Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCJZ/2003/3113
datum
03-04-2003
onderwerp
Vragen van de VVD fractie inzake import contingenten rundvlees
Trc2003/2321
bijlagen
Geachte voorzitter,
Bijgaand doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het kamerlid Oplaat (VVD) inzake importcontingenten rundvlees.
datum
03-04-2003
kenmerk
TRCJZ/2003/3113
bijlage
De beantwoording:
1.
Ja.
2.
Ja, per 1 juli 2002 is een gewijzigde regeling inzake import van
bevroren rundvlees van kracht (Verordening (EG) nr. 954/2002 van de
Commissie, PbEG L 147). De criteria waaraan importeurs sindsdien
moeten voldoen om voor deelname aan een tariefcontingent in aanmerking
te komen zijn aangescherpt. In de overwegingen bij de genoemde
verordening staat vermeld dat aanscherping heeft plaatsgehad om
speculatie te voorkomen.
3.
Nee. Het jaarlijkse contingent wordt verdeeld in een deelcontingent I
dat voor traditionele importeurs is gereserveerd, en een
deelcontingent II dat op verzoek aan via een erkenningsprocedure
erkende importeurs wordt toegewezen. Om te kunnen worden erkend als
nieuwkomer moeten bewijsstukken aan de Productschappen Vee, Vlees en
Eieren (PVE) worden overgelegd waaruit blijkt dat de desbetreffende
importeur in voorgaande jaren betrokken is geweest bij de invoer van
rundvlees uit of de uitvoer daarvan naar derde landen. Als
referentieperiode gelden de jaren 2000 en 2001. Indien aanvragers
hetzelfde postadres opgeven of indien er ernstige redenen bestaan om
te vermoeden dat aanvragers met elkaar verbonden zijn, dient nader
onderzoek te worden verricht. Of er sprake is van verbondenheid wordt
beoordeeld aan de hand van objectieve criteria, zoals opgenomen in
Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PbEG L 253). Het gaat
hierbij dan onder meer om verbondenheid via management, personeel,
aandeelhouders en familiebanden. Indien er geen sprake is van
verbondenheid is er geen grond om de erkenning te weigeren
respectievelijk in te trekken. Indien blijkt dat er inderdaad sprake
is van verbondenheid van aanvragers, worden alle betrokken aanvragen
afgewezen. Indien na erkenning van deze verbondenheid sprake blijkt te
zijn, wordt de erkenning ingetrokken en alsnog douanerecht in rekening
gebracht en mogelijk een boete opgelegd.
4.
De PVE hebben de communautaire regels toegepast. De PVE hebben
getoetst aan de in vraag 3 bedoelde erkenningsvoorwaarden. Bij de in
het krantenartikel genoemde bedrijven bestonden er gezien de
naamgeving en de historie ernstige redenen om te vermoeden dat
aanvragers met elkaar verbonden zouden kunnen zijn. Derhalve is het
voorgeschreven nader onderzoek verricht. Toetsend aan de objectieve
criteria van de verordening is echter niet gebleken van de daar
bedoelde verbondenheid. De bedrijven zijn derhalve erkend. Hierbij is
bepalend de situatie zoals deze bestaat ten tijde van de erkenning (en
gedurende de periode dat de erkenning van kracht is). In het
krantenartikel wordt gesproken over de situatie in de aan de erkenning
voorafgaande periode. Deze biedt echter geen grond voor het weigeren
van de erkenning. De PVE kunnen als erkennende instantie ook na het
afgeven van de erkenning onderzoeken of nog steeds aan de
erkenningsvoorwaarden wordt voldaan. Overigens heb ik van de PVE
vernomen dat reeds begin dit jaar inderdaad een onderzoek is gestart
waarvan de resultaten nog niet bekend zijn om na te gaan of de erkende
marktdeelnemers nog steeds voldoen aan de erkenningsvoorwaarden.
5.
Ja. Indien er sprake is van een onregelmatigheid bestaat de
verplichting om deze te melden aan LNV. In dit geval heeft het PVE,
bij de toetsing aan de erkenningsvoorwaarden, zoals vermeld bij vraag
3, geen onregelmatigheid aangetroffen.
6.
Ik zal - waar nodig - de PVE ondersteunen bij het in vraag 4 genoemde
onderzoek en ervoor zorgdragen dat het een en ander overeenkomstig de
communautaire regelgeving wordt afgehandeld.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---