Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Brief aan de Tweede Kamer over de Voortgangsrapportage rampenplannen

31 maart 2003

In februari 2002 is u de toezegging gedaan om halfjaarlijks door middel van een rapportage op de hoogte gebracht te worden van de stand van zaken met betrekking tot de gemeentelijke rampenplannen. Onderhavige rapportage heeft als peildatum 1 februari 2003. Alvorens in te gaan op de resultaten van de derde rapportage zal eerst worden teruggeblikt op de voorgaande rapportages.


---

Terugblik op de voorafgaande rapportages

Rapportage per 1 februari 2002
In zijn brief d.d. 19 februari 2002 (Kamerstukken 2001-2002, 26 956, nr. 8) deed mijn ambtsvoorganger uw Kamer de eerste voortgangsrapportage betreffende de actualisatie van rampenplannen toekomen. Het betrof hier de rapportage met als peildatum 1 februari 2002. In deze rapportage speelde het begrip actueel een belangrijke rol. Elk rampenplan dat door de gemeenteraad op of na 1 februari 1998 was vastgesteld, was actueel.
Uit deze rapportage viel af te leiden dat op 1 februari 2002 87% van alle gemeenten over een actueel rampenplan beschikte dat voldeed aan de Wet rampen en zware ongevallen (WRZO).

Rapportage per 1 augustus 2002
In mijn brief van 12 september 2002 (Kamerstukken 2001-2002, 26 956, nr. 12) heb ik uw Kamer de tweede voortgangsrapportage betreffende de actualisatie van gemeentelijke rampenplannen doen toekomen.
Conclusie van de tweede rapportage was dat tien gemeenten (dit is 2% van alle gemeenten) geen actueel rampenplan en/of een rampenplan hadden dat voldeed aan de WRZO.

De twee rapportages van 2002 hadden mede als doel om te bezien of een rampenplan één keer in de vier jaar door de gemeenteraad werd vastgesteld.

De eis dat een rampenplan niet ouder mag zijn dan vier jaar is nog niet wettelijk vastgelegd. De verplichting tot het vaststellen van een rampenplan bergt in beginsel de verplichting tot actualisatie daarvan in zich. Toch lijkt het wenselijk om regelmatige actualisatie van rampenplannen te bevorderen. Daarom wordt voorgesteld om wettelijk voor te schrijven dat de plannen tenminste eens in de vier jaar opnieuw worden vastgesteld. Deze wijziging wordt geëffectueerd door middel van de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (WKR) die waarschijnlijk per 1 januari 2004 in werking zal treden.

Stand van zaken per 1 februari 2003

Format rapportage
Naar aanleiding van de vorige rapportage en de reacties hierop vanuit de provincies, heeft de Interprovinciale Commissie Openbare Orde en Veiligheid (ICOOV) een eigen format voor de rapportage ontwikkeld. Op 25 november 2002 is dit format vastgesteld door de commissarissen van de Koningin. Deze hebben mij op hun beurt verzocht dit format in de toekomst te hanteren. Onderhavige rapportage maakt gebruik van het format van het ICOOV.

Het ICOOV-format vraagt aan de colleges van Gedeputeerde Staten om per gemeente inzicht te geven op de volgende zaken:
een oordeel of het rampenplan na toetsing voldoet aan de eisen gesteld in artikel 4, lid 1, onder a t/m p, van de WRZO;
De datum waarop het college het rampenplan inclusief de eisen gesteld in artikel 4, lid 1 a t/m p WRZO heeft getoetst;
het feit of het rampenplan uitwerkingen bevat anders dan in de zin van artikel 3, lid 2, WRZO en indien dit het geval is of het College deze mede in beschouwing neemt bij de beoordeling van het rampenplan.

Door middel van deze vragen kunnen de colleges van Gedeputeerde Staten inzichtelijk maken wat de stand van zaken is met betrekking tot de voortgang betreffende rampenplannen.
Overigens zal op ambtelijk niveau het format nader worden geoptimaliseerd.

In de huidige rapportage ligt het accent niet op het actualiteitscriterium, maar op de wijze waarop inhoudelijk vorm wordt gegeven aan de rampenplannen. In de bijlage is per provincie aangegeven wat de bevindingen van de colleges van Gedeputeerde Staten op dit punt zijn. Uit deze bevindingen valt overigens op te maken dat de gemeenten die bij de rapportage van augustus 2002 geen actueel plan hadden deze achterstand hebben weggewerkt.

De colleges melden dat zo goed als alle rampenplannen voldoen aan de eisen van de WRZO, in het bijzonder aan artikel 4, eerste lid, onder a t/m p van deze wet. Ook zijn vrijwel alle rampenplannen onderworpen aan een provinciale toetsing. In die gevallen dat een rampenplan niet door de toetsing kwam is de desbetreffende gemeente hierop door de provincie aangesproken.

Format toetsingskader
Mijn ambtsvoorganger heeft het initiatief genomen tot de ontwikkeling van een landelijk uniform toetsingskader voor rampenplannen. Op zijn verzoek heeft de Interprovinciale Commissie Openbare Orde en Veiligheid (ICOOV) op grond van de al bestaande provinciale toetsingscriteria een nieuw toetsingskader ontwikkeld. De commissarissen van de Koningin hebben in hun vergadering van 25 november 2002 unaniem met dit nieuwe toetsingskader ingestemd en het met een positief advies aangeboden aan het dagelijks bestuur van het Interprovinciaal Overleg (IPO). Het IPO zal het concepttoetsingskader aan mij doorgeleiden, zodat dit kan worden vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur. Het streven is erop gericht deze AMvB gelijktijdig met het wetsvoorstel Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding (28644) in werking te laten treden. Dit is voorzien op 1 januari 2004.

De invoering van de WKR heeft een positieve invloed op diverse ontwikkelingen zo valt uit de door Gedeputeerde Staten aangeleverde informatie op te maken. Door diverse regios worden modelrampenplannen ontwikkeld meestal in samenspraak met gemeenten en provincie. Daarnaast worden de nodige rampbestrijdingsprocessen die onder een rampenplan hangen, nader uitgewerkt in verschillende modellen. Voordeel hiervan is dat (kleine) gemeenten niet steeds opnieuw het wiel hoeven uit te vinden en dat een zekere uniformiteit in procesdeelplannen ontstaat.
In het kader van de invoering van de WKR wordt verder door de regionale brandweren hard gewerkt aan het opstellen van regionale beheersplannen rampenbestrijding.

Uit de provinciale rapportages blijkt verder dat provincies en gemeenten meer aandacht hebben voor risico-inventarisaties. Deze inventarisaties vormen steeds meer de basis voor risicokaarten. Enkele provincies hebben dergelijke kaarten al ontwikkeld. Via provinciale internetsites is de informatie van deze kaarten voor de burger beschikbaar. Overige provincies zijn bezig met de ontwikkeling van een (digitale) risicokaart.

Bevindingen en aanbevelingen
Uit de huidige rapportage kan worden geconcludeerd dat de aandacht voor rampenplannen bij gemeenten, provincies en regios hoog is. Rampenplannen worden regelmatig herzien en uitgebreid.

Rampenplannen zijn bijna allemaal getoetst door de colleges van Gedeputeerde Staten en op hoofdlijnen in orde bevonden. Gemeenten weten dat er op hun rampenplannen gelet wordt. De ontwikkeling van modelrampenplannen en modeldeelplannen is positief te noemen. Aandacht zal uit moeten gaan naar de werkbaarheid van deze plannen, de bemensing en de bijbehorende zaken als opleiding en oefening. Samenwerking tussen gemeenten en in regionaal verband en poolvorming zijn hierbij sleutelwoorden.

Ik zal de colleges van Gedeputeerde Staten verzoeken al in 2003 aansluiting te zoeken bij het gezamenlijk ontwikkelde provinciale toetsingskader voor rampenplannen nog vóór de inwerkingtreding van de AMvB.

De volgende voortgangsrapportage rampenplannen zal augustus 2003 aan de Tweede Kamer worden gezonden. Als peildatum zal 1 augustus 2003 worden gehanteerd.

DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

R.H. Hessing


***
Download het originele bericht in PDF-formaat. Zie het origineel http://www.minbzk.nl/asp/get....2&ItmIdt=00015499 . © Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 5 april 2003