Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nederlanders zonder huisarts

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2363924

28 maart 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over Nederlanders zonder huisarts (202038300).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mr. A.J. de Geus

Nederlanders zonder huisarts

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over Nederlanders zonder huisarts (202038300)

1.
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Zwervers in de zorg".

1.
Ja.

2.
Klopt het dat er vijfhonderdduizend Nederlanders zijn die geen huisarts meer hebben en dat dat aantal snel oploopt? Klopt het dat momenteel jaarlijks zo'n 250 zelfstandig gevestigde artsen met hun praktijk stoppen en dat in 2009 en 2010 dat aantal volgens het onderzoeksinstituut Nivel tot rond de 375 zal toenemen?

2.
Er zijn in Nederland geen exacte cijfers voorhanden over het aantal niet op naam ingeschreven patiënten. Zorgverzekeraars Nederland schat het aantal niet op naam ingeschreven (ziekenfonds-)patiënten op 0,4% voor het platteland tot 2,5% voor de steden. De knelpunten lopen over het gehele land bezien zeer uiteen, met grote verschillen tussen vergelijkbare stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Op een totaal van circa 4.800 huisartspraktijken waren er medio 2001 63 (moeilijk vervulbare) vacatures, eind 2001 was dit aantal gestegen naar 78 en begin 2002 waren er circa 100. De uitstroom van huisartsen zal in de komende tien jaar verhoudingsgewijs sterk toenemen, omdat een groot aantal huisartsen de pensioenleeftijd gaat bereiken (12,6% van de huisartsen is op 1- 1-2001 55 jaar en ouder). Volgens het NIVEL zal tussen januari 2000 en januari 2010 ongeveer 34% van de circa 7.700 huisartsen uitstromen. Het exacte aantal zelfstandig gevestigde artsen dat met hun praktijk stopt per jaarsnede is niet bekend. Op dit moment ligt de opleidingscapaciteit op 473 per jaar. In de vorige kabinetsperiode is reeds geld uitgetrokken om per 2004 670 huisartsen per jaar op te leiden.

3.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen waarin u stelt dat het u niet bekend was dat wekelijks 5 huisartsen met hun praktijk stoppen en dat als gevolg hiervan per week 10.000 patiënten zonder huisarts komen te zitten? Hoe verhoudt dit antwoord zich tot de gemelde gegevens in het krantenartikel over een half miljoen Nederlanders zonder huisarts?

3.
Ja.
De uitspraak in het krantenartikel berust niet op kwantitatieve gegevens. In dit verband verwijs ik u derhalve naar het antwoord op vraag 2.

4.
Wat zijn de gevolgen van geen huisarts hebben voor de werkdruk en de toename van patiënten op de eerste hulp? Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de tweedelijnszorg?

4.
Mij bereiken geluiden dat het aantal zelfverwijzers (dat wil zeggen patiënten zonder een verwijzing via de huisarts) op de eerste hulp toeneemt. Deze toename echter hoeft niet uitsluitend toegerekend te worden aan patiënten zonder huisarts.

2

5.
Deelt u de mening dat de huisartsenzorg toegankelijk en bereikbaar is en dat deze zaken nog steeds zijn gegarandeerd? Zo ja, waarop baseert u deze mening?

5.
Gelet op de verwachte uitstroom van huisartsen aan de ene kant en de toenemende zorgvraag aan de andere kant zijn er zorgen over de continuïteit van de huisartsenzorg omdat daarmee op verschillende plaatsen in ons land de kwaliteit en de toegankelijkheid van de huisartsenzorg in het geding is.

6.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om dit probleem aan te pakken? Bent u bereid met een actieplan te komen waarin u aangeeft welke concrete maatregelen op welke termijn genomen dienen te worden?

6.
Zoals toegezegd in het planningsoverleg van 12 maart jl. zal ik de Kamer binnenkort een brief doen toekomen inzake de versterking van de huisartsenzorg.