Gemeente Rotterdam

Nr. 60
03 april 2003

Embargo tot donderdag 3 april, 10.00 uur.

Wethouder Volksgezondheid pleit voor veranderingen in de verslavingszorg

Met laagdrempelige en intensieve hulpverlening voor extreem problematische crackverslaafden worden goede resultaten geboekt. Dat blijkt uit de effectstudie 'Het Cocaïneproject' dat in opdracht van de gemeente Rotterdam is uitgevoerd. Na deelname aan het experimentele Rotterdamse Cocaïneproject gebruiken crackverslaafden minder drugs, hebben ze hun leven beter op orde en houden ze zich minder bezig met illegale activiteiten.
Wethouder De Faria (Veiligheid en Volksgezondheid) pleit dan ook voor forse veranderingen in de Rotterdamse verslavingszorg. De uitkomsten van de effectstudie vormen daarvoor een belangrijke basis.

Op korte termijn zal aan instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Opvang de opdracht worden gegeven om de huidige zorg voor deze groep moeilijk te binden verslaafden om te vormen tot persoonsgebonden intensieve bemoeizorg in combinatie met laagdrempelige en sociale verslavingszorg. Daartoe worden de volgende maatregelen voorgesteld:
1. Omvormen van het veldwerk naar intensieve persoonsgebonden bemoeizorg;
2. Creëren van voldoende laagdrempelige, kleinschalige en 'rustgevende' eerste opvangmogelijkheden;
3. Intensieve bemoeizorg en ambulante hulpverlening moeten beter worden ingebed in de totale zorgketen;
4. Inschakelen (ex-)coke base gebruikers bij vormgeving en uitvoering veldwerk en hulpverlening.

Het 'cocaïneproject' kenmerkte zich door een laagdrempelig, vrijwillig, op gezondheidsbevordering gericht aanbod. Naast residentiële en ambulante crisisopvang kregen de deelnemers intensieve ambulante zorg aangeboden.
"De uitkomsten van het onderzoek zullen breed worden ingezet in de hulpverlening. Vooral bij de aanpak van de meest overlastgevende verslaafden (Persoonsgebonden Aanpak top 700) moeten de nieuwe inzichten een rol gaan spelen", aldus wethouder De Faria.

Belangrijkste uitkomsten van de effectstudie

De deelnemers bleken sterk gebonden te zijn aan het hulpverleningsproject. Deze sterke binding was het gevolg van zeer intensieve bemoeizorg.
Acht maanden na afloop van het project heeft de groep zich aanzienlijk verbeterd. Hun drugsgebruik is gedaald, de behoefte aan drugs is verminderd en ook de inkomensverwerving uit illegale activiteiten is afgenomen.
De behoefte aan hulp bij sociale en psychische problemen is afgenomen. De deelnemers die zelf ook positief waren over deze vorm van hulpverlening verklaren hun vooruitgang uit de toegewijde en vasthoudende ondersteuning van hun vaste hulpverleners, en de op 'rust' gestoelde onderdelen van het ambulante programma.

Het project toont aan dat gezondheidsbevordering en overlastbestrijding samen kunnen gaan in een hulpverleningsaanbod. Zo is gebleken dat met ambulante en vrijwillige hulpverlening positieve resultaten worden geboekt bij deze groep verslaafden.

Deelnemers

Aan het project namen 80 crackverslaafden deel met een gemiddelde leeftijd van 37 jaar. De deelnemers verkeerden (in vergelijking met methadongebruikers) in een slechtere conditie, waren lager opgeleid en vaker dak- en thuisloos. Hun extreme drugsgebruik had tot hoge schulden geleid en men pleegde vaker delicten. Opmerkelijk was het grote aantal vrouwelijke verslaafden dat deelnam (bijna 50%). De meeste vrouwen waren werkzaam in de tippelprostitutie. Symptomen van ernstige psychopathologie, sporen van lichamelijk geweld en seksueel misbruik werd veelvuldig aangetroffen.

'Het Cocaïneproject' werd van februari 2000 tot en met december 2001 uitgevoerd door de GGD Rotterdam, in samenwerking met Bouwman Verslavingszorg, en mede mogelijk gemaakt door Zon/MW.

noot voor de redactie/