Ministerie van Justitie
http://www.justitie.nl
MIN JUST: Minister Nawijn over uitvoering motie Varela
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Bezoekadres
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 72
www.justitie.nl
Onderdeel Directie Vreemdelingenbeleid
Datum 2 april 2003
Ons kenmerk 5219104/03/DVB
Uw kenmerk MinV&I-03-9
Onderwerp Uitvoering motie Varela (19 637, nr. 729)
Naar aanleiding van een Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Justitie op 26 maart jl. zijn bij brief van 1 april 2003, kenmerk MinV&I-03-9, nadere vragen gesteld over de uitvoering van de motie Varela (19 637, nr. 729) en het ambtsbericht Afghanistan (Just-03-228). Bij brief van 2 april jl., kenmerk 5212177/03/DVB, heb ik Uw Kamer geïnformeerd over het ambtsbericht Afghanistan.
In de eerste plaats hecht ik er aan nogmaals mijn brief van 12 maart
jl. bij uw Kamer in herinnering te brengen. In deze brief heb ik Uw
Kamer geïnformeerd over het standpunt van het kabinet ten aanzien van
de uitvoering van de motie Varela. Ik heb in deze brief aangegeven dat
het kabinet mij heeft gevraagd, vanuit een positieve grondhouding ten
aanzien van de problematiek, een voorstel te ontwikkelen op basis van
objectieve criteria. Ik heb Uw Kamer daarbij tevens gemeld dat een
definitieve beslissing over dit te ontwikkelen voorstel wordt
overgelaten aan een nieuw kabinet. Dit betekent dat in de
tussenliggende periode conform het vigerende toelatings- en
terugkeerbeleid gehandeld zal worden.
In het Algemeen overleg met Uw Kamer op 26 maart jl. heb ik in
aanvulling hierop toegezegd dat ten aanzien van personen die mogelijk
onder de reikwijdte van de motie Varela kunnen vallen geen
onomkeerbare stappen gezet zullen worden.
De motie Varela is op 20 februari 2003 door Uw Kamer aanvaard. Dat
betekent dus dat mijn toezegging in debat ziet op de asielzoekers die
op peildatum 20 februari 2003 langer dan 5 jaar in de opvang verbleven
en die op genoemde datum nog wachten op een definitieve beslissing op
hun eerste asielaanvraag.
Met mijn toezegging, dat ten aanzien van deze specifiek afgebakende
groep geen onomkeerbare beslissingen worden genomen, heb ik bedoeld
aan te geven dat geen rechterlijke beslissingen genomen mogen worden
ten aanzien van deze groep. Immers, wanneer in een individueel geval
de rechterlijke beslissing ongegrondverklaring van het beroep zou
inhouden, valt betrokkene niet meer onder het criterium 'nog niet
uitgeprocedeerd'. Deze zaken zullen, hangende de besluitvorming over
het te formuleren voorstel, niet verder behandeld worden. Overigens
geldt dat het beëindigen van opvangvoorzieningen of daadwerkelijke
uitzettingen niet aan de orde is voor asielzoekers die nog niet zijn
uitgeprocedeerd op hun eerste asielaanvraag.
Ten aanzien van de toepasselijkheid van de overgangsregeling behorende
bij het inmiddels afgeschafte driejarenbeleid wil ik het volgend
opmerken.
Kern van de overgangsregeling van het driejarenbeleid is dat reeds
ontstane rechten vóór de datum van afschaffing van het driejarenbeleid
(1 januari 2003) worden gehonoreerd. Dit betekent concreet dat indien
voor 1 januari 2003 drie jaar relevante tijd is opgebouwd en geen
sprake is van contra-indicaties alsnog een vergunning zal worden
verleend. Daarbij kan zich dus de situatie zich voordoen dat dit eerst
na 1 januari 2003 duidelijk wordt, bijvoorbeeld omdat door een
gegrondverklaring van het beroepschrift de periode in beroep alsnog
relevante tijd oplevert. Mocht een dergelijke situatie zich, ten
aanzien van iemand die mogelijk onder de motie Varela valt, voordoen
dan kan en zal op grond van de overgangsregeling alsnog een vergunning
op grond van dit beleid worden verleend. Ik verwacht dat dit voor een
deel van de genoemde groep zal gelden.
Met betrekking tot de vraag welke criteria een geval 'schrijnend'
maken wil ik volstaan met de algemene notie dat het gebruik van de
discretionaire bevoegdheid gebeurt daar waar het gaat om een samenstel
c.q. combinatie van bijzondere factoren, die in hun onderlinge
samenhang bezien, ertoe leiden dat ik in een individueel geval alsnog
toestemming verleen in het verblijf hier te lande te berusten.
Het gaat hierbij met name om de combinatie van bijzondere factoren,
zoals een zeer lang verblijfsduur in Nederland, medische factoren,
gezinsomstandigheden en overige klemmende redenen van humanitaire
aard.
Tot slot de vraag naar de belangrijkste kenmerken van de individuele
gevallen die ter heroverweging aan mij zijn voorgelegd. Op dit moment
heb ik ongeveer 3000 brieven ontvangen waarin mij verzocht wordt
gebruik te maken van mijn inherente afwijkingsbevoegdheid. Op basis
van hetgeen in de brieven is gesteld is geen eenduidig beeld te
schetsen Alle kenmerken zoals genoemd in de brief van de vaste
commissie voor Justitie zijn in alle varianten en combinaties terug te
vinden in de door mij ontvangen brieven. Slechts een analyse van alle
bijbehorende individuele dossiers kan het gevraagde inzicht
daadwerkelijk verschaffen. Alhoewel binnen de IND inmiddels
organisatorische maatregelen zijn getroffen voor de behandeling van de
ontvangen brieven zou een dergelijke analyse, die zeer
arbeidsintensief is en veel tijd vergt, niet ten goede aan het mijns
inziens noodzakelijke tempo van de beoordeling van de individuele
zaken.
In gevallen waarin een uitgeprocedeerde asielzoeker aan kan tonen dat
hij buiten zijn schuld niet kan terugkeren voorziet het huidige
beleid, dat ik bekend veronderstel, reeds in de verlening van een
verblijfsvergunning.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
03 apr 03 10:47