen de verladers op hun beurt betrouwbare en geregelde zeevervoerdiensten heeft gegarandeerd.

De herziening van de verordening heeft geen betrekking op Verordening nr. 823/2000 inzake de groepsvrijstelling voor consortia, die scheepvaartondernemingen het recht geeft om samen te werken op het gebied van de exploitatie (het delen van schepen, coördinatie van routes en dienstregelingen) maar niet om prijzen vast te stellen. Bij deze verordening werd een in 1995 verleende vrijstelling verlengd tot in 2005, nadat zowel de scheepvaartondernemingen als de transportgebruikers hadden geconcludeerd dat zij goed functioneert.

De lijnvaartconferenceverordening werd nooit herzien, ondanks het feit dat zij meer dan 15 jaar geleden werd aangenomen en dat het de gewoonte van de Commissie is om groepsvrijstellingsverordeningen waarbij bepaalde categorieën overeenkomsten worden vrijgesteld van het algemene verbod op mededingingsbeperkende praktijken en overeenkomsten, regelmatig te herzien. Dat komt omdat Verordening nr. 4056/86 van de Raad, in tegenstelling tot bijna alle andere dergelijke vrijstellingsverordeningen, voor een onbeperkte periode van kracht blijft. De Commissie zal de lidstaten nauw bij deze herziening betrekken aangezien alleen zij deze verordening kunnen intrekken of wijzigen.

In andere rechtsgebieden wordt het beleid herzien

Nog drie andere ontwikkelingen vormen een stimulans voor een herziening. Op de eerste plaats gaat het om de modernisering van de algemene verordening betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82. Verordening nr. 1/2003, die Verordening nr. 17/62 vervangt, zal in mei 2004 in werking treden en nu de procedurele herziening is afgerond lijkt het passend om na te gaan of de materiële regels ook gemoderniseerd en vereenvoudigd kunnen worden.

Ten tweede hebben de belangrijkste handelspartners van de Unie de voorbije jaren hun eigen vrijstellingen voor de lijnvaart eveneens herzien. Zo namen de Verenigde Staten bijvoorbeeld in 1998 de Ocean Shipping Reform Act aan, waarbij de US Shipping Act werd gewijzigd.

In een rapport van april 2002 formuleert de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling twijfels over de algemeen aangenomen stelling dat gezamenlijke prijsbepalingen onontbeerlijk zouden zijn voor betrouwbare lijnvaartdiensten en nodigt zij de OESO-landen uit de wijze van toepassing van de mededingingsregels op de sector te herzien.

Ten derde heeft de groeiende tendens naar meer containervervoer ook geleid tot een reorganisatie van de sector in de vorm van consortia of allianties omdat de scheepvaartondernemingen steeds meer de kosten van grotere schepen willen delen en hun diensten anders willen organiseren.

Driedelige aanpak

In het vandaag door de Commissie bekendgemaakte raadplegingsdocument worden de vraagstukken aangehaald die in het licht van de huidige marktomstandigheden moeten worden onderzocht. Te dien einde bevat het document een lijst van vragen over de rechtvaardiging voor de groepsvrijstelling. Voorts wordt om opmerkingen verzocht over de noodzaak om andere essentiële aspecten van de verordening te vereenvoudigen en te moderniseren.

Derhalve brengt de Commissie in dit stadium geen definitieve beleidsopties naar voren en voert zij ook geen diepgaande marktanalyse uit.

Uit de bijdragen die zij ontvangt zal de Commissie in een tweede stadium een aantal beleidsopties distilleren, in een groenboek of een witboek, en - indien dit nodig wordt geacht - vervolgens wetgevende voorstellen doen.

Opmerking

Het raadplegingsdocument kan in alle officiële EU-talen worden geraadpleegd op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/competition/general_info/consultation.html