Nivel


Algemeen
CODE TITEL PRIJS
A127 M. Speet, P.P. Groenewegen, L. Hingstman. Bij- en nascholingsmogelijkheden op het gebied van management voor professionals in de gezondheidszorg - een inventariserend onderzoek -. 2002, 76 pag.

Management-cursussen voor zorgprofessionals
In opdracht van de VVAA heeft het NIVEL een inventariserend onderzoek uitgevoerd naar de bij- en nascholingsmogelijkheden op het gebied van management voor professionals in de gezondheidszorg. Het rapport bevat een overzicht van het nascholingsaanbod op het gebied van management voor huisartsen, medisch specialisten, fysiotherapeuten, apothekers, tandartsen en dierenartsen.


EUR 7,50
A126 D.J.M.A. Beaujean, J.B.F. Hutten en P.P. Groenewegen, De zorg van medisch specialisten: De meningen van medisch specialisten over probleemsituaties in de zorg en hun ervaringen. 2002, 39 pag.

Medisch specialisten ongerust over de kwaliteit van specialistische zorg

Een groot deel van de medisch specialisten maakt zich zorgen, omdat zij hun patiënten niet altijd de zorg kunnen bieden die zij volgens hun persoonlijke professionele normen nodig achten. In een telefonische enquête zegt tweederde van hen dat het vaak (lees: wekelijks of dagelijks) voorkomt, dat er tijdens een consult te weinig tijd is voor een patiënt. Bijna de helft zegt dat het vaak voorkomt dat een patiënt niet kan worden geopereerd op het moment dat dat volgens de specialist nodig is. Een even grote groep zegt dat het vaak zo is dat een patiënt niet kan worden opgenomen wanneer de specialist dat nodig vindt.
Dit blijkt uit een eerste inventariserende telefonische enquête naar meningen van medisch specialisten over probleemsituaties in de medisch specialistische zorg, en hun ervaringen daarmee. Deze enquête is onderdeel van een groter onderzoek naar de aard en omvang van deze problematiek, dat het Nivel verricht in opdracht van de Orde van Medisch Specialisten
Als oorzaken van de probleemsituaties noemen de specialisten het tekort aan medewerkers en bedden, het gebrek aan geld en de ziekenhuisorganisatie. Het merendeel van de specialisten geeft aan dat de probleemsituaties belangrijke consequenties hebben gehad voor de gezondheid van de patiënten, door een achteruitgang in hun toestand, door het optreden van complicaties en/of door een langere herstelperiode. Ze hebben ook gevolgen voor de arbeidstevredenheid van de specialisten zelf: degenen die er nauwelijks of nooit mee te maken hebben, zijn tevredener met hun werk dan hun collega's die er vaak of regelmatig tegenaan lopen.
Driekwart van de respondenten heeft het idee dat situaties waarin ze niet de zorg kunnen leveren die ze willen leveren, nu vaker vóórkomen dan vijf jaar geleden. In vervolgonderzoek zal de vraag aan bod komen hoe vaak dat precies is, en hoe ernstig dat is voor de betrokken patiënten.

Aan de enquête werkten 255 medisch specialisten mee.


EUR 5,00
A1.25 I.Mouthaan, M. de Neef, S.Grielen, M.Weide, J. Dekker, Procesevaluatie pilot-project perspectief. Project voor werktoeleiding en sociale activering van psychisch arbeidsongeschikte Marokkaanse mannen in de bijstand. 2002, 96 pag.
`Perspectief' was de naam van een pilot-project in de stad Utrecht, waarmee gepoogd werd een groep sociaal en maatschappelijk vastgelopen, psychisch arbeidsongeschikte Marokkaanse mannen aan werk te helpen. Het Nivel heeft dit pilot-project geëvalueerd op verzoek van de deelnemende organisaties. Het onderzoek bestond, uit interviews met relevante betrokkenen, waaronder vier cliënten van het project, en documentanalyse.
De cliënten van Perspectief kregen een kortdurende behandeling (10-15 gesprekken) bij het RIAGG aangeboden, gericht op vermindering van hun psychische klachten. Daarna zouden ze worden begeleid bij het vinden van betaald of onbetaald werk. Perspectief was een ambitieus project, met een complexe cliëntengroep, zonder eigen hulpvraag, met een negatief beeld van het RIAGG en met een sociale en culturele achtergrond en een specifieke ziektebeleving en -presentatie die niet aansluit bij het aanbod van de Nederlandse hulpverlening. Zeventien van de 28 geselecteerde cliënten zijn bij het RIAGG onder behandeling geweest. De helft van hen is op enigerlei wijze geactiveerd, bij drie van hen is de sociale actieradius toegenomen en zijn de klachten afgenomen. De onderzoekers concluderen dat de pilot te kort duurde (16 maanden) om de gestelde doelen te bereiken. Het RIAGG concludeert onder meer dat het zinvol lijkt de cliënten, meer dan aanvankelijk gedaan werd, serieus te nemen in hun somatische ziektebeleving en presentatie, door daadwerkelijk aandacht te besteden aan somatische klachten en de patiënt bijvoorbeeld te verwijzen naar fysiotherapie.
Aan Perspectief deden in eerste instantie mee: de RIAGG Stad Utrecht (RSU), de Afdeling Sociale Zaken en Werkprojecten van de Gemeentelijke dienst Maatschappelijke ontwikkelingen in Utrecht (SoZa), de GG&GD Utrecht, en het bureau Arbeidsvoorziening Midden Nederland (Arbvo, inmiddels Arbeidsintegratie geheten). In de loop van het project hebben twee laatstgenoemden samenwerkingspartners afgehaakt. Perspectief is gefinancierd door het Landelijk Instituut voor de Sociale Verzekeringen (LISV).

EUR 7,50
A1.24 D. Kooij, L. van Dijk, F. Schellevis, Nycturie: prevalentie en kwaliteit van leven. 2002, 94 pag.
Bijna de helft van de Nederlanders (46%) moet 's nachts minstens één keer het bed uit om te plassen. Een derde gaat één keer per nacht naar de WC en 13% moet twee keer of vaker. Ze hebben daar overigens weinig problemen mee. Dit blijkt uit een telefonische enquête door het Nivel onder 2.506 Nederlanders van 18 jaar en ouder. Van hen vulden 859 mensen een schriftelijke vragenlijst in over de invloed van het `s nachts moeten plassen (nycturie) op hun kwaliteit van leven. Daaruit bleek dat nycturie één van de belangrijkste oorzaken van een slechte nachtrust was. Mensen die slecht slapen, functioneren fysiek minder goed, ook hun mentale gezondheid is slechter dan die van mensen die wel goed slapen.
Uit de telefonische enquête bleek verder dat vrouwen vaker nycturie hebben dan mannen en ouderen vaker dan jongeren. Mensen met een minder goede gezondheid en mensen die geneesmiddelen gebruiken moeten vaker `s nachts plassen. Nederlanders die `s nachts moeten plassen, hebben daar niet zoveel problemen mee. Van de mensen die vier keer of vaker per nacht moeten plassen, vindt 40% het geen probleem. Van de mensen die drie keer `s nachts moeten plassen heeft 53% daar geen enkel probleem mee en van de mensen die twee keer moeten plassen is dat 72%. In vergelijking met buitenlands onderzoek is het zo dat Nederlanders iets vaker `s nachts moeten plassen, maar dat ze er minder problemen mee hebben.
Uit vervolgonderzoek onder 859 van de geënquêteerden blijkt dat mensen met nycturie slechter slapen dan mensen zonder nycturie. Deze slechte nachtrust heeft gevolgen voor de kwaliteit van leven. Het fysiek functioneren van slechte slapers vermindert en zij voelen zich mentaal minder goed dan goede slapers. Nycturie heeft weliswaar geen direct effect op fysiek functioneren en mentale gezondheid, maar wel indirect via het onderbreken van de slaap. Verder blijkt uit het onderzoek dat mensen met nycturie vaak ook andere urinewegklachten hebben en dat zij een slechtere gezondheid hebben dan de gemiddelde Nederlander. Alles duidt erop dat nycturie niet een op zichzelf staand symptoom is maar vrijwel altijd voorkomt met andere klachten. De onderzoekers doen de aanbeveling dat huisartsen aan patiënten die bij hen komen met slaapproblemen of andere urinewegklachten, standaard zouden moeten vragen of zij last hebben van nycturie. Het onderzoek is uitgevoerd uit in opdracht van de farmaceutische fabrikant Ferring B.V.

EUR 7,50
A.123 Jack.B.F. Hutten, Minimale omvang medisch specialistische praktijk: standpunt uit de beroepsgroep. 2002, 44 pag. De meeste wetenschappelijke verenigingen van specialisten hebben nog geen normen opgesteld voor de minimale omvang van een medisch specialistische praktijk. Van de 31 verenigingen hebben alleen die van de kindergeneeskundigen, nucleair geneeskundigen en gynaecologen geformuleerd hoeveel specialisten er minimaal werkzaam moeten zijn in een maatschap of afdeling (een normpraktijk). Acht andere verenigingen bereiden zich voor op de vaststelling van normen. Bij de andere is de normpraktijk nog onderwerp van discussie.
In de ziekenhuiswereld is een proces gaande van concentratie en schaalvergroting. Hoewel er nauwelijks onderzoek naar gedaan is, gaan de betrokkenen ervan uit dat fusie schaalvoordelen oplevert. Men zou doelmatiger en productiever kunnen werken en een betere kwaliteit van zorg kunnen leveren (economy of scale). Daarnaast zou schaalvergroting het mogelijk maken een breder pakket van diensten en producten te leveren, met name subspecialisaties en complexe zorg (economy of scope).Dit heeft gevolgen voor de opvattingen over het werk van de specialist. Werkte deze vroeger vaak solitair, met eventueel nog een praktijk aan huis, tegenwoordig gaat men ervan uit dat meer collegiaal contact en meer mogelijkheden voor bij- en nascholing een gunstige invloed op de kwaliteit hebben. Hierdoor zijn er meer specialisten per afdeling nodig. Ook moderne opvattingen over werktijden, en de grotere behoefte aan deeltijdwerk maken dat er per praktijk of afdeling meer specialisten werkzaam zijn.Alleen de kindergeneeskundigen (3 FTE's, full time equivalents per locatie), de gynaecologen (5 (FTE's) en de nucleair geneeskundigen (0,5 FTE's) hebben minimumaantallen voor een praktijk vastgesteld. Deze hebben een verschillende status: men noemt ze respectievelijk een `richtlijn', een `zwaarwegend advies' of een `harde eis'.Deze normen zijn gebaseerd op ervaringen en meningen van de leden van de betreffende verenigingen, zoals die grotendeels in visitaties verzameld is. De normen zijn uitvoerig in de verenigingen besproken en uiteindelijk geaccordeerd. De nucleaire geneeskunde heeft ook overleg gehad met andere organisaties, zoals de Orde van Medisch Specialisten en andere wetenschappelijke verenigingen.Deze studie is gebaseerd op bestaande literatuur en andere openbare bronnen, aangevuld met een korte vragenlijst die is verzonden aan de 31 verenigingen van medisch specialisten. De vragenlijst is door 26 verenigingen teruggestuurd.De studie is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VWS in het kader van de discussie over de structuur en organisatie van de medisch specialistische zorg in Nederland.Veel wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten zijn nogal terughoudend bij het formuleren van normpraktijken. Hiervoor zijn verschillende redenen:

* door de talrijke fusies is het aantal specialisten binnen een maatschap of afdeling vaak al "vanzelf" toegenomen, en is het aantal solitair werkenden sterk verminderd.
* Het verband tussen de omvang van de medisch-specialistische praktijk en de kwaliteit van de geleverde zorg is nog weinig wetenschappelijk onderzocht. Hierdoor ontbreken duidelijke criteria om normen vast te stellen.

* De medisch-specialistische zorg kan op verschillende niveaus vorm krijgen. Bereikbaarheid en kwaliteit van zorg kunnen worden geregeld op het niveau van de maatschap of afdeling, van het ziekenhuis, van de regio of van de beroepsgroep. Hoe hoger het niveau, des te minder belangrijk de omvang van de afzonderlijke praktijk is. Men ziet inderdaad steeds vaker dat maatschappen en afdelingen voor waarneming, diensten en subspecialisaties op regioniveau samenwerken.

* Uiteindelijk is de individuele beroepsbeoefenaar in eerste instantie verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verleende zorg.

EUR 5,00
A.122 Ph. Heiligers, H. Calsbeek, R. Friele. Ontwikkeling Implementatiemonitor ZON. 2001, 188 pag.
Zorg Onderzoek Nederland (ZON) financiert jaarlijks een groot aantal onderzoeksprojecten. Deze zijn thematisch gebundeld in onderzoeksprogramma's. Een deel van deze projecten is gericht op de implementatie (=gestructureerde en structurele invoering) van waardevolle vernieuwingen in de gezondheidszorg. ZON zou graag weten welke van deze programma's en projecten de meeste kans op succesvolle implementatie hebben. Het Nivel heeft daartoe als instrument een vragenlijst ontwikkeld op basis van ervaringen uit de praktijk en de huidige theoretische inzichten op het gebied van implementatie. Met deze implementatiemonitor kan tijdig worden gesignaleerd of ZON-programma's op implementatie gericht zijn, zodat zo nodig kan worden bijgestuurd. Het prototype van de implementatiemonitor is getest op 32 ZON- programma's, 52 ZON-projecten en op de daadwerkelijke impact van 12 afgeronde implementatieprojecten in de praktijk. De onderzoekers concluderen dat de implementatie-monitor in huidige vorm bruikbaar is, maar dat de implementatie ervan kritisch gevolgd en geëvalueerd moet worden. De theoretische onderbouwing moet bovendien nog beter worden afgestemd op de behoeften van ZON.

De implementatiemonitor kan ook gebruikt worden om afzonderlijke implementatieprojecten te screenen. Dan wordt gelet op planmatigheid van het project, betrokkenheid van uiteindelijke gebruikers en doelgroep, analyse van belemmerende en bevorderende factoren en hierbij passende interventies.

EUR 15,00
A.121 L. van Dijk, D. Coffie, Henk van den Hoogen, D. de Bakker. Interventie "Reductie benzodiazepinegebruik Ouderen": Evaluatie van de pilotstudie. 2001, 70 pag. EUR 9,-
Het is 5 FTO-groepen niet gelukt om in een interventie het voorschrijven van benzodiazepines aan ouderen met 10% te verminderen. Dit blijkt uit evaluatie van een pilot-studie met dat doel Het aantal voorschriften, de dagelijkse dosis, het aantal gebruikers en het aantal patiënten met dubbelmedicatie daalden niet. De huisartsen die aan de pilot meededen schreven overigens bij aanvang al duidelijk minder benzodiazepines voor dan de gemiddelde Nederlandse huisarts. Opdrachtgever: Nederlands Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (DGV)
Lees de uitgebreide samenvatting:
Download het hele rapport:
A120 J. D. Meloen, P.P. Groenewegen, L. Hingstman, De toekomst van het algemene ziekenhuis. Een achtergrondstudie naar de criteria voor spreiding van het ziekenhuisaanbod. 2000, 86 pag. EUR 11,- Het doel van deze literatuurstudie is om inzicht te krijgen in de complexe situatie van de algemene ziekenhuizen en de fusietendensen van de laatste decennia. Hiertoe worden de ontwikkelingen geschetst van de ziekenhuizen en het daarbij behorende beleid. Daarmee wordt het wetenschappelijk onderzoek geïnventariseerd naar processen van ziekenhuisconcentratie en schaalvergroting en de vraag opgeworpen of er eigenlijk wel bewijs bestaat voor de algemeen veronderstelde fusievoordelen.
A119 J.D. Meloen, Orgaandonatie in Nederland voor en na de wet op de orgaandonatie. 2000 104 pag. EUR 13,-
Met de in 1998 inwerking getreden Wet op de orgaandonatie (WOD) is gepro-beerd om de belangrijkste zaken die een rol spelen bij orgaan- en weefseldonatie goed te regelen. Uit een onderzoek dat het Nivel in opdracht van het Ministerie van VWS uitvoerde, blijkt dat de mogelijkheden van de WOD nog niet ten volle benut worden. Zie ook het A117 S.G.M. Adam, J.B.F. Hutten, Apotheek Service Punten in Nederland: opzet, ontwikkeling en functioneren. 1999, 55 pag. EUR 5,- A116 C.J. IJzermans, J. van der Zee, M. Oosterhek, P. Spreeuwenberg, J. Kerssens, G. Donker, E. Schadé, Gezondheidsklachten en de vliegramp Bijlmer: een inventariserend onderzoek. 1999, 179 pag. EUR 10,- A115 B.J.M. Welling, D.M.J. Delnoij, J.B.F. Hutten, A.J.J. van der Kwartel, R.L.C. Smit, Brancherapport curatieve somatische zorg 1999: ontwikkelingen, kengetallen, verdiepingsstudies. 1998, 272 pag. EUR 15,-
A114 Book of abstracts Communication in Health Care. 1998 EUR 15,- A113 A.J.J. van der Kwartel, Oogzorg in Nederland. 1997, 44 pag. EUR 5,-
A112 D.M.J. Delnoij, B.J.M. Welling, A.J.J. van der Kwartel, Vraag en aanbod in de thuiszorg. 1997, 32 pag. EUR 5,-
A111 B.J.M. Welling, G.A. Donker, D.M.J. Delnoij, De zorg voor CVA-patiënten in Nederland. 1997, 66 pag. EUR 5,- A110 B.J.M. Welling, C.H.M. Meijer, D.M.J. Delnoij, D.H. de Bakker, A.J.J. van der Kwartel, R.L.C. Smit, Brancherapport curatieve somatische zorg 1997. 1997, 230 pag. EUR 15,-
A109 D.M.J. Delnoij, R. Schuller, C.M. van Heugten, A.J.J. van der Kwartel, R.L.C. Smit, L.J.R. Vandermeulen, Brancherapport curatieve somatische zorg. 1996, 232 pag. EUR 15,-
A108 P. van der Heijden, A.K. de Leeuw, T. Ketelaars, H. van der Wilt, Literatuur-database Kwaliteit van zorg 1996. 1997, 1 diskette. EUR 20,-
A106 Werkgroep Thesaurus Gezondheidszorg; (reds) R. van den Berg, A.Riepema, Thesaurus Gezondheidszorg. Nivel, 2003.

Bestel de thesaurus
EUR 50,-
A105 NIVEL, Wegwijzer. 1997, 26 pag. gratis
A103 NIVEL, Werkplan 2001 deel 1,2000, 82 pag. NIVEL, Werkplan 2001 deel 2, beschrijving van de projecten, 2000, 158 pag. gratis A102 NIVEL, Jaarboek 2001. 2002
Het Nivel Jaarboek 2001 bevat een handzaam overzicht van alle resultaten van Nivel onderzoek uit in dat jaar. Onderwerpen die aan bod komen zijn o.a.: de arbeidsmarkt van de gezondheidszorg, de functie van `kleine' ziekenhuizen, zorgindicatie en zorgtoewijzing, kwaliteitsoordelen van zorggebruikers, communicatie tussen hulpverlener en patiënt, tijdsbesteding van verloskundigen en de zorg aan asielzoekers en illegalen.


NIVEL, Postbus 1568, 3500BN Utrecht, Tel. 030 2729700, Fax. 030 2729 729, email: nivel@nivel.nl